

Poišči informacije po področjih
De verplichting tot het betalen van levensonderhoud vloeit voort uit bloed- en aanverwantschap, de (vroegere) huwelijksband of een bepaalde afstammingsrelatie. Alimentatie is een verplichting om bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van de onderhoudsgerechtigde als er niet meer samen wordt geleefd.
De onderhoudsverplichting die tussen echtgenoten tijdens het huwelijk bestaat, werkt door na de ontbinding van het huwelijk. De rechter kan bij de echtscheidingsuitspraak of bij een latere uitspraak aan de ene ex-echtgenoot die niet voldoende inkomsten voor zijn levensonderhoud heeft en deze zich in redelijkheid niet kan verwerven, op diens verzoek ten laste van de andere ex-echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toekennen. Bij het vaststellen hiervan houdt de rechter rekening met de behoefte van de onderhoudsgerechtigde en de draagkracht (financiële middelen) van de onderhoudsplichtige. Daarnaast kunnen ook niet-financiële factoren een rol spelen, zoals de duur van het huwelijk, of de leeftijd van de alimentatiegerechtigde. De partneralimentatie bedraagt maximaal 5 jaar. Of korter, als het huwelijk of geregistreerd partnerschap minder dan 10 jaar duurde, dan verstrijkt de alimentatieplicht voor de helft van de tijd dat het huwelijk of partnerschap duurde.
Er zijn 3 uitzonderingen:
Op verzoek van de alimentatiegerechtigde kan de rechter alsnog een termijn vaststellen, indien handhaving van de wettelijke termijn, gelet op alle omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan worden gevergd. Het verzoek moet worden ingediend voordat drie maanden sinds de beëindiging van de verplichting zijn verstreken.
De ex-echtgenoten kunnen buiten de rechter om zelf afspraken maken over de partneralimentatie. Deze worden veelal neergelegd in het (echtscheidings)convenant. In de praktijk zal dit convenant bij de echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap door de rechter worden bekrachtigd. Een bekrachtiging geeft voor de alimentatiegerechtigde meer rechtszekerheid, nu de afspraken kunnen worden geëxecuteerd door een deurwaarder of - in bepaalde gevallen - door het LBIO (Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen).
Het bovenstaande geldt ook met betrekking tot alimentatie tussen ex-geregistreerde partners.
Onderhoudsplicht ouders en stiefouders
Ouders zijn verplicht naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Gedurende het huwelijk of geregistreerd partnerschap zijn ook stiefouders onderhoudsplichtig voor de minderjarige kinderen van hun echtgenoot of geregistreerde partner die tot hun gezin behoren. Ouders en stiefouders dienen ook te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie zijn ook onderhoudsplichtig voor hun (stief)kinderen van 18 tot 21 jaar. Voor kinderen vanaf 21 jaar zijn ouders alleen onderhoudsplichtig wanneer hun kinderen behoeftig zijn.
Onderhoudsplicht verwekker/levensgezel van de moeder
Er bestaat ook een verplichting van de verwekker van het kind om als ware hij ouder in het onderhoud van het door hem verwekte (niet erkende) kind te voorzien, zolang het kind alleen een juridische moeder heeft en niet tot een andere ouder in een familierechtelijke betrekking staat (kortom, zo lang er geen andere juridische vader of moeder is). Eenzelfde verplichting geldt voor de levensgezel van de moeder die heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad.
Onderhoudsplicht niet ouder met gezamenlijk gezag
Degene die als niet-ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een kind is evenals de ouder jegens dat kind onderhoudsplichtig (artikel 1:253w BW). De onderhoudsplicht loopt door tot het eenentwintigste jaar als het gezamenlijk eindigt door het meerderjarig worden van het kind.
Wanneer moet je kosten voor levensonderhoud betalen?
De verplichting van (stief)ouders jegens hun minderjarige en jongmeerderjarige (stief)kinderen (en de met een ouder vergelijkbare onderhoudsplicht) bestaat onafhankelijk van de vraag of sprake is van behoeftigheid. Bij alle andere betrekkingen bestaat slechts een recht op levensonderhoud voor degene die behoeftig is.
Met behoeftigheid wordt bedoeld de situatie dat iemand onvoldoende inkomsten heeft om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien en deze zich in redelijkheid niet zelf kan verwerven. De verplichting van (stief)ouders jegens hun minderjarige en jongmeerderjarige (stief)kinderen (tot 21 jaar) bestaat onafhankelijk van de vraag of sprake is van behoeftigheid. Ook voor kinderen tot 21 jaar staat de behoefte aan alimentatie vast.
Hoe wordt de hoogte van de alimentatie bepaald?
De wettelijke maatstaven voor de bepaling van het bedrag dat voor levensonderhoud verschuldigd is, zijn de behoefte van de onderhoudsgerechtigde en de draagkracht van de onderhoudsplichtige.
Voor kinderen beneden de 18 jaar (minderjarige kinderen) moeten de ouders de kosten van verzorging en opvoeding betalen. Het gaat hier om de kosten van levensonderhoud en de overige kosten van de opvoeding, bijvoorbeeld studie en vrije tijdsbesteding. Ouders zijn verplicht naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding. De verplichting bestaat ook als het kind zelf vermogen en/of inkomsten heeft.
Voor kinderen van 18, 19 en 20 jaar (de “jongmeerderjarigen”) komen de kosten van levensonderhoud en studie voor rekening van de ouders. Met kosten voor levensonderhoud en studie wordt hetzelfde bedoeld als met kosten van verzorging en opvoeding tijdens de minderjarigheid. De verplichting bestaat ook als het kind zelf vermogen en/of inkomsten heeft. Eventuele structurele inkomsten van het kind zelf bepalen wel de omvang van diens behoefte aan een onderhoudsbijdrage.
Voor kinderen van 21 jaar en ouder hebben de ouders alleen een onderhoudsverplichting als het kind behoeftig is en niet voor zich zelf kan zorgen. Bijvoorbeeld als het kind lichamelijk of geestelijk gehandicapt is.
Het bedrag dat de onderhoudsplichtige dient te betalen kan worden vastgesteld door partijen zelf en in een overeenkomst worden vastgelegd, of het wordt door de rechter bepaald in een rechterlijke uitspraak.
In het kader van een echtscheidingsprocedure wordt de rechter veelal ook een beslissing gevraagd over alimentatie voor de ex-echtgenoot of over kinderalimentatie.
Het verzoekschrift moet worden ingediend door de advocaat van de onderhoudsgerechtigde. Indienen zonder advocaat is niet toegestaan. Een minderjarig kind wordt in rechte vertegenwoordigd door zijn wettelijk vertegenwoordiger (veelal een ouder).
Nationale bevoegdheid
Voor wat betreft de nationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter geldt) dat in alimentatiezaken in eerste instantie de rechtbank bevoegd is. Bevoegd is de rechtbank van de woonplaats van hetzij de verzoeker (één van de verzoekers), hetzij van één van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden, dan wel bij gebreke van een woonplaats van een van hen, de rechtbank van het werkelijk verblijf van één van hen. Hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof van het rechtsgebied waartoe de betreffende rechtbank behoort.
Internationale bevoegdheid binnen de Europese Unie
Sinds 18 juni 2011geldt inzake onderhoudsverplichtingen binnen de Europese Unie de Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijk recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen. Deze verordening bevat de bepalingen over de rechtsmacht van de rechter..
De hoofdregel van de Alimentatieverordening is te vinden in artikel 3 Alimentatieverordening, waarin vier mogelijke bevoegdheidsgronden te vinden zijn:
eveneens accessoire bevoegdheid: de rechter die over een maatregel betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid moet beslissen. Partijen kunnen ook in onderlinge overeenstemming een bevoegd gerecht kiezen op basis van bepaalde aanknopingsfactoren. Voor de toepassing van de alimentatieverordening is niet vereist dat de verweerder zijn gewone verblijfplaats op het grondgebied van een lidstaat heeft. Ook is de nationaliteit van partijen niet van belang.
Omdat de bevoegdheidsregels van de verordening zich niet meer beperken tot de gevallen waarin de verweerder in de EU woont, zijn in Nederland steeds de bevoegdheidsregels van de verordening van toepassing.
Internationale bevoegdheid buiten de Europese Unie
Voor wat betreft de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter buiten de Europese Unie geldt het navolgende. Woont de verweerder buiten de Europese Unie, dan ontleent de Nederlandse rechter zijn bevoegdheid aan het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. De Nederlandse echtscheidingsrechter is dan bevoegd om een voorlopige voorzieningen in verband met de echtscheiding of een nevenvoorziening zoals alimentatie of voortgezette bewoning van de echtelijke woning te treffen. De Nederlandse rechter is ook bevoegd om over een zelfstandig verzoek om alimentatie te beslissen indien:
Een verzoek om vaststelling, wijziging of beëindiging van alimentatie dient door een advocaat te worden ingediend. De advocaat vertegenwoordigt de verzoeker op de zitting. Namen en adressen van advocaten zijn te vinden op de website "Zoek een advocaat - Nederlandse orde van advocaten".
Er is een “Vereniging van Familierechtadvocaten en Scheidingsbemiddelaars”, waarvan de leden gespecialiseerd zijn in onder andere scheiding en alimentatie. Zij zijn ook gespecialiseerd in mediation (bemiddeling) en alles wat daarbij komt kijken.
Voor een procedure bij de rechtbank dient een bijdrage te worden betaald in de kosten van de rechtspraak. Dit is het griffierecht. Daarnaast zijn er de kosten voor de advocaat en de deurwaarder.
Als de rechtzoekende de kosten voor een advocaat niet (helemaal) kan betalen, kan deze onder bepaalde voorwaarden voor gesubsidieerde rechtsbijstand in aanmerking komen. In dat geval is sprake van een “toevoeging”. De overheid betaalt een deel van de kosten; de rechtzoekende betaalt een “eigen bijdrage”. Hoe hoog die “eigen bijdrage” is, hangt af van het inkomen en vermogen van de rechtzoekende. De Raad voor Rechtsbijstand verleent de toevoeging. De advocaat moet een aanvraag om een toevoeging indienen bij de Raad voor de rechtsbijstand.
Indien een toevoeging wordt afgegeven wordt in alimentatiezaken ook het griffierecht verminderd.
Voor grensoverschrijdende geschillen, dus als de verzoeker buiten Nederland woont, geldt ook de aanspraak op gesubsidieerde rechtsbijstand. Dit is geregeld in de Europese richtlijn grensoverschrijdende rechtsbijstand. Aan de hand van het bij die richtlijn behorende modelformulier, dat in alle lidstaten identiek is, kan via de Raad voor de rechtsbijstand te Den Haag de toevoeging worden aangevraagd, met een beroep op de artikelen 23A tot en met 23K van de Wet op de rechtsbijstand.
Bij de rechter kan een verzoek tot vaststelling, wijziging of nihilstelling van kinder- en partneralimentatie wordt ingediend. Dit verzoek wordt ingediend door een advocaat.
De rechter zal bij zijn beslissing rekening houden met de behoefte en de draagkracht (financiële middelen) van partijen. Door de rechterlijke macht zijn aanbevelingen ontwikkeld die een eenvormige praktische invulling geven aan deze begrippen (het rapport Alimentatienormen, gepubliceerd op de website van de Rechtspraak). Deze aanbevelingen zijn geen wet en rechters en partijen kunnen in individuele zaken daarvan afwijken.
De volgende inkomsten en uitgaven (niet uitputtend) kunnen van belang zijn voor het oordeel van de rechter:
Wijziging alimentatie
Een overeenkomt of rechterlijke uitspaak kan bij een latere uitspraak worden gewijzigd wanneer deze door wijziging van omstandigheden niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet. Partijen kunnen ook onderling een nieuw alimentatiebedrag afspreken.
Wettelijke indexering
De Minister voor Rechtsbescherming stelt elk jaar het percentage vast waarmee een door de rechter toegekende onderhoudsbijdrage of bij overeenkomst vastgestelde bijdrage van rechtswege wordt verhoogd. Bij de berekening kijkt men naar de salarisontwikkeling bij het bedrijfsleven en de overheid en de ontwikkeling van salarissen in andere sectoren. Dit percentage wordt in de Staatscourant gepubliceerd.
Op die automatische aanpassing van alimentaties is een aantal uitzonderingen. Zowel partijen als de rechter kunnen de wettelijke indexering uitsluiten of een andere wijze van indexering vastleggen.
Alimentatie ten behoeve van een ex-echtgenoot wordt rechtstreeks aan de ex-echtgenoot betaald. De alimentatie ten behoeve van een minderjarig kind wordt rechtstreeks uitbetaald aan de ouder die het kind verzorgt. Een jongmeerderjarige ontvangt de alimentatie zelf.
Indien de alimentatieverplichting in een rechterlijke uitspraak is neergelegd en de onderhoudsplichtige nalatig is met het betalen van kinder- en/of partneralimentatie, dan kan nakoming worden afgedwongen via het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) (beslag op loon of uitkering). Ook is het mogelijk nakoming af te dwingen via de deurwaarder (ook andere beslagen mogelijk). Is er geen rechterlijke uitspraak dan moet de zaak aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe dient een advocaat te worden ingeschakeld.
In geval van beslag op uitkering of loon moet er rekening worden gehouden met de beslagvrije voet.
Voor de gevallen dat nog geen uitkering bij rechterlijke uitspraak of overeenkomst is vastgesteld geldt een vervaltermijn van vijf jaar.
Gaat het om al wel vastgestelde alimentaties, dan geldt voor vervallen, maar niet nagekomen termijnen van onderling overeengekomen alimentaties een verjaringsregeling van vijf jaar. Gaat het om bij een rechterlijke uitspraak vastgestelde alimentaties, dan geldt voor de verjaring van de tenuitvoerlegging daarvan een termijn van twintig jaar.
In geval van een achterstand in de betalingen van kinder- en/of als partneralimentatie kan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen of een deurwaarder worden ingeschakeld.
Het LBIO moet daartoe gemachtigd worden door de onderhoudsgerechtigde. Het LBIO kan zo nodig door middel van executie tot invordering overgaan. Het LBIO kan bijvoorbeeld beslag leggen op salaris, uitkering, of op(on)roerende goederen van de onderhoudsplichtige.
Het LBIO moet gemachtigd worden door de onderhoudsgerechtigde. De alimentatie moet zijn vastgelegd in een beschikking van de rechtbank. De achterstand dient op het moment waarop het LBIO wordt ingeschakeld niet ouder te zijn dan zes maanden (het LBIO kan wel een achterstand innen die ouder is dan 6 maanden als het beschikking van de rechtbank betreft die binnen die 6 maanden is afgegeven en waarin een bijdrage met terugwerkende kracht is opgelegd)
Het LBIO kan zo nodig door middel van executie tot invordering overgaan. Het LBIO kan bijvoorbeeld beslag leggen op salaris, uitkering, of via de deurwaarder op (on)roerende goederen van de onderhoudsplichtige.
Inschakeling van het LBIO is voor de onderhoudsgerechtigde kosteloos. Na ontvangst van een inningverzoek wordt eerst geprobeerd door een korte bemiddeling en/of het geven van uitleg inning met kosten te voorkomen. Dit lukt in bijna driekwart van de gevallen. Echter in het geval het LBIO de inning overneemt, dan betaalt de onderhoudsplichtige de kosten van invordering aan het LBIO. Het LBIO brengt voor de inning een opslag in rekening. Deze opslag bedraagt 15% van de maandelijks verschuldigde bedragen en de achterstallige alimentatie. Ook de eventuele kosten van executie worden op de onderhoudsplichtige verhaald.
Door het LBIO of een deurwaarder wordt geen alimentatie voorgeschoten.
Het LBIO heeft ook taken op het gebied van de internationale inning van alimentatie. Deze taken vloeien voort uit verordeningen en verdragen, waarbij Nederland partij is.
Nederland is partij bij het VN Verdrag inzake het verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud, New York 20 juni 1956 (Verdrag van New York). Dit Verdrag van New York is een rechtshulpverdrag dat tot doel heeft de verkrijging van levensonderhoud in internationale gevallen te vergemakkelijken. In de landen die zich bij het Verdrag van New York hebben aangesloten zijn één of meerdere instellingen belast met de uitvoering van het Verdrag. In Nederland is dat het LBIO.
Sedert 1 augustus 2014 geldt tussen de lidstaten van de Europese Unie (voor Denemarken gedeeltelijk) en andere verdragsstaten het Haagse Verdrag van 23 november 2007 inzake de Internationale Inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden. Het Haags Alimentatieverdrag vervangt tussen de verdragsluitende partijen het verdrag van New York voor zover het toepassingsgebied van de beide verdragen samenvalt. Tussen EU-lidstaten onderling heeft de Alimentatieverordening (verordening 4/2009) voorrang.
De activiteiten die het LBIO en de buitenlandse instellingen zelf als centrale autoriteiten verrichten zijn in principe kosteloos. De centrale autoriteit draagt de eigen kosten voor de toepassing van de Verordening en het Verdrag. De centrale autoriteit mag een verzoeker geen kosten in rekening brengen afgezien van afzonderlijke koste die voorvloeien uit een verzoek om specifieke maatregelen.
Indien u zelf in Nederland woont, kunt u contact opnemen met het LBIO:
Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO)
Postbus 8901
3009 AX Rotterdam
Voor het inschakelen van het LBIO dient het aanvraagformulier te worden ingediend. Dit formulier kan men downloaden van de site "Internationale Alimentatie".
Het LBIO int ook alimentatie op verzoek van een onderhoudsgerechtigde die in het buitenland woont bij een alimentatieplichtige die in Nederland woont. Een onderhoudsgerechtigde die zich bevindt in een andere lidstaat kan wanneer hij aanspraak wenst te maken op alimentatie van een in Nederland woonachtige onderhoudsplichtige, een beroep doen op het systeem van het verdrag. Hij dient zich dan te wenden tot de verzendende instelling in zijn eigen land, die zich vervolgens in verbinding stelt met de ontvangende instelling in Nederland (het LBIO). De ontvangende instelling neemt vervolgens de maatregelen om het onderhoud te verkrijgen.
Voor contactgegevens, zie vraag 14.2.
Ja.
Niet van toepassing.
Voor de uitwerking van de bepalingen over de effectieve toegang en de kosteloze rechtsbijstand van de alimentatieverordening (en het alimentatieverdrag) in het Nederlandse recht is het volgende van belang.
Het LBIO trad voor inwerkingtreding van de verordening en het verdrag in procedures onder het Verdrag van New York reeds op als ontvangende en verzendende autoriteit en voert als ontvangende autoriteit procedures ten behoeve van een buitenlandse verzoeker. Op grond van artikel 6 van het Verdrag van New York neemt het LBIO als ontvangende instelling, in naam van de schuldeiser alle geëigende maatregelen ter verzekering van het verhaal. Het LBIO treedt in procedures inzake internationale alimentatie in eigen naam op als procespartij. Van het LBIO wordt in verzoekschriftprocedures geen griffierecht geheven. Het LBIO breng met betrekking tot gevoerde procedures aan een buitenlandse verzoeker geen gemaakte kosten in rekening. De artikelen 14, derde lid, van het verdrag en 44, derde lid, van de verordening kunnen overeenkomstig de onder het Verdrag van New York bestaande praktijk worden toegepast. De verzoeker wordt immers in staat gesteld de zaak aanhangig te maken zonder rechtsbijstand (in de zin van procesvertegenwoordiging door een rechtsbijstandverlener) omdat de centrale autoriteit, het LBIO, zelf kosteloos de noodzakelijke diensten verricht.
Gelet op de Wet LBIO beschikt het LBIO over voldoende mogelijkheden voor uitvoering van de taken opgenomen in artikel 51 van de alimentatieverordening.
Onder andere is in deze wet de verplichting van een aantal instellingen en diensten geregeld om kosteloos informatie aan het LBIO te verstrekken ten behoeve van haar taken als centrale autoriteit.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.