NIET-TECHNISCHE PROJECTSAMENVATTING
Naam van het project
Onderwijs met knaagdieren in het kader van de opleiding van dierexperimenteel onderzoekers en studenten diergeneeskunde
NTS-identificatiecode
NTS-NL-829790 v.1, 14-09-2022
Nationale identificatiecode van de NTS
Veld wordt niet gepubliceerd.
Land
Nederland
Taal
nl
Indiening bij EU
Veld wordt niet gepubliceerd.
ja
Duur van het project, uitgedrukt in maanden.
60
Trefwoorden
Onderwijs
Training
Muizen
Ratten
Proefdierkunde
Doel(en) van het project
Hoger onderwijs
Opleiding voor het verwerven, op peil houden of verbeteren van beroepsvaardigheden
Doelstellingen en verwachte voordelen van het project
Beschrijf de doelstellingen van het project (bijvoorbeeld het aanpakken van bepaalde wetenschappelijke onduidelijkheden, of wetenschappelijke of klinische behoeften).
Binnen dit project geven wij les over het praktisch werken met laboratorium-muizen en -ratten. Deze lessen verzorgen wij voor onder andere toekomstige onderzoekers die met deze dieren gaan werken, voor studenten van de opleidingen diergeneeskunde, biologie of biomedische wetenschappen, maar bijvoorbeeld ook voor mensen die al werken met proefdieren en in bepaalde technieken bijgeschoold moeten worden. Een belangrijk leerdoel van al ons onderwijs is een verantwoord en zorgvuldig gebruik van de dieren, waarbij rekening gehouden wordt met dierenwelzijn. Omdat gedrag van dieren veel kan zeggen over hun welzijn, richten we ons in ons onderwijs ook op het bestuderen van gedrag. Ook ligt er een focus op praktische handvaardigheden. Voor toekomstig onderzoekers en studenten van de opleiding diergeneeskunde gaat het daarbij vooral om het kennis maken met laboratorium-muizen en -ratten, ervaring opdoen met het op een juiste manier benaderen en hanteren van deze dieren, en oefenen met bepaalde basishandelingen op deze dieren, zoals het geven van een injectie of het toedienen van stoffen via de bek. Voor (toekomstige) onderzoekers zijn dit soort trainingen belangrijk, omdat ze deze nodig hebben voor het behalen van hun bevoegdheid als onderzoeker. Voor dierenartsen is het kennismaken met ratten en muizen, en de hiervoor benoemde basishandelingen relevant, omdat ze deze dieren later in de praktijk ook tegen kunnen komen en er mogelijk soortgelijke handelingen op moeten uitvoeren. Om echt goed te worden in het uitvoeren van biotechnische handelingen aan dieren is meer training noodzakelijk. Deze bieden wij dan ook aan voor mensen die bekwaam willen worden in bepaalde handelingen. Het gaat dan om vergelijkbare handelingen als hierboven al beschreven. Al ons praktijkonderwijs wordt gecombineerd met voorbereidende en aanvullende theorielessen. Dat kan bijvoorbeeld door middel van hoorcolleges, het bekijken van video’s of het bijwonen van demonstraties zijn. Vervolgens kunnen veel van de behandelde technieken eerst op modellen (bijvoorbeeld namaakdieren) worden geoefend (dit is afhankelijk van de techniek en of daarvoor een geschikt model bestaat). Vervolgens kan het oefenen op levende dieren gestart worden.
Welke potentiële voordelen kan dit project opleveren? Leg uit hoe de wetenschap vooruit kan worden geholpen of mensen, dieren of het milieu uiteindelijk voordeel kunnen hebben bij het project. Maak, waar van toepassing, een onderscheid tussen voordelen op korte termijn (binnen de looptijd van het project) en voordelen op lange termijn (die mogelijk pas worden bereikt nadat het project is afgerond).
Zolang er dierproeven nodig zijn is het belangrijk dat het welzijn van de gebruikte dieren zo min mogelijk wordt aangetast (voor de dieren zelf, maar ook omdat dit de kwaliteit van onderzoeksresultaten ten goede zal komen). Het is daarom belangrijk dat mensen die met deze dieren (in ons geval muizen en ratten) werken zich bewust zijn van hun invloed op de dieren. Ook moeten zij weten hoe ze op een goede en veilige manier met de dieren omgaan en het welzijn van de dieren in de gaten kunnen houden. Ons onderwijs draagt hieraan bij. We oefenen met handelingen die in veel dierproeven toegepast worden. Zo worden toekomstig onderzoekers er in eerste instantie mee bekend, en kunnen ze de handelingen uiteindelijk ook verder oefenen om ze later goed te kunnen uitvoeren. Ook bij het opleiden van dierenartsen is oefenen van handelingen aan muizen en ratten belangrijk, omdat zij ze later in de praktijk ook uit moeten kunnen voeren, wanneer ze deze dieren bijvoorbeeld als patiënt moeten behandelen. Bij ons onderwijs over gedrag gaan we ook in op de invloed van de omgang met de dieren op het gedrag en welzijn van de dieren. Daarnaast leren studenten hoe ze op een goede manier gedragsexperimenten kunnen opzetten en verdiepen ze hun kennis over de mechanismen achter gedrag (in de hersenen bijvoorbeeld). In al ons onderwijs leggen wij een sterke nadruk op dierenwelzijn en de 3 V’s (vervanging, vermindering en verfijning). Uiteraard zetten wij zelf de principes van de 3 V’s ook in binnen ons onderwijs, zoals hieronder ook wordt beschreven. We willen daarin een voorbeeld zijn voor onze studenten, zodat ons onderwijs ook kan bijdragen aan kennis rondom de 3 V’s en het toepassen daarvan.
Voorspelde schade
In welke procedures worden de dieren gewoonlijk gebruikt (bijvoorbeeld injecties, chirurgische procedures)? Vermeld het aantal en de duur van deze procedures.
De dieren die we gebruiken in ons onderwijs zijn gezonde dieren. Studenten krijgen altijd eerst voorbereidend onderwijs, zoals genoemd. In ons onderwijs komen verschillende technieken aan bod. Eerst leren studenten hoe ze de dieren op een juiste manier benaderen en oppakken. Vervolgens oefenen ze met het (stevig) vasthouden van de dieren op een dusdanige manier dat invasieve handelingen (handelingen die het lichaam in gaan), zoals bijvoorbeeld het geven van een injectie of het toedienen van stoffen via de bek, op een veilige manier uitgevoerd kunnen worden (veilig voor zowel dier als mens). Daarna oefenen we in delen van ons onderwijs ook dit soort invasieve handelingen. We houden bij hoe vaak een dier is gebruikt tijdens een praktijkles en gebruiken dieren voor het oefenen met hanteren meestal maximaal 4 keer per les, invasieve handelingen zoals injecties worden maximaal 2 keer per dier per les geoefend. Tussen de lessen hebben de dieren meestal minimaal 16 uur rust, vaak langer. Dit hangt af van het type praktijkles en hoe veel onderwijs er wordt gegeven. Gemiddeld maken dieren 32 lessen per jaar mee (maximaal 40), waarvan gemiddeld 12 lessen (maximaal 20) met handelingen zoals injecties. In ons onderwijs over gedrag van dieren en dierenwelzijn maken we vooral veel gebruik van praktijklessen waarbij de dieren alleen geobserveerd worden. Deze worden niet tot een dierproef gerekend. De uitzondering daarop zijn praktijklessen waarbij we dieper ingaan op de achterliggende mechanismen van gedrag. Dan gaat het vaak over hoe de hersenen of bepaalde stofjes het gedrag van dieren beïnvloeden. Een voorbeeld is een les waarbij we met studenten kijken naar de invloed van bepaalde stoffen op spelgedrag bij jonge ratten. Om het spelen tijdens de lessen te stimuleren worden de ratten voor korte tijd (de nacht voor de les) alleen gehouden, zodat ze niet met kooigenootjes kunnen spelen. Tijdens de les worden ze weer samen gezet en observeren de studenten het spelgedrag. Voorafgaand aan het spelen krijgen de dieren een injectie met een bepaalde stof (bijvoorbeeld een concentratie-verhogend medicijn), of een controle vloeistof zonder medicijn. De studenten kijken vervolgens wat het verschil is in gedrag. Studenten ervaren dan hoe de gebruikte stof het gedrag van de dieren beïnvloed, en we behandelen ook wat er precies in de hersenen gebeurt. Voor deze lessen worden de dieren maximaal 3 keer in hun leven ingezet. Na afloop gaan de dieren weer bij hun kooigenootjes.
Wat zijn de verwachte gevolgen/nadelige effecten voor de dieren, bijvoorbeeld pijn, gewichtsverlies, inactiviteit/verminderde mobiliteit, stress, abnormaal gedrag, en wat is de duur van die effecten?
Het oefenen van het vasthouden van de dieren kan stressvol zijn voor de dieren wanneer de studenten nog niet zo veel ervaring hebben en nog niet zo handig zijn in het hanteren en vasthouden. Natuurlijk staan de studenten in ons onderwijs altijd onder begeleiding van ervaren docenten om ervoor te zorgen dat zich geen gevaarlijke situaties voordoen. Het oefenen van bijvoorbeeld injecties of het afnemen van bloed veroorzaakt kort pijn bij de dieren (een prik). Omdat deze pijnprikkels en stressoren maar kort duren, schatten we het ongerief van de dieren bij deze handelingen in op ‘licht’ (in het Engels: ‘mild’). We houden er in ons onderwijs rekening mee wanneer de dieren waarvoor gebruikt zijn. Zo houden we de belasting per dier goed in de gaten en kunnen we deze zo laag mogelijk houden.
Welke soorten en aantallen dieren zullen naar verwachting worden gebruikt? Wat zijn de verwachte ernstgraden en de aantallen dieren in elke ernstcategorie (per soort)?
Soort:
Totaal aantal
Geraamde aantallen naar ernstgraad
Terminaal
Licht
Matig
Ernstig
Muizen (Mus musculus)
800
0
800
0
0
Ratten (Rattus norvegicus)
548
0
548
0
0
Wat gebeurt er met de dieren die aan het einde van de procedure in leven worden gehouden?
Soort:
Geraamd aantal te hergebruiken, in het habitat-/houderijsysteem terug te plaatsen of voor adoptie vrij te geven dieren
Hergebruikt
Teruggeplaatst
Geadopteerd
Muizen (Mus musculus)
100
0
50
Ratten (Rattus norvegicus)
100
0
50
Geef de redenen voor het geplande lot van de dieren na de procedure.
De dieren die we in ons onderwijs gebruiken worden vaak ouder dan in de gemiddelde dierproef. Dit is omdat we de dieren voor meerdere praktijklessen gebruiken gedurende langere tijd. Als de dieren niet meer te gebruiken zijn voor ons onderwijs zijn er voor de verdere bestemming van de dieren verschillende opties mogelijk: 1. Wanneer de dieren nog jong zijn, maar niet meer op een verantwoorde manier in het onderwijs kunnen worden gebruikt, kunnen ze soms nog naar andere onderzoekers. Deze hoeven dan niet speciaal nieuwe dieren aan te schaffen. 2. Ook bieden we deze dieren soms aan ter adoptie. Onze dieren zijn daarvoor goed geschikt, omdat ze in ons onderwijs gezond blijven, goed gewend raken aan mensen, en heel tam kunnen worden. 3. Wanneer de dieren niet meer geschikt zijn voor onderwijs omdat ze een leeftijd hebben bereikt waarop het onderwijs te zwaar voor ze wordt, zijn ze vaak ook te oud om nog langer in ander onderzoek te worden gebruikt of om geadopteerd te worden. Het risico op ouderdomsziekten is dan te groot. Deze dieren worden gedood of gebruikt voor ander onderwijs of onderzoek waarbij ze verdoofd worden en niet meer wakker worden. Soms kunnen andere onderzoekers de weefsels van deze dieren nog gebruiken. Zij hoeven dan niet speciaal nieuwe dieren aan te schaffen voor hun studie.
Toepassing van de drie V’s
1. Vervanging
Beschrijf welke diervrije alternatieven op dit gebied voorhanden zijn en waarom zij niet voor het project kunnen worden gebruikt.
We gebruiken in ons onderwijs zoveel mogelijk dierproefvrije modellen. We gebruiken bijvoorbeeld knuffels om het oppakken en vasthouden van de dieren op te oefenen, hebben modellen waarop studenten injecties kunnen oefenen, en laten studenten oefenen met hechten op een oude fietsband. Om echt bekwaam te worden in de handelingen is het uiteindelijk wel nog nodig om op echte dieren te oefenen.
2. Vermindering
Leg uit hoe de aantallen dieren voor dit project zijn bepaald. Beschrijf de stappen die zijn genomen om het aantal te gebruiken dieren te verminderen en de beginselen die zijn gebruikt bij het opzetten van de studies. Beschrijf, waar van toepassing, de praktijken die gedurende het hele project zullen worden toegepast om het aantal dieren die in overeenstemming met de wetenschappelijke doelstellingen werden gebruikt, tot een minimum te beperken. Deze praktijken kunnen bijvoorbeeld bestaan uit proefprojecten, computermodellen, het delen van weefsel en hergebruik.
We proberen de aantallen dieren die we gebruiken in ons onderwijs zoveel mogelijk te beperken. De aantallen die we voor ons onderwijs aanvragen zijn gebaseerd op het aantal praktijklessen dat we zullen gaan geven, en de aantallen studenten die daaraan deelnemen. We hebben net genoeg dieren om het oefenen van oppakken en vasthouden tot maximaal 4 keer per dier per praktijkles te beperken. Meer invasieve handelingen zoals stoffen toedienen via de bek of injecties oefenen we maximaal 2 keer per dier per les. Wanneer we minder dieren zouden gebruiken, zouden de dieren per les veel vaker gebruikt moeten worden en dat zou leiden tot een te hoge belasting per dier.
3. Verfijning
Geef voorbeelden van de specifieke maatregelen (bv. verscherpte monitoring, postoperatieve behandeling, pijnbestrijding, training van dieren) die in verband met de procedures moeten worden genomen om de welzijnskosten (schade) voor de dieren tot een minimum te beperken. Beschrijf de mechanismen om gedurende de looptijd van het project nieuwe verfijningstechnieken in gebruik te nemen.
Doordat we de studenten goed voorbereiden op het praktijkonderwijs door eerst de theorie van de handelingen te behandelen, zullen ze voorafgaand aan het oefenen met levende dieren al bekender zijn met de handelingen. Daarnaast oefenen we zoals genoemd de handelingen waar mogelijk eerst op modellen. Ook dat maakt dat de student al een beetje bekend is met de handelingen, waardoor deze op de levende dieren al beter uitgevoerd worden dan wanneer er geen voorbereiding had plaatsgevonden. Het onderwijs wordt daarnaast op kleine schaal uitgevoerd, één docent houdt tijdens een praktijkles het overzicht over kleine groepjes studenten (meestal 4-5 personen). Daardoor kunnen de studenten goed in de gaten worden gehouden tijdens het hanteren van de dieren. Handelingen zoals injecties worden onder 1-op-1-begeleiding uitgevoerd, waardoor het welzijn van de dieren tijdens het uitvoeren van de procedure voortdurend in de gaten gehouden kan worden, en er tijdig kan worden ingegrepen als er iets mis (dreigt) te gaan. We houden bij hoe vaak een dier is gebruikt tijdens een praktijkles, en gebruiken dieren voor hanteren en vasthouden maximaal 4 keer per les. Invasieve handelingen zoals injecties worden maar maximaal twee keer per dier per les geoefend. Tussen de verschillende lessen geven we de dieren voldoende rust. Zo beperken we de negatieve invloed van de handelingen op het welzijn van de dieren zo veel mogelijk. Voordat de dieren worden ingezet in ons onderwijs laten we de dieren ook zo goed mogelijk wennen aan mensen en aan de handelingen die op de dieren geoefend zullen worden. Soms trainen we de dieren om bepaalde handelingen rustig en vrijwillig te ondergaan. Dit doen we door ze te belonen. Ook tijdens de lessen werken we veel met beloningen voor de dieren, zodat ze ook positieve ervaringen hebben tijdens de praktijklessen. We zijn altijd bezig met verfijning en willen daarmee ook via ons onderwijs bijdragen aan het verfijnen van dierproeven die onze studenten later zelf gaan uitvoeren (doordat ze al in ons onderwijs over de nieuwste verfijningen hebben geleerd).
Licht de keuze van de soorten en de bijbehorende levensstadia toe
Muizen en ratten zijn de meest gebruikte diersoorten als het gaat om proefdieronderzoek, en veel van onze studenten gaan met deze dieren werken. Omdat veel van de handelingen die we studenten leren het beste op volwassen dieren geoefend kunnen worden, gebruiken we vooral volwassen dieren. Alleen bij praktijklessen waarbij we gaan kijken naar sociaal spelgedrag bij jonge ratten gebruiken we jongere dieren – deze zijn bij binnenkomst ongeveer 3 weken oud en ongeveer 4 weken oud wanneer de lessen beginnen. Dit is omdat dat de leeftijd is waarop dit gedrag bij deze dieren het meeste voorkomt.
Voor een beoordeling achteraf geselecteerd project
Project geselecteerd voor BA?
nee
Termijn voor BA
Reden voor de beoordeling achteraf
Bevat ernstige procedures
Maakt gebruik van niet-menselijke primaten
Andere reden
Toelichting van de andere reden voor de beoordeling achteraf
Aanvullende velden
Nationaal veld 1
Veld wordt niet gepubliceerd.
Nationaal veld 2
Veld wordt niet gepubliceerd.
Nationaal veld 3
Veld wordt niet gepubliceerd.
Nationaal veld 4
Veld wordt niet gepubliceerd.
Nationaal veld 5
Veld wordt niet gepubliceerd.
Startdatum project
Veld wordt niet gepubliceerd.
Einddatum project
Veld wordt niet gepubliceerd.
Goedkeuringsdatum project
Veld wordt niet gepubliceerd.
ICD-code 1
Veld wordt niet gepubliceerd.
ICD-code 2
Veld wordt niet gepubliceerd.
ICD-code 3
Veld wordt niet gepubliceerd.
Link naar de eerdere versie van de NTS buiten het EC-systeem