Wanneer een gehuwd paar besluit definitief uiteen te gaan, wordt meestal door een van beiden of door beiden tezamen een echtscheidingsprocedure ingeleid.
Echtscheiding wordt in de meeste landen uitgesproken door de rechter; de uitspraak heeft de ontbinding van het huwelijk tot gevolg.
Als er kinderen zijn, houdt de echtscheiding tevens in dat de relatie van elk van beide echtgenoten tot de kinderen anders wordt geregeld.
Voorts worden de goederen die de echtgenoten gemeenschappelijk bezitten verdeeld, en wordt indien nodig een van hen veroordeeld tot betaling van een alimentatie aan de andere, eventueel ook voor het onderhoud van de kinderen.
In de Europese Unie bestaan regels op grond waarvan bepaald kan worden bij welke rechtbank echtscheiding wordt aangevraagd. Dit is bijzonder nuttig in het geval dat de betrokkenen een verschillende nationaliteit hebben, of tijdens het huwelijk in verschillende lidstaten hebben gewoond.
Dankzij deze regels ook kan men een echtscheiding die in een land van de Europese Unie is uitgesproken gemakkelijker laten erkennen in een andere lidstaat en er aldaar rechtsgevolgen aan laten verbinden.
Klik op een van de vlaggen voor landspecifieke informatie.
Deze pagina wordt beheerd door de Europese Commissie. De informatie op deze pagina geeft niet noodzakelijk het officiële standpunt van de Europese Commissie weer. De Commissie aanvaardt geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens waarnaar in dit document wordt verwezen. Gelieve de juridische mededeling te raadplegen voor de auteursrechtelijke regeling voor Europese pagina's.
Het Belgisch recht kent twee vormen van echtscheiding: de echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk en de echtscheiding door onderlinge toestemming.
Een echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk kan op twee manieren worden verkregen:
Een echtscheiding door onderlinge toestemming kan enkel worden verkregen als de echtgenoten samen een alomvattende voorafgaande overeenkomst over alle gevolgen van de echtscheiding voorleggen en tot de uitspraak van de echtscheiding de volgehouden wil hebben om door onderlinge toestemming uit de echt te scheiden. De alomvattende voorafgaande overeenkomst bestaat uit een regelingsakte waarin de echtgenoten een overeenkomst moeten sluiten betreffende hun wederzijdse vermogensrechtelijke aangelegenheden (artikel 1287 van het Gerechtelijk Wetboek; hierna het "Ger.W." genoemd) en een familierechtelijke overeenkomst die een regeling bevat betreffende de verblijfplaats van de echtgenoten tijdens de procedure, het ouderlijk gezag en het beheer van de goederen van de gemeenschappelijke kinderen en het recht op contact tijdens en na de echtscheiding, de onderhoudsbijdrage voor de gemeenschappelijke kinderen en de eventuele onderhoudsuitkering tussen de echtgenoten tijdens en na de echtscheiding (artikel 1288 Ger.W.).
Het Belgisch recht kent twee vormen van echtscheiding: de echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk (artikel 229 BW) en de echtscheiding door onderlinge toestemming (artikel 230 BW).
Door de echtscheiding wordt de huwelijksband voor de toekomst verbroken. De gewezen echtgenoten zijn niet langer elkaars wettelijke erfgenamen. De gewezen echtgenoten kunnen hertrouwen. In België heeft het huwelijk geen invloed op de familienaam van de echtgenoten. Er is echter wel een gebruiksrecht van de familienaam van de echtgenoot. Na de echtscheiding mag er in het dagelijks leven en het beroepsleven niet langer gebruik worden gemaakt van de naam van een ex-echtgenoot, met uitzondering van een handelsnaam in bijzondere omstandigheden.
Het gemeenschappelijk vermogen wordt ontbonden. In het kader van de echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk verliezen de echtgenoten alle voordelen die ze elkaar bij huwelijkscontract en sinds het aangaan van het huwelijk hebben toegekend, alsook de voordelen van de contractuele erfstellingen, behoudens overeenkomst in tegenovergestelde zin. Bij echtscheiding door onderlinge toestemming regelen de echtgenoten vooraf hun wederzijdse rechten in de alomvattende voorafgaande overeenkomst (zie vraag 1).
De ontbinding van het huwelijk door echtscheiding heeft geen invloed op de rechten van de kinderen uit dat huwelijk (artikel 304 BW). Na de ontbinding van het huwelijk door echtscheiding wordt het gezag over de persoon van het kind en het beheer van zijn goederen ofwel door beide ouders gezamenlijk uitgeoefend ofwel door degene aan wie ze zijn toevertrouwd, hetzij bij gehomologeerde overeenkomst tussen de echtgenoten, hetzij bij beschikking van de voorzitter rechtsprekend in kort geding (artikel 302 BW). De echtgenoten moeten naar evenredigheid van hun middelen zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, het toezicht, de opvoeding en de opleiding van hun kinderen totdat deze meerderjarig zijn of hun opleiding hebben voltooid (artikel 203 BW) en in verhouding tot hun aandeel bijdragen in de gewone en buitengewone kosten die voortvloeien uit deze verplichtingen (artikel 203 bis BW). Deze bijdrage vindt na een echtscheiding meestal plaats in de vorm van een onderhoudsbijdrage, vastgesteld hetzij bij vonnis, hetzij bij overeenkomst.
Echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk: echtgenoten kunnen eventuele aanspraken op een onderhoudsuitkering na echtscheiding, het bedrag ervan en de eventuele herzieningsmogelijkheden bij overeenkomst vastleggen. Bij gebrek aan overeenkomst kan de rechtbank op verzoek van de behoeftige echtgenoot een onderhoudsuitkering toekennen ten laste van de andere echtgenoot. De rechtbank kan het verzoek afwijzen indien de verweerder bewijst dat de verzoeker een zware fout heeft begaan die de voortzetting van de samenleving onmogelijk heeft gemaakt. In geen geval kan een onderhoudsuitkering worden toegekend aan de echtgenoot die schuldig wordt bevonden aan feiten van fysiek geweld gepleegd tegen de andere echtgenoot. Indien de verweerder aantoont dat de staat van behoefte van de verzoeker te wijten is aan zijn eigen beslissing die niet was ingegeven door de noden van de familie, kan de rechtbank hem ontheffen van het betalen van een onderhoudsuitkering of het bedrag ervan verminderen (artikel 301, §§ 1, 2 en 5, BW). Het bedrag van de uitkering moet ten minste de staat van behoefte van de uitkeringsgerechtigde dekken en mag niet hoger liggen dan een derde van het inkomen van de uitkeringsplichtige. De duur van de uitkering mag niet langer zijn dan die van het huwelijk. In buitengewone omstandigheden kan de termijn worden verlengd (artikel 301, §§ 3, 4, 6, 8 en 9, BW).
Echtscheiding door onderlinge toestemming: de echtgenoten regelen vooraf hun wederzijdse rechten in de alomvattende voorafgaande overeenkomst (zie vraag 1). Zij kunnen een overeenkomst sluiten over het bedrag van een eventuele onderhoudsuitkering, tijdens en na de echtscheiding en over de indexering en de herziening van het bedrag (artikel 1288, eerste lid, 4°, Ger.W.).
In alle gevallen kan de onderhoudsuitkering door de rechtbank worden verhoogd, verminderd of afgeschaft indien ten gevolge van nieuwe omstandigheden onafhankelijk van de wil van de partijen het bedrag niet meer passend is. Enkel bij echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk kan de rechtbank de uitkering ook aanpassen als de echtscheiding aanleiding geeft tot wijziging van de financiële toestand van de echtgenoten.
De "scheiding van tafel en bed" heeft niet de ontbinding van het huwelijk tot gevolg, maar zwakt de wederzijdse rechten en plichten van de echtgenoten af: de plicht tot samenwoning vervalt en de goederen worden gescheiden.
De gronden voor een "scheiding van tafel en bed" zijn dezelfde als die voor een echtscheiding.
De "scheiding van tafel en bed" heeft niet de ontbinding van het huwelijk tot gevolg, maar zwakt de wederzijdse rechten en plichten van de echtgenoten af. Ten aanzien van de persoon van de echtgenoten heft de "scheiding van tafel en bed" alleen de samenwoningsplicht en de bijstandsplicht op. De getrouwheids- en hulpplicht blijven bestaan (artikel 308 BW). Wat de goederen betreft, heeft de "scheiding van tafel en bed" altijd de scheiding van goederen tot gevolg (artikel 311 BW). Ten aanzien van de kinderen zijn de gevolgen van de "scheiding van tafel en bed" dezelfde als bij echtscheiding. De echtgenoten kunnen geen onderhoudsuitkering na scheiding krijgen, maar kunnen wel toepassing vragen van de hulpplicht (artikel 213 BW).
De gevolgen van de "scheiding van tafel en bed" door onderlinge toestemming zijn dezelfde als die van de echtscheiding door onderlinge toestemming en worden geregeld door voorafgaande overeenkomsten, op voorwaarde dat de huwelijksband niet wordt verbroken. Ook de getrouwheids- en hulpplicht blijven bestaan.
De "nietigverklaring van het huwelijk" is de repressieve burgerlijke sanctie wanneer het huwelijk werd gesloten met schending van de wettelijke bepalingen, ondanks de preventieve controle van de ambtenaar van de burgerlijke stand.
De absolute nietigheidsgronden voor het huwelijk zijn:
De relatieve nietigheidsgrond voor het huwelijk is dwaling in de persoon als gebrek in de toestemming van één of beide echtgenoten (de artikelen 180 en 181 BW).
De nietigverklaring van het huwelijk heeft tot gevolg dat het huwelijk zowel voor het verleden als voor de toekomst wordt uitgewist. De nietigheid heeft terugwerkende kracht tot de dag van de huwelijkssluiting. De gevolgen van het huwelijk worden met terugwerkende kracht vernietigd. Het huwelijk wordt geacht nooit te hebben bestaan.
Indien de echtgenoten te goeder trouw zijn, met name in de overtuiging zijn dat zij een geldig huwelijk sloten, kan de rechtbank beslissen dat het huwelijk enkel voor de toekomst wordt nietig verklaard, terwijl de gevolgen voor het verleden blijven bestaan. Indien slechts één echtgenoot te goeder trouw is, heeft het huwelijk alleen gevolgen ten voordele van die echtgenoot.
Ten aanzien van de kinderen behoudt het huwelijk de gevolgen ten voordele van de kinderen, ook al is geen van beide echtgenoten te goeder trouw geweest. Het kind dat geboren is tijdens het huwelijk of binnen 300 dagen na de nietigverklaring van het huwelijk, houdt de echtgenoot tot vader.
De nietigverklaring van het huwelijk heeft tot gevolg dat het huwelijk zowel voor het verleden als voor de toekomst wordt uitgewist. De nietigheid heeft terugwerkende kracht tot de dag van de huwelijkssluiting. De gevolgen van het huwelijk worden met terugwerkende kracht vernietigd. Het huwelijk wordt geacht nooit te hebben bestaan.
Indien de echtgenoten te goeder trouw zijn, met name in de overtuiging zijn dat zij een geldig huwelijk sloten, kan de rechtbank beslissen dat het huwelijk enkel voor de toekomst wordt nietig verklaard, terwijl de gevolgen voor het verleden blijven bestaan. Indien slechts één echtgenoot te goeder trouw is, heeft het huwelijk alleen gevolgen ten voordele van die echtgenoot.
Ten aanzien van de kinderen behoudt het huwelijk de gevolgen ten voordele van de kinderen, ook al is geen van beide echtgenoten te goeder trouw geweest. Het kind dat geboren is tijdens het huwelijk of binnen 300 dagen na de nietigverklaring van het huwelijk, houdt de echtgenoot tot vader.
Echtscheiding/scheiding van tafel en bed op grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk of een vordering tot omzetting van de scheiding van tafel en bed in een echtscheiding: rechtbank van eerste aanleg van de plaats van de laatste echtelijke verblijfplaats of van de woonplaats van de verweerder (artikel 628, eerste lid, 1°, Ger.W.).
Echtscheiding door onderlinge toestemming: rechtbank van eerste aanleg, naar keuze van de echtgenoten (artikel 1288 bis, tweede lid, Ger.W.).
Nietigverklaring van het huwelijk: rechtbank van eerste aanleg van de woonplaats van de verweerder (artikel 624 Ger.W.).
Echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk: 1° vordering op grond van artikel 229, § 1, BW via een dagvaardingsexploot; 2° gezamenlijke vordering op grond van artikel 229, § 2, BW via een verzoekschrift conform artikel 1026 e.v. Ger.W. ondertekend door iedere echtgenoot of ten minste door een advocaat of notaris (artikel 1254, § 1, Ger.W.); 3° eenzijdige vordering op grond van artikel 229, § 3, BW via een verzoekschrift op tegenspraak conform de artikelen 1034 bis tot en met 1034 sexies Ger.W. In alle gevallen bevat de gedinginleidende akte verplicht, naast de vereiste gebruikelijke vermeldingen, een opgave van de identiteit van de kinderen en een gedetailleerde beschrijving van de feiten (artikel 1254, § 1, Ger.W.). Tevens worden neergelegd: een uittreksel uit de huwelijksakte, een uittreksel uit de geboorteakten van de kinderen en een bewijs van identiteit en nationaliteit van elk van de echtgenoten tenzij zij zijn opgenomen in het rijksregister of het vreemdelingenregister (artikel 1254, § 2, Ger.W.).
Echtscheiding door onderlinge toestemming: via een verzoekschrift (artikel 1288 bis Ger.W.). Naast de documenten die in het kader van een echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk worden gevraagd, moeten ook de voorafgaande overeenkomsten en desgevallend de boedelbeschrijving worden bijgevoegd.
De gemeenrechtelijke regels zijn van toepassing. Zie het informatiedossier "rechtsbijstand" (link).
Tegen een vonnis waarbij de echtscheiding/scheiding van tafel en bed op grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk of de nietigverklaring van het huwelijk is uitgesproken of is geweigerd, kan er verzet of hoger beroep worden aangetekend binnen een maand na de betekening van het vonnis dat bij verstek respectievelijk op tegenspraak werd gewezen (artikel 1048, eerste lid, en artikel 1051, eerste lid, Ger.W.).
Hoger beroep tegen het vonnis waarbij de echtscheiding is uitgesproken is slechts ontvankelijk indien het is gebaseerd op het niet naleven van de wettelijke voorwaarden voor het uitspreken van de echtscheiding of op de verzoening tussen de echtgenoten. Het kan door het openbaar ministerie worden aangetekend binnen een maand na de uitspraak. In dat geval wordt het aan beide partijen betekend. Het kan eveneens worden aangetekend door één of beide echtgenoten, afzonderlijk of gezamenlijk, binnen een maand na de uitspraak. In dat geval wordt het aan de procureur des Konings betekend, alsook, indien het door slechts één echtgenoot wordt aangetekend, aan de andere echtgenoot. Hoger beroep aangetekend op grond van verzoening moet in alle gevallen door beide echtgenoten gezamenlijk worden aangetekend binnen een maand na de uitspraak. Het wordt betekend aan de procureur des Konings (artikel 1299 Ger.W.). Hoger beroep tegen een vonnis waarbij de echtscheiding/scheiding van tafel en bed door onderlinge toestemming is geweigerd, is slechts ontvankelijk indien het wordt aangetekend door beide partijen, afzonderlijk of gezamenlijk, binnen een maand na de uitspraak (artikel 1300 Ger.W.).
Sinds 1 maart 2005 geldt Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (hierna de "verordening Brussel II bis" genoemd). Deze verordening is van toepassing binnen de Europese Unie, met uitzondering van Denemarken. De in een lidstaat gegeven beslissing wordt in de andere lidstaten erkend zonder dat er daartoe enigerlei procedure is vereist (artikel 21, lid 1, van de verordening Brussel II bis). Er is geen procedure vereist om de akten van de burgerlijke stand van een lidstaat aan te passen overeenkomstig een in een andere lidstaat gegeven echtscheidingsbeslissing, voor zover er tegen deze beslissing volgens de wetgeving van die lidstaat geen rechtsmiddel meer openstaat (artikel 21, lid 2, van de verordening Brussel II bis). Een beslissing ter zake van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk wordt niet erkend indien de erkenning kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde, indien het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk niet tijdig en op zodanige wijze als met het oog op de verdediging noodzakelijk was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, is betekend of medegedeeld of indien de beslissing onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing (artikel 22 van de verordening Brussel II bis). Bij het onderzoek mag de bevoegdheid van het gerecht van de lidstaat van herkomst niet worden getoetst (artikel 24 van de verordening Brussel II bis) en mag in geen geval de juistheid van de beslissing worden onderzocht (artikel 26 van de verordening Brussel II bis). Bovendien mag de erkenning niet worden geweigerd op grond van het feit dat volgens de Belgische wetgeving de echtscheiding op dezelfde gronden niet mogelijk zou zijn (artikel 25 van de verordening Brussel II bis). De voor de erkenning van een buitenlandse rechterlijke beslissing over te leggen stukken zijn vermeld in artikel 37 van de verordening Brussel II bis.
Wanneer Verordening (EG) nr. 2201/2003 niet van toepassing is, zijn de bepalingen van het Wetboek van internationaal privaatrecht (hierna het "WbIPR" genoemd) van toepassing op beslissingen gegeven na 1 oktober 2004 (artikel 126, § 2, WbIPR). Overeenkomstig artikel 22 WbIPR vindt de erkenning van rechtswege plaats, zonder gerechtelijke procedure. Een buitenlandse rechterlijke beslissing wordt niet erkend indien ze kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde, er sprake is van een schending van de rechten van verdediging, er sprake is van wetsontduiking, indien de beslissing nog vatbaar is voor hoger beroep, indien de beslissing onverenigbaar is met een Belgische beslissing of met een eerder in het buitenland gewezen beslissing die in België kan worden erkend, indien de vordering in het buitenland werd ingesteld na het instellen in België van een vordering die nog steeds aanhangig is tussen dezelfde partijen en met hetzelfde onderwerp, indien de Belgische rechters exclusief bevoegd waren om kennis te nemen van de vordering, indien de bevoegdheid van de buitenlandse rechter uitsluitend gegrond was op de aanwezigheid van de verweerder of van goederen zonder rechtstreeks verband met het geschil in de staat waartoe die rechter behoort of indien er strijdigheid is met een aantal limitatief in het wetboek opgenomen weigeringsgronden (op het gebied van het personen- en familierecht gaat het enkel om naam, adoptie en verstoting) (artikel 25, § 1, WbIPR). Bij het onderzoek mag de buitenlandse beslissing niet ten gronde worden herzien (artikel 25, § 2, WbIPR). De voor de erkenning van een buitenlandse rechterlijke beslissing over te leggen stukken zijn vermeld in artikel 24 WbIPR.
Zowel Verordening (EG) nr. 2201/2003 als het Wetboek van internationaal privaatrecht heeft als basisprincipe de erkenning van rechtswege, zonder enige vorm van procedure. Indien de erkenning echter plaatsvindt op grond van de verordening Brussel II bis kan elke belanghebbende volgens de procedures van afdeling 2 een verzoek om een beslissing houdende erkenning of niet-erkenning van de beslissing indienen (artikel 21, lid 3, van de verordening Brussel II bis). Indien de verordening Brussel II bis niet van toepassing is, kan elke persoon die een belang heeft alsook het openbaar ministerie overeenkomstig de procedure van artikel 23 WbIPR doen vaststellen dat de rechterlijke beslissing al dan niet, geheel of gedeeltelijk, moet worden erkend (artikel 22, § 2, WbIPR).
Artikel 55, § 1, WbIPR bevat de verwijzingsregel voor echtscheidingen/scheidingen van tafel en bed met een internationaal aspect. De echtscheiding en de scheiding van tafel en bed worden beheerst:
1° door het recht van de staat op het grondgebied waarvan beide echtgenoten bij de instelling van de vordering hun gewone verblijfplaats hebben;
2° bij gebreke van gewone verblijfplaats op het grondgebied van eenzelfde staat, door het recht van de staat op het grondgebied waarvan de laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van de echtgenoten zich bevond wanneer één van hen zijn gewone verblijfplaats heeft op het grondgebied van die staat bij de instelling van de vordering;
3° bij gebreke van een gewone verblijfplaats van één van de echtgenoten op het grondgebied van de staat waar zich de laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats bevond, door het recht van de staat waarvan ieder van de echtgenoten de nationaliteit heeft bij de instelling van de vordering;
4° in de andere gevallen, door het Belgisch recht.
Het begrip "gewone verblijfplaats" wordt nader omschreven in artikel 4, § 2, WbIPR. Onder "gemeenschappelijke gewone verblijfplaats" wordt niet noodzakelijk verstaan een verblijfplaats op hetzelfde adres of in dezelfde gemeente, maar wel een verblijfplaats in eenzelfde land. De toepassing van het door artikel 55, § 1, WbIPR aangewezen recht wordt uitgesloten voor zover dat recht het begrip echtscheiding niet kent. In dat geval wordt het recht toegepast dat is aangewezen op grond van het criterium dat op subsidiaire wijze in § 1 is vastgesteld (artikel 55, § 3, WbIPR).
Echtgenoten hebben tevens de beperkte mogelijkheid om zelf het toepasselijk recht te kiezen: het recht van de staat waarvan beiden bij de instelling van de vordering de nationaliteit hebben of het Belgisch recht (artikel 55, § 2, WbIPR). De keuze kan worden uitgedrukt ten laatste bij de eerste verschijning voor het rechtscollege waarbij de vordering tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed aanhangig is gemaakt.
Onder het overeenkomstig artikel 55 WbIPR aangewezen toepasselijk recht vallen de regels betreffende de toelaatbaarheid van de scheiding van tafel en bed; de gronden van en de voorwaarden voor de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed of, in het geval van een gezamenlijke vordering, de voorwaarden voor de toestemming, waaronder de wijze van uitdrukking ervan; de verplichting voor de echtgenoten om een overeenkomst te sluiten over de maatregelen betreffende de persoon, het onderhoud en de goederen van echtgenoten en van de kinderen waarvoor zij verantwoordelijkheid hebben en de regels omtrent de ontbinding van de huwelijksband of, in het geval van scheiding, de afzwakking van die band (artikel 56 WbIPR).
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De Bulgaarse wet erkent de volgende manieren om een huwelijk door echtscheiding te beëindigen:
In het geval van echtscheiding met wederzijdse instemming moeten beide echtgenoten een gezamenlijk verzoek indienen bij de districtsrechtbank (Rayonen sad), waarbij zij de in artikel 50 van het familiewetboek bedoelde overeenkomst overleggen. In deze overeenkomst moeten de echtgenoten kwesties betreffende de woonplaats van de kinderen, de uitoefening van de ouderlijke macht, de omgang met en de onderhoudsplicht jegens de kinderen, de boedelscheiding, het gebruik van de echtelijke woning, de onderhoudsverplichtingen jegens elkaar en het gebruik van de achternaam regelen. De regeling moet door de rechter worden goedgekeurd nadat deze heeft geverifieerd of de belangen van de kinderen veiliggesteld zijn. Als de rechter bepaalt dat de overeenkomst gebreken vertoont of de belangen van de kinderen niet voldoende veiliggesteld zijn, zal de rechter de gelegenheid geven deze gebreken te verhelpen. Als de gebreken niet binnen de toegestane termijn worden verholpen, zal de rechter het echtscheidingsverzoek afwijzen.
In het geval van echtscheiding op verzoek wegens ernstige en duurzame ontwrichting van het huwelijk wordt het verzoek ingediend door een van beide echtgenoten. Het verzoek wordt behandeld door de districtsrechtbank van de woonplaats van de verweerder. De rechter doet ambtshalve uitspraak over de schuldvraag en regelt eveneens alle zaken met betrekking tot de uitoefening van de ouderlijke macht, de omgang met en de onderhoudsplicht jegens de kinderen die uit het huwelijk zijn geboren, de boedelscheiding, het gebruik van de echtelijke woning, de onderhoudsverplichtingen jegens elkaar en het gebruik van de achternaam van de man. Deze regels zijn van toepassing als in de huwelijkse voorwaarden van de partijen geen regeling is opgenomen voor bovengenoemde betrekkingen in het geval van echtscheiding.
In het geval van echtscheiding op verzoek kunnen de echtgenoten verklaren een regeling te hebben getroffen op grond waarvan zij verplicht zijn tot overeenstemming te komen in zaken betreffende de uitoefening van de ouderlijke macht, de omgang met en de onderhoudsplicht jegens de kinderen die uit het huwelijk zijn geboren, de boedelscheiding, het gebruik van de echtelijke woning, de onderhoudsverplichtingen jegens elkaar en het gebruik van de achternaam van de man. De rechter zal alleen uitspraak over de schuldvraag doen als daarom uitdrukkelijk is verzocht door (een van) de betrokken partijen, maar dient wel vast te stellen dat er een reden is voor het beëindigen van het huwelijk, namelijk een ernstige en duurzame ontwrichting ervan.
Voor echtscheiding met wederzijdse instemming
De grond voor het toewijzen van een echtscheiding met wederzijdse instemming is de verklaring van de echtgenoten inzake hun serieuze en onwrikbare gezamenlijke besluit tot beëindiging van het huwelijk. De rechter doet geen onderzoek naar de beweegredenen van de echtgenoten voor de beëindiging van het huwelijk.
Voor echtscheiding op verzoek
De grond voor het toewijzen van een echtscheiding op verzoek is de ernstige en duurzame ontwrichting van het huwelijk. Er bestaat geen wettelijke definitie van ‘ernstige en duurzame ontwrichting van het huwelijk’ (dalboko i nepopravimo razstroystvo na braka). Volgens de rechtsleer en de jurisprudentie van het Hof van Cassatie (Varhoven kasatsionen sad) is er sprake van ernstige en duurzame ontwrichting indien het huwelijk formeel nog bestaat maar in werkelijkheid op geen enkele manier meer voldoet aan de betekenis die er door de wet en de openbare zeden aan wordt gegeven. De ernstige en duurzame ontwrichting van een huwelijk is een feitelijke toestand die per geval moet worden vastgesteld. Elke vorm van bewijs, waaronder mondeling bewijs, is geoorloofd. De wet kent geen absolute voorwaarden voor een ernstige en duurzame ontwrichting van een huwelijk. In de jurisprudentie gelden onder andere overspel, een langdurige feitelijke scheiding, drankmisbruik en het gebruik van verdovende middelen, het gebruik van fysiek en psychisch geweld en aanhoudende verwaarlozing van het gezin als voldoende grond voor een echtscheiding. Het nieuwe familiewetboek vereist niet meer dat de rechter ambtshalve uitspraak doet over kwesties inzake de schuldvraag met betrekking tot de ontwrichting van het huwelijk, met uitzondering van gevallen waarin de partij of de partijen uitdrukkelijk om een uitspraak hebben verzocht. Wel blijft bij het ontbreken van een overeenkomst de schuldvraag bepalend voor een uitspraak inzake kwesties betreffende de uitoefening van de ouderlijke macht, de omgang met en de onderhoudsplicht jegens de kinderen die uit het huwelijk zijn geboren en het gebruik van de echtelijke woning.
Na de echtscheiding kan de rechter, op verzoek, toestaan dat de huwelijksnaam behouden blijft dan wel dat een van de echtgenoten zijn of haar geboortenaam opnieuw gaat gebruiken. De andere echtgenoot kan zich niet verzetten tegen het verzoek om de huwelijksnaam te behouden of de geboortenaam opnieuw te gebruiken.
Het nieuwe familiewetboek kent verschillende stelsels om de vermogensrechtelijke betrekkingen tussen de echtgenoten tijdens het huwelijk te regelen: het wettelijk huwelijksvermogensstelsel; stelsel met afzonderlijke vermogens, en de contractuele regeling.
1. In het wettelijk huwelijksvermogensstelsel behoren alle goederen die tijdens het huwelijk worden verworven, inclusief banktegoeden, tot het ondeelbare gezamenlijke vermogen. Deze goederen zijn gezamenlijk eigendom van beide echtgenoten, ongeacht op naam van wie ze zijn verworven, indien deze zijn verworven met behulp van een gemeenschappelijke bijdrage van beide echtgenoten. De gemeenschappelijke bijdrage van de echtgenoten kan bestaan uit het inbrengen van financiële middelen of arbeid, verzorging van de kinderen en het doen van de huishouding. Deze gemeenschappelijke bijdrage wordt vermoed te zijn verricht, tenzij het tegendeel wordt bewezen. Sinds de aanneming van het familiewetboek van 2009 maken banktegoeden geen deel meer uit van het gezamenlijke vermogen van de echtgenoten.
Het persoonlijke vermogen van elk van de echtgenoten bestaat uit de goederen die zij reeds voor het huwelijk in hun bezit hadden, alsmede uit erfenissen en giften die zij tijdens het huwelijk hebben ontvangen. Roerende goederen die tijdens het huwelijk door een van de echtgenoten zijn gekocht voor zijn of haar normale persoonlijke gebruik of voor de uitoefening van zijn of haar beroep, behoren eveneens tot het persoonlijke vermogen.
Na de echtscheiding wordt het gezamenlijke vermogen omgezet in gewone mede-eigendom.
2. Stelsel met afzonderlijke vermogens:
de rechten die elk van de echtgenoten tijdens het huwelijk verwerft zijn persoonlijke rechten, maar bij een beëindiging van het huwelijk op verzoek heeft elk van de echtgenoten recht op een gedeelte van de waarde van de rechten die de andere echtgeno(o)t(e) tijdens het huwelijk heeft verworven, voor zover de eisende partij daaraan heeft bijgedragen door arbeid, door zijn of haar financiële middelen, door zorg voor de kinderen, door het doen van de huishouding of anderszins. De kosten voor de behoeften van het gezin worden door beide echtgenoten gedragen; de echtgenoten krijgen een gedeelde verantwoordelijkheid ten aanzien van verplichtingen die worden aangegaan voor lopende gezinsbehoeften.
3. Contractuele regeling:
overeenkomstig het nieuwe familiewetboek kunnen echtgenoten in een overeenkomst huwelijksvoorwaarden vastleggen, een novum in de Bulgaarse wetgeving. Een dergelijke overeenkomst kan door de echtgenoten vóór of tijdens het huwelijk worden gesloten. De overeenkomst beperkt zich tot bepalingen betreffende de verdeling van het vermogen tussen de partijen, zoals: het recht van de partijen op het vermogen dat tijdens het huwelijk wordt verworven, het recht van de partijen op het vermogen dat zij vóór het huwelijk bezaten, de manier waarop het vermogen, met inbegrip van de echtelijke woning, wordt beheerd en van de hand wordt gedaan, het delen van uitgaven en verplichtingen door de partijen, de op het vermogen betrekking hebbende gevolgen van een echtscheiding, de onderhoudsverplichtingen van de echtgenoten tijdens het huwelijk en in het geval van echtscheiding, en de onderhoudsverplichtingen jegens de uit het huwelijk geboren kinderen. Het is niet toegestaan het voorhuwelijkse vermogen van een van de partijen om te zetten in gezamenlijk huwelijksvermogen. Een huwelijksovereenkomst mag geen bepalingen bevatten betreffende regelingen in het geval van overlijden, behalve bepalingen inzake het aandeel van de echtgenoten in het geval van een ontbinding van het overeengekomen gezamenlijke huwelijksvermogen. Het wettelijk huwelijksvermogensstelsel is van toepassing op alle eigendomsbetrekkingen die niet geregeld zijn in de huwelijksovereenkomst.
Ongeacht het door de echtgenoten gekozen vermogensstelsel is ten aanzien van de verkoop van de echtelijke woning de algemene regeling van toepassing, d.w.z. dat wanneer de echtelijke woning persoonlijk eigendom van een van de echtgenoten is, de andere echtgeno(o)t(e) toestemming moet geven voor de verkoop daarvan, tenzij de twee echtgenoten nog een andere woning hebben die gemeenschappelijk eigendom is of waarvan een van hen de persoonlijke eigenaar is. Als er geen toestemming is gegeven, kan de verkoop plaatsvinden met toestemming van de districtsrechter indien is vastgesteld dat de verkoop geen nadelige gevolgen heeft voor de minderjarige kinderen en voor het gezin. Wanneer het verzoek om echtscheiding is toegewezen, zal, indien de echtelijke woning niet door beide echtgenoten afzonderlijk kan worden gebruikt, de rechter het gebruik ervan toewijzen aan een van hen indien hij of zij hierom verzoekt en huisvesting nodig heeft. Wanneer uit het huwelijk geboren kinderen nog minderjarig zijn, zal de rechter ambtshalve uitspraak doen over het gebruik van de echtelijke woning en kan dit gebruik worden toegekend aan de echtgeno(o)t(e) aan wie de ouderlijke macht is toegewezen, zolang hij of zij die uitoefent.
Na de echtscheiding zijn de ex-echtgenoten geen wettige erfgenamen meer van elkaar en verliezen zij elk recht op overlijdensuitkeringen. Aanzienlijke schenkingen die naar aanleiding van of tijdens het huwelijk door een van de echtgenoten of zijn of haar naaste familie aan de andere zijn gedaan, kunnen na de echtscheiding worden teruggevorderd, tenzij dit in strijd is met de goede zeden. Het verzoek tot terugvordering van de schenking kan worden ingediend tot één jaar na de definitieve echtscheidingsuitspraak.
Het wettelijke huwelijksvermogensstelsel geldt wanneer degenen die een huwelijk aangaan geen regeling hebben getroffen voor hun vermogensrechtelijke betrekkingen alsook wanneer zij minderjarig zijn en bijgevolg nog niet volledig handelingsbevoegd zijn. De vermogensregeling wordt geregistreerd in een register voor echtelijke vermogensrechtelijke betrekkingen. De vermogensregeling kan tijdens het huwelijk worden gewijzigd. De wijziging wordt bijgeschreven in de akte van het burgerlijk huwelijk en in het betrokken register. Huwelijksovereenkomsten en de toepasselijke wettelijke eigendomsregeling worden geregistreerd in een centraal elektronisch register van het registratiebureau. Het register is openbaar. Het register is openbaar. Wanneer door één of beide echtgenoten een transactie met derden wordt aangegaan terwijl er geen eigendomsregeling in het register is opgenomen, is het wettelijk huwelijksvermogensstelsel van toepassing.
De algemene juridische term in Bulgarije is ‘uitoefening van de ouderlijke macht’ (ouprazhnyavane na roditelski prava).
Wanneer de rechter het verzoek tot ontbinding van het huwelijk door echtscheiding inwilligt, dient hij eveneens uitspraak te doen over zaken die betrekking hebben op de uitoefening van de ouderlijke macht, de omgang met en de onderhoudsplicht jegens de kinderen die uit het huwelijk zijn geboren en het gebruik van de echtelijke woning. Hierbij houdt hij rekening met het belang van de kinderen. De rechter bepaalt wie van de echtgenoten de ouderlijke macht krijgt en hij stelt regels op voor de uitoefening hiervan en voor het contact tussen ouders en kinderen en de onderhoudsplicht jegens de kinderen. Voordat de rechter bepaalt welke ouder de ouderlijke macht krijgt, beoordeelt hij alle omstandigheden die relevant zijn in verband met het belang van de kinderen, hoort hij de ouders en, indien zij ouder zijn dan tien jaar, ook de kinderen zelf.
Krachtens artikel 83 van het familiewetboek kan alleen een echtgeno(o)t(e) die niet verantwoordelijk is voor de echtscheiding in aanmerking komen voor alimentatie. Na de ontbinding van het huwelijk kan een alimentatieverplichting worden opgelegd voor een periode van maximaal drie jaar, tenzij partijen een langere periode zijn overeengekomen. De rechter kan deze periode verlengen indien de levensomstandigheden van de ex-echtgeno(o)t(e) die de alimentatie ontvangt bijzonder moeilijk zijn, terwijl de ander de alimentatie zonder veel moeite kan betalen. Het recht op alimentatie vervalt wanneer de ontvangende ex-echtgeno(o)t(e) hertrouwt. In de praktijk zijn de gevallen waarin de ex‑echtgenoten alimentatie krijgen of verplicht worden alimentatie te betalen uiterst zeldzaam.
De Bulgaarse wet kent het begrip ‘scheiding van tafel en bed’ niet.
In de jurisprudentie betekent een ‘feitelijke scheiding’ dat de echtgenoten niet meer samenwonen en geen huishouding meer delen. Dit heeft niet dezelfde betekenis als een ‘scheiding van tafel en bed’.
Zie vraag 4.
Zie vraag 4.
Nietigverklaring (ounishtozhavane na braka) is een van de mogelijkheden die de Bulgaarse wet biedt voor het beëindigen van een huwelijk. Voor een nietig verklaard huwelijk gelden tot aan het moment van beëindiging door een gerechtelijke procedure exact dezelfde wettelijke regels als voor een geldig huwelijk. Een huwelijk kan uitsluitend via een gerechtelijke procedure nietig worden verklaard: zolang dit niet door een gerechtelijke uitspraak is bevestigd kan een huwelijk niet als nietig beschouwd worden.
Een huwelijk kan nietig worden verklaard indien een van de echtgenoten:
Afhankelijk van de reden ervan kan een verzoek tot nietigverklaring van een huwelijk worden ingediend door de benadeelde echtgeno(o)te, door de openbare aanklager, door de echtgeno(o)te van het eerste huwelijk of door de openbare aanklager en de echtgeno(o)te samen. In artikel 97 van het familiewetboek staat een uitdrukkelijke en limitatieve opsomming van personen die het recht hebben een verzoek tot nietigverklaring in te dienen, alsmede de termijnen waarbinnen dit dient te gebeuren.
De gevolgen van nietigverklaring van het huwelijk zijn gelijk aan die van echtscheiding, zowel wat betreft de persoonlijke rechtsbetrekkingen en de vermogensrechtelijke betrekkingen tussen de echtgenoten, als de betrekkingen met hun kinderen. In het geval van nietigverklaring van een huwelijk staat te kwader trouw gelijk aan schuld bij een echtscheiding. Kinderen die tijdens het nietig verklaarde huwelijk zijn verwekt of geboren, worden beschouwd als uit een huwelijk geboren en het vermoeden van vaderschap blijft bestaan.
De enige manier om een huwelijk door echtscheiding te laten ontbinden, is door het indienen van een verzoek daartoe bij de rechter.
Wanneer de partijen kiezen voor bemiddeling wordt de gerechtelijke procedure opgeschort.
De districtsrechtbank is als rechtbank van eerste aanleg bevoegd uitspraak te doen over verzoeken tot echtscheiding op grond van schuld en verzoeken tot nietigverklaring. Deze rechtbank behandelt ook de verzoeken tot echtscheiding met wederzijdse instemming van de echtgenoten. Het verzoek moet worden ingediend bij de rechtbank van de woonplaats van de verweerder. De rechtbank is niet verplicht ambtshalve te controleren of hij in de zaak bevoegd is, maar is wel verplicht de zaak door te verwijzen naar een bevoegde rechtbank indien de verweerder bezwaar aantekent binnen de daarvoor gestelde termijn.
De partij die de echtscheiding heeft aangevraagd, moet persoonlijk verschijnen op de zitting van de zaak. In het geval van een echtscheiding met wederzijdse instemming moeten beide partijen persoonlijk aanwezig zijn. In het geval van niet-verschijning zonder geldige reden wordt de zaak gesloten.
Een vonnis bij verstek is niet mogelijk in huwelijkszaken.
De procespartijen kunnen rechtsbijstand krijgen volgens de gebruikelijke voorwaarden voor rechtsbijstand. Deze zijn vastgelegd in de rechtsbijstandwet (Zakon za Pravnata Pomosht).
Tegen een uitspraak tot echtscheiding met wederzijdse instemming is geen beroep mogelijk.
Na betekening van een uitspraak over een verzoek tot nietigverklaring of een verzoek tot echtscheiding kunnen partijen binnen een termijn van twee weken beroep instellen bij een provinciale rechtbank (Okrazhen sad). De uitspraak tot echtscheiding wordt van kracht zelfs als er beroep wordt aangetekend tegen het onderdeel met betrekking tot de schuldvraag.
Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad, zoals ten uitvoer gelegd middels artikel 621 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Grazhdanski protsesualen kodeks), is in dit geval van toepassing. De erkenning van een rechterlijke beslissing of een andere handeling door de autoriteit waarvoor deze wordt ingeroepen, vereist de afgifte van een door het gerecht dat de beslissing heeft gegeven voor eensluidend gewaarmerkt afschrift, vergezeld van het desbetreffende certificaat wanneer dit door een instrument van de Europese Unie is voorgeschreven. De beslissingen bedoeld in artikel 21, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000, worden door de registratie-autoriteiten erkend.
Een belanghebbende partij kan de erkenning van de beslissing overeenkomstig artikel 623 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering aanvragen bij de districtsrechtbank van de woonplaats of de statutaire zetel van de wederpartij of, wanneer de wederpartij geen vaste woonplaats of statutaire zetel op het grondgebied van de Republiek Bulgarije heeft, bij de rechtbank van de eigen woonplaats of statutaire zetel. Wanneer de belanghebbende partij ook geen woonplaats of statutaire zetel heeft op het grondgebied van de Republiek Bulgarije, wordt de aanvraag ingediend bij de rechtbank van Sofia (Sofiyski gradski sad).
Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad, zoals ten uitvoer gelegd middels de artikelen 622 en 623 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, is in dit geval van toepassing.
De partij die zich tegen erkenning van de uitspraak verzet, kan beroep instellen tegen de erkenningsbeslissing of, indien van toepassing, tegen de beslissing de tenuitvoerlegging van de uitspraak toe te staan. De beslissing kan ter beoordeling worden voorgelegd aan het hof van beroep van Sofia (Sofiyski apelativen sad), en tegen de uitspraak van dit hof kan dan weer cassatieberoep worden ingesteld bij het hof van cassatie.
Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed, is van toepassing.
In gevallen waarin de bovengenoemde verordening niet van toepassing is, zijn de bepalingen van het wetboek van internationaal privaatrecht van toepassing.
De persoonlijke rechtsbetrekkingen tussen de echtgenoten vallen onder het gemeenschappelijke nationale recht.
Indien zij een verschillende nationaliteit hebben, vallen hun persoonlijke rechtsbetrekkingen onder het recht van het land waar zij hun gezamenlijke gewone verblijfplaats hebben. Als er geen gezamenlijke gewone verblijfplaats is, vallen hun persoonlijke rechtsbetrekkingen onder het recht van de staat waarmee beide echtgenoten de meest hechte band hebben.
De vermogensrechtelijke betrekkingen van de echtgenoten vallen onder het recht dat van toepassing is op hun persoonlijke rechtsbetrekkingen.
De echtscheiding van echtgenoten met dezelfde buitenlandse nationaliteit valt onder het recht van het land waarvan zij staatsburger zijn op het moment dat het verzoek tot echtscheiding wordt ingediend. De echtscheiding van echtgenoten met een verschillende nationaliteit valt onder het recht van het land waar zij hun gezamenlijke gewone verblijfplaats hebben op het moment dat het verzoek tot echtscheiding wordt ingediend. Indien de echtgenoten geen gezamenlijke gewone verblijfplaats hebben, geldt het Bulgaarse recht.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De rechter spreekt een echtscheiding uit op basis van een verzoek dat door een van de echtgenoten is ingediend. Tijdens het proces bepaalt de rechter of er al dan niet echtscheidingsgronden bestaan, d.w.z. of het huwelijk is ontwricht en wat daarvan de redenen zijn.
Een huwelijk wordt automatisch als ontwricht beschouwd als het ten minste één jaar heeft geduurd, de echtgenoten al minstens zes maanden niet meer samenwonen en de andere echtgeno(o)t(e) het verzoek tot echtscheiding mede-indient. De rechter stelt niet de redenen voor de ontwrichting vast, maar zal de echtscheiding uitspreken als hij of zij concludeert dat de identieke verklaringen van de echtgenoten betreffende de ontwrichting en hun voornemen om een echtscheiding te verkrijgen waar zijn en de echtgenoten de volgende documenten overleggen:
Als de echtgenoten een minderjarig kind hebben, zal de echtscheiding niet worden uitgesproken indien dit om bijzondere redenen tegen het belang van het kind zou zijn (bijv. vanwege een lichamelijke of geestelijke handicap). De echtscheiding zal niet worden uitgesproken totdat er een definitieve gerechtelijke uitspraak is gedaan inzake het ouderlijk gezag en het bezoekrecht met betrekking tot minderjarige kinderen in de periode na de echtscheiding.
Als de echtgeno(o)t(e) die niet primair verantwoordelijk was voor de ontwrichting van het huwelijk door het niet nakomen van echtelijke verplichtingen, niet instemt met het echtscheidingsverzoek en ernstig geschaad zou worden door de echtscheiding, zal de rechter het echtscheidingsverzoek afwijzen indien buitengewone omstandigheden voor instandhouding van het huwelijk pleiten. Indien echter de echtgenoten ten minste drie jaar niet meer samenleven, zal de rechter het huwelijk ontbinden als er sprake is van ontwrichting.
De grond voor een echtscheiding is de ernstige, duurzame en onherstelbare ontwrichting van het huwelijk waarbij niet verwacht kan worden dat de echtgenoten weer in staat zullen zijn om samen te wonen.
Een echtgeno(o)t(e) die de achternaam van de andere echtgeno(o)t(e) heeft aangenomen, kan binnen zes maanden nadat de echtscheiding van kracht is geworden de burgerlijke stand ervan in kennis stellen dat hij of zij zijn of haar voormalige achternaam weer wenst te voeren of dat hij of zij niet langer de achternaam van de andere echtgeno(o)t(e) aan zijn of haar oorspronkelijke achternaam zal toevoegen.
Het gezamenlijke vermogen van de echtgenoten is na de echtscheiding niet langer gemeenschappelijk.
Als het gezamenlijke vermogen wordt geliquideerd, vernietigd of gereduceerd, wordt er een regeling getroffen waardoor de vroegere gemeenschappelijke rechten en plichten komen te vervallen. Deze regeling moet in de vorm van een overeenkomst op schrift worden gesteld indien deze nog tijdens het huwelijk wordt getroffen of indien deze een bestanddeel betreft waarvan het eigendomsoverdrachtcontract ook schriftelijke instemming vereist. Indien de echtgenoten het niet eens kunnen worden over een regeling voor hun gemeenschappelijke vermogen, zal de rechter een regeling voor dat vermogen treffen op verzoek van een van de echtgenoten. Bij het treffen van een regeling voor het gemeenschappelijke vermogen gaat de rechter ervan uit dat de echtgenoten een gelijk aandeel hebben in de bestanddelen van hun gezamenlijke vermogen. Beide echtgenoten hebben het recht terugbetaling te verzoeken van hun bijdrage aan het gezamenlijke vermogen en moeten alles wat zij uit dat vermogen voor hun eigen bestanddelen hebben betaald, terugbetalen. Bij het treffen van de regeling wordt in de eerste plaats gekeken naar de behoeften van ten laste komende kinderen, de soort zorg die elk van de echtgenoten aan het gezin heeft gegeven (in het bijzonder de zorg voor de kinderen en de echtelijke woning) en hun bijdrage aan het verwerven en op peil houden van de waarde van de bestanddelen waaruit hun gezamenlijke vermogen bestaat.
Als binnen drie jaar na de echtscheiding geen schikkingsovereenkomst is gesloten en er geen verzoek is ingediend voor een schikking door een gerechtelijke uitspraak, worden roerende zaken geacht tot de persoon te behoren die ze als eigenaar uitsluitend gebruikt voor zijn of haar eigen behoeften, voor de behoeften van zijn of haar gezin of de behoeften van zijn of haar huishouden. Andere roerende zaken en onroerende zaken worden beschouwd als gezamenlijk eigendom waarin beide mede-eigenaren een gelijk aandeel hebben; hetzelfde geldt voor andere eigendomsrechten, vorderingen en schulden.
Voordat de echtscheiding van de ouders van een minderjarig, nog niet volledig handelingsbekwaam kind wordt uitgesproken, bepaalt de rechter de rechten en verantwoordelijkheden van de echtgenoten ten opzichte van het kind voor de periode na de echtscheiding. In het bijzonder wordt door de rechter de echtgeno(o)t(e)aangewezen die het ouderlijk gezag over het kind krijgt en aangegeven op welke manier elk van beide ouders zal bijdragen aan het levensonderhoud van het kind.
Een gescheiden echtgeno(o)t(e) is verplicht de andere gescheiden echtgeno(o)t(e) alimentatie te betalen indien deze niet in staat is in zijn of haar eigen onderhoud te voorzien en dit zijn oorzaak vindt in of verband houdt met het huwelijk. Bij het bepalen van de hoogte van de alimentatie wordt rekening gehouden met de leeftijd en de gezondheidstoestand van de betrokkene op het moment van de echtscheiding en met de beëindiging van de zorg voor kinderen uit het huwelijk. Als het paar het niet eens kan worden over de hoogte van de alimentatie, zal de rechter daarover beslissen op grond van een voorstel van een van de echtgenoten. Deze alimentatie kan als een bedrag ineens of in termijnen worden betaald.
Indien de echtgenoten of ex-echtgenoten het niet eens worden over de alimentatie, kan de rechter alimentatie toekennen op grond van een voorstel van de echtgeno(o)t(e) die niet de belangrijkste oorzaak was van de ontwrichting van het huwelijk en die ernstige schade heeft geleden als gevolg van de echtscheiding, doch niet voor meer dan drie jaar na de echtscheiding.
Het recht op alimentatie vervalt als de gerechtigde echtgeno(o)t(e) hertrouwt of een geregistreerd partnerschap aangaat.
Scheiding van tafel en bed bestaat niet in Tsjechië.
Zie vraag 4.
Zie vraag 4.
De rechter zal een huwelijk ook zonder hiertoe te zijn verzocht nietig verklaren indien het is gesloten met een man of vrouw die reeds gehuwd was, met een persoon die reeds een geregistreerd partnerschap of soortgelijke verbintenis is aangegaan in het buitenland en indien dat huwelijk, partnerschap of die soortgelijke verbintenis nog bestaat; dan wel indien het gaat om een huwelijk tussen bloedverwanten in opgaande en neergaande lijn en tussen broers en zusters of tussen mensen die verwant zijn door adoptie.
De rechter zal een huwelijk nietig verklaren op verzoek van een van de echtgenoten als deze met het huwelijk heeft ingestemd onder dwang in de vorm van geweld of dreiging met geweld of als de instemming met het huwelijk uitsluitend het gevolg was van een vergissing betreffende de identiteit van de beoogde echtgeno(o)t(e) of de aard van de huwelijksonderhandelingen. Het verzoek moet worden ingediend binnen één jaar na de eerste dag waarop de echtgeno(o)t(e) gezien de omstandigheden daartoe in staat was of waarop hij of zij de werkelijke situatie te weten kwam. De rechter zal een huwelijk nietig verklaren op verzoek van iemand die daarbij een rechtmatig belang heeft indien het huwelijk werd voltrokken ondanks de aanwezigheid van een juridische belemmering (bijv. minderjarigheid, handelingsonbekwaamheid; dit geldt niet in het geval van beperkte handelingsbekwaamheid).
Het huwelijk is nietig indien, in het geval van ten minste één van de personen die van plan waren het huwelijk aan te gaan, aan de voorwaarden waaraan onvoorwaardelijk moet worden voldaan, niet werd voldaan bij zijn en/of haar instemming met het huwelijk of bij de huwelijksplechtigheid of in verband daarmee.
Zie vraag 7.
Een huwelijk dat door een rechter nietig is verklaard, wordt geacht nooit te zijn gesloten en is met terugwerkende kracht ongeldig (ex tunc). Totdat de rechter het huwelijk nietig verklaart, wordt het evenwel als geldig beschouwd. Nadat een huwelijk nietig is verklaard, gelden met betrekking tot de rechten en verantwoordelijkheden van de echtgenoten ten aanzien van hun kinderen en hun vermogen dezelfde bepalingen als die in het geval van een echtscheiding. Als een huwelijk nietig wordt verklaard, betekent dit dat elke verklaring van de vermeende echtgenoten met betrekking tot hun achternaam eveneens ongeldig wordt. Beide echtgenoten nemen vervolgens hun oorspronkelijke achternaam weer aan en hebben niet het recht hun achternaam te kiezen. Na de nietigverklaring van een huwelijk veranderen de achternamen van eventuele kinderen niet. Het vermoeden van vaderschap van de echtgenoot van de moeder blijft ook nadat het huwelijk nietig is verklaard, bestaan.
Er zijn diverse raadgevende instanties voor gezins-, echtelijke en intermenselijke relaties. Een andere optie is bemiddeling. Verdere informatie is beschikbaar op de website van de Tsjechische vereniging van echtscheidingsbemiddelaars en de Tsjechische vereniging van huwelijks- en gezinsadviseurs (zie de links onderaan). De ontbinding van een huwelijk door echtscheiding kan echter alleen plaatsvinden op basis van een voorlopig vonnis van een rechter.
Een verzoek voor het in gang zetten van een echtscheidingsprocedure of een nietigverklaringsprocedure moet worden ingediend bij de districtsrechtbank van het Tsjechische district waar het echtpaar het laatst gezamenlijk heeft gewoond, mits ten minste één van de echtgenoten woonachtig is in het district waar de rechtbank bevoegd is. Bij gebreke van een dergelijke rechtbank, berust de bevoegdheid bij de algemene rechtbank die bevoegd is voor de echtgeno(o)t(e) die het verzoek niet indiende, en indien er geen dergelijke rechtbank is, dan berust de bevoegdheid bij de rechtbank die bevoegd is voor de echtgeno(o)t(e) die het verzoek indiende. De voor een natuurlijke persoon bevoegde algemene rechtbank is de districtsrechtbank van het district waar deze persoon woonachtig is, en als hij of zij geen woonplaats heeft, het district waar hij of zij verblijft. Woonplaats betekent de plaats waar iemand woont met de bedoeling daar permanent te verblijven (er kunnen verschillende van dergelijke plaatsen zijn, dus kunnen alle betreffende rechtbanken als algemene rechtbank gelden). Voor nadere bijzonderheden wordt verwezen naar informatie over de gerechtelijke bevoegdheid.
Het verzoek moet op schrift zijn gesteld, duidelijk aangeven voor welke rechtbank het is bedoeld en wie het indient en duidelijk de partijen vermelden (de volledige voornaam, achternaam, het geboortenummer of de geboortedatum, het adres van de permanente verblijfplaats of het postadres) en het huwelijk waarop het betrekking heeft (wanneer het huwelijk is aangegaan en de omstandigheden, ontwikkelingen en oorzaken die hebben geleid tot de ontwrichting ervan). Het verzoek moet van een handtekening en datum zijn voorzien. Indien het een verzoek betreft waarbij beide echtgenoten met de echtscheiding instemmen, moet het voorzien zijn van de handtekening van beide echtgenoten. De feiten die in het verzoek worden aangedragen moeten met bewijsstukken worden gestaafd.
In het algemeen hebben de partijen geen recht op vergoeding van de kosten van de echtscheidingsprocedure, de nietigverklaring van het huwelijk of een uitspraak over het al dan niet nietig zijn van het huwelijk. De rechter kan een volledige of gedeeltelijke vergoeding van deze kosten toekennen indien de omstandigheden van de zaak of de situatie van de partijen dit rechtvaardigen. Bij de aanvraag kan de voorzitter van de rechtbank een partij volledige of gedeeltelijke vrijstelling van de proceskosten verlenen, mits de situatie van de partij dit rechtvaardigt en het niet met zich meebrengt dat een recht willekeurig of duidelijk zinloos wordt toegepast of wordt belemmerd. Indien het nodig is voor de bescherming van de belangen van een partij gedurende de procedure, kan deze partij tevens de rechter verzoeken een raadsman (een advocaat) aan te wijzen. De rechter kan ook een raadsman aanstellen voordat de procedure in gang wordt gezet, maar dan moet de partij voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling van de proceskosten. De partij moet de rechtbank bewijsmateriaal van zijn of haar sociale situatie en inkomen overleggen.
Indien aan de vereisten zoals uiteengezet in de wet op de advocatuur wordt voldaan, kan ook bij de Tsjechische orde van advocaten een aanvraag worden ingediend om kosteloos of tegen een gereduceerd tarief gebruik te maken van de juridische diensten van een raadsman.
Tegen een uitspraak om een echtscheiding toe te wijzen of een huwelijk nietig te verklaren kan beroep worden ingesteld binnen vijftien dagen na ontvangst van een afschrift van de uitspraak. Het beroep wordt schriftelijk ingediend bij de rechtbank die de uitspraak heeft gedaan waartegen het beroep is gericht. Indien de oorspronkelijke uitspraak wordt gecorrigeerd, gaat de termijn in op de datum waarop de correctieve uitspraak rechtsgeldig wordt. Een beroep dat wordt ontvangen nadat de termijn van vijftien dagen verstreken is, wordt toch geacht tijdig te zijn als de appellant door de rechtbank onjuist was voorgelicht over het instellen van het beroep. Een beroep is niet ontvankelijk als een gezamenlijke aanvraag voor echtscheiding werd toegewezen.
Indien de uitspraak van een rechtbank in een andere EU-lidstaat (met uitzondering van Denemarken) binnen de temporele werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad (Brussel II bis) valt, wordt de uitspraak zonder speciale procedure erkend. Het registratiebureau zal de beslissing eenvoudigweg voor kennisgeving aannemen en er automatisch aantekening van maken in het betreffende register wanneer de vereiste documenten worden overgelegd, te weten de definitieve uitspraak van een rechtbank in een andere EU-lidstaat of een gewaarmerkte kopie daarvan betreffende de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed of de nietigverklaring van het huwelijk, met een officiële vertaling in het Tsjechisch, en het certificaat als bedoeld in artikel 39 van verordening Brussel II bis (of artikel 33 van Brussel II bis). De rechtbanken die uitspraak hebben gedaan over de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed of de nietigverklaring van het huwelijk zullen op verzoek van een partij in de procedure dit certificaat verstrekken. Het vereiste om dit certificaat te overleggen kan komen te vervallen indien alle feiten die anders in het certificaat vermeld zouden zijn, in de uitspraak zelf te vinden zijn of in andere overgelegde documenten (bijv. als de overgelegde uitspraak is bekrachtigd als definitief).
De belanghebbende partij kan evenwel de bevoegde districtsrechtbank verzoeken de uitspraak wel of niet te erkennen, bijvoorbeeld als moet worden opgehelderd of het huwelijk wel of niet bestaat (artikel 21, lid 3, van verordening Brussel II bis). In dat geval gaat het echter slechts om een recht van de belanghebbende partij en is het geen verplichting; een dergelijke gerechtelijke uitspraak is niet vereist voor een normale opname in het register.
Indien de uitspraak vóór 1 mei 2004 in een andere EU-lidstaat werd gedaan en ten minste één van de partijen in de procedure Tsjechisch staatsburger is, worden de uitspraken inzake echtelijke kwesties erkend op basis van een speciale beslissing van het Tsjechische Hooggerechtshof. Buitenlandse uitspraken, bekrachtigd als definitief, of andere vereiste documenten (bijv. een huwelijksakte) worden overgelegd aan het Tsjechische Hooggerechtshof met een officiële vertaling in het Tsjechisch en voorzien van de passende hogere authenticatie (superlegalisatie, apostille), tenzij anders bepaald in een internationaal verdrag. Nadere informatie over deze procedures is te vinden op de website van het Tsjechische Hooggerechtshof (zie link onderaan).
Bepaalde bilaterale overeenkomsten over rechtsbijstand waaraan Tsjechië gebonden is (dit zijn overeenkomsten met Slowakije, Hongarije en Polen) bevatten bepalingen die uitspraken erkennen die zijn gedaan door de autoriteiten van de andere partij in niet-eigendomskwesties (waaronder ook uitspraken inzake echtscheiding/scheiding van tafel en bed/nietigverklaring); deze worden in Tsjechië zonder speciale procedure erkend en door het registratiebureau geaccepteerd. In deze gevallen maakt het registratiebureau een extra aantekening in het register na overlegging van een buitenlandse uitspraak die is bekrachtigd als definitief, met een officiële vertaling in het Tsjechisch en met de passende hogere authenticatie (superlegalisatie, apostille), tenzij anders bepaald in een internationaal verdrag. Het moge duidelijk zijn dat de hierboven uiteengezette procedure slechts geldt voor gevallen waarin de uitspraak werd gedaan vóór 1 mei 2004. In de overige gevallen geldt de procedure zoals uiteengezet in verordening Brussel II bis (zie hierboven).
Tsjechië is partij bij het Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed (Den Haag, 1 juni 1970). Indien de uitspraak aan de in dit verdrag gestelde voorwaarden voldoet, is er volgens een in Tsjechië ingevoerde praktijk geen speciale erkenningsprocedure nodig bij het Tsjechische Hooggerechtshof, mits de uitspraak van kracht werd na 11 juli 1976, d.w.z. de dag waarop in Tsjechië het Verdrag van Den Haag in werking is getreden. Een buitenlandse uitspraak die is bekrachtigd als definitief wordt overgelegd aan het registratiebureau, met een officiële vertaling in het Tsjechisch en met de passende hogere authenticatie (superlegalisatie, apostille), tenzij anders bepaald in een internationaal verdrag.
Een uitspraak kan worden aangevochten op de in artikel 22 van verordening Brussel II bis genoemde gronden. In een dergelijk geval kan een verzoek worden ingediend bij de territoriaal bevoegde districtsrechtbank, te weten de algemene rechtbank voor de natuurlijke persoon tegen wie het verzoek is gericht.
De automatische erkenning van een uitspraak door een registratiebureau overeenkomstig een bilaterale overeenkomst of het Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed (Den Haag, 1 juni 1970) kan worden voorkomen in een administratieve procedure, waarna nog beroep kan worden ingesteld bij de regionale rechtbank die bevoegd is binnen het administratiefrechtelijke systeem.
Er is geen beroep mogelijk tegen de erkenning van een uitspraak door het Tsjechische Hooggerechtshof.
In Tsjechië valt de beëindiging van een huwelijk door middel van een scheiding onder de wetgeving van het land waarvan de echtgenoten staatsburger waren op het moment dat de echtscheidingsprocedure werd ingeleid. Indien de echtgenoten staatsburger van verschillende landen zijn, valt de beëindiging van het huwelijk door middel van een echtscheiding onder de wetgeving van het land waar beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats hebben of, als zij die niet hebben, onder het Tsjechische rechtsstelsel.
Indien de echtscheiding onder een buitenlands rechtssysteem zou vallen dat de beëindiging van een huwelijk door echtscheiding niet, of slechts onder uitzonderlijk moeilijke omstandigheden toestaat en indien ten minste één van de echtgenoten Tsjechisch staatsburger is of ten minste één van de echtgenoten zijn of haar gewone verblijfplaats in Tsjechië heeft, zal het Tsjechische recht van toepassing zijn.
Tsjechische vereniging van echtscheidingsbemiddelaars
Tsjechische vereniging van huwelijks- en gezinsadviseurs
Tsjechisch Hooggerechtshof – erkenning van buitenlandse vonnissen
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Volgens § 1564, eerste volzin, van het Burgerlijk Wetboek (Bürgerliches Gesetzbuch, BGB), kunnen echtgenoten alleen door een uitspraak van de rechter van elkaar scheiden, op verzoek van één echtgeno(o)t(e) of beide echtgenoten.
Een echtscheiding is mogelijk als het huwelijk is ontwricht is (§ 1565, lid 1, eerste volzin, van het Burgerlijk Wetboek). Het gaat daarbij om de huidige staat van het huwelijk en de prognose voor de toekomst. De wetgever heeft de volgende veronderstellingen voor de ontwrichting van het huwelijk geformuleerd:
Ontwrichting van het huwelijk is de enige reden die in Duitsland als echtscheidingsgrond wordt erkend. Of een van de echtgenoten “schuldig” is aan de ontwrichting van het huwelijk, is niet relevant.
Na een echtscheiding kunnen de echtgenoten de achternaam aanhouden waarvoor zij bij hun huwelijk hadden gekozen. Ook kunnen zij door een verklaring bij de ambtenaar van de burgerlijke stand aangeven dat zij hun eigen naam of hun vóór het huwelijk gevoerde naam weer willen gebruiken. Zij kunnen hun eigen naam tevens voor of achter de naam plaatsen die zij tijdens hun huwelijk hadden (§ 1355, lid 5, van het Burgerlijk Wetboek).
3.2.1 Toewijzing van de woning en de inboedel:
In beginsel is op grond van § 1568 bis en § 1568 ter van het Burgerlijk Wetboek het volgende van toepassing als het gaat om de gemeenschappelijke woning en de verdeling van de inboedel na de echtscheiding: de echtgeno(o)t(e) die het meest op het gebruik van de woning of inboedel is aangewezen, kan van de andere echtgeno(o)t(e) verlangen dat deze de woning of inboedel aan hem of haar overlaat. Daarbij moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van beide echtgenoten en het belang van hun kinderen.
In geval van een huurwoning neemt de echtgeno(o)t(e) die in de woning mag blijven, de huurovereenkomst over, ongeacht of voorheen beide echtgenoten de huurder waren of slechts een van de echtgenoten de huurder was.
In geval van woningbezit geldt het volgende:
In beide gevallen kunnen zowel de echtgeno(o)t(e) aan wie de woning is overgelaten, als de echtgeno(o)t(e) die zijn of haar eigendom niet langer kan gebruiken, aanspraak maken op een huurovereenkomst die tussen hen zal worden gesloten, op basis van een huur die ter plaatse gangbaar is.
Wat betreft de inboedel wordt onderscheid gemaakt tussen huishoudelijke voorwerpen die het gemeenschappelijke eigendom van de echtgenoten zijn, en huishoudelijke voorwerpen die slechts aan een van hen toebehoren:
3.2.2 Vereffening van de vermogensaanwas:
Wanneer de echtgenoten volgens een wettelijk huwelijksvermogensstelsel zijn getrouwd en zij het bij een echtscheiding niet eens worden over de vereffening van hun vermogen, kan de vermogensaanwas op verzoek van een van de echtgenoten in een aparte gerechtelijke procedure worden vereffend (§§ 1372 e.v. van het Burgerlijk Wetboek). Dit vindt als volgt plaats:
Bij de berekening wordt de waarde van het vermogen van elke echtgeno(o)t(e) tijdens de huwelijkssluiting (aanvangsvermogen, § 1374 van het Burgerlijk Wetboek) en bij het einde van het vermogensstelsel (eindvermogen, § 1375) als uitgangspunt genomen. Vermogen dat tijdens het huwelijk door een van de echtgenoten is geërfd of aan hem of haar is geschonken, wordt bij het aanvangsvermogen van die echtgeno(o)t(e) opgeteld. De relevante referentiedatum voor de berekening van het eindvermogen is de dag waarop het verzoek tot echtscheiding aan de andere echtgeno(o)t(e) werd betekend. De vermogensaanwas is het verschil tussen de waarde van het eindvermogen van een echtgeno(o)t(e) en die van het aanvangsvermogen (§ 1373). De persoon met de kleinste vermogensaanwas heeft recht op de helft van het verschil van de vermogensaanwas van de andere persoon (vereffeningsvordering) (§ 1378, lid 1). De vordering tot vereffening van de vermogensaanwas behelst de betaling van een geldsom. De persoon die recht heeft op vereffening, kan in de regel niet vragen dat specifieke vermogensbestanddelen van de persoon die de vereffeningsvordering moet voldoen, aan hem of haar worden overgedragen. In uitzonderlijke gevallen kan echter ook de familierechtbank (Familiengericht) individuele vermogensbestanddelen overdragen (§ 1383). Dit is evenwel alleen mogelijk als
De waarde van deze overgedragen vermogensbestanddelen wordt met de vereffeningsverordening verrekend.
In plaats van het wettelijke huwelijksvermogensstelsel mogen de echtgenoten volgens het Duitse recht bij de notaris ook kiezen voor de uitsluiting van goederen (§ 1414), de gemeenschap van goederen (§ 1415 tot en met § 1518) of het facultatieve stelsel van de gemeenschap van vermogensaanwas (§ 1519).
3.2.3 Gevolgen voor de pensioenen van de echtgenoten
Ook de rechten die de echtgenoten tijdens het huwelijk bijvoorbeeld in het kader van hun wettelijke ouderdomsverzekering, ambtenarenpensioen, bedrijfspensioen of particuliere oudersdoms- en invaliditeitspensioen hebben opgebouwd, worden in het geval van een echtscheiding elk door middel van de verevening van de pensioenrechten voor de helft verdeeld. Dit zorgt ervoor dat beide echtgenoten de rechten die zij tijdens hun huwelijk hebben verkregen, gelijk onder elkaar verdelen en dat iedere echtgeno(o)t(e) eigen pensioenrechten ontvangt.
3.3.1 Ouderlijk gezag
Wanneer beide echtgenoten het ouderlijk gezag over hun kinderen hebben, blijft dit ook na een echtscheiding het geval. Het ouderlijk gezag van beide ouders kan alleen worden opgeheven als het welzijn van het kind in gevaar is of een van de ouders het ouderlijk gezag geheel of gedeeltelijk alleen wil uitoefenen en daartoe een verzoek bij de familierechter heeft ingediend. De rechter willigt het verzoek in als de andere ouder daarmee instemt en het kind ten minste 14 jaar is, of als aan te nemen valt dat het het best voor het kind is wanneer het ouderlijk gezag niet langer door beide ouders, maar slechts door één ouder wordt uitgeoefend (§ 1671, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek). In het Duitse recht wordt ervan uitgegaan dat omgang met beide ouders in het belang van het kind is. Het kind heeft dan ook recht op omgang met beide ouders. Beide ouders hebben in Duitsland niet alleen een omgangsrecht, maar ook een omgangsplicht (§ 1684, lid 1). Dit geldt ongeacht op welke wijze het ouderlijk gezag is geregeld.
3.3.2 Onderhoudsvorderingen
Ouders zijn verplicht om in het levensonderhoud van hun kinderen te voorzien (§ 1601 van het Burgerlijk Wetboek). Kinderen hebben er recht op dat hun ouders voor hun levensonderhoud zorgen, als zij daar zelf niet toe in staat zijn (§ 1602). De onderhoudsplicht is afhankelijk van de financiële mogelijkheden die de ouders hebben (§ 1603). Bij de bepaling daarvan wordt niet alleen rekening gehouden met het inkomen waarover de ouders daadwerkelijk beschikken. Maatgevend is vooral het inkomen waarover zij in theorie zouden kunnen beschikken (§ 1603, lid 2). In beginsel moeten beide ouders naar draagkracht in de kosten van het levensonderhoud van de kinderen voorzien. Neemt een ouder de zorgtaak voor de kinderen op zich, dan voldoet hij of zij daarmee in de regel evenwel aan zijn of haar financiële verplichtingen wat betreft de zorg en opvoeding van het kind (§ 1606, lid 3). Na de echtscheiding van de ouders is dan ook doorgaans alleen de ouder bij wie het kind niet woont, verplicht om het kind financieel te onderhouden.
De kosten van levensonderhoud omvatten alles wat het kind nodig heeft, ook de kosten voor een passende opleiding (§ 1610).
Na een echtscheiding moet de ex-echtgeno(o)t(e) zelf in het eigen levensonderhoud voorzien (§ 1569 van het Burgerlijk Wetboek). Hieruit volgt dat hij of zij alleen passend betaald werk hoeft te hebben (§ 1574, lid 1). Om passend betaald werk te vinden moet de ex-echtgeno(o)t(e) verplicht een opleiding volgen of zich bij of om laten scholen. Daarbij moet er wel van kunnen worden uitgegaan dat de opleiding of cursus ook met succes zal kunnen worden afgerond (§ 1574, lid 3, van het wetboek).
In de volgende gevallen moet evenwel alimentatie worden betaald:
Premies voor een normale ziektekosten-, en zorgverzekering, en in bepaalde omstandigheden ook voor een ouderdoms- en arbeidsongeschiktheidsverzekering, vallen eveneens onder de alimentatieplicht (§ 1578). Indien de onderhoudsplichtige echtgeno(o)t(e) ook nog andere financiële verplichtingen heeft en met zijn of haar inkomen en vermogen door de te betalen alimentatie niet meer in het eigen levensonderhoud kan voorzien, hoeft alleen zoveel te worden betaald als in het licht van de behoeften, het inkomen en het vermogen van de ex-echtgenoten billijk is (§ 1581, eerste volzin).
De alimentatie kan worden verminderd en/of worden verkort wanneer onbeperkte doorbetaling onbillijk zou zijn (§ 1578 ter). De mogelijkheid van een beperking/verkorting op grond van § 1578 ter van het Burgerlijk Wetboek heeft in het bijzonder betrekking op §§ 1570-1573; volgens § 1570 leiden de overwegingen van billijkheid die nodig zijn om de alimentatie voor de verzorging van het kind na diens derde verjaardag – vanwege redenen die met het kind of de ouders te maken hebben – te verlengen, tot een speciale verkortingsregeling.
De belangen van het kind van de echtgenoten dat is toevertrouwd aan de echtgeno(o)t(e) die recht heeft op alimentatie voor zorg of opvoeding, moeten bij de afweging krachtens § 1578 ter van het Burgerlijk Wetboek in aanmerking worden genomen. Daarnaast moet worden bekeken in hoeverre een echtgeno(o)t(e) als gevolg van het huwelijk minder goed in zijn of haar onderhoud kan voorzien. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het inkomen van de echtgeno(o)t(e) die recht op alimentatie heeft, lager is dan het zou zijn geweest als hij of zij niet in het huwelijk was getreden. Volgens § 1578 ter, lid 1, derde volzin, van het Burgerlijk Wetboek kan een dergelijk lager inkomen het gevolg zijn van de zorg voor een kind en van het combineren van huishoudelijke taken en betaald werk. Bij het beoordelen van al deze nadelen die door het huwelijk zijn veroorzaakt, moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het specifieke individuele geval, waaronder de duur van het huwelijk.
“Scheiding van tafel en bed” is niet aan formaliteiten gebonden. In §§ 1361-1361 ter van het Burgerlijk Wetboek zijn specifieke regels opgenomen over de duur van het uit elkaar zijn (zie vraag 6).
Voorwaarde is dat de echtgenoten uit elkaar zijn. De echtgenoten zijn uit elkaar als ze geen gezamenlijke huishouding meer voeren en een echtgeno(o)t(e) ook duidelijk niet meer naar die situatie terug wil, omdat hij of zij niet langer met de ander als gehuwde wil samenwonen (§ 1567, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek).
Wanneer het echtpaar uit elkaar is of uit elkaar wil gaan, kan een van beide echtgenoten eisen dat hij of zij alleen in de echtelijke woning of een deel daarvan mag blijven wonen (toewijzing van de echtelijke woning), als het te veel van hem of haar zou vergen om te verhuizen (§ 1361 ter van het Burgerlijk Wetboek). In de regel is het zo dat de echtgeno(o)t(e) die door de ander lichamelijk wordt mishandeld of bedreigd, in de woning mag blijven. Doel van de toewijzing van de echtelijke woning is niet om een echtscheiding voor te bereiden of eenvoudiger te maken.
Voor de tijd dat het echtpaar uit elkaar is, kan ook een regeling voor de verdeling van de inboedel worden getroffen (§ 1361 bis). Huishoudelijke voorwerpen die aan een echtgeno(o)t(e) behoren, kunnen van de ander worden teruggeëist. Wanneer de ander deze voorwerpen evenwel voor zijn of haar nieuwe huishouding nodig heeft en het billijk is dat ze daar blijven, hoeven ze niet te worden teruggegeven (bijvoorbeeld overdracht van de wasmachine aan de echtgeno(o)t(e) bij wie de kinderen wonen).
Bovendien geldt dat wanneer de echtgenoten uit elkaar zijn, de ene echtgeno(o)t(e) van de andere mag verlangen dat hij of zij alimentatie betaalt die past bij de levensstandaard en de inkomens- en vermogenssituatie van de echtgenoten, in overeenstemming met § 1361 van het Burgerlijk Wetboek. In een dergelijk geval is er sprake van huwelijkse solidariteit die ervoor moet zorgen dat echtgenoten als gevolg van een scheiding van tafel en bed niet op hulp raken aangewezen. Daarbij biedt dit de echtgenoten ook de mogelijkheid om weer als gehuwden samen te leven, ongeacht economische beperkingen. De echtgenoten zijn dus nog steeds in relatief grote mate voor elkaar verantwoordelijk en daarom bestaan er slechts beperkte vereisten voor economische zelfstandigheid en de verplichting om zelf de kost te verdienen. Een echtgeno(o)t(e) die apart woont, heeft recht op alimentatie als deze persoon niet via zijn of haar inkomen en vermogen in zijn of haar behoeften kan voorzien.
Er bestaat geen “nietigverklaring van het huwelijk”. Een huwelijk kan wel op verzoek door een rechterlijke beslissing worden opgeheven (§§ 1313 e.v. van het Burgerlijk Wetboek). In de praktijk komt dit zelden voor.
Een huwelijk kan worden opgeheven vanwege schendingen van het recht of wilsgebrek bij de huwelijkssluiting. Alle gronden daarvoor staan vermeld in § 1314 van het Burgerlijk Wetboek.
Opheffing van het huwelijk heeft dezelfde gevolgen als een echtscheiding (§ 1318 van het Burgerlijk Wetboek). Zie de opmerkingen bij vraag 3.
In het geval van een echtscheiding kunnen ouders bij de bureaus voor kinder- en jeugdzorg (Jugendamt) aankloppen. Ouders die uit elkaar zijn of een echtscheiding achter de rug hebben, krijgen hier advies over de manier waarop verder goed voor de kinderen kan worden gezorgd. In gezamenlijk overleg met de ouders wordt een plan voor de uitoefening van het ouderlijk gezag uitgewerkt. De kinderen zelf worden hierbij zoveel mogelijk betrokken. Een databank met alle bureaus is te vinden onder https://www.dajeb.de/. Daarnaast kan de hulp worden ingeroepen van een bemiddelaar om eventuele conflicten in der minne te schikken. Meer informatie over echtscheidingsbemiddeling (“mediation”) is te vinden onder
https://www.bafm-mediation.de/.
Het Duitse recht kent enkel de mogelijkheden van ontbinding van een huwelijk (echtscheiding), opheffing van een huwelijk of vaststelling van het bestaan of niet-bestaan van een huwelijk (§ 121 van de Wet inzake procedures in familiezaken en niet-contentieuze procedures (Gesetz über das Verfahren in Familiensachen und in den Angelegenheiten der freiwilligen Gerichtsbarkeit, FamFG).
Verzoeken omtrent het huwelijk moeten in beginsel worden ingediend bij de kantonrechtbank (Amtsgericht)/familierechtbank (Familiengericht) (§ 111 en § 121 van de Wet inzake procedures in familiezaken en niet-contentieuze procedures, § 23 ter van de Wet op de rechterlijke organisatie (Gerichtsverfassungsgesetz)). De rechterlijke bevoegdheid is gebaseerd op § 122 van de Wet inzake procedures in familiezaken en niet-contentieuze procedures. Vertegenwoordiging door een advocaat is verplicht.
U kunt voor een zaak voor de familierechtbank rechtsbijstand krijgen wanneer u in een zodanige persoonlijke of financiële situatie verkeert dat u de proceskosten niet, slechts ten dele of alleen in termijnen kunt opbrengen. Voorwaarde hiervoor is wel dat u een goede kans van slagen met het proces en geen kwaadaardige bedoelingen hebt. Ook mensen met lage inkomens kunnen dankzij deze gratis rechtsbijstand naar de rechter stappen. Al naargelang de hoogte van uw inkomen worden de door u te betalen proceskosten geheel of gedeeltelijk overgenomen. Als de rechter u een advocaat toewijst, worden de kosten van de wettelijke vertegenwoordiging ook via de rechtsbijstand gedekt. Nadere informatie kunt u vinden in de brochure over rechtsbijstand en juridisch advies “Beratungshilfe und Prozesskostenhilfe” op de website van het federale ministerie van Justitie en Consumentenbescherming, https://www.bmjv.de/.
Er kan beroep worden ingesteld tegen de beslissing over de echtscheiding of de opheffing van het huwelijk op grond van §§ 58 e.v. van de Wet inzake procedures in familiezaken en niet-contentieuze procedures. Over het beroep wordt door de hoogste rechterlijke instantie van de Duitse deelstaten (Oberlandesgericht) beslist.
Uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 (“de Brussel II bis-verordening”) worden dergelijke beslissingen automatisch en zonder enige procedure erkend, tenzij de beslissing is gegeven in Denemarken. Volgens de Brussel II bis-verordening moet de echtscheidingsprocedure of procedure tot opheffing of nietigverklaring van het huwelijk in beginsel na 1 maart 2001 bij de rechtbank aanhangig zijn gemaakt (zie artikel 64 van Brussel II bis voor de uitzonderingen hierop). Op oude zaken is vooral de voorloper van Brussel II bis, namelijk de Brussel II-verordening, van toepassing. Beslissingen uit Denemarken worden gewoonlijk nog steeds alleen na een specifieke procedure erkend.
Op grond van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 ligt de bevoegdheid voor niet-erkenning van dergelijke beslissingen in beginsel bij de kantonrechtbank (familierechtbank) van de plaats van de hoogste rechterlijke instantie van de deelstaat waar:
Hierop wordt een uitzondering gemaakt in Niedersachsen, waar de bevoegdheid voor alle hogere regionale rechterlijke instanties van de deelstaten is gecentraliseerd en de kantonrechtbank van Celle bevoegd is.
Hierbij gelden de vormvoorschriften van de Wet inzake procedures in familiezaken en niet-contentieuze procedures.
In Duitsland en inmiddels 16 andere lidstaten van de Europese Unie wordt de wet die van toepassing is op echtscheiding in situaties waarin sprake is van een wetsconflict, beheerst door de bepalingen van de Rome III-verordening (Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed). Het op grond van de Rome III-verordening aangewezen recht moet ook worden toegepast wanneer het toepasbare recht niet het recht van een deelnemende lidstaat is.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Een echtscheiding kan worden uitgesproken door een bureau van de burgerlijke stand (perekonnaseisuasutus of perekonnaseisuamet) of een notaris, als de echtgenoten het onderling eens zijn en een gemeenschappelijk schriftelijk verzoek tot ontbinding van het huwelijk indienen, of door een rechtbank, als een van de echtgenoten de rechtbank om ontbinding van het huwelijk vraagt. Het laatste scenario is van toepassing als de echtgenoten het niet eens zijn over de echtscheiding of de details van de echtscheiding, of als een bureau van de burgerlijke stand niet bevoegd is om de echtscheiding uit te spreken.
Een bureau van de burgerlijke stand of een notaris kan een echtscheiding uitspreken als de echtgenoten het onderling eens zijn en een gemeenschappelijk schriftelijk verzoek hiertoe indienen en als beide echtgenoten in Estland verblijven.
Ingeval de huwelijksrelatie definitief is beëindigd, kan een echtscheiding worden uitgesproken door een rechtbank als een van de echtgenoten de rechtbank om ontbinding van het huwelijk verzoekt. De huwelijksrelatie is beëindigd, wanneer de echtgenoten niet langer echtelijk met elkaar samenleven en er redenen zijn om aan te nemen dat zij niet opnieuw zullen gaan samenwonen. De beëindiging van de huwelijksrelatie wordt aangenomen, wanneer de echtgenoten minstens twee jaar apart hebben gewoond.
Een echtscheiding laat de persoonlijke betrekkingen tussen de echtgenoten ongemoeid. Op het moment van echtscheiding kan de rechtbank of de burgerlijke stand de vorige achternaam teruggeven aan de persoon die dat verzoekt. Als er geen verzoek wordt ingediend, blijft de achternaam gehandhaafd die bij het aangaan van het huwelijk is gekozen.
Bij echtscheiding wordt het vermogen van de echtgenoten verdeeld op basis van hun huwelijksvermogensstelsel. In geval van gemeenschap van goederen verdelen de echtgenoten hun gemeenschappelijk eigendom (ühisvara) doorgaans in gelijke delen, overeenkomstig de bepalingen over de beëindiging van de gemeenschappelijke eigendom. Hoe de eigendom is samengesteld wordt bepaald op de datum waarop het huwelijksvermogensstelsel eindigt. De echtgenoten zijn niet verplicht om hun vermogen bij echtscheiding te verdelen. Totdat hun gemeenschappelijke vermogen is verdeeld, oefenen de echtgenoten gezamenlijk de rechten uit en zijn zij gezamenlijk gehouden tot de verplichtingen die met die eigendom verband houden. Ook kunnen zijn de gemeenschappelijke goederen gezamenlijk beheren.
Bij de ontbinding van een gemeenschap van vruchten en inkomsten (vara juurdekasvu tasaarvestus), worden vruchten en inkomsten van beide echtgenoten vastgesteld en de geldvordering die ontstaat na verrekening daarvan.
Als de echtgenoten hun vermogen op het moment van echtscheiding willen verdelen, wordt het vermogen verdeeld volgens het gekozen huwelijksvermogensstelsel of conform de akte van huwelijkse voorwaarden (abieluvaraleping). Als de echtgenoten een akte van huwelijkse voorwaarden hebben ondertekend, eindigt deze op het moment van de echtscheiding. Als de akte van huwelijkse voorwaarden door echtscheiding wordt beëindigd, eindigen de rechten en plichten die voortvloeien uit deze akte. Het vermogen wordt verdeeld conform de akte van huwelijkse voorwaarden.
De echtscheiding als zodanig heeft geen invloed op de ouderlijke verantwoordelijkheid en de ouders behouden in principe het gezamenlijk gezag.
In het algemeen moeten ouders afspreken bij wie het kind woont, in welke mate iedere ouder bijdraagt aan de opvoeding van het kind, en op welke wijze en hoelang er alimentatie moet worden betaald. De maandelijkse alimentatie voor een minderjarig kind mag niet lager zijn dan de minimumalimentatie voor een minderjarig kind overeenkomstig de wet op het gezinsrecht (perekonnaseadus).
Als de ouders het recht van gezamenlijk gezag niet willen of kunnen uitoefenen, heeft elke ouder het recht om een rechtbank, in een niet-contentieuze procedure, te verzoeken om het gezag over het kind gedeeltelijk of geheel aan hem of haar toe te kennen. Wijzigingen inzake het gezag over het kind hebben geen invloed op de onderhoudsverplichting van ouders jegens minderjarige kinderen.
Een gescheiden echtgenoot heeft recht op het ontvangen van alimentatie:
De vader van een kind is aan de moeder van het kind gedurende een periode van acht weken voor en twaalf weken na de geboorte van het kind alimentatie verschuldigd.
Een rechtbank kan een gescheiden echtgenoot ontheffen van de verplichting om alimentatie te betalen op gronden die in de wet zijn bepaald.
Een gescheiden echtgenoot die recht heeft op het ontvangen van alimentatie kan pas verzoeken dat de wettelijke verplichting tot het betalen van alimentatie wordt uitgevoerd nadat hij of zij het echtscheidingsverzoek heeft ingediend.
De echtgenoten zijn gescheiden van tafel en bed, wanneer zij geen gezamenlijke huishouding voeren en niet echtelijk met elkaar samenleven en minstens één van de echtgenoten duidelijk niet bereid is om de relatie te hervatten of te herstellen.
De echtgenoten wonen apart.
Als de echtgenoten gescheiden van tafel en bed zijn, kan elk van beide echtgenoten:
Indien de echtgenoten gescheiden wonen, moeten zij elkaar regelmatig alimentatie betalen om de gebruikelijke kosten te dekken die de andere echtgenoot in het belang van het gezin maakt.
Bij nietigverklaring van het huwelijk wordt het huwelijk geacht nietig te zijn geweest vanaf het begin. Het huwelijk kan alleen bij een rechterlijke uitspraak nietig worden verklaard.
De nietigverklaring van een huwelijk mag alleen worden gebaseerd op de gronden van nietigheid van het huwelijk zoals bedoeld in de wet op het gezinsrecht (perekonnaseadus). Dit betekent dat de rechter een huwelijk alleen nietig mag verklaren indien:
Verder wordt het huwelijk geacht nietig te zijn indien:
Nadat een huwelijk nietig is verklaard, wordt het geacht nietig te zijn geweest vanaf het begin, tenzij het nietig is verklaard omdat het een huwelijk tussen twee personen van hetzelfde geslacht betreft. In dat geval wordt het huwelijk nietig verklaard vanaf het van kracht worden van een rechterlijke beslissing. De huwelijkse rechten en plichten zijn niet van toepassing op personen van wie het huwelijk nietig is verklaard (met inbegrip van de rechten en plichten die voortvloeien uit de eveneens nietig verklaarde akte van huwelijkse voorwaarden).
Indien een huwelijk nietig wordt verklaard omdat een van de echtgenoten reeds getrouwd was en dat verborgen hield voor de andere echtgenoot, of de andere echtgenoot door middel van fraude, dwang of geweld aanzette tot een huwelijk, kan de rechter bepalen dat die persoon alimentatie moet betalen aan de persoon met wie hij of zij een nietig huwelijk is aangegaan. Dit doet de rechter door de regels toe te passen met betrekking tot de betaling van alimentatie aan een echtgenoot. De rechter kan op verzoek van de partij die onwettig is aangezet tot een huwelijk, de bepalingen inzake de huwelijkse bezittingen toepassen op de bezitsregeling van de partijen (zoals de gemeenschappelijke eigendommen van de echtgenoten).
De kinderen uit een nietig huwelijk hebben dezelfde rechten en plichten als kinderen uit een geldig huwelijk.
De burgerlijke stand of een notaris kan een echtscheiding vaststellen met de instemming van beide echtgenoten. De juridische gevolgen van een echtscheiding (zoals de verdeling van de huwelijkse bezittingen) kunnen worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de echtgenoten de wensen te scheiden.
Er bestaan geen buitengerechtelijke procedures om geschillen tussen de echtgenoten inzake de omstandigheden van de echtscheiding te beslechten.
Een aanvraag voor een echtscheiding kan worden ingediend bij:
Aanvragen voor de nietigverklaring van een huwelijk moeten worden ingediend bij de rechtbank van eerste aanleg die bevoegd is voor de woonplaats van de verweerder.
De burgerlijke stand stelt een echtscheiding vast op basis van een gezamenlijke, persoonlijke schriftelijke aanvraag van de echtgenoten. In de aanvraag moeten de echtgenoten bevestigen dat er tussen hen geen geschil bestaat met betrekking tot de kinderen, de verdeling van gemeenschappelijke bezittingen of alimentatie. Aanvragen voor een echtscheiding moeten vergezeld gaan van een huwelijkscertificaat. Indien een echtgenoot om een geldige reden niet in staat is om de gezamenlijke aanvraag persoonlijk in te dienen bij de burgerlijke stand, kan hij of zij een afzonderlijke, door een notaris gecertificeerde aanvraag indienen. Documenten die zijn opgesteld in een vreemde taal moeten samen met een vertaling worden ingediend bij de burgerlijke stand. Die vertaling moet gecertificeerd zijn door een notaris, een consulaatsmedewerker of een beëdigd vertaler. Wanneer een document dat een huwelijk certificeert, is opgesteld in het buitenland, moet het worden gelegaliseerd of voorzien van een apostille, tenzij in een internationaal verdrag anders is bepaald.
Een notaris stelt een echtscheiding vast op basis van een gezamenlijke, persoonlijke schriftelijke aanvraag van de echtgenoten. Aanvragen voor een echtscheiding moeten vergezeld gaan van een huwelijkscertificaat. Indien een echtgenoot om geldige redenen niet in staat is om de gezamenlijke aanvraag persoonlijk in te dienen op het kantoor van de notaris, kan hij of zij bij het notariskantoor een afzonderlijke, door een notaris gecertificeerde aanvraag indienen. Documenten die zijn opgesteld in een vreemde taal moeten samen met een vertaling worden ingediend bij de burgerlijke stand. Die vertaling moet gecertificeerd zijn door een notaris, een consulaatsmedewerker of een beëdigd vertaler. Wanneer een document dat een huwelijk certificeert, is opgesteld in het buitenland, moet het worden gelegaliseerd of voorzien van een apostille, tenzij in een internationaal verdrag anders is bepaald.
Huwelijkszaken die in Estland voor de rechter worden gebracht, moeten aanhangig worden gemaakt bij de rechtbank die bevoegd is voor de gezamenlijke woonplaats van de echtgenoten, of anders bij de rechtbank die bevoegd is voor de woonplaats van de verweerder. Indien de verweerder niet woonachtig is in Estland, moet de zaak aanhangig worden gemaakt bij de rechtbank die bevoegd is voor de woonplaats van een minderjarig kind van de echtgenoten of, wanneer de echtgenoten geen gezamenlijke minderjarige kinderen hebben, bij de rechtbank die bevoegd is voor de woonplaats van de eiser. Het bij de rechter ingediende verzoekschrift voor een echtscheiding, een scheiding van tafel en bed of een nietigverklaring moet voldoen aan alle formele vereisten die inzake burgerlijke procedures zijn vastgesteld in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (tsiviilkohtumenetluse seadustik). Het verzoekschrift en de bewijsstukken moeten schriftelijk of elektronisch bij de rechtbank worden ingediend, in het Ests en in A4-formaat.
In het verzoekschrift moeten de naam van de rechtbank en de persoonsgegevens van de eiser en de verweerder (de echtgenoten) en van hun gezamenlijke minderjarige kinderen worden opgenomen. Ook moet worden vermeld wie alimentatie voor de kinderen zal betalen, wie hen zal opvoeden, en bij wie de kinderen gaan wonen. Het verzoekschrift moet ook een voorstel bevatten voor de toekomstige regeling inzake de ouderlijke rechten en de opvoeding van de kinderen. Daarnaast moeten de feitelijke omstandigheden die de grondslag van de aanvraag vormen in het verzoekschrift worden omschreven en de instemming van de eiser moet duidelijk blijken. Bovendien moet de eiser de bewijsstukken waar hij of zij over beschikt, in het verzoekschrift opnemen en voorleggen.
In aanvulling op het bovenstaande moet bij de verdeling van gemeenschappelijke bezittingen in het verzoekschrift worden aangegeven waar die bezittingen uit bestaan en waar deze zich bevinden. Verder moet de waarde van de bezittingen van de eiser worden bepaald en er moet een voorstel voor de verdeling van de gemeenschappelijke bezittingen worden gedaan. Indien de echtgenoten een akte van huwelijkse voorwaarden hebben ondertekend, moet die aan het verzoekschrift worden gehecht.
Het verzoekschrift moet worden ondertekend door de eiser of zijn of haar vertegenwoordiger. Indien een vertegenwoordiger het document ondertekent, moet er een machtiging worden bijgevoegd waaruit de bevoegdheid van de vertegenwoordiger blijkt.
Indien degene die om rechtsbijstand vraagt, gezien zijn of haar financiële situatie de procedurekosten niet of slechts gedeeltelijk of in termijnen kan betalen, en er voldoende reden is om aan te nemen dat de voorgenomen deelname aan de procedure succes kan hebben, kan de rechter hem of haar volledig of voor een deel vrijstellen van de verplichting om de procedurekosten te betalen. De kosten worden in dat geval door de staat betaald.
Op grond van de algemene bepalingen met betrekking tot beroepsprocedures kan een partij beroep instellen tegen een uitspraak inzake echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk, indien hij of zij van mening is dat de uitspraak van de rechtbank van eerste aanleg gebaseerd is op een onjuiste rechtsopvatting (bijvoorbeeld wanneer de rechtbank van eerste aanleg een materieel- of procesrechtelijke bepaling verkeerd heeft toegepast).
Overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad wordt in de Europese Unie een echtscheidingsvonnis dat in de ene lidstaat is gewezen, automatisch erkend in de andere EU-lidstaten (met uitzondering van Denemarken). Hiervoor hoeft geen speciale procedure te worden gevolgd.
Om de erkenning van een besluit inzake echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk aan te vechten, moeten partijen zich richten tot het hof van beroep van de lidstaat zoals aangegeven in de lijst die is opgenomen in Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad. In Estland is dat de arrondissementsrechtbank (ringkonnakohus).
De procedure en de termijn voor het instellen van beroep staan vermeld in de beslissing van de rechtbank.
Bij een echtscheiding wordt het recht toegepast van het land waarin beide echtgenoten wonen. Indien de echtgenoten in verschillende landen wonen, maar dezelfde nationaliteit hebben, worden de algemene rechtsgevolgen van het huwelijk bepaald door het recht van het land waarvan zij onderdaan zijn. Indien de echtgenoten in verschillende landen wonen en elk een andere nationaliteit hebben, worden de algemene rechtsgevolgen van het huwelijk bepaald door het recht van:
Indien een echtscheiding op grond van bovengenoemd recht niet of alleen onder zeer strenge voorwaarden is toegestaan, wordt het Estse recht toegepast wanneer een van de echtgenoten in Estland woont of Ests staatsburger is, of wanneer hij of zij in Estland woonde of Ests staatsburger was toen het huwelijk werd gesloten.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Een van de echtgenoten heeft op de datum van inleiding van de procedure zijn of haar woonplaats in Ierland,
OF
een van de echtgenoten heeft gedurende een periode van ten minste een jaar onmiddellijk voorafgaand aan die datum zijn of haar gewone verblijfplaats in Ierland gehad.
(Artikel 39, lid 1, punten a) en b), van de Family Law (Divorce) Act, 1996 (wet op het familierecht (echtscheiding)), hierna “Act” genoemd).
De rechter (Circuit Court en High Court; artikel 38, lid 1, van de Act) moet het volgende hebben vastgesteld:
de echtgenoten hebben in de periode van drie jaar onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inleiding van de procedure gedurende een al dan niet aaneengesloten periode van ten minste twee jaar gescheiden geleefd,
EN
er is geen redelijk vooruitzicht op verzoening tussen de echtgenoten,
EN
voor het onderhoud van de echtgenoten en afhankelijke gezinsleden bestaat een passende regeling of zal een passende regeling worden getroffen.
(Artikel 5, lid 1, van de Act)
Het huwelijk wordt door het echtscheidingsvonnis ontbonden en de partijen kunnen hertrouwen (artikel 10, lid 1, van de Act).
Bij het uitspreken van de echtscheiding kan de rechter een beschikking over de boedelverdeling geven (artikel 14, lid 1, van de Act), waarin hij of zij kan bepalen dat het huwelijksvermogen wordt verkocht, gelijkelijk of individueel wordt verdeeld of aan een van de partijen wordt overgedragen.
Bij het uitspreken van echtscheiding kan de rechter elke beschikking geven die hij of zij passend acht betreffende het welzijn van, de voogdij over of het recht op omgang met afhankelijke minderjarige gezinsleden (artikel 5, lid 2, van de Act). Daarbij staat het welzijn van het kind voorop.
(Voor meer bijzonderheden zie het informatieblad “Ouderlijke verantwoordelijkheid – Ierland”).
Bij het uitspreken van de echtscheiding kan de rechter aan een van de echtgenoten partneralimentatie toekennen. De daartoe strekkende beschikking vervalt wanneer die echtgeno(o)t(e) hertrouwt (artikel 13 van de Act).
De rechter kan ook ten behoeve van een van de echtgenoten een beschikking inzake pensioenverrekening geven (artikel 17 van de Act).
(Voor meer bijzonderheden zie het informatieblad “Alimentatievorderingen – Ierland”).
Een scheiding van tafel en bed maakt het voor echtgenoten die van elkaar zijn vervreemd, gemakkelijker om hun leven te herschikken met de intentie om duurzaam gescheiden van elkaar te gaan leven.
Een beschikking houdende scheiding van tafel en bed biedt de beschikkende rechter de mogelijkheid tot het geven van bijkomende beschikkingen betreffende eventuele kinderen, alimentatie, eenmalige kapitaaluitkeringen, pensioenrechten, de echtelijke woning en andere goederen. Het uitspreken van de scheiding van tafel en bed heeft niet de ontbinding van het huwelijk tot gevolg. Van elkaar vervreemde echtgenoten die van tafel en bed zijn gescheiden, kunnen dus niet hertrouwen. Daarvoor moeten ze eerst een echtscheidingsvonnis verkrijgen.
(Artikel 8 van de Judicial Separation and Family Law Reform Act, 1989 (wet inzake de scheiding van tafel en bed en tot hervorming van het familierecht).
Een of meer van de volgende gronden:
(Artikel 2 van de Judicial Separation and Family Law Reform Act, 1989).
Met de scheiding van tafel en bed vervalt de samenwoningsplicht zonder dat het huwelijk wordt ontbonden. De vrouw kan de familienaam van haar echtgenoot blijven gebruiken.
Wat de financiële kant betreft, blijft de wederzijdse onderhoudsplicht bestaan en kan eventueel een onderhoudsbijdrage worden toegewezen, waarbij echter niet wordt gekeken naar de schuldvraag. Maar net als een echtscheiding brengt ook de scheiding van tafel en bed de ontbinding van de huwelijksrelatie met zich mee.
De scheiding van tafel en bed heeft geen gevolgen voor de erfrechten, behalve wanneer de betreffende echtgeno(o)t(e) als enige schuld heeft aan de scheiding.
De echtgenoten kunnen de rechter verzoeken om opheffing van de beschikking. De rechter wijst dit verzoek toe als hij of zij ervan overtuigd is dat de echtgenoten zich hebben verzoend en de intentie hebben om weer te gaan samenwonen.
Omzetting van scheiding van tafel en bed in echtscheiding:
op verzoek van een van de echtgenoten kan een scheiding van tafel en bed na drie jaar rechtens worden omgezet in een echtscheiding. De rechter spreekt dan de echtscheiding uit en regelt de gevolgen ervan.
Wanneer de scheiding van tafel en bed is uitgesproken op gemeenschappelijk verzoek van de echtgenoten, is ook voor de omzetting in een echtscheiding een gemeenschappelijk verzoek vereist.
Een nietig verklaard huwelijk wordt geacht nooit te hebben bestaan.
Er moet worden voldaan aan een van de volgende voorwaarden:
Het huwelijk wordt geacht nooit te hebben bestaan. De partijen kunnen hertrouwen. Zij hebben jegens elkaar geen erfrechten meer, noch onderhoudsplicht. Eventuele kinderen die uit het nietig huwelijk zijn geboren, worden beschouwd als buitenechtelijk.
Financiële en vermogensgeschillen en geschillen in verband met afhankelijke kinderen kunnen via bemiddeling worden beslecht, zonder naar de rechter te stappen. Een echtscheiding of scheiding van tafel en bed kan echter alleen door de rechter worden uitgesproken.
Het Circuit Court is samen met het High Court bevoegd om kennis te nemen van verzoeken om echtscheiding, scheiding van tafel en bed en nietigverklaring.
Een procedure tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed in het Circuit Court begint met het indienen van een Civil Bill (civiele klacht) bij de griffie van het bevoegde Circuit Court en is geregeld in Order 59 Rule 4 van de Circuit Court Rules 2001.
Een procedure tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed in het High Court begint met de afgifte van een Special Summons (dagvaarding bij rechtsvragen en zeer specifieke feitelijke vragen) door de centrale griffie. De procedure is geregeld in Order 70A van de Rules of the Superior Courts (SI 1997 No. 343). Een procedure tot nietigverklaring in het High Court begint met het indienen van een verzoekschrift bij de centrale griffie. De procedure is geregeld in Order 70 van de Rules of the Superior Courts.
Ja, via de Legal Aid Board (raad voor rechtsbijstand) en afhankelijk van de uitkomst van een onderzoek naar de vermogenstoestand.
De beslissing in beroep van het High Court tegen een beslissing van het Circuit Court in een procedure tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring is definitief en niet vatbaar voor hoger beroep (artikel 39 van de Courts of Justice Act, 1936 (wet op de rechtbanken)).
Tegen alle beslissingen van het High Court in procedures voor echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring kan bij het Supreme Court beroep worden ingesteld.
Op grond van artikel 29, lid 1, punten d) en e), van de Family Law Act 1995 kan de Ierse rechter (Circuit Court of High Court) om een beslissing houdende erkenning van een in het buitenland gegeven beslissing worden verzocht. Bij het Circuit Court moet het verzoek via een Civil Bill worden ingediend en bij het High Court, via een Special Summons.
Gezien de grondwettelijke status van echtscheiding bepaalt de Ierse rechter (d.w.z. Circuit Court of High Court) of een in het buitenland uitgesproken echtscheiding in Ierland kan worden erkend.
De voorwaarden voor echtscheiding zijn neergelegd in artikel 38 van de Family Law (Divorce) Act, 1996.
Een echtgeno(o)t(e) die niet in Ierland woont en evenmin de Ierse nationaliteit bezit, kan in Ierland toch een echtscheiding aanvragen wanneer hij of zij aan een van de in artikel 39, lid 1, punten a) en b), van de Family Law (Divorce) Act, 1996 genoemde voorwaarden voldoet. Of de Ierse rechter bevoegd is in een echtscheidingszaak, wordt niet door de nationaliteit maar door de verblijfplaats van de partijen bepaald.
Oasis: Information on Public Services
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Echtscheiding vereist een gerechtelijke beslissing waartegen geen rechtsmiddelen meer openstaan (artikelen 1438 e.v. van het burgerlijk wetboek (Αστικός Κώδικας)).
Uit de echt scheiden kan op twee manieren:
In artikel 1439 van het burgerlijk wetboek (BW) zijn de onderstaande echtscheidingsgronden opgenomen.
Wanneer een huwelijk is ontbonden, zijn de gewezen echtgenoten niet langer verplicht om met elkaar samen te wonen en om beslissingen gezamenlijk te nemen. Een echtgenoot die de familienaam van de andere echtgenoot heeft aangenomen, gaat in de regel weer de eigen familienaam voeren, tenzij hij/zij de familienaam van de gewezen echtgenoot wil behouden omdat hij/zij in zijn/haar beroep of als kunstenaar onder die naam een zekere reputatie heeft verworven. Alle verplichtingen die de echtgenoten jegens elkaar hebben, houden op te bestaan. Het huwelijksbeletsel van de bigamie vervalt. De tijdens het huwelijk bestaande opschorting van termijnen wat vorderingen tussen de echtgenoten betreft neemt een einde. De verwantschap die door het huwelijk is ontstaan tussen de bloedverwanten van de ene echtgenoot en de bloedverwanten van de andere, blijft na de ontbinding van het huwelijk bestaan.
Bij een echtscheiding heeft iedere echtgenoot het recht de roerende zaken terug te nemen die hem/haar toebehoren of vermoed worden hem/haar toe te behoren, zelfs indien ze door beide echtgenoten of alleen door de andere echtgenoot gebruikt werden, mits de andere echtgenoot het vermoeden van eigendom niet door tegenbewijs weerlegt. Dit geldt zelfs voor goederen die voor de andere echtgenoot als onontbeerlijk zouden kunnen worden beschouwd. Wanneer de echtgenoot die een niet aan hem/haar toebehorende zaak bezit, weigert om die zaak over te dragen, kan de eigenaar een zakelijke vordering, een bezitsvordering of een vordering op grond van het verbintenissenrecht tegen hem/haar instellen. Wanneer een van de echtgenoten de eigenaar van de gezinswoning is, kan hij/zij na de ontbinding van het huwelijk een zakelijke vordering of een vordering op grond van het verbintenissenrecht instellen tegen de echtgenoot die er gebruik van maakt. Aan een eventuele gemeenschap van goederen komt bij echtscheiding een einde, waarna iedere echtgenoot ontvangt wat hem/haar volgens de bepalingen inzake de gemeenschap van goederen en de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen toekomt. Wanneer een van de echtgenoten tijdens het huwelijk eigendom heeft verworven, heeft de andere echtgenoot recht op een deel daarvan.
Wanneer een huwelijk door echtscheiding wordt ontbonden, bepaalt de rechter op welke van de volgende wijzen het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend:
a) het ouderlijk gezag wordt aan een van de ouders toegekend,
b) het ouderlijk gezag wordt aan beide ouders gezamenlijk toegekend,
c) het ouderlijk gezag wordt tussen de ouders verdeeld, of
d) het ouderlijk gezag wordt aan een derde toegekend.
Gescheiden ouders blijven onderhoudsplichtig jegens kinderen die minderjarig zijn en geen inkomsten uit eigen arbeid of eigen vermogen hebben of over onvoldoende inkomen beschikken om in het eigen levensonderhoud te voorzien. Deze verplichting wordt door de ouders gedeeld of, in het geval van een geschil, door de rechter aan hen toegewezen.
Wanneer een huwelijk door echtscheiding is ontbonden, kan de ex-echtgenoot van wie de inkomsten uit werk of vermogen ontoereikend zijn om in het eigen levensonderhoud te voorzien, van de gewezen partner alimentatie vorderen:
Een alimentatieverzoek kan worden afgewezen, of de hoogte van de alimentatie verlaagd, als daar goede gronden voor zijn, in het bijzonder wanneer het huwelijk van korte duur is geweest, de echtscheiding aan de verzoeker is te wijten of de verzoeker zich vrijwillig onvermogend heeft gemaakt. Het recht op alimentatie eindigt wanneer de begunstigde hertrouwt of gaat samenwonen. Het recht op alimentatie eindigt niet bij het overlijden van de alimentatieplichtige. Het eindigt wel bij het overlijden van de begunstigde, tenzij het alimentatierecht betrekking heeft op een voorbije periode of er op het moment van overlijden van de begunstigde sprake is van een betalingsachterstand.
Nietigverklaring van een huwelijk houdt in dat een huwelijk door de rechter op grond van een onregelmatigheid nietig wordt verklaard en daardoor geen rechtsgevolgen meer heeft, behalve voor de uit dat huwelijk geboren kinderen, die de hoedanigheid van binnen het huwelijk geboren kinderen behouden. Op de nietigverklaring van een vernietigbaar of nietig huwelijk zijn dezelfde regels van toepassing als op de nietigverklaring van iedere andere vernietigbare handeling (artikelen 1372 e.v. BW).
Een huwelijk kan nietig worden verklaard als één van de positieve vereisten voor een huwelijk ontbreekt, als er een absoluut huwelijksbeletsel bestaat of als het huwelijk door dwaling of onder dwang tot stand is gekomen.
Een positief vereiste ontbreekt wanneer de echtgenoten hun verklaring niet persoonlijk, onvoorwaardelijk en zonder beperking in de tijd hebben afgelegd, wanneer ze op het moment van de huwelijksvoltrekking minderjarig waren en geen toestemming van de rechter hadden, wanneer een van de echtgenoten onder voogdij staat en de door de rechter benoemde voogd of de rechter geen toestemming voor het huwelijk heeft gegeven, of wanneer een van de echtgenoten zich op het moment van de huwelijksvoltrekking niet bewust was van zijn/haar handelen of door een geestesziekte niet rationeel kon denken. Absolute huwelijksbeletsels zijn bloedverwantschap in de rechte lijn, zonder enige beperking, en in de zijlijn tot en met de vierde graad, verwantschap door huwelijk in de rechte lijn, zonder enige beperking, en in de zijlijn tot en met de derde graad, alsook bigamie en adoptie.
Een nietigverklaring wordt ongedaan gemaakt wanneer de echtgenoten na de huwelijksvoltrekking vrij en volledig met het huwelijk instemmen, wanneer minderjarigen die zonder toestemming zijn gehuwd alsnog de toestemming van de rechter verkrijgen of het huwelijk na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar erkennen, wanneer een onbekwame echtgenoot bekwaam wordt en het huwelijk erkent of, in het geval van echtgenoten die onder voogdij staan, wanneer de voogd of de rechter het huwelijk erkent, en in het geval van een echtgenoot die dwaalde of onder dwang stond, wanneer die echtgenoot het huwelijk na het ontdekken van de dwaling of het stoppen van de dwang erkent. Een huwelijk wordt niet erkend wanneer geen huwelijksverklaring is afgelegd ten overstaan van een burgemeester en getuigen, in het geval van een burgerlijk huwelijk, of, in het geval van een kerkelijk huwelijk, het huwelijk niet is ingezegend door een priester van de Grieks-orthodoxe kerk of van een andere in Griekenland erkende geloofsleer of godsdienst. Het huwelijk heeft in dat geval geen rechtsgevolgen en iedereen die een wettig belang in de zaak heeft, kan dan voor de rechter om een verklaring van non-existentie verzoeken.
De rechtsgevolgen van het huwelijk gaan dan in principe met terugwerkende kracht teniet. Dit heeft betrekking op alle persoonlijke, familierechtelijke en vermogensrechtelijke betrekkingen tussen de echtgenoten. De nietigheid van het huwelijk leidt zodoende voor de echtgenoten tot het ex tunc wegvallen van de niet-testamentaire erfrechten op elkaars vermogen. Daarnaast zijn alle rechtshandelingen die de echtgenoten in die hoedanigheid met derden ten behoeve van het gemeenschappelijk huwelijksleven of het beheer van het vermogen van een van de echtgenoten hebben verricht, nietig, echter onverlet de rechten van derden die te goeder trouw met hen hebben gecontracteerd. Indien een van de echtgenoten zich bij het sluiten van het huwelijk niet van de nietigheid ervan bewust was, heeft de nietigverklaring van het huwelijk voor die echtgenoot alleen toekomstige werking. Verder heeft die echtgenoot recht op alimentatie van de andere echtgenoot wanneer die van begin af aan wist van de nietigheid van het huwelijk en, wanneer laatstbedoelde echtgenoot na de nietigverklaring is overleden, van zijn/haar erfgenamen, volgens dezelfde regels als die welke bij echtscheiding gelden. Ook echtgenoten die onder bedreiging of in strijd met de wet of de goede zeden gedwongen in het huwelijk zijn getreden, hebben recht op alimentatie wanneer het huwelijk nietig wordt verklaard of de echtgenoot overlijdt (artikel 1383 BW).
Nee.
De enkelvoudige kamer van de rechtbank van eerste aanleg (artikel 17, lid 1, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (WvBR) (Κώδικας Πολιτικής Δικονομίας)) is bevoegd om huwelijken te ontbinden op grond van ontwrichting of wanneer een van de echtgenoten afwezig werd verklaard, om een nietig of vernietigbaar huwelijk nietig te verklaren of om de non-existentie van een huwelijk vast te stellen. Voorts behandelt deze rechtbank geschillen tussen echtgenoten die voortvloeien uit de huwelijksrelatie. De gevolgde procedure is die voor huwelijksgeschillen, die is gewijzigd bij wet nr. 4055/2012.
Verzoeken om echtscheiding met wederzijdse instemming worden eveneens door de enkelvoudige kamer van de rechtbank van eerste aanleg behandeld. Bij niet-betwiste echtscheidingsverzoeken wordt echter de procedure van de vrijwillige rechtspraak gevolgd. De territoriaal bevoegde rechtbank is ofwel de rechtbank van de laatste gezamenlijke woonplaats van de echtgenoten (artikel 39 WvBR), ofwel de rechtbank van hun gewone verblijfplaats, als een van de echtgenoten er nog woont, ofwel de rechtbank van de gewone verblijfplaats van de verweerder (artikel 22 WvBR), ofwel, bij een gezamenlijk verzoek, de rechtbank van de gewone verblijfplaats van een van de echtgenoten, dan wel de gewone verblijfplaats van de verzoeker, als hij/zij er in de periode onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek ten minste een jaar heeft gewoond, of ten minste zes maanden wanneer de verzoekende of beide echtgenoten de Griekse nationaliteit hebben. De tegenvordering wordt door dezelfde rechtbank behandeld. Alimentatievorderingen kunnen worden samengevoegd met vorderingen tot echtscheiding, tot nietigverklaring of tot vaststelling van de non-existentie van een huwelijk en worden dan gezamenlijk behandeld door de bevoegde rechtbank van eerste aanleg (enkelvoudige kamer), volgens de procedure voor huwelijksgeschillen, met de beperkingen die in het kader van die procedure gelden. Vorderingen inzake de toekenning van ouderlijk gezag en tot vaststelling van een omgangsregeling kunnen eveneens worden samengevoegd met de bovengenoemde vorderingen en worden door de enkelvoudige kamer van de rechtbank van eerste aanleg behandeld volgens de speciale procedure van de artikelen 681B e.v. WvBR.
Het verzoekschrift moet worden ingediend bij de griffie van de rechtbank. De griffier bepaalt de datum van de rechtszitting en vermeldt die datum op de afschriften van het verzoekschrift. De advocaat van de verzoeker geeft aan de deurwaarder de opdracht om een afschrift van het verzoekschrift met de datum van de zitting te betekenen aan de verweerder, samen met een dagvaarding om op de door de rechtbank vastgestelde dag en plaats ter zitting te verschijnen. Wanneer de verweerder in Griekenland woont of verblijft, moet de betekening binnen zestig dagen plaatsvinden en wanneer hij/zij in het buitenland woont of verblijft of zijn/haar woonplaats onbekend is, binnen negentig dagen. Wanneer het inleidende verzoekschrift moet worden betekend aan een persoon in het buitenland met bekende woonplaats, geldt, naar analogie, het bepaalde in de EU-verordeningen, in het bijzonder Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, of het Verdrag van Den Haag van 15 november 1965, voor zover van toepassing, of de toepasselijke bilaterale of multilaterale verdragen.
Het materiële recht dat op de persoonlijke vermogensrechtelijke betrekkingen tussen echtgenoten, op echtscheiding en op de scheiding van tafel en bed van toepassing is (artikelen 14, 15 en 16 BW), is in volgorde van voorrang:
De betrekkingen tussen ouders en kinderen (artikelen 18 en 19 BW) worden geregeld, in volgorde van voorrang, door:
a) het recht van hun laatste gemeenschappelijke nationaliteit;
b) het recht van hun laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats;
c) het recht van de nationaliteit van het kind; wanneer het kind zowel de Griekse als een vreemde nationaliteit heeft, geldt het Griekse recht, en wanneer het meerdere vreemde nationaliteiten heeft, het recht van de staat waarmee het de sterkste band heeft.
Volgens de lex fori is het Griekse procesrecht van toepassing. Ingevolge artikel 28 van de grondwet hebben het Europese recht en internationale verdragen echter voorrang. Om een partij in rechte te kunnen vertegenwoordigen, moet een advocaat beschikken over een volmacht van die partij of samen met die partij ter zitting verschijnen. In de bewijsfase moeten de huwelijksakte, een verklaring over de burgerlijke staat en andere bewijsstukken worden overgelegd. Het horen van getuigen en afleggen van verklaringen gebeurt in een openbare zitting. Bij een echtscheiding met wederzijdse instemming moeten de partijen in een door beiden en/of hun gevolmachtigde advocaat ondertekende schriftelijke overeenkomst verklaren dat ze hun huwelijk willen ontbinden; verder moet een overeenkomst worden overgelegd waarin het ouderlijke gezag over en de omgang met de kinderen zijn geregeld. De overeenkomst wordt bekrachtigd door de rechter, die tevens de echtscheiding uitspreekt. De verklaringen van de partijen worden door de rechtbank vrij beoordeeld. De partijen worden niet onder ede gehoord en hun kinderen worden niet als getuige toegelaten. Niet‑partijgetuigen en deskundigen worden onder ede gehoord. De rechter probeert de partijen met elkaar te verzoenen. De afwezigheid van de verweerder op de zitting heeft geen invloed op de uitspraak in de zaak. Wanneer een van de partijen overlijdt voordat de rechter uitspraak heeft gedaan, vervalt de procedure. In het geval van een vordering tot nietigverklaring van een huwelijk, die ook door de openbare aanklager kan worden ingesteld, moet de openbare aanklager ter terechtzitting verschijnen. Wanneer een van de partijen overlijdt, wordt de procedure geschorst, waarna de erfgenamen van die partij de procedure desgewenst kunnen voortzetten. Wanneer een vordering tot nietigverklaring of non-existentie van een huwelijk wordt ingesteld door de openbare aanklager, is die vordering gericht tegen beide partijen, en wanneer een van hen is overleden, tegen de erfgenamen van de overleden partij.
Ja, onder bepaalde voorwaarden. Rechtsbijstand wordt met name toegekend wanneer iemand aantoonbaar over onvoldoende financiële middelen beschikt om de kosten van een rechtszaak te betalen zonder gebruik te moeten maken van de middelen die hij/zij minimaal nodig heeft om in zijn/haar levensonderhoud en dat van zijn/haar gezin te voorzien, mits de vordering niet kennelijk ongegrond of onverstandig is. Een verzoek om rechtsbijstand moet worden gericht aan de rechter bij wie de betreffende zaak aanhangig is of aanhangig moet worden gemaakt. Wanneer dit de meervoudige kamer van de rechtbank van eerste aanleg is, moet het verzoek worden gericht aan de voorzitter van de rechtbank. Een verzoek om rechtsbijstand voor niet-procesgerelateerde zaken moet bij de vrederechter (ειρηνοδικείο) van de woonplaats van de verzoeker worden ingediend (artikelen 194 e.v. WvBR).
Het verzoek moet beknopt het voorwerp van de procedure vermelden, het bewijsmateriaal dat ter zitting wordt overgelegd en de stukken waaruit blijkt dat aan de voorwaarden voor rechtsbijstand is voldaan. Het verzoek moet vergezeld gaan van de volgende documenten:
De rechter die het verzoek behandelt, kan de verweerder dagvaarden. Dat brengt voor de verweerder geen kosten met zich mee, omdat hij/zij zich niet door een advocaat hoeft te laten vertegenwoordigen. Indien de rechter het waarschijnlijk acht dat aan bovenvermelde voorwaarden is voldaan, wordt rechtsbijstand toegekend. Voor elke rechtszaak moet een nieuw verzoek om rechtsbijstand worden ingediend. Dat geldt ook voor beroepszaken en een eventuele vordering tot tenuitvoerlegging van de uitspraak. De partij aan wie rechtsbijstand is toegekend, wordt voorlopig vrijgesteld van de kosten van het proces en van de procedure in het algemeen: de honoraria van notarissen en deurwaarders en van advocaten en andere wettelijke vertegenwoordigers, de uitgaven van getuigen en deskundigen, alsook de verplichting om voor die kosten een waarborg te verstrekken. Voorlopige vrijstelling kan ook worden verleend voor slechts een deel van die kosten.
De toekenning van rechtsbijstand ontslaat de begunstigde niet van de verplichting om de kosten van de tegenpartij te vergoeden wanneer de rechter hem/haar in die kosten veroordeelt. Op verzoek van de persoon die om rechtsbijstand verzoekt, kan de rechtbank hem/haar bij de toewijzing van het verzoek om rechtsbijstand, of daarna, een advocaat, notaris of deurwaarder toevoegen. De door het gerecht toegevoegde personen mogen de hun opgedragen taken niet weigeren. De beslissing tot toewijzing van het rechtsbijstandverzoek fungeert in dat geval als volmacht.
De rechtsbijstand stopt bij het overlijden van de begunstigde. Handelingen die niet kunnen worden uitgesteld, kunnen na het overlijden van de begunstigde op basis van voornoemde toevoeging worden verricht. Verder kan de rechtsbijstand door de rechtbank ambtshalve of op voorstel van de openbare aanklager worden ingetrokken of verminderd wanneer blijkt dat niet, of niet meer, aan de voorwaarden voor rechtsbijstand is/wordt voldaan of dat deze voorwaarden gewijzigd zijn. De betaling van kosten is geregeld in de artikelen 190 tot en met 193 WvBR.
Wanneer de tegenpartij in de kosten wordt veroordeeld, worden de zegelrechten, de vergoeding voor het executoriaal afschrift en andere kosten geïnd overeenkomstig de wet op de inning van overheidsinkomsten, terwijl de kosten van de begunstigde en het honorarium van zijn/haar advocaat en van eventuele andere wettelijke vertegenwoordigers en gerechtsdeurwaarders worden vergoed en overeenkomstig de procedures voor gedwongen tenuitvoerlegging worden geïnd. Kosten waarin de begunstigde is veroordeeld, worden verschuldigd zodra aantoonbaar niet langer is voldaan aan de voorwaarden voor rechtsbijstand. Wanneer rechtsbijstand is toegekend op basis van onjuiste verklaringen of informatie, legt de rechter die beslist dat de rechtsbijstand moet worden ingetrokken, de betreffende partij een geldboete tussen 100 en 200 EUR op, die in het verzekeringsfonds voor juridische beroepsbeoefenaren moet worden gestort, zonder dat dit de partij ontslaat van haar verplichting tot het betalen van de kosten waarvan ze was vrijgesteld of vrijwaart van strafrechtelijke vervolging.
Ja. Tegen uitspraken inzake echtscheiding, nietigverklaring van een nietig of vernietigbaar huwelijk of vaststelling van de non-existentie van een huwelijk kan door de in het ongelijk gestelde partij beroep worden ingesteld bij het hof van beroep (Εφετείο); de beroepstermijn is dertig dagen, te rekenen vanaf de dag dat de uitspraak aan haar is betekend, wanneer de partij haar woonplaats of gewone verblijfplaats in Griekenland heeft, zestig dagen wanneer ze haar woonplaats of gewone verblijfplaats in het buitenland heeft of haar woon- of verblijfplaats onbekend is, en drie jaar, te rekenen vanaf de dag van bekendmaking van de uitspraak, wanneer de uitspraak niet aan haar is betekend. Wanneer de partij die beroep mag aantekenen overleden is, gaat de beroepstermijn in op de datum waarop de uitspraak aan haar universele erfgenamen of legatarissen is betekend.
Ingevolge Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, moeten beslissingen die in een andere EU-lidstaat zijn gegeven, zonder enigerlei bijzondere procedure in de andere lidstaten worden erkend. Om in Griekenland een beslissing inzake echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk te laten erkennen, moet een daartoe strekkend verzoek worden ingediend bij de rechtbank van eerste aanleg (enkelvoudige kamer) van de gewone verblijfplaats van de persoon tegen wie de tenuitvoerlegging van die beslissing wordt gevraagd, of die van de plaats van tenuitvoerlegging.
Wanneer de zittingsdag is vastgesteld, moet aan de wederpartij een afschrift van het verzoekschrift worden betekend, samen met het stuk waarin de datum van de zitting staat vermeld en een dagvaarding voor die zitting. De rechtbank mag niet nagaan of de rechtbank die de beslissing heeft gegeven daadwerkelijk bevoegd was. Ze beoordeelt of de erkenning niet in strijd is met de openbare orde van Griekenland, of, in het geval van een bij verstek gegeven beslissing, het inleidende stuk tijdig aan de niet-verschenen partij werd betekend zodat ze zich kon verdedigen, tenzij vaststaat dat die partij ondubbelzinnig met de beslissing heeft ingestemd, en of de beslissing niet onverenigbaar is met een eerder in Griekenland tussen dezelfde partijen gegeven beslissing, dan wel met een beslissing die eerder in een andere lidstaat of in een derde land tussen dezelfde partijen is gegeven en die voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in Griekenland. Indien de rechtbank van oordeel is dat geen van voornoemde weigeringsgronden aanwezig is, wordt de beslissing erkend.
Een in Griekenland gegeven beslissing houdende erkenning van een beslissing van een rechtbank in een andere EU-lidstaat is appellabel bij het hof van beroep, dat bevoegd is in beroepszaken tegen beslissingen van lagere rechters. De beroepstermijn is één maand, te rekenen vanaf de dag waarop de beslissing wordt betekend, behalve wanneer de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, haar gewone verblijfplaats in een andere lidstaat heeft dan die waar de beslissing tot uitvoerbaarverklaring is gegeven, in welk geval de beroepstermijn twee maanden bedraagt, te rekenen vanaf de datum van betekening. Deze termijn kan niet op grond van de afstand worden verlengd. Wanneer de partij tegen wie de erkenning wordt gevraagd verstek laat gaan, zal de rechtbank de procedure schorsen totdat is vastgesteld of die partij tijdig en volgens de regels is gedagvaard, dan wel al het mogelijke is gedaan om haar tijdig en volgens de regels te dagvaarden. Arresten van het hof van beroep zijn vatbaar voor cassatie bij het hooggerechtshof (Άρειος Πάγος).
Het materiële recht dat op echtscheiding van toepassing is, is in volgorde van voorrang:
Volgens de lex fori is het Griekse procesrecht van toepassing. Ingevolge artikel 28 van de grondwet heeft het Europese recht echter voorrang.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Sinds de bij Wet 15/2005 ingevoerde hervorming zijn er geen vereisten in verband met een voorafgaande scheiding of wettelijke gronden om zich in Spanje te laten scheiden.
Echtscheidingsprocedures kunnen op verzoek van slechts één van de huwelijkspartners, beide huwelijkspartners of één huwelijkspartner met toestemming van de andere huwelijkspartner worden ingeleid. Om een echtscheidingsvonnis te verkrijgen, is het voldoende als aan de volgende vereisten en omstandigheden is voldaan:
Uit het bovenstaande volgt dat het — zodra de bovengenoemde periode is verstreken en in het laatste geval zelfs zonder te wachten tot deze periode is verstreken — voor het aanvragen van een echtscheiding en het scheiden voldoende is wanneer één huwelijkspartner het huwelijk niet wil voortzetten, zonder dat de andere huwelijkspartner het recht heeft om hiertegen om materiële redenen bezwaar te maken.
De scheidingsprocedure kan met onderlinge toestemming verlopen of worden aangevochten.
In het eerste geval moet de scheidingsaanvraag vergezeld gaan van een echtscheidingsconvenant waarin de maatregelen zijn uiteengezet die zijn overeengekomen in verband met de zorg voor de kinderen die onder het gezamenlijke ouderlijke gezag vallen, de uitoefening van het ouderlijke gezag en, indien passend, regelingen voor de kinderen in verband met de communicatie met en het verblijf bij de ouder bij wie zij niet wonen en, indien noodzakelijk, regelingen voor kleinkinderen in verband met de communicatie met en bezoeken aan hun grootouders, waarbij altijd de belangen van het kind in aanmerking worden genomen, regelingen voor eventuele huisdieren, rekening houdend met de belangen van de gezinsleden en het welzijn van het dier; de verdeling van perioden van samenwonen en zorg indien noodzakelijk, evenals de kosten in verband met de zorg voor dieren, het gebruik van het huis en de inrichting, de bijdrage aan de kosten van het huwelijk en onderhoud, evenals de basis voor het bijwerken hiervan en eventuele garanties, liquidatie van het huwelijksvermogensstelsel, indien noodzakelijk, en te betalen levensonderhoud, indien passend, aan een van de huwelijkspartners.
In het tweede geval moet het verzoek vergezeld gaan van een voorstel voor de maatregelen die moeten gelden voor de gevolgen van de echtscheiding of het uit elkaar gaan, dat tijdens de procedure zal worden besproken, waarbij de gerechtelijke autoriteit een beslissing neemt indien de huwelijkspartners geen overeenstemming kunnen bereiken.
De rechtbanken zijn in ieder geval bevoegd voor de omgang met eventuele onmondige minderjarige kinderen of oudere kinderen ten aanzien van wie de rechtbank opdracht tot maatregelen voor ouderlijke steun heeft gegeven.
Indien er geen kinderen zijn, wordt de jurisdictie (op basis van de keuze van de partijen) toegewezen aan de griffier of notaris.
Bij de uitvoering van de aan hen toegewezen notariële taken, kunnen diplomaten of consulair ambtenaren geen openbare scheidingsakte goedkeuren.
De regels inzake nietigverklaring, scheiding van tafel en bed en echtscheiding gelden voor alle huwelijken tussen personen van hetzelfde of van een verschillend geslacht, aangezien op grond van Wet 13/2005 dezelfde voorschriften en gevolgen gelden voor huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht als voor die tussen personen van een verschillend geslacht.
Sinds de hervorming die werd doorgevoerd bij Wet 15/2005 vereist een echtscheiding in Spanje geen redenen, omdat het huwelijk wordt gezien als manifestatie van de vrije wil van de huwelijkspartners.
De enige eis is dat de in punt 1 bedoelde perioden zijn verstreken.
Het eerste gevolg van een echtscheiding is dat het huwelijk wordt ontbonden. Hiermee wordt de verplichting beëindigd om samen te wonen en elkaar te steunen, die uit het huwelijk voortvloeit, en kunnen beide huwelijkspartners een nieuw huwelijk sluiten.
Het Spaanse recht vereist niet dat de vrouw bij het huwelijk de achternaam van de man aanneemt, zoals in andere landen het geval is.
Een echtscheiding leidt tot de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel en de liquidatie van gemeenschappelijk vermogen dat mogelijk is opgebouwd, en resulteert in een verdeling van de gemeenschappelijke activa — een proces dat plaatsvindt op grond van het vermogensstelsel dat op het huwelijk van toepassing is.
Een scheiding van tafel en bed, een nietigverklaring of een echtscheiding ontslaat de ouders niet van hun plichten ten opzichte van hun kinderen.
Met betrekking tot persoonlijke maatregelen in verband met de kinderen uit het huwelijk moet een beslissing worden genomen over:
Al deze maatregelen vallen onder de “ouderlijke verantwoordelijkheid” zoals bedoeld in EU-instrumenten.
Het ouderlijk gezag moet, als vorm van ouderlijke verantwoordelijkheid, altijd in het belang van de kinderen worden uitgeoefend, in overeenstemming met hun persoonlijkheid en met eerbiediging van hun rechten en fysieke en mentale integriteit. Dit omvat de volgende taken en bevoegdheden:
Het wijzigen van de woonplek van minderjarige kinderen zonder toestemming van beide ouders kan ontvoering zijn.
In verband met de voogdij zijn de belangen van het kind bepalend voor de vraag of deze aan één of beide ouders wordt toegekend.
In de autonome regio’s van Spanje bestaan verschillende wettelijke stelsels, met eigen regels op het gebied van het familierecht die in elk geval moeten worden geraadpleegd.
In het burgerlijk wetboek is bepaald dat een gedeelde voogdij over de kinderen moet worden toegekend wanneer de ouders hierom in het voorgestelde echtscheidingsconvenant verzoeken of wanneer een dergelijke overeenkomst tijdens de procedure wordt bereikt. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, kan de rechter een besluit nemen over de voogdij, op verzoek van één partij, naar aanleiding van een verslag van het Openbaar Ministerie (Ministerio Fiscal), op basis van de behoorlijke bescherming van de belangen van het kind. Uit de vaste rechtspraak van het Hooggerechtshof volgt dat gezamenlijke voogdij geen uitzondering is, maar veeleer een normale en zelfs wenselijke maatregel, omdat hiermee het recht van kinderen op contact met beide ouders wordt uitgeoefend, zelfs tijdens crises, mits dit haalbaar is.
Met betrekking tot het levensonderhoud van de kinderen uit een huwelijk, ontslaat de scheiding van de ouders hen in principe niet van hun verantwoordelijkheden ten opzichte van hun kinderen en moeten beide ouders bijdragen tot het onderhoud van de kinderen. Onderhoud omvat alles wat essentieel is in verband met voedsel, onderdak, kleding en medische zorg, opvoeding en onderwijs terwijl het kind minderjarig is en zelfs daarna indien het kind het onderwijs buiten zijn schuld om niet heeft kunnen afronden.
Dit betekent normaal gesproken dat de huwelijkspartner zonder voogdij over de kinderen alimentatie moet betalen aan de huwelijkspartner met voogdij, totdat de kinderen financieel onafhankelijk worden of dit niet zijn geworden om redenen die aan hen kunnen worden toegerekend. Indien gezamenlijke voogdij wordt toegekend, betaalt elke ouder de gewone kosten van de kinderen gedurende de periode waarin zij bij hen wonen (kleding, voedsel of onderdak), terwijl voor de overige uitgaven een gezamenlijke rekening wordt geopend waarop elke ouder maandelijkse bijdragen overmaakt of bijdragen betaalt in verhouding tot zijn/haar financiële situatie. Indien de financiële situatie van de twee ouders echter sterk verschilt, belet niets dat één ouder de andere ouder geld geeft zodat laatstgenoemde de kosten voor de kinderen kan betalen gedurende de tijd dat zij bij deze ouder wonen.
De Algemene Raad van de rechterlijke macht (Consejo General del Poder Judicial) voorziet in tabellen voor het bepalen van de alimentatiebetalingen in familieprocedures en biedt een online IT-toepassing aan voor eenvoudige berekeningen in elke zaak. Deze dienen slechts als richtsnoer.
Indien een scheiding leidt tot een verschil in de financiële situaties van de huwelijkspartners, waarbij één huwelijkspartner na een scheiding slechter af is, heeft die huwelijkspartner recht op compensatie, in de vorm van een tijdelijke of permanente toelage, of een enkele betaling, zoals bepaald in het echtscheidingsconvenant of door de rechter.
Sommige regio’s hebben in dit verband speciale regelingen.
Een scheiding van tafel en bed houdt in dat de huwelijkspartners niet langer samenwonen; met andere woorden, de verplichting tot samenleven wordt beëindigd, maar het huwelijk blijft bestaan. De mogelijkheid om activa van de andere huwelijkspartner te verbinden aan de uitoefening van het huiselijk gezag houdt ook op te bestaan.
Net zoals bij echtscheidingen vereist een scheiding van tafel en bed in Spanje sinds de hervorming die werd doorgevoerd bij Wet 15/2005 geen redenen, omdat het huwelijk wordt gezien als manifestatie van de vrije wil van de huwelijkspartners.
De enige eis is dat een minimale duur na de sluiting van het huwelijk in aanmerking wordt genomen voordat de procedure voor scheiding van tafel en bed wordt ingeleid (met uitzondering van bepaalde gevallen). Deze perioden zijn hetzelfde als voor echtscheidingen, zoals uiteengezet in punt 1.
De gevolgen van een scheiding van tafel en bed zijn dezelfde als die van een echtscheiding: de huwelijkspartners wonen niet langer samen en de activa van de andere huwelijkspartner kunnen niet langer worden verbonden aan de uitoefening van het huiselijk gezag vanaf de datum van het definitieve oordeel of decreet waarbij deze wordt vastgesteld of zodra beide huwelijkspartners hiervoor in een openbare akte toestemming hebben gegeven. Het verschil is dat het huwelijk hiermee wordt versoepeld, maar niet wordt ontbonden.
Verzoening is daarom mogelijk, omdat het huwelijk nog bestaat. Om rechtsgevolgen te hebben, moet de verzoening door beide partijen afzonderlijk bij de rechtbank worden gemeld. Indien de huwelijkspartners in gemeenschap van goederen zijn getrouwd (zoals bij een sociedad de gananciales, waarbij de helft van het inkomen van elke huwelijkspartner als eigendom van de andere huwelijkspartner wordt beschouwd), wordt deze regeling op het moment van een scheiding van tafel en bed ontbonden en vervangen door een regeling voor gescheiden eigendom.
Met een scheiding van tafel en bed (en zelfs een feitelijke scheiding) wordt ook de aanname van afstamming beëindigd, waarbij kinderen die minder dan driehonderd dagen na de scheiding worden geboren als kinderen van de echtgenoot worden beschouwd.
Een nietigverklaring van het huwelijk (voor zowel huwelijken tussen partners van hetzelfde als van een verschillend geslacht) houdt in dat een rechtbank een verklaring aflegt dat het gesloten huwelijk te lijden had onder problemen waardoor het vanaf het begin niet werkzaam was, hetgeen in feite betekent dat het huwelijk nooit heeft bestaan en derhalve nooit rechtsgevolgen heeft gehad. Beide huwelijkspartners krijgen dienovereenkomstig hun status van alleenstaande terug.
Een nietigverklaring houdt in dat het huwelijksvermogensstelsel wordt ontbonden en geliquideerd en dat de plicht tot samenwonen en wederzijdse steun niet langer bestaat.
In tegenstelling tot gevallen van een scheiding van tafel en bed of een echtscheiding betekent het niet-bestaan van het huwelijk dat er geen compenserende vergoeding hoeft te worden betaald, aangezien het hiervoor nodig is dat een geldig huwelijk heeft bestaan; deze situatie wordt verzacht door de mogelijkheid dat aan de huwelijkspartner die te goeder trouw heeft gehandeld een schadevergoeding wordt toegekend indien de andere huwelijkspartner bij het sluiten van het huwelijk te kwader trouw heeft gehandeld.
De rechtsgevolgen die reeds vóór het oordeel van de rechter tot nietigverklaring van het huwelijk tot stand zijn gekomen, blijven op de kinderen van toepassing. Deze gevolgen zijn derhalve dezelfde als in het geval van een scheiding van tafel en bed of een echtscheiding.
Naast de nietigverklaring door een burgerlijke rechtbank, worden in Spanje ook de burgerlijke rechtsgevolgen erkend van beslissingen van kerkelijke rechterlijke instanties tot nietigverklaring van kerkelijke huwelijken of pauselijke besluiten inzake korte, niet-geconsummeerde huwelijken, die een validatieprocedure (vergelijkbaar met de exequaturprocedure), vereisen; dit wordt behandeld door de rechtbanken van eerste aanleg (Juzgados de Primera Instancia) (die gespecialiseerd zijn in familiezaken, waar deze bestaan). De basis voor een dergelijke erkenning wordt gevormd door de overeenkomst tussen de Spaanse staat en de Heilige Stoel met betrekking tot juridische aangelegenheden, ondertekend op 3 januari 1979.
De voorwaarden voor de nietigverklaring van een huwelijk, ongeacht de vorm waarin het is gesloten, zijn als volgt:
Met de nietigverklaring van het huwelijk wordt vastgesteld dat het sinds de sluiting ervan ongeldig was. Als gevolg hiervan krijgen de huwelijkspartners hun status van alleenstaande terug.
Eventuele rechtsgevolgen die in het kader van een nietigverklaard huwelijk tussen de sluiting en de datum van het decreet tot nietigverklaring reeds zijn ontstaan, blijven echter geldig met betrekking tot de kinderen en de huwelijkspartner(s) die te goeder trouw hebben gehandeld.
Wanneer het huwelijkse vermogen wordt geliquideerd, deelt de huwelijkspartner die te kwader trouw heeft gehandeld niet in eventuele winsten van de huwelijkspartner die te goeder trouw heeft gehandeld.
Daarnaast kan de partij die te goeder trouw heeft gehandeld, indien er sprake was van samenwonen, een vergoeding verkrijgen ter correctie van eventuele financiële onevenwichtigheden als gevolg van het decreet tot nietigverklaring.
In Spanje wordt gezinsbemiddeling op het niveau van de staat geregeld, in de wet inzake bemiddeling in burgerlijke en handelszaken. Wet 5/2012 van 6 juli 2012 tot omzetting van Richtlijn 2008/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken in Spaans recht.
De algemene beginselen die voor bemiddeling gelden zijn: de bemiddeling is van vrijwillige aard en kan vrij worden gekozen. Zij is bovendien onpartijdig, neutraal en vertrouwelijk. Naast deze beginselen zijn er regels of richtsnoeren om de acties van de partijen tijdens de bemiddeling te sturen, zoals goede trouw en wederzijds respect, evenals de verplichting om samen te werken en de bemiddelaar te ondersteunen.
In de bovengenoemde Wet 5/2012 wordt “bemiddeling in grensoverschrijdende geschillen” geregeld. Dit zijn geschillen waarbij ten minste een van de partijen woont of gewoonlijk verblijft in een andere staat dan die waarin een van de andere betrokken partijen woonachtig is, indien zij overeenkomen van bemiddeling gebruik te maken of wanneer bemiddeling verplicht is op grond van de toepasselijke wetgeving. Dit beslaat ook conflicten die worden verwacht of opgelost aan de hand van een bemiddelingsovereenkomst, ongeacht de plaats waar de overeenkomst is gesloten, wanneer deze, na een verhuizing van een van de partijen, bedoeld is om de overeenkomst of sommige van de gevolgen hiervan op het grondgebied van een andere staat te handhaven.
De meeste autonome gemeenschappen hebben wetten inzake gezinsbemiddeling goedgekeurd. Bijvoorbeeld: Andalusië — Wet 1/2009 van 27 februari 2009 inzake gezinsbemiddeling in Andalusië; Aragon — Wet 9/2011 van 24 maart 2011 inzake gezinsbemiddeling in Aragon; Asturië — Wet 3/2007 van 23 maart 2007 inzake gezinsbemiddeling; Canarische Eilanden — Wet 15/2003 van 8 april 2003 inzake gezinsbemiddeling; Cantabrië — Wet 1/2011 van 28 maart 2011 inzake bemiddeling in de autonome regio Cantabrië; Castilië-La Mancha — Wet 4/2005 van 24 mei 2005 inzake de specialistische sociale dienst voor gezinsbemiddeling; Castilië en León — Wet 1/2006 van 6 april 2006 inzake gezinsbemiddeling in Castilië en León; Catalonië (bijzonder belangrijk in deze autonome regio, aangezien deze haar wetgevingsbevoegdheid op dit gebied heeft ontwikkeld, waarbij in artikel 233, lid 6, van het burgerlijk wetboek van Catalonië is bepaald dat de gerechtelijke autoriteit de huwelijkspartners kan doorverwijzen voor een informatiesessie over bemiddeling wanneer zij van oordeel is dat het gezien de situatie nog steeds mogelijk is om tot een overeenkomst te komen); Valencia — Wet 7/2001 van 26 november 2001 ter regulering van gezinsbemiddeling in Valencia; Galicië — Wet 4/2001 van 31 mei 2001 inzake gezinsbemiddeling; Balearen — Wet 14/2010 van 9 december 2010 inzake gezinsbemiddeling op de Balearen; Madrid — Wet 1/2007 van 21 februari 2007 inzake gezinsbemiddeling in Madrid; en Baskenland — Wet 1/2008 van 8 februari 2008 inzake gezinsbemiddeling, via de respectievelijke autonome parlementen.
Op het niveau van de staat is in artikel 770, lid 7, van de wet inzake burgerlijke rechtsvordering bepaald dat de partijen in zaken die een scheiding van tafel en bed of een echtscheiding met onderlinge toestemming betreffen, kunnen verzoeken om opschorting van de procedure met het oog op bemiddeling.
Op grensoverschrijdende huwelijksprocedures is artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 van toepassing, waarin het volgende is bepaald: “Het gerecht nodigt de partijen zo snel mogelijk en tijdens iedere fase van de procedure rechtstreeks of, in voorkomend geval, met de hulp van de centrale autoriteiten, uit om bemiddeling of andere alternatieve middelen van geschillenbeslechting te overwegen, tenzij dit in strijd is met het belang van het kind, dit in het specifieke geval niet passend is of dit de procedure onnodig zou vertragen.”
Bemiddeling is ook mogelijk in zaken met betrekking tot de internationale ontvoering van kinderen, hoewel het bemiddelingsproces in die gevallen zo snel mogelijk moet plaatsvinden en voor eventueel handelen zo min mogelijk sessies moeten worden georganiseerd. De opschorting van het bemiddelingsproces mag nooit langer zijn dan de periode waarin in de wet is voorzien om ontvoeringszaken op te lossen. Indien bemiddeling tot een overeenkomst leidt (die ook betrekking kan hebben op andere zaken), moet deze worden goedgekeurd door de rechter, rekening houdend met de geldende wetgeving en de belangen van het kind. De jurisdictie in zaken in verband met de ontvoering van kinderen verschilt echter van de jurisdictie op het gebied van familieprocedures; de eerstgenoemde is voorbehouden aan de rechtbanken in de regiohoofdsteden, terwijl de laatstgenoemde door rechtbanken in elk gerechtelijk district kan worden uitgeoefend. Indien een overeenkomst verschillende zaken betreft, moet deze dienovereenkomstig mogelijk door afzonderlijke rechters worden goedgekeurd (d.w.z. de rechtbank in de regiohoofdstad voor zaken in verband met de ontvoering van een kind en de desbetreffende familierechter voor de overige aspecten).
In burgerlijke procedures die vallen onder de jurisdictie van de rechtbanken die zaken met betrekking tot geweld tegen vrouwen behandelen (Juzgados de Violencia sobre la Mujer) is bemiddeling verboden.
a) Waar kan ik mijn verzoekschrift indienen?
Zodra is vastgesteld dat de Spaanse rechter internationaal bevoegd is om de zaak te horen (uiteengezet in Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019) en, indien van toepassing, om de maatregelen te horen ter aanvulling van de uitspraak inzake het huwelijk, moet een verzoek om echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk (met uitzondering van de zaken die door een notaris worden verwerkt in gevallen van een scheiding van tafel en bed of een echtscheiding met onderlinge toestemming zonder minderjarige kinderen) bij het gerecht van eerste aanleg worden ingediend. In sommige gerechtelijke districten zijn er rechtbanken van eerste aanleg die gespecialiseerd zijn in familierecht. Meer specifiek is dit de rechtbank van eerste aanleg:
In Spanje zijn de rechtbanken die geweld tegen vrouwen behandelen opgericht bij Organieke Wet 1/2004 van 28 december 2004 inzake uitgebreide beschermingsmaatregelen tegen gendergebaseerd geweld; zij hebben civielrechtelijke jurisdictie voor procedures in verband met scheidingen van tafel en bed, echtscheidingen en nietigverklaringen waarbij een van de partijen bij de burgerlijke procedure een vrouw is die het slachtoffer is van gendergebaseerd geweld, zoals bedoeld in artikel 87 ter, lid 1, punt a), van de wet inzake de rechterlijke macht, en een van de partijen bij de burgerlijke procedure wordt onderzocht als dader, aanstichter of noodzakelijke medeplichtige bij een handeling van gendergebaseerd geweld. In dat geval moet het verzoekschrift worden ingediend bij de rechtbank die geweld tegen vrouwen behandelt en die de strafprocedure hoort.
Voor informatie over de Spaanse gerechtelijke instanties en om een rechtbank te vinden, kunt u de zoekmachine voor rechtbanken raadplegen op de website van de Algemene Raad van de rechterlijke macht.
Voor zaken die door een notaris worden behandeld, moet de desbetreffende openbare akte door de notaris worden uitgevoerd voor de plaats waar de huwelijkspartners het laatst hebben samengewoond of waar een van de indieners de woonplaats of gewone verblijfplaats heeft.
De praktijkgids voor de toepassing van verordening Brussel II ter kan op deze pagina worden geraadpleegd: EJN-publicaties.
b) Formaliteiten en documenten
Wanneer ervoor wordt gekozen om de zaak voor de rechter af te handelen, moet het verzoek om nietigverklaring van het huwelijk, de scheiding van tafel en bed of de echtscheiding schriftelijk worden ingediend en door de advocaten van de indiener (letrado en procurador) worden ondertekend. De diensten van deze beroepsbeoefenaren kunnen worden gedeeld wanneer de huwelijkspartners gezamenlijk een verzoek om scheiding van tafel en bed of echtscheiding indienen.
Verzoeken om scheiding van tafel en bed, nietigverklaring van een huwelijk of echtscheiding moeten vergezeld gaan van:
Als voor een notaris wordt gekozen (scheiding van tafel en bed of echtscheiding met onderlinge toestemming zonder onmondige minderjarige kinderen), moeten de huwelijkspartners bij wet door een praktiserend advocaat worden vergezeld voor de uitvoering van de openbare akte en moeten zij, naast de uittreksels uit het burgerlijk register, het echtscheidingsconvenant overleggen.
Spanje erkent het recht van Spaanse burgers, onderdanen van de andere lidstaten van de Europese Unie en buitenlanders in Spanje op kosteloze rechtsbijstand indien zij kunnen aantonen dat zij over onvoldoende middelen beschikken om juridische stappen te ondernemen.
Mensen hebben recht op rechtsbijstand indien zij onvoldoende activa hebben en hun middelen en bruto-inkomen, op jaarbasis en voor alle rubrieken en per gezinseenheid, de volgende drempels niet overschrijden:
Berekening van de Iprem
Berekening van de Iprem: informatie over het bedrag van de Iprem en wijzigingen hiervan zijn te vinden op: http://www.iprem.com.es
Het verzoek moet worden ingediend bij de orde van advocaten (Colegio de Abogados), in dezelfde plaats als de rechtbank of het hof waar de hoofdzitting zal plaatsvinden, of bij de rechtbank in de woonplaats van de indiener; in het laatste geval stuurt de gerechtelijke instantie het verzoek door naar de territoriaal bevoegde orde van advocaten.
De orden van advocaten zijn aangewezen als de ontvangende autoriteit voor verzoeken in grensoverschrijdende geschillen. Bij dergelijke geschillen is de autoriteit die het verzoek afgeeft de orde van advocaten voor de gewone verblijfplaats of woonplaats van de indiener.
Europese burgers wier staat partij is bij de Europese Overeenkomst inzake het verzenden van verzoeken om rechtsbijstand kunnen een verzoek indienen bij de centrale autoriteit die voor hun land is aangewezen voor de uitvoering van de overeenkomst.
Het verzoek moet worden ingediend voordat de procedure wordt ingeleid of, indien de partij die om rechtsbijstand verzoekt de tegenpartij is, voordat het verzoek wordt betwist. Zowel de indiener van het verzoek als de tegenpartij kan echter later om rechtsbijstand verzoeken nadat hij of zij heeft aangetoond dat zijn/haar financiële situatie is veranderd.
Indien er onvoldoende gemeenschappelijke activa zijn en een van de huwelijkspartners geen rechtsbijstand kan krijgen omdat de financiële situatie van de ander dit niet toestaat, kan laatstgenoemde ertoe worden verplicht om alle of een deel van de kosten van de procesvoering te dragen, in het kader van een procedure die bekend staat als “litis expensas” (kosten voor de procesvoering in het kader van speciale regelingen voor echtscheidingsprocedures).
Tegen uitspraken van de Spaanse rechter in procedures voor een scheiding van tafel en bed, echtscheiding of nietigverklaring van een huwelijk kan beroep worden aangetekend. Beroepen moeten binnen twintig dagen worden ingediend voor de rechtbank van eerste aanleg die de bestreden beslissing heeft genomen en waarvoor het beroep formeel wordt opgesteld; de kwestie valt onder de jurisdictie van de bijbehorende provinciale rechtbank (Audiencia Provincial). Tegen de uitspraak in beroep kan in bepaalde gevallen voor de civiele kamer van het Hooggerechtshof een beroep in cassatie en, indien passend, een buitengewoon beroep vanwege een procedurefout worden ingesteld.
Beroepen tegen de uitspraak in overeenstemming met de wet leiden niet tot de opschorting van de werking van de in de uitspraak goedgekeurde maatregelen. Indien het beroep slechts beslissingen over maatregelen betreft, moet de griffier de beslissing inzake nietigverklaring, scheiding van tafel en bed of echtscheiding definitief verklaren en wordt de opname ervan in het burgerlijk register goedgekeurd.
In procedures voor een scheiding van tafel en bed en echtscheiding met onderlinge toestemming, kan geen beroep worden ingesteld tegen de uitspraak tot goedkeuring van het voorgestelde echtscheidingsconvenant in zijn geheel, tenzij door het Openbaar Ministerie, indien het hierbij betrokken is, dat een beroep kan instellen in het belang van minderjarige of handelingsonbekwame kinderen. Indien geen maatregel is goedgekeurd, kan een beroep worden ingesteld.
Wat betreft voorlopige maatregelen die een rechter voor of tijdens de procedure voor de scheiding van tafel en bed, de nietigverklaring of de echtscheiding kan goedkeuren, kan tegen het besluit tot goedkeuring van dergelijke maatregelen geen beroep worden ingesteld, gezien de tijdelijke geldigheid hiervan, aangezien het zal worden vervangen door de uitspraak die in de procedure voor scheiding van tafel en bed, nietigverklaring of echtscheiding zal worden gedaan.
Op dit gebied is
Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking), ook wel bekend als de verordening Brussel II ter, in alle lidstaten met uitzondering van Denemarken van kracht.
Verordening (EU) 2019/1111 (verordening Brussel II ter) heeft Verordening (EG) nr. 2201/2003 (verordening Brussel II bis) per 1 augustus 2022 vervangen. Afhankelijk van de temporele werkingssfeer moet het ene of het andere instrument worden toegepast.
Indien het enige doel bestaat in het bijwerken van de gegevens in het burgerlijk register van een lidstaat (en van het Verenigd Koninkrijk tot 31 december 2020) op basis van uitspraken van de rechter in verband met procedures voor echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk die in een andere lidstaat zijn gewezen en indien, op grond van de wetgeving van die lidstaat, niet langer beroep kan worden ingesteld tegen deze uitspraken, is het voldoende om daartoe een verzoek bij het burgerlijk register in te dienen, in overeenstemming met de bepalingen van de toepasselijke verordening en met verstrekking van:
Indien in Spanje om erkenning wordt verzocht van een uitspraak in verband met een echtscheiding, een nietigverklaring van een huwelijk of een scheiding van tafel en bed die in een van de lidstaten, met uitzondering van Denemarken, is gedaan, moet een verzoek om erkenning worden ingediend, zonder dat de uitspraak in kwestie in de lidstaat waar deze is gedaan bindend hoeft te zijn (het is voldoende wanneer de uitspraak in het land van herkomst afdwingbaar is), voor de rechtbank van eerste aanleg in de verblijfplaats van de persoon tegen wie het verzoek om erkenning of om een verklaring van niet-erkenning wordt ingediend. Indien de tegenpartij niet in Spanje woont, kan het verzoek worden ingediend waar deze persoon zich in Spanje bevindt of in zijn of haar laatste verblijfplaats in Spanje of, indien dit alles niet van toepassing is, in de woonplaats van de indiener.
Het verzoek moet schriftelijk worden ingediend, met gebruik van de diensten van een advocaat, en moet vergezeld gaan van dezelfde documenten als in het eerder genoemde geval.
De erkenning van een uitspraak kan incidenteel zijn.
De erkenning van in Denemarken gedane uitspraken in Spanje is geregeld bij Wet 29/2015 van 30 juli 2015 inzake internationale juridische samenwerking in burgerlijke zaken. De procedure begint met het rechtstreeks indienen van een verzoek bij de bevoegde rechtbank van eerste aanleg.
Indien de opname in het burgerlijk register het enige doel is, hoeft vooraf geen gerechtelijke goedkeuring met exequatur te worden verkregen, aangezien Wet 20/2011 van 21 juli 2011 inzake het burgerlijk register van toepassing is.
De procedure voor het verzoeken om niet-erkenning van een uitspraak is dezelfde als die voor de erkenning van een uitspraak. Indien de uitspraak overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad is erkend, kan een bezwaar slechts na de kennisgeving van de uitspraak tot erkenning worden ingediend en moet een beroep binnen de wettelijk voorgeschreven uiterste termijn worden ingediend bij de desbetreffende provinciale rechtbank.
Indien de zaak een in Denemarken gedane uitspraak betreft, moet het bezwaar worden ingediend terwijl de zaak nog voor de rechtbank van eerste aanleg wordt behandeld, terwijl de rechtbank het verzoek van de andere partij om de erkenning ervan overweegt. Het is in alle gevallen noodzakelijk om gebruik te maken van de diensten van een advocaat om het bezwaar formeel te presenteren.
Na de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 1259/2010 op 21 juni 2012, en in overeenstemming met de artikelen 5 en 8 daarvan, kunnen de huwelijkspartners uit de in de verordening gespecificeerde rechtsstelsels het recht kiezen dat op hun scheiding van tafel en bed of echtscheiding wordt toegepast. Wanneer zij geen keuze maken, zal op hun echtscheiding of scheiding van tafel en bed het recht van toepassing zijn van de staat:
Het recht dat van toepassing is op de nietigverklaring van een huwelijk en de gevolgen hiervan wordt bepaald overeenkomstig het recht dat van toepassing is op het sluiten van het huwelijk, in overeenstemming met het burgerlijk wetboek.
Wat huwelijksvermogensstelsels betreft, wordt het toepasselijke recht bepaald door Verordening (EU) 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels, of, indien die niet van toepassing is, door artikel 9, lid 2, van het
Spaanse burgerlijk wetboek.
Kwesties in verband met de ouderlijke verantwoordelijkheid voor kinderen vallen onder het Verdrag van Den Haag van 19 oktober 1996, op grond van het recht van het forum (lex fori).
Bij voorlopige maatregelen moet in elk geval hetzelfde recht worden toegepast als het recht dat van toepassing is op de scheiding van tafel en bed, de nietigverklaring van het huwelijk of de echtscheiding, met uitzondering van dringende maatregelen die kunnen worden genomen in verband met personen of eigendom in Spanje, zelfs wanneer er geen sprake is van een bevoegdheid om de zaak te horen.
Het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen wordt bepaald in overeenstemming met het Protocol van Den Haag van 23 november 2007 inzake de wet die van toepassing is op onderhoudsverplichtingen.
Het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensstelsel wordt bepaald in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016.
Wat betreft het leveren van bewijs van het buitenlands recht in Spanje, indien dit het geval is, moeten de inhoud en geldigheid ervan worden aangetoond; de Spaanse rechter kan dit vaststellen met alle door hem of haar nodig geachte middelen voor de toepassing ervan.
Tot slot moet worden benadrukt dat in Spanje ingeleide procedures altijd onder het Spaanse procesrecht vallen, ongeacht het recht dat van toepassing is op de echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk. Deze procedures vallen onder titel I van boek IV van Wet 1/2000 van 7 januari 2000 inzake civiele procedures.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
In één geval is echtscheiding mogelijk zonder tussenkomst van de rechter:
Frankrijk kent vier vormen van echtscheiding:
De echtscheiding heeft geen bijzondere gevolgen voor de uitoefening van het ouderlijk gezag, dat bijgevolg in beginsel bij beide ouders blijft berusten. Wel kan de rechter besluiten om het ouderlijk gezag slechts aan een van hen toe te kennen wanneer dit in het belang van het kind is. Hij moet dan voorschriften geven voor de wijze waarop dat gezag moet worden uitgeoefend (gewone verblijfplaats, omgangsrecht enz.).
Beide ouders moeten blijven bijdragen aan het onderhoud en de opvoeding van het kind. Deze bijdrage heeft gewoonlijk de vorm van een toelage die een van de ouders aan de andere uitkeert, maar kan ook bestaan in rechtstreekse betaling van (een deel van) de kosten die ten behoeve van het kind worden gemaakt. Ook kan een gebruiks- en woonrecht worden toegekend.
NB: De betaling van alimentatie door de ene echtgenoot aan de andere is een tijdelijke maatregel; alimentatie is slechts verschuldigd totdat de echtscheiding is uitgesproken. Nadat de echtscheiding is uitgesproken, kan de ene echtgenoot van de andere slechts een eenmalige uitkering tot levensonderhoud (prestation compensatoire) of schadevergoeding vorderen. De uitkering kan bij een echtscheiding met wederzijdse instemming (met of zonder tussenkomst van de rechter) langs minnelijke weg en in andere gevallen door de rechter worden vastgesteld.
In uitzonderlijke gevallen kan een prestation compensatoire de vorm krijgen van een lijfrente, die bij een verandering in de bestaansmiddelen of behoeften van de gewezen echtgenoten neerwaarts kan worden bijgesteld.
(Zie “Alimentatievorderingen - Frankrijk”).
De scheiding van tafel en bed (séparation de corps) is een wettelijke regeling waardoor bepaalde huwelijksplichten, zoals de plicht om samen te wonen, vervallen maar het huwelijk zelf blijft bestaan. Hertrouwen is dus niet mogelijk en de echtgenoten blijven onderhoudsplichtig jegens elkaar.
Gevolgen van de scheiding van tafel en bed
Omzetting van scheiding van tafel en bed in echtscheiding
Op een daartoe strekkend verzoek van een van de echtgenoten wordt een scheiding van tafel en bed automatisch omgezet in een echtscheiding wanneer de scheiding van tafel en bed minimaal twee jaar heeft geduurd. De rechter spreekt dan de echtscheiding uit en beslist over de gevolgen ervan. De gronden voor de scheiding van tafel en bed worden de gronden voor de echtscheiding. De schuldvraag kan niet opnieuw worden gesteld.
Voor alle vormen van scheiding van tafel en bed geldt dat de scheiding op verzoek van beide echtgenoten met wederzijdse instemming in een echtscheiding kan worden omgezet. Bij een scheiding van tafel en bed die zelf met wederzijdse instemming is uitgesproken, is wederzijdse instemming geen keuze maar een vereiste voor omzetting in een echtscheiding.
De nietigverklaring van een huwelijk is alleen bij rechterlijke beslissing mogelijk en doet alle gevolgen van het huwelijk met terugwerkende kracht teniet, alsof het nooit heeft bestaan.
Dit is anders dan bij een echtscheiding of een scheiding van tafel en bed, waarvan de gevolgen alleen toekomstige werking hebben.
De gronden voor de nietigverklaring van een huwelijk vallen uiteen in relatieve nietigheidsgronden (wilsgebrek of ontbreken van toestemming van de personen die hun toestemming voor het huwelijk hadden moeten geven) en absolute nietigheidsgronden (niet-naleving van een regel van openbare orde).
Vormen van relatieve nietigheid
Er worden drie gevallen onderscheiden:
Een verzoek om nietigverklaring kan alleen door bepaalde personen worden ingediend: de echtgenoot wiens instemming op ongeldige wijze is verkregen of die op het moment van de huwelijksvoltrekking handelingsonbekwaam was, de personen die hun toestemming voor het huwelijk hadden moeten geven en de openbaar aanklager.
Het verzoek is alleen ontvankelijk als het binnen vijf jaar na de datum van de huwelijksvoltrekking (of binnen vijf jaar na de datum waarop de betrokkene de wettelijke leeftijd om een huwelijk aan te gaan heeft bereikt) wordt ingediend.
Vormen van absolute nietigheid
Bij absolute nietigheid gaat het om: geheel ontbreken van instemming, minderjarigheid, bigamie, incest, afwezigheid van een van de echtgenoten bij de huwelijksvoltrekking, onbevoegdheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand en de omstandigheid dat het huwelijk niet in het openbaar is aangegaan.
Het verzoek kan door iedere belanghebbende of de openbaar aanklager worden ingediend, binnen een termijn van dertig jaar na de datum van de huwelijksvoltrekking (of binnen vijf jaar na de datum waarop de betrokkene de wettelijke leeftijd om een huwelijk aan te gaan heeft bereikt).
De gevolgen van relatieve nietigheid en absolute nietigheid zijn identiek.
Een echtscheiding en de gevolgen ervan kunnen worden geregeld via de procedure van echtscheiding met wederzijdse instemming zonder tussenkomst van de rechter. Daarvoor is de inschakeling van twee advocaten en een notaris vereist, maar niet van de rechter, tenzij een kind dat over de vereiste intellectuele vermogens beschikt, aangeeft dat het door de rechter wil worden gehoord.
In alle andere gevallen moet een rechter worden ingeschakeld, maar de partijen kunnen vóór of tijdens de gerechtelijke procedure gebruikmaken van gezinsmediation.
Mediation kan ook door de rechter worden voorgesteld. Als mediator wordt een natuurlijke persoon of vereniging aangewezen die de partijen hoort, hun standpunten vergelijkt en ze helpt bij het zoeken naar een oplossing voor hun geschil.
Wanneer de mediation slaagt, kunnen de partijen hun overeenkomst ter goedkeuring aan de rechter voorleggen of kiezen voor de procedure van echtscheiding met wederzijdse instemming zonder tussenkomst van de rechter.
Waar moet het verzoek worden ingediend?
Het verzoek moet door een advocaat bij de griffie van de gewone rechtbank (tribunal judiciaire) worden ingediend.
De territoriaal bevoegde rechtbank is:
Welke documenten moet worden overgelegd?
Bij echtscheidingszaken moeten de echtgenoten alle voor hun identificatie noodzakelijke gegevens verstrekken, evenals de gegevens van hun ziektekostenverzekering en de gegevens van de diensten of organisaties waarvan zij een uitkering, pensioen of andere toeslagen ontvangen.
Wanneer bij de rechter een verzoek om een prestation compensatoire wordt ingediend, moeten de echtgenoten een verklaring op erewoord over hun inkomsten, bestaansmiddelen, vermogen en leefomstandigheden overleggen.
Bij een echtscheiding met wederzijde instemming met tussenkomst van de rechter hoeft het verzoekschrift niet de grond voor de echtscheiding te vermelden. Wel moet bij het verzoekschrift een door de echtgenoten en hun advoca(a)t(en) gedateerde en ondertekende overeenkomst zijn gevoegd waarin de gevolgen van de echtscheiding worden geregeld, met onder meer, voor zover van toepassing, een staat van vereffening van de huwelijksgoederengemeenschap (état liquidatif du régime matrimonial).
In alle andere gevallen hoeft het verzoekschrift noch de rechtsgrond van het verzoek noch de gronden voor de echtscheiding te vermelden, maar wel, voor zover van toepassing, de voorlopige maatregelen waarom wordt verzocht.
Er zijn geen specifieke documenten voorgeschreven, maar degene die het verzoek indient, moet stukken overleggen waaruit blijkt dat de grond(en) die hij of zij aanvoert tot nietigverklaring van het huwelijk kunnen leiden.
Volledige of gedeeltelijke rechtsbijstand wordt op verzoek toegekend als aan bepaalde voorwaarden betreffende bestaansmiddelen wordt voldaan (zie “Rechtsbijstand – Frankrijk”).
Tegen deze rechterlijke beslissingen kan op de gebruikelijke wijze beroep worden ingesteld.
Beslissingen over echtscheiding worden automatisch in andere lidstaten erkend; er is geen speciale procedure nodig.
Dat geldt ook voor beslissingen over nietigverklaring van een huwelijk.
Iemand die zich tegen de erkenning van een dergelijke beslissing wil verzetten, kan bij de arrondissementsrechtbank (tribunal de grande instance) een vordering tot niet-tegenwerpbaarheid van de beslissing (action en inopposabilité) instellen. Een beslissing houdende niet-tegenwerpbaarheid verschaft een basis voor verzet tegen een eventueel later verzoek om exequatur van de tegenpartij (d.w.z. een verzoek om een in een andere staat gegeven beslissing uitvoerbaar te verklaren in Frankrijk). Omgekeerd geldt de afwijzing van een dergelijke vordering als een exequatur (toestemming tot uitvoering van de beslissing).
De procedure is dezelfde als bij een vordering tot exequatur.
Krachtens Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed, kan het recht dat van toepassing is op zaken betreffende echtscheiding of scheiding van tafel en bed door de echtgenoten zelf worden bepaald.
Wanneer de echtgenoten geen rechtskeuze maken, geldt het recht van de staat:
Wanneer het verzoek betrekking heeft op de omzetting van een scheiding van tafel en bed in een echtscheiding, is het op de echtscheiding toepasselijke recht, bij gebreke van een rechtskeuze, evenwel het recht dat van toepassing was op de scheiding van tafel en bed.
Deze regels gelden ook in geval van echtscheiding met wederzijdse instemming via een door advocaten medeondertekende, onder de officiële documenten van een notaris bewaarde onderhandse akte. De echtgenoten kunnen zich dan echter niet beroepen op het recht van de forumstaat, aangezien de zaak bij geen enkel gerecht aanhangig is gemaakt.
Website van het ministerie van Justitie
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Om een beslissing over echtscheiding van de rechtbank te verkrijgen, moet(en) de daartoe gerechtigde perso(o)n(en) (locus standi) een passende gerechtelijke procedure voor echtscheiding (civielrechtelijk of niet-contentieus) inleiden, overeenkomstig de artikelen 50, 369 en 453 van de Familiewet (Obiteljski zakon) (Narodne Novine (NN; Staatsblad van de Republiek Kroatië) nrs. 103/15, 98/19, 47/20, 49/23 en 156/2023). Als de echtgenoten samen een minderjarig kind hebben, moet het verzoek om echtscheiding met wederzijdse instemming vergezeld gaan van de juiste bijlagen (verslag van de verplichte counseling en gezamenlijk plan voor de ouderlijke zorg — artikel 55 juncto artikel 456 van de Familiewet). Soortgelijke regelingen zijn van toepassing als de echtgenoten samen een minderjarig kind hebben en alleen één van de echtgenoten een echtscheidingsverzoek indient (verslag van de verplichte counseling — artikel 57 juncto artikel 379 van de Familiewet).
Daarom moeten echtgenoten die samen een minderjarig kind hebben voorafgaand aan het indienen van een gezamenlijk verzoek om echtscheiding met wederzijdse instemming, of voorafgaand aan het indienen van een verzoek om echtscheiding door een van de echtgenoten, de verplichte counseling aanvragen bij het regionale kantoor van het Kroatische instituut voor maatschappelijk werk (Hrvatski zavod za socijalni rad) dat territoriaal bevoegd is voor de vaste of tijdelijke woonplaats van het kind of voor de laatste gezamenlijke vaste of tijdelijke woonplaats van de echtgenoten (artikelen 321, 322 en 323 van de Familiewet).
De voorwaarden voor echtscheiding zijn vastgesteld in artikel 51 van de Familiewet. Op grond van bovengenoemde wettelijke bepalingen zal de rechtbank een huwelijk ontbinden indien:
Een van de rechtsgevolgen van de ontbinding van het huwelijk is de beëindiging van de individuele rechten en plichten van de echtgenoten (artikelen 30 tot en met 33 van de Familiewet). In de Familiewet wordt uitdrukkelijk bepaald dat in geval van ontbinding van het huwelijk (door nietigverklaring of echtscheiding) elk van de voormalige echtgenoten de naam mag behouden die hij of zij ten tijde van de ontbinding van het huwelijk had (artikel 48 van de Familiewet).
Vóór de ontbinding van het huwelijksvermogen (met wederzijdse instemming of door gerechtelijke beëindiging — in een niet-contentieuze procedure) is het meest voorkomende probleem dat de rechten en zaken die deel uitmaken van het huwelijksvermogen moeten worden gescheiden van de rechten en zaken die individuele vermogensbestanddelen van de ene of de andere echtgenoot zijn (waarbij drie soorten vermogensbestanddelen worden onderscheiden). Indien de echtgenoten geen overeenstemming kunnen bereiken over de onderlinge vermogensverhoudingen (huwelijkscontract — artikelen 40 tot en met 42 van de Familiewet), kunnen de problemen worden opgelost in een civiele procedure op basis van de toepasselijke bepalingen van de Familiewet (artikelen 34 tot en met 39 en 43 tot en met 46), met de subsidiaire toepassing van de Wet op de eigendomsrechten en andere zakelijke rechten (Zakon o vlasništvu i drugim stvarnim pravima), de Wet op de burgerrechtelijke verplichtingen (Zakon o obveznim odnosima), de Wet op de kadastrale registratie (Zakon o zemljišnim knjigama), de Vennootschapswet (Zakon o trgovačkim društvima), de Wet handhaving (Ovršni zakon) en de Wet op de burgerlijke rechtsvordering (Zakon o parničnom postupku) (artikelen 38, 45 en 346 van de Familiewet).
De rechtsgevolgen van de ontbinding van een huwelijk voor minderjarige kinderen hebben betrekking op een aantal belangrijke kwesties: bij welke ouder het kind na de ontbinding van het huwelijk gaat wonen; het onderhouden van een persoonlijke relatie met de ouder bij wie het kind niet zal wonen; kinderalimentatie; en de wijze waarop de overige domeinen van de ouderlijke zorg zullen worden georganiseerd (zoals de vertegenwoordiging van het kind, de afwikkeling van juridische zaken, het beheer en de beschikking over het vermogen van het kind, en de opvoeding en gezondheid van het kind). De echtgenoten kunnen overeenstemming bereiken over deze rechtsgevolgen van de echtscheiding (gezamenlijk plan voor de ouderlijke zorg) en daarmee kiezen voor een eenvoudigere en snellere buitengerechtelijke echtscheidingsprocedure (de artikelen 52, 54, 55, 106 en 453 tot en met 460 van de Familiewet). Als de echtgenoten geen gezamenlijk plan voor de ouderlijke zorg opstellen dat een overeenkomst over bovengenoemde rechtsgevolgen van de echtscheiding bevat, wordt over deze zaken automatisch beslist door de rechtbank in een civiele echtscheidingsprocedure die wordt ingeleid door het instellen van een vordering (artikelen 53, 54, 56, 57 en 413 van de Familiewet). Dat neemt niet weg dat de ouders tijdens de civiele echtscheidingsprocedure alsnog overeenstemming kunnen bereiken over de rechtsgevolgen van de echtscheiding. In dat geval zal de rechter, indien hij van mening is dat die overeenstemming in het belang van het kind is, uitspraak doen op basis van de afspraken tussen de ouders (artikel 104, lid 3, juncto artikel 420 van de Familiewet).
De Familiewet voorziet in de mogelijkheid dat een echtgenoot om alimentatie verzoekt voordat de echtscheidingsprocedure wordt afgesloten. Indien tijdens de echtscheidingsprocedure geen alimentatieverzoek is ingediend, kan een voormalige echtgenoot binnen zes maanden na de ontbinding van het huwelijk een alimentatieverzoek indienen als aan het einde van de hoofdzitting in de echtscheidingsprocedure, en tot het einde van de hoofdzitting in de alimentatieprocedure, op elk moment aan deze voorwaarden is voldaan (artikelen 295 tot en met 301 en 423 tot en met 432 van de Familiewet). De wettelijke voorwaarden voor alimentatie zijn dat de echtgenoot die het verzoek indient, niet over voldoende middelen beschikt om in zijn of haar eigen onderhoud te voorzien of niet in staat is om die middelen uit zijn of haar vermogen te genereren en ook niet in staat is om te werken of werk te vinden, mits de andere echtgenoot over voldoende middelen en capaciteiten beschikt om een alimentatieverplichting na te komen (artikel 295 van de Familiewet). De alimentatie wordt vastgesteld voor een welbepaalde periode. Artikel 298 van de Familiewet bepaalt dat de onderhoudsplicht van de echtgenoot maximaal een jaar kan duren, afhankelijk van de duur van het huwelijk en van de mogelijkheid voor de verzoeker om in de voorzienbare toekomst op een andere manier in zijn of haar levensonderhoud te voorzien. De Familiewet regelt ook de wijze waarop aan de onderhoudsplicht moet worden voldaan Artikel 296 van de Familiewet bepaalt dat de alimentatie voor echtgenoten wordt vastgesteld als een vast, maandelijks vooruit te betalen bedrag. Het is echter mogelijk dat de rechter op verzoek van een of beide echtgenoten gelast om de alimentatie als een eenmalig bedrag te betalen, afhankelijk van de omstandigheden van de zaak. Overeenkomstig artikel 302 van de Familiewet kunnen echtgenoten in geval van echtscheiding een alimentatieovereenkomst sluiten (artikelen 302 en 470 tot en met 473 van de Familiewet).
Het Kroatische familierecht kent geen wettelijke term voor “scheiding van tafel en bed” (zakonska rastava). Een analoge term voor “scheiding van tafel en bed” in de huidige wetgeving is “beëindiging van de echtelijke banden” (prestanak bračne zajednice). Van “beëindiging van de echtelijke banden” is sprake als de echtgenoten een einde maken aan alle onderlinge betrekkingen die anders kenmerkend zouden zijn voor het huwelijksleven, d.w.z. als zij niet langer als echtgenoten door het leven willen gaan en hun echtelijke banden niet langer willen behouden. De “beëindiging van de echtelijke banden” heeft een specifieke betekenis binnen het huwelijksrecht, aangezien volgens artikel 51 van de Familiewet een van de wettelijke redenen voor ontbinding van het huwelijk is dat er meer dan een jaar is verstreken sinds de “beëindiging van de echtelijke banden”. Het begrip “beëindiging van de echtelijke banden” heeft ook een specifieke betekenis in het kader van de vermogensrechtelijke regeling tussen de echtgenoten, aangezien volgens artikel 36 van de Familiewet goederen die de echtgenoten tijdens de duur van de echtelijke banden (en dus niet het huwelijk) door middel van arbeid hebben verworven of die uit die goederen zijn verkregen, worden beschouwd als huwelijksvermogen.
Het Kroatische familierecht kent geen wettelijke term voor “scheiding van tafel en bed” (zakonska rastava). Een analoge term voor “scheiding van tafel en bed” in de huidige wetgeving is “beëindiging van de echtelijke banden” (prestanak bračne zajednice). De Familiewet voorziet niet in voorwaarden voor de “beëindiging van de echtelijke banden”, aangezien “echtelijke banden” een juridische norm is die de inhoud van het huwelijksleven vertegenwoordigt. De beëindiging van de echtelijke banden vindt plaats als de echtgenoten een einde maken aan alle onderlinge betrekkingen waaruit het huwelijksleven normaliter bestaat, d.w.z. als zij niet langer als echtgenoten door het leven willen gaan en hun banden niet langer wensen te handhaven. De beëindiging van de echtelijke banden vindt in de praktijk meestal plaats doordat een van de echtgenoten de gemeenschappelijke woning en de andere echtgenoot verlaat.
Het Kroatische familierecht kent geen wettelijke term voor “scheiding van tafel en bed” (zakonska rastava). Een analoge term voor “scheiding van tafel en bed” in de huidige wetgeving is “beëindiging van de echtelijke banden” (prestanak bračne zajednice). De “beëindiging van de echtelijke banden” heeft een specifieke betekenis binnen het huwelijksrecht, aangezien volgens artikel 51 van de Familiewet een van de wettelijke redenen voor ontbinding van het huwelijk is dat er meer dan een jaar is verstreken sinds de “beëindiging van de echtelijke banden”. Het begrip “beëindiging van de echtelijke banden” heeft ook een specifieke betekenis in het kader van de vermogensrechtelijke regeling tussen de echtgenoten, aangezien volgens artikel 36 van de Familiewet goederen die de echtgenoten tijdens de duur van de echtelijke banden (en dus niet het huwelijk) door middel van arbeid hebben verworven of die uit die goederen zijn verkregen, worden beschouwd als huwelijksvermogen. De logica die aan deze wetgeving ten grondslag ligt, is dat de duur van de echtelijke banden niet hoeft samen te vallen met de duur van het huwelijk, met name als het huwelijk eindigt in een echtscheiding. In de regel vindt de beëindiging van de echtelijke banden plaats voordat de echtscheidingsprocedure wordt gestart. De echtscheidingsprocedure kan dus doorlopen tot na de “beëindiging van de echtelijke banden”, wat meestal ook het geval is (vooral als in de procedure rechtsmiddelen worden aangewend).
In het Kroatische familierecht wordt de term poništaj braka gebruikt voor een “nietigverklaring van het huwelijk”, en niet poništenje braka. “Nietigverklaring van het huwelijk” is een van de redenen voor ontbinding van het huwelijk (artikel 47 van de Familiewet) en is een van de drie echtelijke geschillen die in het Kroatische rechtsstelsel worden geregeld (artikel 369 van de Familiewet). “Nietigverklaring van het huwelijk” is een familierechtelijke sanctie wanneer een huwelijk is gesloten in strijd met de wettelijke bepalingen inzake de geldigheid van het huwelijk (artikelen 25-29 van de Familiewet). Deze sanctie wordt toegepast in civiele procedures die worden ingeleid door het instellen van een vordering (artikel 369 van de Familiewet). De bepalingen inzake “nietigverklaring van het huwelijk” zijn van toepassing als een huwelijk niet geldig is (artikelen 29, 49 en 369-378 van de Familiewet).
In het Kroatische familierecht wordt de term poništaj braka gebruikt voor een “nietigverklaring van het huwelijk”, en niet poništenje braka. Een huwelijk is ongeldig als het is gesloten in strijd met de bepalingen van de artikelen 25 tot en met 28 van de Familiewet, d.w.z. als het is gesloten door minderjarige personen, personen die niet begaafd met rede zijn, personen die niet beschikken over de rechtsbekwaamheid om verklaringen af te leggen over hun persoonlijke situatie of personen die bloedverwanten zijn of een adoptierelatie hebben, of als de bruid of bruidegom reeds gehuwd is of een levenspartnerschap heeft. Op een dergelijk huwelijk zullen de bepalingen inzake “nietigverklaring van het huwelijk” van toepassing zijn (artikel 29 van de Familiewet).
In het Kroatische familierecht wordt de term poništaj braka gebruikt voor een “nietigverklaring van het huwelijk”, en niet poništenje braka. De rechtsgevolgen van de “nietigverklaring van het huwelijk” worden op dezelfde wijze geregeld als die van de ontbinding van het huwelijk door echtscheiding (zie het antwoord op vraag 3).
In het Kroatische rechtsstelsel is echtscheiding geregeld als gerechtelijke procedure en is er geen mogelijkheid tot een buitengerechtelijke echtscheidingsprocedure. Niettemin is een grondbeginsel van het familierecht dat familiale problemen in onderling overleg moeten worden opgelost, wat een taak is van alle organen die professionele hulp verlenen aan gezinnen of die beslissen over gezinsrelaties (artikel 9 van de Familiewet). Het familierecht voorziet derhalve in twee soorten buitengerechtelijke procedures die onder meer de consensuele oplossing van echtscheidingsgerelateerde zaken tot doel hebben: verplichte counseling (artikelen 321 tot en met 330 van de Familiewet) en gezinsmediation (artikelen 331 tot en met 344 van de Familiewet). De verplichte counseling wordt verzorgd door een team van deskundigen van het regionale kantoor van het Kroatische Instituut voor Maatschappelijk Werk (Hrvatski zavod za socijalni rad) en is een vorm van ondersteuning voor gezinsleden (bv. echtgenoten die van plan zijn een echtscheidingsprocedure te starten en samen een minderjarig kind hebben) om tot consensuele beslissingen te komen over gezinsrelaties, met bijzondere aandacht voor de bescherming van de gezinsrelaties waarbij het kind betrokken is. Dit omvat het opstellen van een gezamenlijk plan voor de ouderlijke zorg, dat een overeenkomst over de rechtsgevolgen van echtscheiding is waarin gedetailleerd het volgende moet worden vastgelegd: de verblijfplaats en het adres van het kind; hoeveel tijd het kind met elk van de ouders zal doorbrengen; hoe informatie over de toestemming voor beslissingen die gevolgen hebben voor het kind zal worden uitgewisseld; hoe belangrijke informatie over het kind moet worden uitgewisseld; het bedrag van de alimentatie als verplichting van de ouder bij wie het kind niet woont; en hoe toekomstige problemen moeten worden opgelost. De consensuele beslissingen moeten ook betrekking hebben op de rechtsgevolgen van het uitblijven van een overeenkomst en het starten van een gerechtelijke procedure met het oog op een beslissing over de persoonlijke rechten van het kind. Gezinsmediation is een proces waarbij partijen proberen om gezinsconflicten op consensuele wijze op te lossen met behulp van een of meer gezinsmediators. Het belangrijkste doel van het proces is het opstellen van een gezamenlijk plan voor de ouderlijke zorg en andere afspraken die verband houden met het kind en over alle andere zaken van materiële en immateriële aard.
Echtgenoten zonder minderjarige kinderen kunnen een gerechtelijke procedure aanhangig maken door het instellen van een vordering tot echtscheiding door een van beiden of door het indienen van een gezamenlijk verzoek tot echtscheiding met wederzijdse instemming (artikel 50 van de Familiewet). In beide gevallen vindt geen buitengerechtelijke procedure van verplichte counseling plaats, een vorm van professionele hulp aan gezinsleden die is gericht op het bereiken van consensuele beslissingen over gezinsrelaties, uitgevoerd door een team van deskundigen van het regionale kantoor van het Kroatische instituut voor maatschappelijk werk (Hrvatski zavod za socijalni rad)) (artikelen 321 en 322 van de Familiewet), en starten de echtgenoten onmiddellijk een (civiele of niet-contentieuze) echtscheidingsprocedure, die relatief eenvoudig en snel is. Het bovenstaande geldt ook voor gerechtelijke procedures tot nietigverklaring van het huwelijk van echtgenoten die geen gemeenschappelijk minderjarig kind hebben.
Echtgenoten zonder minderjarig kind kunnen een gerechtelijke procedure aanhangig maken door het instellen van een vordering tot echtscheiding door een van beiden of door het indienen gezamenlijk een verzoek tot echtscheiding met wederzijdse instemming (artikel 50 van de Familiewet). Wanneer er sprake is van een gemeenschappelijk minderjarig kind, moeten de echtgenoten echter, alvorens de echtscheidingsprocedure aanhangig te maken (door het instellen van een vordering tot echtscheiding of door het indienen van een verzoek tot echtscheiding met wederzijdse instemming), deelnemen aan de verplichte buitengerechtelijke counseling. Dat is een vorm van professionele hulp aan gezinsleden die is gericht op het bereiken van consensuele beslissingen over gezinsrelaties, uitgevoerd door een team van deskundigen van het regionale kantoor van het Kroatische instituut voor maatschappelijk werk (Hrvatski zavod za socijalni rad), dat territoriaal bevoegd is voor de vaste of tijdelijke woonplaats van het kind of voor de laatste gezamenlijke vaste of tijdelijke woonplaats van de echtgenoten (artikelen 321 en 322 van de Familiewet). Het doel van dergelijke procedures is om echtgenoten professionele hulp te bieden die onder meer bestaat uit het opstellen van een gezamenlijk plan voor de ouderlijke zorg — een overeenkomst over de rechtsgevolgen van echtscheiding, waarin in detail het volgende wordt vastgelegd: de verblijfplaats en het adres van het kind; hoeveel tijd het kind met elk van de ouders zal doorbrengen; hoe informatie over de toestemming voor beslissingen die gevolgen hebben voor het kind zal worden uitgewisseld; hoe belangrijke informatie over het kind moet worden uitgewisseld; het bedrag van de alimentatie als verplichting van de ouder bij wie het kind niet woont; en hoe toekomstige problemen moeten worden opgelost. Ouders kunnen een gezamenlijk plan voor de ouderlijke zorg opstellen in het kader van de verplichte counseling, of dit zelf doen, of dit doen tijdens gezinsmediation (een buitengerechtelijke procedure waarbij de echtgenoten proberen uit familierelaties voortvloeiende geschillen op te lossen met hulp van een of meer gezinsmediators — artikel 331 van de Familiewet). Door een gezamenlijk plan voor de ouderlijke zorg op te stellen, kunnen de echtgenoten kiezen voor een eenvoudigere en snellere, niet-contentieuze echtscheidingsprocedure, die wordt ingeleid door het indienen van een verzoekschrift (artikelen 52, 54, 55, 106 en 453 tot en met 460 van de Familiewet). Echtgenoten met een gemeenschappelijk minderjarig kind moeten het verslag over de verplichte counseling als bedoeld in artikel 324 van de Familiewet en het gezamenlijke plan voor de ouderlijke zorg als bedoeld in artikel 106 van de Familiewet bij hun verzoek om echtscheiding met wederzijdse instemming voegen (artikel 456 van de Familiewet).
Als de echtgenoten geen gezamenlijk plan voor de ouderlijke zorg opstellen dat een overeenkomst over bovengenoemde rechtsgevolgen van de echtscheiding bevat, wordt over deze zaken automatisch beslist door de rechtbank in een civiele echtscheidingsprocedure die wordt ingeleid door het instellen van een vordering (artikelen 53, 54, 56, 57 en 413 van de Familiewet). Indien de echtgenoten een gemeenschappelijk minderjarig kind hebben, moeten zij het verslag van de verplichte counseling als bedoeld in artikel 324 van de Familiewet bij hun vordering tot echtscheiding voegen.
In het Kroatische rechtsstelsel zijn de rechtsbijstand en de mogelijkheid van vrijstelling van de betaling van proces- en gerechtskosten geregeld in de Rechtsbijstandswet (Zakon o besplatnoj pravnoj pomoći) (NN; Staatsblad van de Republiek Kroatië) nrs. 143/2013 en 98/2019). Een partij kan in alle procedures in aanmerking komen voor primaire rechtsbijstand, met inbegrip van procedures inzake echtelijke geschillen en andere familierechtelijke procedures, mits zij voldoet aan de wettelijke vereisten (artikelen 9 tot en met 11 van de Rechtsbijstandswet). Een partij kan in aanmerking komen voor secundaire rechtsbijstand in familierechtelijke procedures en in andere in de wet vastgestelde procedures, mits zij voldoet aan de wettelijke vereisten (artikelen 12 tot en met 25 van de Rechtsbijstandswet). Het verkrijgen van een vrijstelling van de betaling van de kosten voor specifieke gerechtelijke procedures, met inbegrip van familierechtelijke procedures, is geregeld in artikel 13, lid 3, van de Rechtsbijstandswet. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de bepalingen die:
Tegelijkertijd moet de aandacht worden gevestigd op artikelen 10 en 11 van de Wet op de gerechtskosten (Zakon o sudskim pristojbama) (Narodne Novine (NN; Staatsblad van de Republiek Kroatië) nrs. 74/95, 57/96, 137/02, (26/03), 125/11, 112/12, 157/13, 110/15, 118/18 en 51/23), die betrekking hebben op partijen die altijd van de betaling van gerechtskosten zijn vrijgesteld.
Tegen een vonnis inzake echtscheiding of nietigverklaring van het huwelijk kan beroep worden ingesteld. Beide partijen hebben dit recht tijdens de procedure. De Familiewet regelt niet expliciet het instellen van beroep in huwelijksgeschillen. De bepalingen van artikel 346 voorzien veeleer in de alternatieve toepassing van de bepalingen van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zakon o parničnom postupku) (NN nrs. 53/91, 91/92, 58/93, 112/99, 88/01, 117/03, 88/05, 02/07, 84/08, 123/08, 57/11, 148/11, 25/13, 89/14, 70/19, 80/22, 114/22 en 155/23).
Het beroep tegen een vonnis wordt geregeld in artikel 348 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, en het beroep tegen een beslissing wordt geregeld in artikel 378 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Wat de rechtsmiddelen betreft, is rechterlijke toetsing van in tweede aanleg gewezen vonnissen betreffende een huwelijksgeschil niet toegestaan (artikel 373 van de Familiewet).
Overeenkomstig artikel 30 van Richtlijn (EU) 2019/1111 wordt een dergelijk vonnis in Kroatië erkend zonder dat daarvoor een bijzondere procedure hoeft te worden uitgevoerd.
Bovendien is er geen specifieke procedure vereist om de gegevens van de burgerlijke stand van een lidstaat bij te werken op basis van een in een andere lidstaat gewezen vonnis in verband met een echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk dat volgens het recht van die lidstaat niet meer vatbaar is voor beroep.
Verzoeken om erkenning of niet-erkenning van een beslissing (artikel 21, lid 3, van de verordening Brussel II bis) moeten worden ingediend bij het gemeentelijke gerecht (općinski sud) met lokale rechtsbevoegdheid. In dat geval is de procedure van afdeling 2, hoofdstuk III, van verordening Brussel II bis van toepassing.
Het rechtsmiddel, d.w.z. een beroepsprocedure op grond van artikel 33 van verordening Brussel II bis, wordt via de rechtbank van eerste aanleg (het gemeentelijke gerecht uit de bovenbedoelde lijst) voorgelegd aan het bevoegde gerecht in tweede aanleg (de arrondissementsrechtbank (županijski sud)).
Als de echtgenoten het toepasselijke recht hebben gekozen voor de echtscheidingsprocedure, is een van de volgende rechtsstelsels van toepassing: het recht van het land waar beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats hebben op het moment dat het toepasselijke recht wordt gekozen; het recht van het land waar zij hun laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats hadden, indien een van hen nog steeds zijn of haar gewone verblijfplaats in dat land heeft; het recht van het land waarvan ten minste één van hen de nationaliteit bezit op het tijdstip van de keuze van het toepasselijke recht; het Kroatische recht (artikel 36 van de wet op het internationaal privaatrecht (Zakon o međunarodnom privatnom pravu), NN nrs. 101/17 en 67/23). Indien de echtgenoten het toepasselijke recht niet hebben gekozen overeenkomstig artikel 36 van de Wet inzake internationaal privaatrecht, is een van de volgende rechtsstelsels van toepassing op de echtscheiding:
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Echtscheiding is gebonden aan een aantal wettelijke voorwaarden (zie punt 2). De rechter moet controleren of is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor het uitspreken van de echtscheiding.
Die controle moet zelfs worden uitgevoerd als beide echtgenoten gezamenlijk een verzoek tot echtscheiding indienen. Het gezamenlijk verzoek van de echtgenoten op zich is geen grond voor echtscheiding — in Italië bestaat echtscheiding met wederzijdse instemming derhalve niet: de rechter moet altijd de feiten die aan het verzoek ten gronde liggen, vaststellen alvorens de echtscheiding toe te wijzen.
Indien het huwelijk volgens het Italiaans burgerlijk wetboek is gesloten, heeft de echtscheiding ontbinding van het huwelijk tot gevolg en indien de partijen voor de kerk zijn getrouwd en het huwelijk is ingeschreven in het register van de burgerlijke stand, worden met de echtscheiding de burgerrechtelijke gevolgen van het huwelijk beëindigd. Betrokkenheid van het openbaar ministerie is noodzakelijk.
Bronnen: Wet nr. 898 van 1 december 1970, gewijzigd bij Wet nr. 436 van 1 augustus 1978, bij Wet nr. 74 van 6 maart 1987 en bij Wet nr. 55 van 6 mei 2015.
Beide echtgenoten kunnen op de volgende gronden om een echtscheiding verzoeken:
1) in het geval dat, nadat het huwelijk is voltrokken, de andere echtgeno(o)t(e) onherroepelijk wordt veroordeeld voor een bijzonder ernstig misdrijf, ongeacht of dit is gepleegd voor of na het huwelijk, te weten:
- tot een levenslange gevangenisstraf of een gevangenisstraf van meer dan 15 jaar, die de optelsom kan zijn van een aantal veroordelingen, wegens opzettelijke delicten, met uitzondering van politieke delicten of delicten die zijn gepleegd om “beweegredenen van bijzondere morele en maatschappelijke aard” (motivi di particolare valore morale e sociale);
- tot een gevangenisstraf wegens incest (artikel 564 van het Italiaanse wetboek van strafrecht) of seksuele misdrijven overeenkomstig artikel 609 bis (seksueel misbruik), artikel 609 quater, artikel 609 quinquies of artikel 609 octies (die zijn ingelast bij wet nr. 66 van 15 februari 1996);
- tot een gevangenisstraf wegens moord op een zoon of dochter of de poging tot moord op de echtgeno(o)t(e) of op een zoon of dochter;
- tot een gevangenisstraf, indien de persoon op twee of meer punten schuldig is bevonden wegens het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, het niet nakomen van de onderhoudsverplichting jegens het gezin, het mishandelen van gezinsleden of van minderjarigen, of het ongepast beïnvloeden van personen met een geestelijke stoornis ten koste van de echtgeno(o)t(e) of kinderen, tenzij de verzoeker eveneens is veroordeeld wegens medeplichtigheid aan het misdrijf of indien de echtgenoten inmiddels weer samenwonen;
2) in de volgende gevallen:
- de andere echtgeno(o)t(e) is vrijgesproken van incest of seksueel misbruik als genoemd in punt 1 b) en c), indien de rechtbank vaststelt dat de verweerder ongeschikt is om verder of weer bij het gezin te wonen;
- de echtgenoten leven, met wederzijdse instemming of op verzoek van een van de partijen, al gescheiden van tafel en bed gedurende een ononderbroken periode van
- strafrechtelijke vervolging wegens een van de misdrijven als genoemd onder punt 1 b) en c) is gestaakt wegens verjaring, maar de inzake echtscheiding bevoegde rechter stelt vast dat het misdrijf op zichzelf beschouwd aanleiding zou hebben gegeven tot strafrechtelijke aansprakelijkheid;
- strafrechtelijke vervolging wegens incest is gestaakt omdat er geen strafrechtelijke aansprakelijkheid kon worden vastgesteld omdat de handeling geen “openbaar schandaal” veroorzaakte;
- de andere echtgeno(o)t(e) heeft een buitenlandse nationaliteit en heeft het huwelijk in het buitenland nietig laten verklaren of laten ontbinden of heeft in het buitenland een nieuw huwelijk gesloten;
- het huwelijk is niet geconsummeerd;
- een van de echtgenoten is officieel van geslacht veranderd: in dat geval mag het verzoek om echtscheiding worden ingediend door de persoon die de geslachtsverandering heeft ondergaan of door de andere echtgeno(o)t(e).
Samengevat zijn de gronden voor echtscheiding, afgezien van strafrechtzaken (die, naast veroordelingen wegens ernstige misdrijven, ook gevallen omvatten waarin de persoon is vrijgesproken wegens verminderde toerekeningsvatbaarheid, gevallen waarin het misdrijf is verjaard en gevallen van incest waarbij niet is voldaan aan de objectieve voorwaarde voor strafrechtelijke aansprakelijkheid), de volgende: scheiding van tafel en bed; nietigverklaring, ontbinding of een nieuw huwelijk door de andere echtgeno(o)t(e) in het buitenland; niet-consummatie van het huwelijk; en verandering van geslacht.
De toewijzing van een echtscheiding houdt het volgende in.
In de eerste plaats worden de huwelijksbanden verbroken: elke partij krijgt weer de ongehuwde staat en kan dus opnieuw trouwen.
De vrouw verliest de achternaam van haar echtgenoot indien zij deze aan de hare had toegevoegd; het gerecht kan echter op verzoek de vrouw toestaan om de toevoeging van de naam van haar echtgenoot aan de hare te blijven voeren, indien dit om gegronde redenen in haar belang of dat van de kinderen is.
Bij een echtscheiding worden de verwantschapsbanden niet verbroken en blijven in het bijzonder de beletselen van directe verwantschap onverlet (artikel 87, lid 4, van het burgerlijk wetboek).
Buitenlandse echtgenoten behouden het door huwelijk verkregen staatsburgerschap.
De echtscheiding ontbindt de wettelijke gemeenschap van goederen (comunione legale, die alle aankopen omvat die de echtgenoten gezamenlijk of afzonderlijk tijdens het huwelijk hebben gedaan, met uitzondering van de persoonlijke zaken die in artikel 179 van het burgerlijk wetboek zijn opgesomd) en het voor het gezin afgescheiden vermogen (fondo patrimoniale). In gevallen waarin de kinderen nog niet meerderjarig zijn, blijft het afgescheiden gezinsvermogen echter bestaan. De echtscheiding heeft geen gevolgen voor gemeenschappelijk bezit dat onder andere regelingen valt (comunione ordinaria, bv. zaken die pro rata zijn verworven voor of tijdens het huwelijk, indien de boedel ten tijde van het huwelijk gescheiden is gehouden op verzoek van een van de echtgenoten (separazione dei beni)): op verzoek van een van de echtgenoten kan de gemeenschappelijkheid van dergelijk bezit worden opgeheven.
Aan de ouder die met een minderjarig kind woont, kan het recht worden toegewezen om in de voormalige woning van het echtpaar te blijven wonen, indien dat in het belang van het kind is.
De rechtbank die de echtscheiding toewijst, kent in de regel het gezag over minderjarige kinderen toe aan beide ouders; alleen in uitzonderlijke gevallen worden de kinderen onder het gezag van één ouder geplaatst. De rechtbank stelt tevens de regels op voor de omgang van de minderjarige kinderen met de ouder die niet bij de kinderen woont; geeft instructies over het beheer van de eigendommen van de kinderen; en stelt de maandelijkse bijdrage voor het levensonderhoud van de kinderen vast, die aan de samenwonende ouder moet worden betaald.
Bij toewijzing van de echtscheiding gelast het gerecht op verzoek van een van de betrokken partijen de periodieke betaling van alimentatie aan de ex-echtgeno(o)t(e) die over onvoldoende middelen beschikt of deze objectief gezien niet kan verkrijgen. De verplichting tot alimentatiebetaling houdt op wanneer de ontvanger opnieuw in het huwelijk treedt. Ingeval beide partijen hiermee instemmen, kan de alimentatiebetaling ook geschieden met een enkele transactie door overdracht van de eigendomsrechten op een goed aan de echtgeno(o)t(e) aan wie het ten gunste komt. (Zie “Alimentatievorderingen - Italië” voor nadere bijzonderheden.)
Krachtens artikel 570 van het wetboek van strafrecht is er sprake van een strafbaar feit wanneer een ex-echtgeno(o)t(e) na een echtscheiding of bij een scheiding van tafel en bed verzuimt zijn of haar gezin te onderhouden.
Overige effecten. Echtgenoten die van echt gescheiden zijn, maar niet hertrouwd zijn, en die recht hebben op alimentatie, maken ook aanspraak op een deel van een aan de andere echtgeno(o)t(e) toegekende ontslagvergoeding. Bij overlijden van de voormalige echtgeno(o)t(e) heeft de langstlevende voormalige echtgeno(o)t(e) recht op een eventueel nabestaandenpensioen of op het delen van het pensioen met een eventuele volgende langstlevende echtgeno(o)t(e) en op betaling van een deel van de erfenis, indien de persoon in kwestie behoeftig is. De alimentatiegerechtigde echtgeno(o)t(e) heeft tevens recht op de inschrijving van een gerechtelijke hypotheek of kan verzoeken om inbeslagneming van de goederen van de echtgeno(o)t(e) teneinde de alimentatie te vereffenen.
Scheiding van tafel en bed houdt in dat de echtgenoten wettelijk niet langer verplicht zijn om samen te wonen. Een louter feitelijke scheiding van tafel en bed heeft geen rechtsgevolg (met uitzondering van situaties die zijn ontstaan voorafgaande aan wet nr. 151 van 22 mei 1975 (hervormingswet)).
Scheiding van tafel en bed houdt geen annulering van de huwelijksbetrekking in, maar zwakt deze af.
Scheiding van tafel en bed kan door de rechter worden opgelegd of met wederzijdse instemming geschieden.
Bronnen: de materiële regels zijn vastgelegd in het burgerlijk wetboek (artikelen 150 en volgende; voor vragen betreffende de nalatenschap, zie de artikelen 548 en 585).
Bij een scheiding van tafel en bed — d.w.z. een door de rechter uitgesproken scheiding — moet eerst worden vastgesteld dat de echtgenoten niet langer kunnen samenleven.
Indien aan deze voorwaarde is voldaan, spreekt de rechter de scheiding uit, op verzoek van een van beide echtgenoten, zelfs indien dit tegen de wil van de andere echtgeno(o)t(e) is.
In uitzonderlijke gevallen kan de rechter een van de echtgenoten als verantwoordelijk voor de scheiding aanwijzen: dit heeft gevolgen voor de toekenning van alimentatie tijdens de scheiding van tafel en bed en na de echtscheiding, alsmede voor de erfrechten. Betrokkenheid van het openbaar ministerie is noodzakelijk.
Scheiding van tafel en bed met wederzijdse instemming is gebaseerd op een overeenkomst tussen de echtgenoten, maar moet worden bekrachtigd door de rechter, die erop toeziet dat de tussen de echtgenoten overeengekomen afspraken stroken met de zwaarder wegende belangen van het gezin. Met name wanneer een overeenkomst over het gezag over en alimentatie voor de kinderen niet in het belang van de kinderen is, zal de rechter de partijen nogmaals bijeenroepen en hun vragen de noodzakelijke veranderingen aan te brengen. Indien de partijen in gebreke blijven, kan de rechter weigeren om de scheiding van tafel en bed goed te keuren.
Persoonlijke betrekkingen: Bij scheiding van tafel en bed (op last van de rechter of met wederzijdse instemming) vervalt de vereiste van alle vormen van bijstand die verband houden met het samenwonen. Daarnaast vervalt het wettelijk vermoeden van vaderschap. De vrouw hoeft de achternaam van haar echtgenoot niet op te geven als zij deze heeft toegevoegd aan de hare, maar op verzoek van de echtgenoot kan de rechter haar verbieden deze achternaam te voeren indien dit de echtgenoot ernstige schade berokkent. Eveneens kan de rechter de vrouw toestaan het gebruik van de achternaam van haar echtgenoot te staken, indien het voortgezet gebruik ervan nadelig voor haar zou zijn.
Eigendommen in gemeenschappelijk bezit: De gemeenschap van goederen wordt ontbonden op basis van een verklaring inzake de afwezigheid of het vermoedelijk overlijden van een van de echtgenoten, de nietigverklaring, ontbinding of beëindiging van de burgerrechtelijke gevolgen van het huwelijk, scheiding van tafel en bed, wettelijke scheiding van bezittingen, de onderling overeengekomen wijziging van het huwelijksvermogensstelsel of faillissement van een van de echtgenoten.
Bij scheiding van tafel en bed wordt het gezamenlijk bezit van de echtgenoten ontbonden als de rechter de echtgenoten toestaat gescheiden te wonen, of per de datum waarop het proces-verbaal van de scheiding met wederzijdse instemming van de echtgenoten wordt ondertekend in aanwezigheid van de voorzittende rechter, mits het is goedgekeurd. De uitspraak waarbij het de echtgenoten wordt toegestaan gescheiden te wonen, wordt gezonden naar de ambtenaar van de burgerlijke stand voor registratie van de ontbinding van het gezamenlijk bezit.
Ouderlijke verantwoordelijkheid: De rechtbank die de regels inzake de scheiding van ouders over de voogdij over minderjarige kinderen toekent, stelt de hoogte vast van de alimentatie die moet worden betaald door de ouder (die niet bij de kinderen woont) of, in het uitzonderlijke geval dat het gezag aan één ouder is toegewezen, door de ouder aan wie het gezag niet is toegewezen. Bij voorkeur wordt het recht om in de gezinswoning te wonen toegekend aan de echtgenoot aan wie het gezag is toegewezen (zie “Ouderlijke verantwoordelijkheid — Italië” voor nadere bijzonderheden).
Toekenning van alimentatie: Bij toewijzing van de scheiding kent de rechter de betaling van alimentatie door de andere echtgeno(o)t(e) toe aan de echtgeno(o)t(e) die niet verantwoordelijk is voor de scheiding indien hij of zij zelf niet over voldoende middelen beschikt. Een behoeftige echtgeno(o)t(e) kan nog steeds aanspraak maken op onderhoudsgeld, d.w.z. een regelmatige uitkering om te voorzien in zijn of haar levensonderhoud, zelfs als hij of zij verantwoordelijk is voor de scheiding (zie “Alimentatievorderingen – Italië”).
De wet bevat uitdrukkelijke bepalingen over een automatische inflatiecorrectie in geval van echtscheiding; in de rechtspraak is die uitgebreid tot de scheiding van tafel en bed.
De in de rechterlijke beslissing beschreven maatregelen ten aanzien van het gezag over de kinderen en de berekening van het onderhoudsgeld voor de kinderen en voor een echtgeno(o)t(e) kunnen later worden gewijzigd. Verzuim om het onderhoudsgeld te betalen is een misdrijf krachtens artikel 570 van het wetboek van strafrecht.
Scheiding van tafel en bed met en zonder verantwoordelijkheid: Van tafel en bed gescheiden echtgenoten die niet verantwoordelijk worden gehouden voor de scheiding van tafel en bed, blijven erfrechtelijk beschouwd dezelfde rechten genieten als niet-gescheiden echtgenoten.
Echtgenoten die verantwoordelijk worden gehouden voor de scheiding van tafel en bed hebben uitsluitend recht op alimentatie van de overleden echtgeno(o)t(e) indien zij alimentatiegerechtigd waren op het moment van inleiding van de erfrechtprocedure (artikelen 548 en 585 van het burgerlijk wetboek).
Overige effecten: In het geval van niet-nakoming geeft het bevel tot scheiding van tafel en bed recht op de inschrijving van een gerechtelijke hypotheek. Op verzoek van de rechthebbende kan de rechter de inbeslagneming van goederen van de aansprakelijke echtgeno(o)t(e) gelasten of beslag laten leggen op diens inkomsten.
Krachtens de artikelen 117 e.v. van het burgerlijk wetboek kan een huwelijk in een aantal afzonderlijke gevallen nietig worden verklaard. Het verdient de voorkeur dit te bezien in termen van ongeldigheid door de verschillende gronden voor ongeldigheid en het toepasselijke recht voor elk geval op zich te onderzoeken.
Een huwelijk is ongeldig als er sprake is van een bij wet bepaalde tekortkoming, die evenwel via een vordering in rechte moet worden ingeroepen.
Een procedure tot nietigverklaring van een huwelijk wordt pas aan de erfgenamen medegedeeld als de zaak reeds aanhangig is. Betrokkenheid van het openbaar ministerie is noodzakelijk.
Bronnen: De materiële regels worden uiteengezet in de artikelen 117 tot en met 129 bis van het burgerlijk wetboek.
In de volgende gevallen kan een huwelijk ongeldig zijn (artikelen 117 e.v. van het burgerlijk wetboek):
1. een van de echtgenoten is nog gehuwd met een ander; de ongeldigheid is absoluut en onaantastbaar; verzoekschriften kunnen worden ingediend door de echtgenoten, een rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn, het openbaar ministerie of iedereen met een rechtmatig belang;
2. impedimentum criminis: een huwelijk wordt aangegaan door twee personen van wie er één is veroordeeld wegens de moord of poging tot moord op de echtgeno(o)t(e) van de ander; de ongeldigheid is absoluut en onherstelbaar, en kan worden ingeroepen door de echtgenoten, het openbaar ministerie of iedereen met een rechtmatig belang;
3. het huwelijk kan niet worden voltrokken vanwege de geestelijke beperking van een van de echtgenoten; het bevel tot vaststelling van die beperking kan ook na de huwelijksvoltrekking worden gegeven, indien wordt aangetoond dat de beperking ten tijde daarvan al bestond; het huwelijk kan worden betwist door een voogd, het openbaar ministerie of iedereen met een rechtmatig belang;
4. geestelijk onvermogen van een van de echtgenoten (incapacità naturale); het huwelijk kan worden betwist door een echtgeno(o)t(e) die, hoewel voor hem of haar geen verbod gold een huwelijk aan te gaan, bewijst dat zijn of haar geestvermogens bij de sluiting van het huwelijk waren gestoord. het verzoekschrift kan niet worden ingediend indien het echtpaar langer dan een jaar heeft samengewoond nadat de echtgeno(o)t(e) in kwestie zijn of haar geestelijke vermogens heeft hervonden.
5. minderjarigheid van een van de echtgenoten; verzoekschriften kunnen worden ingediend door de echtgenoten, het openbaar ministerie of de ouders; het recht van de minderjarige op indiening van het verzoekschrift vervalt een jaar nadat hij of zij meerderjarig is geworden;
6. banden van verwantschap, aanverwantschap, adoptie en afstamming; deze grond voor ongeldigheid kan worden ingeroepen door de echtgenoten, het openbaar ministerie of iedereen met een rechtmatig belang, tenzij een jaar of meer is verstreken sinds de huwelijksvoltrekking en indien de mogelijkheid bestond om ondanks de banden toestemming voor het huwelijk te verkrijgen;
7. dwang, vrees en dwaling: instemming verkregen onder dwang of als gevolg van ernstige vrees voor gebeurtenissen buiten de macht van de echtgeno(o)t(e); persoonsverwisseling of dwaling ten aanzien van de persoon van de andere echtgenoot, overeenkomstig artikel 122 van het burgerlijk wetboek; verzoekschriften kunnen worden ingediend door de echtgeno(o)t(e) van wie instemming op een van voornoemde manieren was verkregen, behalve als het paar een jaar heeft samengewoond sinds de oorzaak van de dwang of vrees is verdwenen of sinds de datum waarop de dwaling is ontdekt;
8. simulatie: het huwelijk kan door elk van de echtgenoten worden betwist als zij bij het aangaan van het huwelijk zijn overeengekomen de bijbehorende verplichtingen niet na te komen of de bijbehorende rechten niet uit te oefenen; het verzoek om nietigverklaring moet binnen een jaar na de huwelijksvoltrekking worden ingediend; indiening is niet mogelijk als het echtpaar na de huwelijksvoltrekking als man en vrouw hebben samengewoond, zelfs als dat slechts voor korte tijd is geweest.
Als de echtgenoten te goeder trouw handelden (d.w.z. als ze zich bij de huwelijkssluiting niet bewust waren van het beletsel), wordt het huwelijk geacht geldig te zijn totdat het nietig wordt verklaard, en zijn de rechtsgevolgen van de nietigverklaring ex nunc van kracht (het beginsel van het “putatief huwelijk” (matrimonio putativo)). Een huwelijk dat nietig is verklaard, heeft de gevolgen van een geldig huwelijk met betrekking tot eventuele kinderen, ook als beide echtgenoten te kwader trouw hebben gehandeld.
Het gerecht kan ook eisen dat een van de echtgenoten maximaal drie jaar lang periodieke betalingen doet aan de andere echtgeno(o)t(e) in die gevallen waarin de andere echtgeno(o)t(e) niet over voldoende middelen beschikt en niet is hertrouwd.
Als slechts één van de echtgenoten te goeder trouw handelde, zijn de gevolgen van het huwelijk van toepassing op die echtgeno(o)t(e) en eventuele kinderen. De echtgeno(o)t(e) die te kwader trouw handelde, moet een redelijke vergoeding betalen die overeenkomt met drie jaar alimentatie, en moet alimentatie betalen indien er geen andere personen aansprakelijk zijn.
Bij wetsbesluit nr. 132 van 12 september 2014, dat is omgezet in wet nr. 162 van 10 november 2014, heeft de Italiaanse regering twee nieuwe alternatieve procedures ingevoerd waarbij geen rechtbank is betrokken:
1) de partijen kunnen via onderhandelingen in aanwezigheid van een advocaat (met voorafgaande vergunning of toestemming van de openbaar aanklager) een overeenkomst (convenzione di negoziazione assistita) sluiten om, bijgestaan door advocaten, een minnelijke schikking te treffen voor hun geschil. Die mogelijkheid wordt geboden aan echtgenoten die willen komen tot een scheiding met wederzijdse instemming, beëindiging van de burgerrechtelijke gevolgen van hun huwelijk of ontbinding van hun huwelijk, of wijziging van de voorwaarden van hun scheiding van tafel en bed of echtscheiding, ook al hebben zij kinderen die nog minderjarig zijn of die meerderjarig zijn maar ernstig gehandicapt of niet financieel onafhankelijk zijn. Op deze manier kunnen echtgenoten de instelling van een gerechtelijke procedure voorkomen (artikelen 2 en 6);
2) voor echtgenoten zonder kinderen die nog minderjarig zijn of die meerderjarig zijn maar ernstig gehandicapt of niet financieel onafhankelijk zijn, bestaat er sinds kort de mogelijkheid om ten overstaan van een ambtenaar van de burgerlijke stand een overeenkomst te sluiten ter bekrachtiging van hun scheiding van tafel en bed of de ontbinding of beëindiging van de burgerrechtelijke gevolgen van hun huwelijk, of wijziging van de voorwaarden van hun scheiding van tafel en bed of echtscheiding (artikel 12).
De hele materie is hervormd door artikel 3, lid 33, van wetsdecreet nr. 149 van 10 oktober 2022, dat titel IV bis (regels voor procedures betreffende personen, minderjarigen en gezinnen) in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering heeft opgenomen.
Als gevolg van deze wijzigingen is in hoofdstuk III van het burgerlijk wetboek een nieuwe afdeling II ingevoerd, die betrekking heeft op procedures voor scheiding van tafel en bed, ontbinding of beëindiging van de burgerlijke gevolgen van het huwelijk, ontbinding van geregistreerde partnerschappen en regulering van de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid, alsmede wijzigingen in de desbetreffende voorwaarden.
Overeenkomstig artikel 473 bis 1 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering moet, tenzij anders is bepaald in de wet, het verzoek worden ingediend bij de rechtbank voor personen, minderjarigen en gezinnen (Tribunale per le persone, per i minorenni e le famiglie), die als rechter uitspraak doet; de zaak kan evenwel worden gehoord en onderzocht door een gedelegeerd lid van de rechtbank. De rechtbank met territoriale bevoegdheid is de rechtbank van de plaats waar het kind zijn of haar gewone verblijfplaats heeft als er in de procedure maatregelen moeten worden genomen met betrekking tot een minderjarig kind; in alle andere gevallen zijn de algemene regels inzake territoriale bevoegdheid van toepassing en is het criterium derhalve dat van de woonplaats van de verweerder (artikel 473 bis, lid 11, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). Indien de verweerder niet te traceren is of in het buitenland woont, is de rechtbank van de woonplaats van de eiser bevoegd of, indien de eiser in het buitenland woont, kan elke rechtbank in Italië de zaak behandelen.
Het ingediende verzoekschrift moet het volgende bevatten:
In het verzoekschrift moet eveneens worden vermeld dat er andere procedures bestaan die geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op dezelfde of aanverwante verzoekschriften. Bij het verzoekschrift moet een afschrift worden gevoegd van alle maatregelen, met inbegrip van voorlopige maatregelen, die reeds in deze procedure zijn genomen.
De in artikel 473 bis, lid 12, derde alinea, bedoelde stukken moeten steeds aan het verzoekschrift en het verweerschrift worden gehecht, met name:
De partijen kunnen overeenkomstig de bepalingen van artikel 473 bis, lid 49, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering ook de ontbinding of beëindiging van de burgerlijke gevolgen van het huwelijk en de daarmee samenhangende vorderingen aanvragen in het verzoekschrift waarbij een scheidingsprocedure wordt ingeleid. De verzoeken die op deze wijze worden ingediend, zijn ontvankelijk na het verstrijken van de daartoe wettelijk gestelde termijn en nadat de beslissing tot scheiding van tafel en bed rechtsgeldig is geworden.
Het verzoekschrift moet bij de bevoegde rechter worden ingediend, samen met de daarin genoemde stukken.
Binnen drie dagen na de indiening van het verzoekschrift wijst de president de rapporteur aan die voor de behandeling van het geding kan worden gedelegeerd, en stelt hij de behandeling van het geding voor het eerste verschijnen van de partijen vast, waarbij hij de termijn vaststelt voor het verschijnen van de verweerder, dat ten minste dertig dagen vóór de behandeling van het geding moet plaatsvinden. De president benoemt een speciale voogd als de verweerder geestelijk ziek of juridisch handelingsonbekwaam is.
De termijn tussen de datum van indiening van het verzoekschrift en de terechtzitting bedraagt maximaal 90 dagen.
Artikel 473 bis, lid 51, regelt de procedure voor de gezamenlijke verzoekschriften van de partijen.
Een gezamenlijk verzoekschrift betreffende de in artikel 473 bis, lid 47, bedoelde procedure moet worden ingediend bij de rechtbank van de woon- of verblijfplaats van een van de partijen. Het verzoekschrift moet door de partijen worden ondertekend en moet tevens gegevens bevatten over het inkomen en het vermogen van de laatste drie jaar en de kosten die door de partijen moeten worden gedragen, alsook de voorwaarden die aan nakomelingen en economische relaties verbonden zijn. De partijen kunnen ook hun vermogensrechtelijke betrekkingen geheel of gedeeltelijk via het verzoekschrift regelen. Indien zij gebruik willen maken van de mogelijkheid om de terechtzitting te vervangen door de indiening van schriftelijke conclusies, moeten zij hier in het verzoekschrift om vragen, waarbij zij aangeven dat zij zich niet wensen te verzoenen en de in artikel 473 bis, derde alinea, bedoelde stukken indienen. Na de indiening plant de president de hoorzitting, zodat de partijen voor de rechter-rapporteur kunnen verschijnen, en zorgt hij ervoor dat de documenten naar de openbaar aanklager worden gestuurd, die uiterlijk drie dagen vóór de datum van de zitting zijn advies uitbrengt. Tijdens de terechtzitting verwijst de rechter, nadat hij de partijen heeft gehoord en kennis heeft genomen van hun wens om niet tot verzoening over te gaan, de zaak voor beslissing. De rechter kan, indien nodig, steeds om verduidelijking vragen en de partijen verzoeken de in artikel 473 bis, lid 12, derde alinea, bedoelde stukken in te dienen. De rechtbank geeft een beschikking waarbij zij de overeenkomsten tussen de partijen goedkeurt of er kennis van neemt. Indien de overeenkomsten in strijd zijn met de belangen van de kinderen, roept zij de partijen bijeen en geeft zij aan welke wijzigingen deze moeten aannemen, en verwerpt zij het verzoekschrift in de huidige vorm indien zij het een ongeschikte oplossing vindt. In het geval van een gezamenlijk verzoek tot wijziging van de voorwaarden voor de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid ten aanzien van kinderen en de financiële bijdragen aan hen of de partijen, wijst de president de rapporteur aan, die, na advies van de openbaar aanklager, achter gesloten deuren verslag uitbrengt. De rechter beveelt dat de partijen persoonlijk verschijnen wanneer zij dit gezamenlijk verzoeken of indien verduidelijkingen nodig zijn met betrekking tot de voorgestelde nieuwe voorwaarden.
Het is mogelijk rechtsbijstand (patrocinio a spese dello Stato) te verkrijgen en aldus wettelijk te worden vertegenwoordigd zonder de honoraria van de advocaat en de andere gerechtskosten te moeten betalen. Er is ook rechtsbijstand beschikbaar voor buitenlandse staatsburgers die legaal in Italië verblijven. De geldende voorwaarden zijn te vinden in wet nr. 217 van 30 juli 1990 en het informatieblad over rechtsbijstand. Verzoeken om rechtsbijstand moeten worden gericht aan de orde van advocaten (consiglio dell’ordine degli avvocati). Raadpleeg de websites van de betreffende orde (bv. van de orde van advocaten van Rome) en van het ministerie van Justitie.
Bronnen: Wet nr. 217 van 30 juli 1990, gewijzigd bij wet nr. 134 van 29 maart 2001.
Beroep tegen een beslissing tot scheiding van tafel en bed, echtscheiding of nietigverklaring van het huwelijk is mogelijk. Het beroep wordt ingesteld bij een verzoekschrift dat de in artikel 342 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering voorgeschreven gegevens moet bevatten.
Besluiten die vóór 1 augustus 2022 in een lidstaat zijn gegeven, worden in de andere lidstaten uitgevoerd overeenkomstig de uniforme regels inzake erkenning die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2201/2003 (“Brussel II bis”). Besluiten die na 1 augustus 2022 zijn gegeven, worden in de EU-lidstaten erkend op grond van de latere Verordening (EU) 2019/1111 van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en in zaken betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, en inzake internationale kinderontvoering (“Brussel II ter”).
Volgens beide verordeningen vindt de erkenning van beslissingen in huwelijkszaken automatisch plaatst. Besluiten inzake echtscheiding, scheiding van tafel en bed en nietigverklaring waartegen in de lidstaat van herkomst geen hoger beroep meer kan worden ingesteld, worden samen met het desbetreffende certificaat ten uitvoer gelegd, zonder dat de inschrijvingen in het register van de burgerlijke stand van de aangezochte lidstaat hoeven te worden bijgewerkt. In het licht van de Verordening Brussel II ter worden ook buitengerechtelijke overeenkomsten in huwelijkszaken (zoals onderhandelingsovereenkomsten die zijn gesloten aan het einde van de procedure van wetsbesluit nr. 132 van 12 september 2014, omgezet in wet nr. 162 van 10 november 2014) in de EU uitgevoerd.
Een belanghebbende kan echter verzoeken om een verklaring met als strekking dat de buitenlandse uitspraak al dan niet moet worden erkend; de gronden voor weigering van de erkenning zijn uitdrukkelijk en uitvoerig geregeld in de toepasselijke verordening. Er moet een formeel verzoekschrift (ricorso) worden ingediend bij het hof van beroep (corte di appello) met territoriale bevoegdheid in de plaats van de uitvoering van de beslissing, en in overeenstemming met de binnenlandse regelgeving van Italië. Het gerecht doet onverwijld uitspraak, al dan niet na een proces op tegenspraak, en de eiser wordt hiervan in kennis gesteld. Overeenkomstig artikel 30 bis van wetsdecreet nr. 150 van 1 september 2011, zoals gewijzigd bij wetsdecreet nr. 149/2022, wordt de procedure zonder tegenpartij achter gesloten deuren gevoerd.
Tegen een uitspraak achter gesloten deuren kan er beroep worden ingesteld binnen zestig dagen na de betekening van het bevel.
Het is mogelijk bij het hof van cassatie beroep aan te tekenen tegen een uitspraak over de betwisting (zie de bijlagen bij de verordening).
Italië is partij bij Verordening (EU) nr. 1259/2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed (Rome III). Het recht dat van toepassing is op procedures inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed die betrekking hebben op situaties met buitenlandse elementen, is het recht dat door de partijen is gekozen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 5, 6 en 7 van de verordening en, bij gebreke van een keuze, het recht dat is bepaald door de in artikel 8 bedoelde verbindende factoren. De in die verordening vastgestelde uniforme beperkingen van de toepassing van vreemd recht spelen een rol.
Artikel 31 van wet nr. 218 van 31 mei 1995 tot hervorming van het Italiaanse internationaal privaatrecht, zoals gewijzigd bij wetsdecreet nr. 149/2022 en van toepassing telkens wanneer het uniforme Europese internationale privaatrecht niet van toepassing is, verwijst eveneens volledig naar de regels van Verordening nr. 1259/2010, waarin wordt gespecificeerd dat de partijen het toepasselijke recht kunnen aanwijzen in onderling overleg, schriftelijk vastgelegd, in de zin van artikel 5 daarvan, en dat de aanwijzing ook kan plaatsvinden tijdens de procedure, tot aan de afsluiting van de terechtzitting voor de eerste verschijning van de partijen, zelfs door middel van een verklaring die de echtgenoten in het proces-verbaal afleggen, hetzij persoonlijk, hetzij via een bijzondere wettelijke vertegenwoordiger.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Indien het om een kerkelijk huwelijk gaat, kan de echtscheidingsprocedure pas worden ingesteld nadat daarvan kennisgeving is gedaan aan de bisschop van het district waar de verzoeker woont. Een echtscheidingsverzoek kan worden ingediend drie maanden na verzending van de kennisgeving aan de bevoegde bisschop. Kennisgeving is niet vereist indien de echtscheiding wordt gevorderd op grond van het feit dat de echtgeno(o)t(e) vermist is of geestesziek is.
Echtscheiding leidt tot ontbinding van het huwelijk, maar dit leidt niet automatisch tot een verandering van de achternaam. Voor een naamswijziging moet de betrokken partij een beëdigde verklaring opstellen.
Echtscheiding heeft geen gevolgen voor eigendomsgeschillen. Voor eigendomsgeschillen moet een afzonderlijk verzoek worden ingediend, aangezien het hier gaat om twee verschillende procedures.
Er zijn geen gevolgen, aangezien echtscheidingsprocedures losstaan van voogdijprocedures, tenzij de echtscheiding is uitgesproken op grond van een aanslag op de persoon van de kinderen of fysiek misbruik van de kinderen.
Echtscheiding heeft geen gevolgen voor kwesties betreffende de minderjarige kinderen van de echtgenoten (bv. alimentatie, ouderlijk gezag, omgangsrecht). Voor deze kwesties moeten afzonderlijke verzoeken worden ingediend.
Echtscheiding heeft op zich niet tot gevolg dat de ene partner alimentatie moet betalen aan de andere partner. Daartoe moet na de echtscheiding een afzonderlijk verzoek worden ingediend.
Het begrip “scheiding van tafel en bed” bestaat niet in het Cypriotische familierecht.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Dit houdt in dat met ingang van de datum van de nietigverklaring het huwelijk nietig en niet meer rechtsgeldig is.
Overeenkomstig artikel 17 van de huwelijkswet (Περί Γάμου Νόμος, Wet nr. 104(I)/2003), zoals gewijzigd bij Wet nr. 66(I)/2009, is het huwelijk nietig wanneer het is voltrokken:
a) vóór de definitieve ontbinding of nietigverklaring van een vorig huwelijk van een van beide partijen, inclusief een kerkelijk of burgerlijk huwelijk;
b) tussen bloedverwanten in rechte lijn of zijlijn, tot de vijfde graad;
c) tussen door huwelijk verbonden verwanten in rechte lijn of zijlijn, tot de derde graad;
d) tussen een adoptant en een geadopteerde of hun nakomelingen;
e) tussen een buitenechtelijk kind en de vader die het kind heeft erkend of zijn bloedverwanten.
Een huwelijk dat bij definitieve rechterlijke beslissing nietig of ongeldig is verklaard, heeft vanaf de datum van de beslissing geen gevolgen meer.
Ja, er zijn alternatieve buitengerechtelijke middelen om problemen die samenhangen met een echtscheiding op te lossen. Deze zijn opgenomen in de wet van 2019 inzake bemiddeling in familiegeschillen (περί διαμεσολάβησησ σε οικογενειακέσ διαφορέσ νόμοσ, Wet nr. 62(I)/2019), die in werking is getreden op 25 april 2019. Op 30 december 2022 zijn er specifieke regelingen (bestuurlijke besluiten (κανονιστικές διοικητικές πράξεις, Κ.Δ.Π.) 507/2022) gepubliceerd om de tenuitvoerlegging van de wet te vergemakkelijken.
Het verzoek tot ontbinding of nietigverklaring van het huwelijk moet worden ingediend bij de familierechtbank (Οικογενειακό Δικαστήριο) van het district (Επαρχία) waar beide partijen of een van de partijen woonachtig zijn. Het verzoek moet voldoen aan model 1 van het reglement voor de procesvoering van het Hooggerechtshof van 1990 (Τύπο 1 των Διαδικαστικών Κανονισμών του Ανωτάτου Δικαστηρίου του 1990). Bij het verzoek moet naast de huwelijksakte van beide partijen een bewijs van terpostbezorging van de aan de bisschop gerichte aangetekende brief of het ontvangstbewijs van de aan de bisschop gerichte aangetekende brief worden verstrekt.
Ja. Er moet bij de bevoegde familierechtbank een verzoek worden ingediend.
Ja, er kan bij de familierechtbank van tweede aanleg (Δευτεροβάθμιο Οικογενειακό Δικαστήριο) beroep worden aangetekend tegen een beslissing over echtscheiding/nietigverklaring van het huwelijk.
Een aanvraag hiertoe moet op basis van Verordening (EG) nr. 44/2001 worden ingediend bij de bevoegde familierechtbank.
Er kan verzet worden aangetekend bij de familierechtbank waarbij het verzoek om erkenning en registratie van de beslissing van de andere lidstaat is ingediend.
De familierechtbanken in de Republiek Cyprus kunnen zich enkel uitspreken over de ontbinding of de nietigverklaring van een huwelijk wanneer de partijen bij de zaak gedurende ten minste drie maanden in Cyprus wonen. De rechter past dan het Cypriotische recht toe.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De gevallen waarin een huwelijk kan worden ontbonden, zijn omschreven in het deel van het burgerlijk wetboek dat betrekking heeft op het familierecht en in afdeling P van de notariswet. Het deel van het burgerlijk wetboek dat betrekking heeft op het familierecht vormt het wettelijk kader van het huwelijk.
In Letland kan een huwelijk worden ontbonden door een rechter of een notaris (notārs). Een rechter kan een huwelijk ontbinden op verzoek van een van de echtgenoten of van beide echtgenoten. Een notaris kan een huwelijk ontbinden als de echtgenoten het eens zijn over de ontbinding van het huwelijk en ze geen gemeenschappelijk minderjarig kind en gemeenschappelijk vermogen hebben of, wanneer de echtgenoten wel een gemeenschappelijk minderjarig kind of een gemeenschappelijk vermogen hebben, als ze schriftelijk overeenstemming hebben bereikt over het ouderlijk gezag, het omgangsrecht en de alimentatie voor het kind en over de verdeling van het gemeenschappelijke vermogen.
Daarom is een van de voorwaarden voor een dergelijke echtscheiding dat de echtgenoten het eens zijn over wie het ouderlijk gezag krijgt over de kinderen die binnen het huwelijk zijn geboren, over de alimentatie voor die kinderen en over de verdeling van het gemeenschappelijke vermogen.
Voor echtscheiding via de rechter is het nodig dat de rechter tot de conclusie komt dat het huwelijk is ontwricht. Een huwelijk wordt geacht te zijn ontwricht als de echtgenoten niet meer samenwonen en ook niet te verwachten valt dat dat weer gaat gebeuren.
Daarom is een van de voorwaarden voor een dergelijke echtscheiding dat de echtgenoten het eens zijn over wie het ouderlijk gezag krijgt over de kinderen die binnen het huwelijk zijn geboren, over de alimentatie voor die kinderen en over de verdeling van het gemeenschappelijke vermogen. Als de echtgenoten hierover geen overeenstemming kunnen bereiken, beslist de rechter hierover bij de behandeling van het echtscheidingsverzoek.
Ontbinding van het huwelijk door een notaris
Een huwelijk kan door een notaris worden ontbonden als het is ontwricht en de notaris een verzoek om ontbinding van het huwelijk heeft ontvangen dat door beide echtgenoten is ondertekend. Wanneer de echtgenoten een gemeenschappelijk minderjarig kind of een gemeenschappelijk vermogen hebben, moet bij het echtscheidingsverzoek een schriftelijke overeenkomst zijn gevoegd waarin het ouderlijk gezag, het omgangsrecht en de alimentatie voor het kind en de verdeling van het gemeenschappelijke vermogen zijn geregeld.
Ontbinding van het huwelijk door de rechter
Wanneer de echtgenoten het niet eens zijn over de ontbinding van het huwelijk, kan het huwelijk bij rechterlijke uitspraak worden ontbonden als aan een van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
de echtgenoten leven al meer dan een jaar gescheiden; de echtgenoten leven gescheiden van elkaar, voeren geen gezamenlijke huishouding en een van hen weigert resoluut om opnieuw een gezamenlijke huishouding te gaan voeren en maakt huwelijkse samenwoning bijgevolg onmogelijk. Van het niet voeren van een gezamenlijke huishouding kan zelfs sprake zijn als de echtgenoten in dezelfde woning wonen.
Wanneer de echtgenoten minder dan een jaar gescheiden leven, kan de rechter het huwelijk alleen ontbinden als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
Indien de echtgenoten minder dan een jaar gescheiden leven en een van de echtgenoten een echtscheidingsverzoek indient op andere dan de drie bovengenoemde gronden en de andere echtgenoot niet instemt met de echtscheiding, kan de rechter het huwelijk niet ontbinden en moet hij de behandeling van de zaak uitstellen om de echtgenoten de gelegenheid te geven zich te verzoenen.
Het huwelijk van echtgenoten die minder dan een jaar gescheiden leven, kan alleen door een notaris worden ontbonden als beide echtgenoten het eens zijn over de ontbinding van het huwelijk en bij de notaris een scheidingsverzoek hebben ingediend overeenkomstig de in de notariswet omschreven procedure.
Wanneer de rechter van oordeel is dat de huwelijksband ondanks deze omstandigheden kan worden hersteld, kan de scheidingsprocedure voor maximaal zes maanden worden geschorst om de echtgenoten de gelegenheid te geven zich te verzoenen.
Wanneer een van de echtgenoten op andere dan de drie bovengenoemde gronden een echtscheidingsverzoek indient voordat de echtgenoten drie jaar gescheiden hebben geleefd, kan de rechter het huwelijk niet ontbinden en moet hij de behandeling van de zaak uitstellen om de echtgenoten de gelegenheid te geven zich te verzoenen.
Het huwelijk van echtgenoten die minder dan drie jaar gescheiden leven, kan alleen door een notaris worden ontbonden als beide echtgenoten het eens zijn over de ontbinding van het huwelijk en bij de notaris een scheidingsverzoek hebben ingediend overeenkomstig de in de notariswet omschreven procedure.
Zelfs als een huwelijk ontwricht is, kan de rechter in uitzonderlijke gevallen besluiten om het huwelijk niet te ontbinden omdat ontbinding van het huwelijk indruist tegen de belangen van een gemeenschappelijk minderjarig kind.
Zodra een rechterlijke beslissing tot ontbinding van een huwelijk in kracht van gewijsde is gegaan of een notaris een verklaring van echtscheiding heeft afgegeven, vervallen de wederzijdse rechten en plichten die de gewezen echtgenoten op grond van hun huwelijksrelatie hadden. Uit de echtscheiding kunnen voor de gewezen echtgenoten echter nieuwe rechten en plichten voortvloeien. Zodra het huwelijk is ontbonden, kunnen de gewezen echtgenoten een nieuw huwelijk aangaan.
Het burgerlijk wetboek bepaalt dat een echtgenoot die na voltrekking van het huwelijk de naam van de partner aanneemt, deze naam na ontbinding van het huwelijk behoudt. Op een daartoe strekkend verzoek kan de rechter of een notaris hem echter de toestemming geven om weer de eigen familienaam te voeren.
De rechter kan de echtgenoot aan wie de ontwrichting van het huwelijk kan worden toegerekend, op verzoek van de andere echtgenoot echter verbieden om diens familienaam te voeren, mits dit niet in strijd is met de belangen van eventuele kinderen.
Een notaris kan een huwelijk ontbinden als de echtgenoten vooraf schriftelijk overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van het gemeenschappelijke vermogen en als die overeenkomst bij het scheidingsverzoek is gevoegd.
Wanneer een huwelijk bij rechterlijke uitspraak wordt ontbonden, kunnen de echtgenoten zelf beslissen over de verdeling van het gemeenschappelijke vermogen. Wanneer de echtgenoten het niet eens kunnen worden, beslist de rechter over de vorderingen die ze jegens elkaar hebben. Hij doet dat overeenkomstig de bepalingen van het burgerlijk wetboek en eventuele huwelijkse voorwaarden. Ingevolge het burgerlijk wetboek kan het huwelijksvermogen op twee wijzen worden geregeld: op grond van het wettelijke stelsel of op grond van een huwelijkscontract. In de toepasselijke wettelijke bepalingen en het huwelijkscontract is geregeld hoe het vermogen bij echtscheiding wordt verdeeld.
In het kader van het wettelijke stelsel behoudt elke echtgenoot het vermogen dat hij bij het huwelijk heeft ingebracht alsook het afzonderlijke vermogen dat hij tijdens het huwelijk heeft verworven. Alles wat de echtgenoten tijdens het huwelijk samen hebben verworven, of wat door een van de echtgenoten is verworven met gemeenschappelijke middelen, wordt geacht deel uit te maken van het gemeenschappelijke vermogen. Verondersteld wordt dat het gemeenschappelijke vermogen aan elk van beide echtgenoten voor de helft toebehoort, tenzij een van de echtgenoten kan bewijzen dat een andere verdeling moet worden toegepast.
Wanneer het huwelijksvermogen is geregeld in een huwelijkscontract, kan het contract voorzien in huwelijkse voorwaarden of gemeenschap van goederen en wordt het vermogen bij scheiding verdeeld overeenkomstig de toepasselijke wetgeving.
Bij echtscheidingszaken kunnen geschillen in verband met rechten en plichten die voortvloeien uit de bovenbeschreven familierechtelijke betrekkingen niet afzonderlijk worden behandeld. Dit geldt in het bijzonder voor geschillen in verband met rechten en plichten die voortvloeien uit de rechtsbetrekkingen tussen ouders en kinderen.
In het geval van een notariële ontbinding van een huwelijk moeten de echtgenoten het niet alleen eens zijn over de echtscheiding zelf, maar ook over het ouderlijk gezag, het omgangsrecht en de alimentatie voor eventuele minderjarige kinderen. Vandaar dat in het geval dat de echtgenoten een gemeenschappelijk minderjarig kind hebben, het scheidingsverzoek vergezeld moet gaan van een schriftelijke overeenkomst over het ouderlijk gezag, het omgangsrecht en de alimentatie.
Wanneer het huwelijk door de rechter wordt ontbonden en de echtgenoten een gemeenschappelijk minderjarig kind hebben, moeten ze het eens worden over het ouderlijk gezag, het omgangsrecht en de alimentatie voor dat kind. Wanneer op deze punten geen overeenstemming bestaat, moeten de vorderingen samen met het echtscheidingsverzoek worden ingediend, anders kan de rechter de echtscheiding niet uitspreken.
Gevolgen van de echtscheiding voor de ouderlijke verantwoordelijkheid
De verplichting van een ouder om zorg te dragen voor zijn kind vervalt niet op het moment dat het kind niet langer bij hem woont.
Ook wanneer de ouders gescheiden leven, blijven zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. Maar de zorg- en toezichtplicht jegens het kind berust bij de ouder bij wie het kind woont.
Beslissingen die van aanzienlijke invloed op de ontwikkeling van het kind kunnen zijn, moeten door de ouders gezamenlijk worden genomen. Eventuele geschillen tussen de ouders worden behandeld door de rechtbank voor minderjarigen en wezen (bāriņtiesa), tenzij de wet anders bepaalt.
Het gezamenlijk gezag van de ouders eindigt als het ouderlijk gezag bij overeenkomst tussen de ouders of bij uitspraak van de rechter aan een van hen wordt toegewezen.
Wanneer een kind onder het gezag van slechts een van de ouders staat, heeft die ouder alle rechten en plichten die daaruit voortvloeien. De andere ouder heeft een omgangsrecht (recht om contact en een persoonlijke relatie met het kind te onderhouden).
Gevolgen van de echtscheiding voor de onderhoudsplicht
Over kinderalimentatie moet tijdens de echtscheidingsprocedure worden beslist. De ouders zijn verplicht om naar vermogen in het onderhoud van hun kind te voorzien. De verplichting om een kind te onderhouden rust bij de vader en de moeder totdat het kind voor zichzelf kan zorgen. Die verplichting vervalt niet op het moment dat het kind gescheiden van de rest van het gezin gaat wonen of als het kind niet langer bij een of beide ouders woont. Bij de ontbinding van het huwelijk kunnen de ouders zelf afspraken maken over de kinderalimentatie. Als ze het niet eens worden, beslist de rechter hierover tijdens de echtscheidingsprocedure.
Ingevolge het burgerlijk wetboek kan de voormalige echtgenoot tijdens de echtscheidingsprocedure en zelfs daarna nog van de andere echtgenoot vorderen dat deze naar vermogen bijdraagt in zijn levensonderhoud, en wel in die mate dat de vorderende echtgenoot er niet op achteruitgaat in levensstandaard. De verplichting om ervoor te zorgen dat de voormalige echtgenoot er niet in levensstandaard op achteruitgaat, vervalt in de volgende gevallen:
Het begrip “scheiding van tafel en bed” bestaat niet in het Letse rechtsstelsel.
Het begrip “scheiding van tafel en bed” bestaat niet in het Letse rechtsstelsel.
Het begrip “scheiding van tafel en bed” bestaat niet in het Letse rechtsstelsel.
Een huwelijk kan nietig worden verklaard als het in strijd met de wet is gesloten. Vanaf het moment dat de rechterlijke nietigverklaring in kracht van gewijsde gaat, wordt het huwelijk geacht nooit te hebben bestaan. Een huwelijk kan ook na echtscheiding nog nietig worden verklaard.
Een huwelijk kan slechts in de volgende bij de wet bepaalde gevallen nietig worden verklaard:
In al deze gevallen kan een belanghebbende of de openbare aanklager te allen tijde en zonder beperking een verzoek om nietigverklaring indienen. Wanneer het huwelijk door overlijden of echtscheiding is beëindigd, kan een verzoek om nietigverklaring alleen worden ingediend door personen van wie door het huwelijk rechten zijn geschonden. Een verzoek om nietigverklaring kan niet worden ingediend als beide echtgenoten zijn overleden.
Een echtgenoot van wie het huwelijk nietig is verklaard, gaat weer de eigen familienaam voeren. Wanneer een van de echtgenoten zich bij de voltrekking van het huwelijk niet bewust was van de nietigheid ervan, kan hij de rechter verzoeken om de familienaam van de voormalige echtgenoot te mogen blijven voeren.
Wanneer een van de echtgenoten zich bij de voltrekking van het huwelijk bewust was van de mogelijke nietigheid ervan, heeft de andere echtgenoot niet alleen recht op voldoende alimentatie om de eerdere levensstandaard te behouden, maar ook op vergoeding van immateriële schade.
De omstandigheden waaronder de voormalige echtgenoot is vrijgesteld van de verplichting om ervoor te zorgen dat de andere echtgenoot er niet in levensstandaard op achteruitgaat, zijn bij nietigverklaring van het huwelijk dezelfde als bij echtscheiding (zie vraag 3.4).
Wat de verdeling van het vermogen na nietigverklaring van het huwelijk betreft, behoudt elke echtgenoot het vermogen dat hij heeft ingebracht en tijdens de samenwoning heeft verworven. Gezamenlijk verworven vermogen wordt gelijkelijk tussen de voormalige echtgenoten verdeeld.
Wanneer geen van de echtgenoten zich bij de voltrekking van het huwelijk bewust was van de mogelijke nietigheid ervan, wordt het vermogen verdeeld overeenkomstig de bepalingen van het burgerlijk wetboek waarin de verdeling van tijdens een rechtmatig huwelijk verworven goederen is geregeld. Wanneer slechts een van de echtgenoten zich niet bewust was van de nietigheid van het huwelijk, gelden bedoelde bepalingen alleen voor die echtgenoot.
Notariële ontbinding van een huwelijk is slechts mogelijk op gezamenlijk verzoek van de echtgenoten. De procedure voor notariële ontbinding is neergelegd in afdeling P van de notariswet. Ontbinding van het huwelijk gebeurt door een notaris wanneer de echtgenoten het eens zijn over de echtscheiding en ze geen gemeenschappelijk minderjarig kind en gemeenschappelijk vermogen hebben of, in gevallen waarin de echtgenoten wel een gemeenschappelijk minderjarig kind of een gemeenschappelijk vermogen hebben, als ze schriftelijk overeenstemming hebben bereikt over het ouderlijk gezag, het omgangsrecht en de alimentatie voor het kind en de verdeling van het gemeenschappelijke vermogen.
Ontbinding van het huwelijk door een notaris
Wanneer een huwelijk door een notaris moet worden ontbonden, is er geen specifieke territoriale bevoegdheid: de echtgenoten kunnen hun verzoek indienen bij elke notaris in het land. Dit geldt niet voor grensoverschrijdende zaken. De bevoegdheid voor grensoverschrijdende zaken is geregeld in Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad. Wanneer een grensoverschrijdende echtscheidingszaak volgens Europese of internationale wetgeving niet onder de Letse jurisdictie valt, kan de scheidingsprocedure niet door een notaris worden ingeleid en moet de aangezochte notaris dit meedelen aan de echtgenoten.
In grensoverschrijdende zaken wordt het toepasselijke recht bepaald overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed.
Een bij een notaris ingediend echtscheidingsverzoek moet de volgende gegevens bevatten:
Het verzoek moet vergezeld gaan van de originele huwelijksakte, een door de burgerlijke stand afgegeven afschrift of uittreksel daarvan of een door de burgerlijke stand afgegeven huwelijksverklaring.
Wanneer de echtgenoten een gemeenschappelijk minderjarig kind of een gemeenschappelijk vermogen hebben, moet bij het echtscheidingsverzoek een schriftelijke overeenkomst zijn gevoegd waarin het ouderlijk gezag, het omgangsrecht en de alimentatie voor het kind en de verdeling van het gemeenschappelijke vermogen zijn geregeld.
Ontbinding van het huwelijk door de rechter
Een verzoek om echtscheiding of nietigverklaring van een huwelijk moet worden ingediend bij het bevoegde districts- of gemeentelijk gerecht (rajona (pilsētas) tiesa). Bevoegd is in de regel de rechtbank van de officiële woonplaats van de verweerder of, bij ontstentenis daarvan, diens feitelijke woonplaats. In de volgende gevallen kan het verzoek ook bij de rechtbank van de officiële woonplaats van de verzoeker of, bij ontstentenis daarvan, diens feitelijke woonplaats worden ingediend:
De regels betreffende de bevoegdheid inzake echtscheidingszaken, scheiding van tafel en bed en nietigverklaring van een huwelijk die van toepassing zijn als een van de echtgenoten zijn gewone verblijfplaats in een andere lidstaat heeft of onderdaan van een andere lidstaat is, zijn neergelegd in Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000.
Zodra is vastgesteld welke lidstaat bevoegd is, geldt de nationale civiele procedure van die lidstaat.
Ook in een aantal voor Letland bindende bilaterale verdragen met niet-EU-landen inzake rechtsbijstand en rechtsbetrekkingen zijn bevoegdheidsregels betreffende echtscheidingszaken neergelegd.
Ingevolge de artikelen 128 en 2351 van de wet op de burgerlijke rechtsvordering moet een verzoekschrift de volgende gegevens bevatten:
Een echtscheidingsverzoek moet ook de volgende gegevens bevatten:
Het verzoekschrift moet worden ondertekend door de verzoeker of zijn vertegenwoordiger. In zaken waarin een verzoek om echtscheiding of nietigverklaring wordt behandeld, moet de vertegenwoordiger van een partij uitdrukkelijk door die partij zijn gemachtigd om namens hem op te treden. Een dergelijke machtiging strekt zich uit tot alle aan het verzoek gerelateerde vorderingen.
Bij het verzoekschrift moeten de volgende stukken zijn gevoegd:
In het algemeen verleent de staat rechtsbijstand wanneer een persoon over onvoldoende inkomen beschikt om zich in rechte te verdedigen of van het ene op het andere moment in een (financiële) situatie is terechtgekomen (bijvoorbeeld door een natuurramp of andere omstandigheden die niet aan hem zijn toe te rekenen) waardoor hij daar financieel niet toe in staat is, of wanneer hij voor zijn levensonderhoud volledig afhankelijk is van overheidssteun, waardoor hij, objectief gezien, evenmin in staat is om in rechte voor zijn belangen op te komen. Rechtsbijstand wordt toegekend overeenkomstig de wet op de rechtsbijstand.
In het algemeen worden in het kader van de rechtsbijstandregeling de kosten van het opstellen van processtukken, van juridisch advies en vertegenwoordiging bij de rechtbank, en van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak vergoed.
Letland verleent ook rechtsbijstand op grond van Verordening (EG) nr. 2201/2003.
Zaken worden in eerste aanleg behandeld door een districts- of gemeentelijk gerecht (rajona (pilsētas) tiesa). Tegen een beslissing in eerste aanleg kan hoger beroep bij een regionaal gerecht (apgabaltiesa) en cassatieberoep (kasācija) worden ingesteld.
Bij echtscheiding via een notaris kan de waarheidsgetrouwheid van volgens de wet gecertificeerde stukken niet worden betwist. Daartoe moet een afzonderlijke vordering worden ingesteld.
Tegen een notaris die zijn taken niet naar behoren heeft uitgevoerd of die weigert om zijn taken uit te voeren, kan een klacht worden ingediend bij het regionaal gerecht dat toezicht houdt op de werkzaamheden van die notaris. De klacht moet binnen een maand worden ingediend, te rekenen vanaf de dag van de betwiste handeling of weigering.
Een beslissing tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk die in een andere lidstaat is gegeven, wordt in Letland erkend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad. Volgens de bepalingen van deze verordening wordt een in een lidstaat gegeven beslissing in de andere lidstaten erkend zonder bijzondere procedurele regelingen. Wanneer een belanghebbende partij een beslissing tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk die in een andere lidstaat is gegeven, in Letland wil laten erkennen, moet hij, overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad vastgestelde procedures, een verzoek om een beslissing houdende erkenning (atzīšana) of erkenning en tenuitvoerlegging (atzīšana un izpildīšana) van de buitenlandse beslissing indienen bij het districts- of gemeentelijk gerecht van de plaats waar die beslissing ten uitvoer moet worden gelegd of van de officiële woonplaats van de verweerder dan wel, bij ontstentenis daarvan, diens feitelijke woonplaats.
Een beslissing houdende erkenning, of erkenning en tenuitvoerlegging, van een beslissing van een buitenlandse rechter, wordt gegeven door een alleensprekende rechter op basis van een daartoe strekkend verzoekschrift en bijbehorende stukken. Dit gebeurt binnen tien dagen na indiening van het verzoekschrift en zonder oproeping van de partijen. De rechter kan de erkenning van de beslissing in Letland alleen weigeren op een van de in artikel 22 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad genoemde gronden. Op basis daarvan kan de erkenning van een in een andere lidstaat gegeven beslissing in Letland worden geweigerd in de volgende gevallen:
Krachtens artikel 638 van de wet op de burgerlijke rechtsvordering moet een verzoek om een beslissing houdende erkenning van een uitspraak de volgende gegevens bevatten:
Ingevolge artikel 37 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad moet een verzoek om een beslissing houdende erkenning van een door een gerecht van een andere lidstaat gegeven beslissing, vergezeld gaan van de volgende stukken:
Ingevolge Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad kan een belanghebbende partij op twee manieren verzoeken om niet-erkenning in Letland van een in andere lidstaat gegeven beslissing tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk.
Ten eerste kan elke belanghebbende ingevolge artikel 21 van die verordening bij de rechter een verzoek om een beslissing houdende niet-erkenning in Letland van een in een andere lidstaat gegeven beslissing indienen.
Ten tweede, zelfs nadat een persoon al een verzoek tot erkenning van een beslissing heeft ingediend en dit verzoek door het districts- of gemeentelijke gerecht is ingewilligd, kan de verweerder de erkenning in Letland nog aanvechten. Daartoe moet de verweerder een bezwaarschrift indienen bij het districts- of gemeentelijke gerecht dat het verzoek heeft ingewilligd. Conform artikel 33 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad is de beslissing van een districts- of gemeentelijk gerecht houdende erkenning van een in een andere lidstaat gegeven beslissing vatbaar voor hoger beroep bij een regionaal gerecht. Daartoe moet eerst een bezwaarschrift (blakus sūdzība) worden ingediend bij het gerecht dat de bestreden beslissing heeft gegeven, waarna het bezwaarschrift moet worden toegezonden aan het bevoegde regionale gerecht. Tegen de beslissing van het regionale gerecht kan door de verweerder (of verzoeker) beroep worden ingesteld bij de Senaat van het Hooggerechtshof (Augstākās tiesas Senāts). Daartoe moet eerst een bezwaarschrift worden ingediend bij het gerecht dat de bestreden beslissing heeft gegeven, waarna het bezwaarschrift moet worden toegezonden aan de afdeling Civiele Zaken van de Senaat van het Hooggerechtshof.
De verweerder kan zich slechts op een van de in artikel 22 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad genoemde gronden verzetten tegen de erkenning van een in een andere lidstaat gegeven beslissing (zie vraag 14).
De procedure voor het bepalen van het toepasselijke recht is neergelegd in Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed (verordening “Rome III”).
https://www.llrx.com/2002/11/features-latvian-law-guide/ (in het Engels)
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Echtscheidingsregelingen zijn opgenomen in boek III ("familierecht"), deel 2, hoofdstuk IV, van het burgerlijk wetboek van de Republiek Litouwen (Civilinis kodeksas; hierna Litouws "burgerlijk wetboek" genoemd).
In artikel 3.51 zijn de voorwaarden vastgesteld voor het verkrijgen van de echtscheiding met wederzijdse instemming van de echtgenoten. Een huwelijk kan worden ontbonden mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
In de in dit artikel genoemde gevallen wordt echtscheiding verkregen in het kader van een vereenvoudigde procedure.
In artikel 3.55 zijn de voorwaarden vastgesteld voor een echtscheidingsverzoek van één van de echtgenoten, dat moet worden ingediend bij de districtsrechtbank van de verblijfplaats van de verzoeker. In dit geval kan een huwelijk worden ontbonden als aan ten minste één van de volgende voorwaarden is voldaan:
In artikel 3.60 van het Litouwse burgerlijk wetboek zijn de voorwaarden vastgesteld voor een echtscheiding op grond van schuld van een van de echtgenoten (of van beide echtgenoten). Een echtgeno(o)t(e) kan een verzoek om echtscheiding indienen als het huwelijk door de schuld van de andere echtgeno(o)t(e) is ontwricht. Een echtgeno(o)t(e) wordt als schuldig aan de ontwrichting van het huwelijk aangemerkt indien hij of zij wezenlijk zijn of haar huwelijkse verplichtingen zoals uiteengezet in boek III (familierecht) van het Litouwse burgerlijk wetboek (Civilinis kodeksas) heeft verzaakt en zo een gemeenschappelijk huwelijksleven onmogelijk heeft gemaakt. Een huwelijk wordt geacht door de schuld van de andere echtgeno(o)t(e) te zijn ontwricht indien hij of zij is veroordeeld voor een misdrijf met voorbedachten rade of overspel heeft gepleegd, of de andere echtgeno(o)t(e) of andere gezinsleden mishandelt of het gezin in de steek heeft gelaten en er meer dan een jaar niet meer voor zorgt.
De verweerder in de echtscheidingsprocedure kan zijn of haar schuld aanvechten en bewijs overleggen dat de verzoeker verantwoordelijk is voor de ontwrichting van het huwelijk. Na afweging van de omstandigheden van de zaak kan de rechter beide echtgenoten schuldig verklaren aan de ontwrichting van het huwelijk. Als naar het oordeel van de rechter beide echtgenoten schuld hebben aan de ontwrichting van het huwelijk, zijn de gevolgen dezelfde als bij de ontbinding van een huwelijk met wederzijdse instemming.
Een huwelijk eindigt door het overlijden van een van de echtgenoten of door een wettelijke beëindiging. Een huwelijk kan worden ontbonden op grond van de wederzijdse instemming van de echtgenoten, van een verzoek van een van de echtgenoten of van de schuld van één echtgeno(o)t(e) of beide echtgenoten.
Een huwelijk wordt als ontbonden beschouwd vanaf de dag waarop de echtscheidingsuitspraak van kracht wordt. Binnen drie werkdagen nadat de echtscheidingsuitspraak van kracht is geworden, moet de rechtbank een kopie van die uitspraak toezenden aan het plaatselijke bureau van de burgerlijke stand, dat de echtscheiding registreert.
Na een echtscheiding kan een echtgeno(o)t(e) zijn of haar huwelijksnaam behouden of weer de achternaam aannemen die hij of zij voor het huwelijk had. Wanneer een huwelijk wordt ontbonden op grond van de schuld van een van de echtgenoten, kan de rechter, op verzoek van de andere echtgeno(o)t(e), de schuldige echtgeno(o)t(e) verbieden zijn of haar huwelijksnaam te behouden, behalve wanneer de echtgenoten samen kinderen hebben.
De verdeling van het vermogen van de echtgenoten hangt af van het huwelijksvermogensstelsel, dat wettelijk of contractueel is vastgesteld. Bij gebreke van een huwelijkscontract geldt voor de echtgenoten het wettelijke vermogensstelsel. Huwelijksvermogensstelsels zijn geregeld in boek III, deel 3, hoofdstuk VI, van het burgerlijk wetboek.
Indien de echtelijke woning eigendom is van een van de echtgenoten, kan de rechter vruchtgebruik toekennen en de andere echtgeno(o)t(e) toestaan in de echtelijke woning te blijven indien na de echtscheiding minderjarige kinderen bij hem of haar blijven wonen. Het vruchtgebruik blijft gelden tot het kind/de kinderen meerderjarig is/zijn. Als de echtelijke woning wordt gehuurd, kan de rechter het huurrecht overdragen aan de echtgeno(o)t(e) bij wie de minderjarige kinderen gaan wonen of aan een echtgeno(o)t(e) die niet in staat is om te werken en kan de rechter de andere echtgeno(o)t(e) laten uitzetten indien hij of zij is gelast apart te gaan wonen.
Wanneer een rechter uitspraak doet in een echtscheidingszaak, zal er ook alimentatie worden toegekend aan een ex-echtgeno(o)t(e) die financiële ondersteuning nodig heeft, tenzij de alimentatiekwestie is geregeld in de echtscheidingsovereenkomst die de echtgenoten samen opgesteld hebben. Echtgenoten hebben geen recht op alimentatie als zij voldoende goederen of inkomsten hebben om volledig in hun onderhoud te voorzien. Uitgangspunt is dat een echtgeno(o)t(e) alimentatie nodig zal hebben als hij of zij een minderjarig kind uit het huwelijk opvoedt of als hij of zij vanwege ouderdom of een slechte gezondheid niet in staat is om te werken. Een echtgeno(o)t(e) die niet in staat is geweest een kwalificatie te behalen (zijn of haar studie te voltooien) vanwege het huwelijk en de gemeenschappelijke belangen van het gezin of de noodzaak om voor de kinderen te zorgen, heeft het recht van de ex-echtgeno(o)t(e) te eisen dat deze de kosten voor het voltooien van zijn of haar studie of van omscholing betaalt.
De echtgeno(o)t(e) die schuld heeft aan de echtscheiding heeft geen recht op alimentatie.
Bij het toekennen van de alimentatie en het bepalen van de hoogte daarvan moet de rechter rekening houden met de duur van het huwelijk, de behoefte aan alimentatie, de middelen van beide ex-echtgenoten, hun gezondheidstoestand, leeftijd en vermogen om te werken, de kans dat een werkloze echtgeno(o)t(e) werk vindt en andere belangrijke omstandigheden.
Er wordt een lagere of alleen tijdelijke alimentatie toegekend of de alimentatie wordt geweigerd als een van de volgende omstandigheden van toepassing is:
De rechter kan van de ex-echtgeno(o)t(e) die werd gelast de andere echtgeno(o)t(e) alimentatie te betalen, waarborgen eisen dat die verplichting zal worden nagekomen. Alimentatie kan worden toegekend in de vorm van een bedrag ineens of van vaste maandelijkse betalingen (termijnen) of van een overdracht van goederen.
Als een echtgeno(o)t(e) om echtscheiding verzoekt wegens handelingsonbekwaamheid van de andere echtgeno(o)t(e), moet de echtgeno(o)t(e) die het initiatief tot de echtscheiding heeft genomen de behandeling van en zorg voor de handelingsonbekwaam geworden ex-echtgeno(o)t(e) betalen, tenzij die gedekt worden door socialezekerheidsfondsen van de staat.
Een alimentatiebeschikking kan een grond zijn voor een gedwongen verpanding (hypotheek) van de goederen van de verweerder. Indien de ex-echtgeno(o)t(e) die gelast werd alimentatie te betalen in gebreke blijft, kunnen zijn of haar goederen worden gebruikt om de betalingen te doen conform de wettelijke procedure.
Bij overlijden van de ex-echtgeno(o)t(e) aan wie de verplichting tot betaling van alimentatie werd opgelegd, gaat de verplichting over op zijn of haar erfopvolgers voor zover de geërfde nalatenschap daarvoor toereikend is, ongeacht de manier waarop de erfenis werd aanvaard.
Wanneer een ex-echtgeno(o)t(e) aan wie alimentatie was toegekend overlijdt of hertrouwt, stopt de alimentatiebetaling. Bij overlijden gaat het recht op achterstallige of nog niet uitbetaalde alimentatie over op de erfopvolgers van de overleden echtgeno(o)t(e). Als het nieuwe huwelijk wordt ontbonden, kan de ex-echtgeno(o)t(e) verzoeken om hervatting van de alimentatiebetalingen indien hij of zij een kind opvoedt of de zorg heeft voor een gehandicapt kind uit zijn of haar vorige huwelijk. In alle andere gevallen gaat de verplichting van de echtgeno(o)t(e) uit het volgende huwelijk om alimentatie te betalen boven de verplichting van de ex-echtgeno(o)t(e) uit het vorige huwelijk.
Wanneer de rechter een scheiding van tafel en bed uitspreekt, wonen de echtgenoten niet meer samen, maar blijven hun andere rechten en verplichtingen bestaan. Scheiding van tafel en bed kan een eerste stap zijn naar een echtscheiding. Dit betekent echter niet dat de echtgenoten niet weer kunnen gaan samenwonen. Anders dan bij een echtscheiding kunnen echtgenoten die van tafel en bed gescheiden zijn niet hertrouwen, omdat ze niet formeel gescheiden zijn.
Een van de echtgenoten kan bij de rechtbank een verzoek tot scheiding van tafel en bed indienen als door bepaalde omstandigheden, die niet van de andere echtgeno(o)t(e) hoeven af te hangen, het samenleven ondraaglijk of onmogelijk is geworden of de belangen van hun minderjarige kinderen wezenlijk geschaad kunnen worden of de echtgenoten niet meer geïnteresseerd zijn in samenleven. De echtgenoten kunnen gezamenlijk bij de rechtbank een verzoek tot scheiding van tafel en bed indienen indien ze een scheidingsovereenkomst hebben ondertekend die voorziet in een woon-, onderhouds- en opvoedingsregeling voor hun minderjarige kinderen, en in de verdeling van hun vermogen en in het wederzijds onderhoud.
Een scheiding van tafel en bed heeft geen gevolgen voor de rechten en verplichtingen van de echtgenoten ten aanzien van hun minderjarige kinderen, maar houdt slechts in dat de echtgenoten apart wonen. Bij het uitspreken van een scheiding van tafel en bed moet de rechter ook altijd een beschikking over de boedelverdeling geven, tenzij dat in het huwelijkscontract tussen de echtgenoten is geregeld. De rechtsgevolgen van een scheiding van tafel en bed met betrekking tot de eigendomsrechten van de echtgenoten worden bij de aanvang van de procedure van kracht. Een echtgeno(o)t(e) die niet schuldig werd bevonden aan de scheiding van tafel en bed kan de rechter evenwel vragen de rechtsgevolgen van de scheiding van tafel en bed met betrekking tot de eigendomsrechten van de echtgenoten van kracht te verklaren vanaf het moment dat de echtgenoten niet meer samenwoonden. Als een van de echtgenoten overlijdt nadat de scheiding van tafel en bed is uitgesproken, behoudt de langstlevende echtgeno(o)t(e) alle wettelijke rechten van een langstlevende echtgeno(o)t(e), tenzij de langstlevende echtgeno(o)t(e) door de rechter schuldig is bevonden aan de scheiding van tafel en bed. Deze regel geldt ook als de rechter een scheiding van tafel en bed heeft uitgesproken op grond van een gezamenlijk verzoek van de echtgenoten, tenzij de echtgenoten in hun scheidingsovereenkomst een andere regeling hebben getroffen. De langstlevende echtgeno(o)t(e) kan echter niet de nalatenschap van de overleden echtgeno(o)t(e) erven.
Bij het uitspreken van een scheiding van tafel en bed kan de rechter de echtgeno(o)t(e) die schuldig is aan de scheiding van tafel en bed gelasten alimentatie te betalen aan de andere echtgeno(o)t(e) indien deze financiële ondersteuning nodig heeft, tenzij de alimentatiekwestie is geregeld in de scheidingsovereenkomst tussen de echtgenoten.
Een scheiding van tafel en bed eindigt als de echtgenoten weer gaan samenwonen en in hun samenleven hun intentie om permanent samen te wonen bevestigd wordt. De scheiding van tafel en bed eindigt wanneer de rechter een beschikking uitvaardigt waarin het gezamenlijke verzoek van de echtgenoten om beëindiging van de scheiding van tafel en bed wordt toegewezen en de eerdere scheidingsuitspraak wordt herroepen.
Wanneer zij hun samenleven weer hervatten, blijven de vermogens van de echtgenoten gescheiden totdat ze een nieuw huwelijkscontract sluiten en een nieuw huwelijksvermogensstelsel kiezen. De beëindiging van een scheiding van tafel en bed heeft alleen rechtsgevolgen voor derden indien de echtgenoten een nieuw huwelijkscontract sluiten en dit laten registreren overeenkomstig de procedure zoals beschreven in artikel 3.103 van het burgerlijk wetboek.
Als de echtgenoten meer dan jaar uit elkaar zijn sinds de beschikking van kracht werd, kan elk van beide echtgenoten om echtscheiding verzoeken.
Alleen de rechtbanken kunnen een huwelijk nietig verklaren. Een huwelijk dat door een rechtbank nietig is verklaard is nietig ab initio. De rechtsgevolgen van de nietigverklaring van een huwelijk (zie punt 9) hangen af van de goede trouw van de echtgenoten (of ten minste een van hen) bij de sluiting van het huwelijk. In alle gevallen echter beschermt de wet de rechten van de kinderen uit een nietig verklaard huwelijk (ze worden beschouwd als uit een huwelijk geboren). Na de nietigverklaring van hun huwelijk kunnen de partijen een nieuw huwelijk of een geregistreerd partnerschap aangaan.
Een huwelijk kan nietig worden verklaard als niet is voldaan aan de onderstaande voorwaarden voor het aangaan van een huwelijk.
Een huwelijk kan alleen worden aangegaan met een persoon van het andere geslacht.
Een man en een vrouw moeten het huwelijk uit vrije wil aangaan. Elke vorm van bedreiging, dwang, misleiding of andere omstandigheid waarin geen sprake is van vrije wil is een reden om het huwelijk nietig te verklaren.
Een huwelijk kan worden aangegaan door personen die op de dag van het huwelijk 18 jaar of ouder zijn. Op verzoek van een persoon die vóór de leeftijd van 18 jaar wil trouwen, kan de rechter voor de betreffende persoon middels een vereenvoudigde procedure deze leeftijdsgrens verlagen, maar met niet meer dan twee jaar. Zwangerschap is een belangrijke reden om de huwelijksleeftijdsgrens te verlagen. Als de betrokkene zwanger is, kan de rechter toestaan vóór de leeftijd van 16 jaar te trouwen.
Iemand die door een reeds van kracht geworden gerechtelijke uitspraak handelingsonbekwaam is verklaard, kan geen huwelijk aangaan. Als blijkt dat er een zaak bij de rechtbank is aangespannen om een van beide partijen die een huwelijk willen aangaan handelingsonbekwaam verklaard te krijgen, moet de registratie van het huwelijk worden uitgesteld totdat de uitspraak in die zaak van kracht wordt.
Iemand die gehuwd is en geen echtscheiding heeft verkregen overeenkomstig de in de wet vastgelegde procedure, kan geen ander huwelijk aangaan.
Een huwelijk tussen ouders en kinderen, adoptiefouders en adoptiekinderen, grootouders en kleinkinderen, broers en zusters of halfbroers en halfzusters, neven en nichten, ooms en nichten en tantes en neven is verboden.
Een fictief huwelijk kan ook nietig worden verklaard. Een huwelijk dat enkel om de schijn is aangegaan zonder de bedoeling een wettige familieband tot stand te brengen, kan nietig worden verklaard op verzoek van elk van beide echtgenoten of een openbare aanklager.
Een huwelijk kan nietig worden verklaard als het niet vrijwillig is aangegaan. Een echtgeno(o)t(e) kan om nietigverklaring verzoeken als hij of zij kan bewijzen dat hij of zij ten tijde van het huwelijk niet in staat was de betekenis van zijn of haar handelen te begrijpen of er geen controle over had. Om nietigverklaring kan worden verzocht door een echtgeno(o)t(e) die is aangezet tot het huwelijk door bedreiging, dwang of bedrog.
Een echtgeno(o)t(e) die met een huwelijk instemde op grond van een wezenlijke dwaling kan om nietigverklaring van het huwelijk verzoeken. Een dwaling geldt als wezenlijk indien die omstandigheden met betrekking tot de andere partij betreft die, als ze bekend waren geweest, de echtgeno(o)t(e) ervan weerhouden zouden hebben het huwelijk aan te gaan. De dwaling wordt wezenlijk geacht als deze betrekking heeft op: (i) de gezondheid van de andere partij of een seksuele afwijking die een normaal gezinsleven onmogelijk maakt, of (ii) een ernstig misdrijf dat door de andere partij is begaan.
Kinderen uit een huwelijk dat later nietig is verklaard, worden beschouwd als uit een huwelijk geboren. Wanneer beide echtgenoten te goeder trouw hebben gehandeld, d.w.z. dat zij niet op de hoogte waren en niet op de hoogte konden zijn van de beletsels aangaande hun huwelijk, zijn de rechtsgevolgen van hun huwelijk, alhoewel het nietig werd verklaard, dezelfde als bij een geldig huwelijk, met uitzondering van het recht van erfopvolging. Bewijsmateriaal dat de echtgenoten te goeder trouw handelden moet ten behoeve van het oordeel van de rechtbank worden overgelegd.
Rechtsgevolgen van een nietigverklaring wanneer één of beide echtgenoten te kwader trouw hebben gehandeld: wanneer slechts één van de partijen te goeder trouw handelde, zijn de rechten die hij of haar aan het ongeldige huwelijk kan ontlenen die van een gehuwde persoon. Wanneer beide partijen te kwader trouw handelden, kunnen zij aan het ongeldige huwelijk geen van de rechten of verplichtingen van gehuwde personen ontlenen. Elk van hen heeft het recht het eigen vermogen terug te vorderen, met inbegrip van schenkingen aan de andere partij. Als de echtgeno(o)t(e) die te goeder trouw handelde alimentatie nodig heeft, is deze gerechtigd een verzoek in te dienen om alimentatie van de echtgeno(o)t(e) die te kwader trouw handelde, voor een periode van maximaal drie jaar. Het bedrag wordt vastgesteld door de rechter, waarbij rekening wordt gehouden met de financiële situatie van beide partijen. De rechter kan de betaling van maandelijkse termijnen gelasten of van een bedrag ineens. Als de financiële situatie van een van de partijen verandert, kan de belanghebbende partij de rechtbank verzoeken om verhoging, verlaging of beëindiging van de alimentatiebetalingen. De opgelegde verplichting om de echtgeno(o)t(e) die te goeder trouw handelde alimentatie te betalen komt automatisch te vervallen als de betreffende echtgeno(o)t(e) een nieuw huwelijk aangaat of als de driejarige periode gedurende welke alimentatie moet worden betaald, is verstreken.
De Litouwse wet voorziet niet in alternatieve niet-gerechtelijke middelen voor het oplossen van problemen met betrekking tot echtscheiding, die derhalve alleen kunnen worden opgelost door naar de rechter te stappen.
Een verzoek om een echtscheiding met wederzijdse instemming van de echtgenoten moet worden ingediend bij de districtsrechtbank (apylinkės teismas) van de verblijfplaats van een van de echtgenoten. In het verzoek moet worden aangegeven wat de redenen voor de echtscheiding zijn en hoe de verzoeker aan zijn of haar verplichtingen ten aanzien van de andere echtgeno(o)t(e) en hun minderjarige kinderen zal voldoen en moeten alle andere gegevens zoals genoemd in artikel 384 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Civilinio proceso kodeksas) vermeld worden.
Een echtscheidingsverzoek dat uitgaat van één van de echtgenoten moet worden ingediend bij de districtsrechtbank van de verblijfplaats van de verzoeker.
Een verzoek om een echtscheiding op grond van schuld van een van de echtgenoten moet worden ingediend bij de districtsrechtbank van de verweerder. Wanneer de verzoeker minderjarige kinderen heeft die bij hem of haar wonen, kan het echtscheidingsverzoek ook worden ingediend bij de districtsrechtbank van de verblijfplaats van de verzoeker.
Een verzoek om nietigverklaring van een huwelijk moet worden ingediend bij de rechtbank van de verblijfplaats van de verweerders of een van de verweerders.
Verzoeken om een scheiding van tafel en bed worden behandeld door de rechtbank van de verblijfplaats van de verweerder.
De wet van Litouwen inzake door de staat gegarandeerde rechtsbijstand (Lietuvos Respublikos Valstybės garantuojamos teisinės pagalbos įstatymas) voorziet in gratis rechtsbijstand voor mensen met een laag inkomen. Deze rechtsbijstand geldt ook voor familiezaken.
Ja. Tegen een uitspraak inzake echtscheiding of nietigverklaring van een huwelijk kan beroep worden ingesteld overeenkomstig de algemene bepalingen die gelden voor beroepsprocedures.
Een in een andere lidstaat gedane gerechtelijke uitspraak inzake echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk wordt erkend in Litouwen op grond van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad. Op grond van die verordening worden gerechtelijke uitspraken die in een lidstaat zijn gedaan in de andere lidstaten erkend zonder speciale procedure.
Op grond van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad kan een belanghebbende partij de erkenning in Litouwen van een in een andere lidstaat gedane gerechtelijke uitspraak inzake echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk aanvechten.
Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad kan elke belanghebbende partij bij de districtsrechtbank (apylinkės teismas) een verzoek indienen om een in een andere lidstaat gedane uitspraak niet te erkennen in Litouwen.
Personen met betrekking tot wie om erkenning van een gerechtelijke uitspraak wordt verzocht, kunnen ook de erkenning daarvan in Litouwen aanvechten in het kader van een reeds lopende erkenningsprocedure en nadat de districtsrechtbank besloten heeft de uitspraak te erkennen. Bijgevolg kan de verweerder in dat geval de erkenning in Litouwen van de uitspraak aanvechten door beroep in te stellen tegen de tot erkenning strekkende beslissing van de districtsrechtbank. Overeenkomstig artikel 33 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad kan tegen het besluit van de districtsrechtbank inzake de erkenning van een in een andere lidstaat gedane uitspraak beroep worden ingesteld bij de regionale rechtbank (apygardos teismas).
De verweerder kan de erkenning van een uitspraak die is gedaan door een rechtbank in een andere lidstaat aanvechten op de gronden voor niet-erkenning zoals bepaald in artikel 22 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad.
Scheiding van tafel en bed en echtscheiding vallen onder het recht van de gewone verblijfplaats van de echtgenoten. Als de echtgenoten geen gemeenschappelijke gewone verblijfplaats hebben, geldt het recht van het land waarin zij hun laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats hadden, of bij gebreke daarvan, het recht van het land van de rechtbank. Als in het land waarvan beide echtgenoten staatsburger zijn echtscheiding wettelijk niet is toegestaan of speciale wettelijke voorwaarden voor echtscheiding gelden, kan een echtscheiding verkregen worden overeenkomstig het recht van de Republiek Litouwen indien een van de echtgenoten ook Litouws staatsburger is of gewoonlijk in de Republiek Litouwen verblijft.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Het Luxemburgse recht kent twee vormen van echtscheiding, te weten echtscheiding met wederzijdse instemming en echtscheiding wegens duurzame ontwrichting van het huwelijk.
Om een echtscheiding met wederzijdse instemming kunnen de echtgenoten gezamenlijk verzoeken als zij beiden vinden dat het huwelijk is ontwricht en het eens zijn over de gevolgen van de echtscheiding.
Als de echtgenoten goederen te verdelen hebben, moet een notaris de inventaris ervan opmaken en ze taxeren. Vervolgens zijn de echtgenoten volledig vrij in het regelen van de rechten van hen beiden op de betrokken goederen. Als er geen goederen te inventariseren zijn, is inschakeling van een notaris evenwel niet vereist.
De echtgenoten moeten het ook eens worden over hun woonplaats gedurende de echtscheidingsprocedure, over het lot van hun kinderen tijdens en na die procedure, over de bijdrage van hen beiden aan de opvoeding en het onderhoud van de kinderen vóór en na de echtscheiding en tot slot over het bedrag van de eventueel door een van de echtgenoten aan de andere te betalen alimentatie tijdens de procedure en na het uitspreken van de echtscheiding. Deze overeenstemming moet worden neergelegd in een door een advocaat of notaris opgestelde overeenkomst (convention). De overeenkomst moet worden goedgekeurd door de rechtbank, die nagaat of zij in het belang is van de kinderen en geen duidelijk onevenredig nadeel voor de belangen van een van de echtgenoten inhoudt. De goedgekeurde overeenkomst maakt integraal deel uit van de echtscheidingsbeslissing.
Om echtscheiding wegens duurzame ontwrichting van het huwelijk kan worden verzocht door een van de echtgenoten of, wanneer er overeenstemming bestaat over het scheiden zelf, maar niet over alle gevolgen daarvan, door beide echtgenoten gezamenlijk.
Het huwelijk wordt geacht duurzaam te zijn ontwricht wanneer beide echtgenoten echtscheiding wensen of wanneer slechts een van de echtgenoten om echtscheiding verzoekt en na een bedenktijd van maximaal drie maanden, die eenmaal kan worden verlengd, vasthoudt aan zijn of haar verzoek.
Het Luxemburgse recht kent twee vormen van echtscheiding: echtscheiding met wederzijdse instemming en echtscheiding wegens duurzame ontwrichting van het huwelijk.
Door de beslissing tot echtscheiding wordt het huwelijk ontbonden. De wederzijdse plichten - elkaar trouw zijn, onderhouden en bijstaan - houden op te bestaan.
Volgens het Luxemburgse recht mag een burger alleen de achter- en voornaam dragen die in de geboorteakte zijn vermeld; wie een andere naam gebruikte, moet opnieuw zijn of haar oude naam gaan gebruiken. Een verandering van de burgerlijke staat, bijvoorbeeld door huwelijk, leidt dus niet tot een wijziging van de achternaam van een van de echtgenoten. Het dragen van de achternaam van de echtgenoot is geen verworven recht. De echtgenoot moet toestemming geven voor het gebruik van zijn achternaam.
De Luxemburgse rechters hebben de gelegenheid gehad zich uit te spreken over de gevolgen van echtscheiding voor het gebruik van de achternaam:
de gescheiden echtgenote mag de achternaam van de ex-echtgenoot alleen met diens toestemming blijven gebruiken. Een dergelijke toestemming kan te allen tijde worden ingetrokken. Aangezien het recht van de ex-echtgenoot om zich te verzetten tegen het gebruik van zijn achternaam een discretionair recht is, staat het niet aan de rechter de gescheiden echtgenote toestemming te geven om de achternaam van haar echtgenoot voor onbepaalde tijd te blijven dragen (zelfs niet in het kader van haar beroep) wanneer die echtgenoot zich daartegen verzet. De rechter kan echter wel toestaan dat de echtgenote die in haar beroep de achternaam van haar echtgenoot heeft gebruikt, ter voorkoming van economische schade, die achternaam blijft gebruiken gedurende een bepaalde periode die nodig is om onder haar eigen achternaam bekendheid te verwerven bij haar klanten (hof van beroep (Cour d'appel), 24 mei 2006, P. 33, 258).
De echtscheiding van de ouders heeft in principe geen gevolgen voor de uitoefening van het ouderlijk gezag, dat bij beide ouders blijft berusten. Zij moeten alle belangrijke beslissingen over het leven van hun kind (levensonderhoud, opvoeding, voorlichting over schoolkeuze enz.) samen blijven nemen.
De rechtbank kent het ouderlijk gezag uitsluitend aan één ouder toe als dat in het belang is van het kind. In dat geval neemt de aangewezen ouder zelfstandig alle beslissingen over het kind. De andere ouder behoudt wel het recht om op de hoogte te worden gehouden en om het onderhoud en de opvoeding van het kind te controleren. Tenzij zwaarwegende redenen zich hiertegen verzetten, heeft deze ouder ook een omgangs- en verblijfsrecht. Als de ouders apart gaan wonen, moeten zij dus beiden contact met het kind onderhouden en de band van het kind met de andere ouder eerbiedigen.
In geval van echtscheiding moeten de ouders samen blijven bijdragen in de kosten van het levensonderhoud en de opvoeding van het kind, tenzij de rechtbank anders beslist. Deze bijdrage, in de vorm van een onderhoudsuitkering (alimentatie), stopt niet automatisch wanneer het kind meerderjarig wordt. De uitkering kan rechtstreeks aan een meerderjarig kind worden betaald en worden aangepast naargelang van de behoeften van het kind en de veranderende middelen en uitgaven van iedere ouder.
Wat de verblijfplaats van het kind betreft, zijn er twee scenario's mogelijk (afgezien van het uitzonderlijke geval dat de rechtbank beslist het kind aan een derde toe te vertrouwen):
Indien de echtgenoten overeenstemming bereiken over de uitoefening van het ouderlijk gezag, de woon- en verblijfplaats van het kind, het omgangs- en verblijfsrecht en de bijdrage in de kosten van onderhoud en opvoeding, kunnen zij deze overeenstemming tijdens de echtscheidingsprocedure voorleggen aan de rechtbank. Die kan er rekening mee houden in haar beslissing, indien zij tot het oordeel komt dat hetgeen is overeengekomen in het belang is van het kind en dat de echtgenoten vrijelijk tot overeenstemming zijn gekomen.
Door de echtscheiding van de ouders worden de kinderen niet de voordelen ontnomen die zij anders zouden hebben gekregen. Zij worden in dit opzicht precies hetzelfde behandeld als kinderen van niet-gescheiden ouders.
De rechtbank kan een van de echtgenoten verplichten de andere echtgenoot alimentatie te betalen. De hoogte van de alimentatie wordt vastgesteld op basis van de behoeften van de echtgenoot die haar ontvangt en binnen de grenzen van de bijdragecapaciteit van de andere echtgenoot. Indien de echtgenoten daarmee instemmen, kan de rechtbank beslissen dat de alimentatie wordt uitgekeerd in de vorm van een eenmalig bedrag, waarvan zij de hoogte en voorwaarden bepaalt.
Bij het vaststellen van de behoeften en bijdragecapaciteit houdt de rechtbank onder meer rekening met het volgende:
1. leeftijd en gezondheidstoestand van de echtgenoten;
2. duur van het huwelijk;
3. tijd die al is besteed of nog moet worden besteed aan de opvoeding van de kinderen;
4. de beroepskwalificaties van de echtgenoten en hun positie op de arbeidsmarkt;
5. de mate waarin zij voor nieuwe banen beschikbaar zijn;
6. hun bestaande en te verwachten rechten;
7. hun vermogen, in kapitaal en inkomen, na de vereffening van het huwelijksvermogen.
Behoudens uitzonderingsgevallen kan de alimentatieverplichting niet langer duren dan het huwelijk heeft geduurd.
Voor zover de alimentatie niet als eenmalig bedrag wordt uitgekeerd, kan zij worden aangepast en beëindigd.
Wanneer een echtgenoot bij een in kracht van gewijsde gegane uitspraak is veroordeeld voor een strafbaar feit als bedoeld in de artikelen 372, 375, 376, 377, 393, 394, 396, 397, 398, 399, 400, 401, 401 bis , 402, 403, 404, 405 en 409 van het wetboek van strafrecht (ontucht, verkrachting, mishandeling, homicide en opzettelijk lichamelijk letsel, doodslag, moord, kindermoord en vergiftiging), tijdens het huwelijk begaan tegen de andere echtgenoot of een kind in hetzelfde huishouden, of voor poging tot het plegen van een strafbaar feit als bedoeld in de artikelen 372, 375, 376, 377, 393, 394, 396, 397, 401, 403, 404 en 405 van het wetboek van strafrecht tegen diezelfde personen tijdens het huwelijk, verliest hij of zij op verzoek van de andere echtgenoot elk recht op alimentatie.
De scheiding van tafel en bed heeft tot gevolg dat het huwelijk losser wordt maar niet dat het wordt ontbonden. Zij maakt een einde aan de plicht samen te wonen, maar de plicht elkaar trouw te zijn en te onderhouden blijft tussen de echtgenoten bestaan.
De gronden voor een scheiding van tafel en bed zijn gelijk aan die voor een echtscheiding wegens duurzame ontwrichting van het huwelijk.
De scheiding van tafel en bed heeft altijd scheiding van de goederen tot gevolg. Wanneer de scheiding van tafel en bed drie jaar heeft geduurd, kunnen beide echtgenoten bij de rechtbank een verzoek om echtscheiding indienen. De rechtbank spreekt de echtscheiding uit indien de andere echtgenoot er niet direct mee instemt een einde te maken aan de scheiding.
Nietigverklaring van het huwelijk betekent dat het huwelijk bij een rechterlijke beslissing teniet wordt gedaan. Met andere woorden, het wordt geacht nooit te zijn voltrokken.
Er zijn verschillende gronden voor de nietigverklaring van een huwelijk:
Het nietig verklaarde huwelijk heeft rechtsgevolgen (theorie van het "putatief huwelijk" (mariage putatif)):
Het nietig verklaarde huwelijk heeft daarentegen nooit rechtsgevolgen voor de echtgenoot die niet te goeder trouw was.
In Luxemburg kan het huwelijk alleen worden ontbonden bij rechterlijke beslissing, en dus niet langs buitengerechtelijke weg of via mediation. Gezinsmediation is wel mogelijk voor kwesties die verband houden met de vereffening en verdeling van de gemeenschappelijke en onverdeelde goederen, alimentatieverplichtingen, de bijdrage in de kosten van het huwelijk, de verplichting tot onderhoud van de kinderen en de uitoefening van het ouderlijk gezag.
Waar moet het verzoek worden ingediend?
Het verzoek wordt behandeld door een familierechter (juge aux affaires familiales).
Aan welke formaliteiten moet worden voldaan en welke documenten moeten worden overgelegd?
De zaak wordt bij de rechtbank aanhangig gemaakt door beide echtgenoten, die daartoe een gezamenlijk verzoek bij de griffie indienen. Hulp van een advocaat is hiervoor niet nodig.
Het verzoek moet de volgende gegevens bevatten:
1. de datum;
2. de voor- en achternaam, het beroep en het (de) adres(sen) van de echtgenoten;
3. de geboortedatum en -plaats van de echtgenoten;
4. voor zover van toepassing, de identiteit van de gezamenlijke kinderen;
5. het onderwerp van het verzoek;
6. een korte uiteenzetting van de aangevoerde feiten en middelen.
Naast voornoemde overeenkomst moeten de volgende documenten bij het verzoek worden gevoegd:
1. een uittreksel van de huwelijksakte;
2. een uittreksel van de geboorteakten van de echtgenoten;
3. een uittreksel van de geboorteakten van eventuele gezamenlijke kinderen;
4. een document ten bewijze van de nationaliteit van de echtgenoten;
5. voor zover van toepassing, de overeenkomst tot aanwijzing van het op de echtscheiding van de echtgenoten toepasselijke recht krachtens artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed, overeenkomstig de vormvoorschriften van die verordening. De echtgenoten kunnen de aanwijzing van het op de echtscheiding toepasselijke recht krachtens artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1259/2010, overeenkomstig de vormvoorschriften van die verordening, ook regelen in de overeenkomst inzake de echtscheiding met wederzijdse instemming (convention);
6. ieder ander document dat de echtgenoten wensen te gebruiken.
Bij het verzoek gevoegde, door partijen zelf ingebrachte akten of documenten die door een buitenlandse overheidsinstantie zijn afgegeven, moeten in voorkomend geval worden gelegaliseerd.
Het verzoek moet de volgende gegevens bevatten:
1. de datum;
2. de voor- en achternaam, het beroep en het (de) adres(sen) van de echtgenoten;
3. de geboortedatum en -plaats van de echtgenoten;
4. voor zover van toepassing, de identiteit van de gezamenlijke kinderen;
5. het onderwerp van het verzoek;
6. een korte uiteenzetting van de aangevoerde feiten en middelen.
Het verzoek kan eveneens verzoeken bevatten met betrekking tot tijdelijke maatregelen betreffende de persoon, het onderhoud en de goederen van zowel de echtgenoten als hun kinderen.
De volgende documenten moeten bij het verzoek worden gevoegd:
1. een uittreksel van de huwelijksakte;
2. een uittreksel van de geboorteakte(n) van de echtgenoten of de verzoeker;
3. een uittreksel van de geboorteakten van eventuele gezamenlijke kinderen;
4. een document ten bewijze van de nationaliteit van de echtgenoten of de verzoeker;
5. voor zover van toepassing, de overeenkomst tot aanwijzing van het op de echtscheiding van de echtgenoten toepasselijke recht krachtens artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed, overeenkomstig de vormvoorschriften van die verordening;
6. voor zover van toepassing, een ontwerpovereenkomst over de gevolgen van de echtscheiding waarover de echtgenoten het eens zijn;
7. voor zover van toepassing, een kopie van de rechterlijke beslissing waarbij een echtgenoot voor een van de in de vragen 3.2 en 3.4 genoemde strafbare feiten is veroordeeld;
8. ieder ander document dat de verzoeker(s) wenst (wensen) te gebruiken.
Bij het verzoek gevoegde, door partijen zelf ingebrachte akten of documenten die door een buitenlandse overheidsinstantie zijn afgegeven, moeten in voorkomend geval worden gelegaliseerd.
1. de datum;
2. de voor- en achternaam, het beroep en de adressen van de partijen;
3. de geboortedatum en -plaats van de partijen
4. het onderwerp van het verzoek;
5. een korte uiteenzetting van de aangevoerde feiten en middelen.
Bij het verzoek gevoegde, door partijen zelf ingebrachte akten of documenten die door een buitenlandse overheidsinstantie zijn afgegeven, moeten in voorkomend geval worden gelegaliseerd.
Personen van wie de inkomsten volgens het Luxemburgse recht als onvoldoende worden beschouwd, kunnen voor rechtsbijstand in aanmerking komen. Hiertoe moeten zij een formulier invullen dat verkrijgbaar is bij de Luxemburgse balie (Barreau de Luxembourg). Dit formulier moet worden ingediend bij de territoriaal bevoegde deken van de orde van advocaten (Bâtonnier de l'Ordre des avocats), die daarover een beslissing neemt.
De rechtsbijstand dekt alle kosten die voortvloeien uit (gerechtelijke) procedures of handelingen waarvoor zij is toegekend. Zij dekt met name het zegelrecht en registratierecht, griffiekosten, honoraria van advocaten, rechten en kosten van een gerechtsdeurwaarder, kosten en honoraria van een notaris, kosten en honoraria van deskundigen, vergoedingen voor getuigen, honoraria van vertalers en tolken, kosten voor verklaringen inzake de inhoud van vreemd recht (certificats de coutume), reiskosten, rechten en kosten van inschrijvingsformaliteiten, hypotheken en pandgeving evenals, indien nodig, kosten voor het plaatsen van kennisgevingen in kranten.
In Luxemburg kan tegen een dergelijke beslissing beroep worden ingesteld. De beroepstermijn bedraagt in beginsel 40 dagen, maar kan worden verlengd indien degene die beroep instelt in het buitenland verblijft. De rechterlijke instantie waarbij beroep kan worden ingesteld is de Cour supérieure de justice.
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000, worden door een rechtbank van een andere lidstaat van de Europese Unie gegeven beslissingen over echtscheiding/scheiding van tafel en bed/nietigverklaring van het huwelijk in Luxemburg automatisch erkend. Dit betekent dat voor de erkenning van de beslissing geen enkele procedure nodig is.
Ook het bijwerken van de akten van de burgerlijke stand in Luxemburg nadat een door een rechtbank van een lidstaat van de Europese Unie gegeven beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, wordt uitgevoerd zonder dat daarvoor een voorafgaande procedure nodig is. De beslissing van de rechtbank waarbij de echtscheiding wordt uitgesproken, moet in de marge van de huwelijksakte en de geboorteakten van de echtgenoten worden vermeld. Indien het huwelijk in het buitenland is gesloten, moet de beslissing van de rechtbank worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente waar het huwelijk is ingeschreven, of anders in de registers van de stad Luxemburg, en bovendien worden vermeld in de marge van de geboorteakten van beide echtgenoten.
Iedere belanghebbende kan de president van de arrondissementsrechtbank via een verzoekschrift vragen een beslissing tot niet-erkenning van een door een rechtbank van een ander land van de Europese Unie gegeven beslissing inzake echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk te nemen.
De president van de arrondissementsrechtbank doet op korte termijn uitspraak, zonder dat de persoon tegen wie het verzoek om niet-erkenning van een beslissing loopt, in dit stadium van de procedure opmerkingen kan maken. Het verzoek is alleen ontvankelijk indien:
Beide partijen kunnen tegen de beslissing van de president van de arrondissementsrechtbank beroep instellen bij het hof van beroep (Cour d’appel). Voor het beroep moeten beide partijen worden gehoord. Tegen de beslissing van het hof van beroep kan cassatieberoep worden ingesteld bij het hof van cassatie (Cour de cassation).
Het Groothertogdom Luxemburg past Verordening (EG) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed toe. Deze verordening is sinds 21 juni 2012 van toepassing tussen België, Bulgarije, Duitsland, Estland (sinds 11 februari 2018), Frankrijk, Griekenland (sinds 29 juli 2015), Hongarije, Italië, Letland, Litouwen (sinds 22 mei 2014), Luxemburg, Malta, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Slovenië en Spanje. Zij bepaalt dat de echtgenoten kunnen overeenkomen het op echtscheiding en scheiding van tafel en bed toepasselijke recht aan te wijzen, mits dit een van de volgende rechtsstelsels is:
Wanneer geen rechtskeuze in de zin van bovenstaande alinea heeft plaatsgevonden, worden echtscheiding en scheiding van tafel en bed volgens diezelfde verordening beheerst door het recht van de staat:
Indien Verordening (EG) nr. 1259/2010 niet van toepassing is, worden echtscheiding en scheiding van tafel en bed krachtens het Luxemburgse recht beheerst door:
Brochure: Echtscheiding in het Groothertogdom Luxemburg
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De rechter kan op vordering van een van de huwelijkspartners of op hun gemeenschappelijk verzoek de echtscheiding uitspreken indien het huwelijk volledig en onherstelbaar is ontwricht. Ingeval er minderjarige kinderen uit het huwelijk zijn, wordt de beslissing van de rechter in belangrijke mate bepaald door wat in het beste belang van die kinderen is.
De rechter kan de echtscheiding uitspreken op grond van het feit dat het huwelijk volledig en onherstelbaar is ontwricht. De partijen kunnen bewijs van de ontwrichting leveren c.q. tegenbewijs aanvoeren. De rechter kan ook ambtshalve bewijs opdragen. De definitieve en gezamenlijke wilsverklaring van de huwelijkspartners (hun wederzijdse instemming) betreffende de echtscheiding, gedaan in vrijheid en zonder ongepaste beïnvloeding, duidt op de volledige en onherstelbare ontwrichting van hun huwelijk. De volledige en onherstelbare ontwrichting van een huwelijk zal met name worden vastgesteld als de huwelijkspartners niet langer als echtpaar samenwonen en hun hereniging – gezien hetgeen aan de scheiding is voorafgegaan en de duur dat ze niet meer samenwonen – onwaarschijnlijk is.
De gezamenlijke en definitieve wilsverklaring van de huwelijkspartners betreffende echtscheiding, gedaan in vrijheid en zonder ongepaste beïnvloeding, wordt geacht voldoende bewijs te zijn van de ontwrichting van het huwelijk. Bij aanwezigheid van een dergelijke verklaring is het bijgevolg niet nodig om bovengenoemde scheidingsgronden uitvoerig te onderzoeken.
De beslissing van de huwelijkspartners kan worden geacht definitief te zijn als ze overeenstemming hebben bereikt over de uitoefening van het ouderlijk gezag over de kinderen uit het huwelijk, het omgangsrecht, de onderhoudsbijdrage, het gebruik van de echtelijke woning en – als daarom wordt verzocht – partneralimentatie (deze overeenkomst moet door de rechter worden goedgekeurd). Wanneer de huwelijkspartners overeenkomen om het ouderlijk gezag gezamenlijk uit te oefenen, hoeven ze geen omgangsregeling af te spreken. Ze moeten wel bepalen waar het kind zal wonen. Als gevolg hiervan is het aantal kwesties dat huwelijkspartners moeten afspreken als ze op basis van wederzijdse instemming om echtscheiding verzoeken, afhankelijk van de vraag of ze het ouderlijk gezag gezamenlijk willen uitoefenen.
Opgemerkt moet worden dat het burgerlijk wetboek niet meer voorziet in de mogelijkheid voor huwelijkspartners om zelf te bepalen hoe de huwelijksgoederengemeenschap wordt verdeeld.
Met de echtscheiding eindigt het huwelijk. Wanneer de echtscheiding is uitgesproken, worden het ouderlijk gezag over en de alimentatie voor het gemeenschappelijke kind, het omgangsrecht, de partneralimentatie, het gebruik van de echtelijke woning en, in het geval van gezamenlijk ouderlijk gezag, de woonplaats van het kind geregeld bij gerechtelijke schikking als de partijen, met inachtneming van de wettelijke vereisten, tot overeenstemming kunnen komen of, bij ontstentenis van een overeenkomst, bij rechterlijke uitspraak. Voor de ontbinding van het huwelijk is het niet nodig dat de echtgenoten het eens worden over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
Na de ontbinding of nietigverklaring van het huwelijk blijven de ex-echtgenoten dezelfde naam dragen als tijdens het huwelijk. Als ze een andere naam willen dragen, kunnen ze dat na de ontbinding of nietigverklaring van het huwelijk aan de hoofdgriffier van de rechtbank laten weten. De vroegere echtgenote mag echter niet de naam van haar ex-man dragen met het achtervoegsel dat aangeeft dat ze getrouwd is als ze die naam en het achtervoegsel niet ook tijdens het huwelijk droeg. Op verzoek van de vroegere echtgenoot kan de rechter diens ex-vrouw verbieden om zijn naam in een dusdanige vorm te dragen dat de naam herkenbaar is als zijn naam wanneer de vrouw is veroordeeld tot gevangenisstraf voor een opzettelijk misdrijf. Wanneer de voormalige echtgenote opnieuw trouwt, mag ze de naam van haar ex-man niet langer gebruiken met het achtervoegsel dat aangeeft dat ze getrouwd is. Zelfs als ze vervolgens weer scheidt, kan ze niet meer de naam van haar eerste echtgenoot met bedoeld achtervoegsel gebruiken.
Nadat het huwelijk is ontbonden, is er geen gemeenschap van goederen meer en kan zowel de man als de vrouw een verzoek indienen voor verdeling van de gemeenschap. Ze kunnen verzoeken om een vergoeding wegens onttrekkingen uit het gemeenschappelijke vermogen ten behoeve van eigen vermogen of wegens onttrekkingen uit eigen vermogen ten behoeve van het gemeenschappelijke vermogen, alsook om vergoeding van administratie- en onderhoudskosten. Wanneer de ex-echtgenoten afstand hebben gedaan van hun rechten op het betrokken vermogen, kunnen ze geen vergoeding meer vragen. Een vergoeding voor onttrekkingen uit eigen vermogen die tijdens het huwelijk zijn gedaan, kan alleen in uitzonderlijke gevallen en naar behoren gemotiveerd worden toegekend. De huwelijksgoederengemeenschap wordt, voor zover mogelijk, in natura verdeeld. Eigen vermogen dat een van de partijen op het moment van de echtscheiding bezit, moet eveneens in natura worden verdeeld. Als dit om wat voor reden dan ook niet mogelijk is of zou leiden tot een aanzienlijke vermindering van de waarde van het vermogen, dan bepaalt de rechter in geval van een geschil hoe het vermogen wordt verdeeld. Er kan geen vergoeding worden gevraagd voor ontbrekend gemeenschappelijk of eigen vermogen als er op het moment van de ontbinding van het huwelijk geen gemeenschappelijk vermogen is en de aansprakelijke partij ook geen eigen vermogen bezit.
Wanneer de gemeenschap wordt verdeeld op basis van huwelijkse voorwaarden, zijn die voorwaarden alleen geldig als ze zijn neergelegd in een authentieke akte of in een onderhandse akte die is medeondertekend door een advocaat. Dit geldt niet voor de verdeling van roerende goederen die deel uitmaken van de gemeenschap als de verdeling bij executie plaatsvond.
Wanneer de echtgenoten geen huwelijkse voorwaarden hebben vastgelegd of daarin niet alle vorderingen zijn geregeld die uit de echtscheiding kunnen voortkomen, dan bepaalt de rechter hoe de gemeenschap wordt verdeeld en de vorderingen worden vereffend. De rechter moet ervoor zorgen dat geen van de echtgenoten een oneerlijk financieel voordeel behaalt bij het vereffenen van vorderingen op de huwelijkse gemeenschap.
Ouders zijn verplicht om met hun minderjarige kinderen de beschikbare middelen voor levensonderhoud te delen, zelfs als dit ten koste gaat van hun eigen middelen. Deze verplichting geldt niet als het kind zelf in zijn (redelijke) behoeften kan voorzien door het verrichten van betaalde arbeid of door inkomsten uit eigen vermogen, of als een verwante in rechte lijn verplicht is om onderhoudsgeld voor het kind te betalen. De ouder die het ouderlijk gezag heeft over een kind, voert de onderhoudsplicht in natura uit, terwijl de afwezige ouder dat met name in geld doet (alimentatie).
Wanneer de rechter een alimentatievordering toewijst, stelt hij ook het verschuldigde bedrag vast. De rechter kan in zijn uitspraak bepalen dat de alimentatie elk jaar automatisch moet worden aangepast aan de consumentenprijsindex die jaarlijks op 1 januari door het Hongaarse bureau voor de statistiek wordt gepubliceerd.
Voor zover dit praktisch mogelijk is, moeten kwesties betreffende de uitoefening van het ouderlijk gezag in onderlinge overeenstemming worden beslist.
Indien de ouders ten aanzien van deze kwesties niet tot overeenstemming kunnen komen, kent de rechter het ouderlijk gezag toe aan de ouder die, naar zijn oordeel, de lichamelijke, geestelijke en morele ontwikkeling van het kind het beste kan bevorderen. Als de plaatsing van het kind bij een van de ouders mogelijk niet in het beste belang van het kind is, kan de rechter een derde met het gezag over het kind belasten, mits die derde belooft dit gezag zelf uit te uitoefenen.
Het kind heeft recht op persoonlijk contact met de afwezige ouder. De afwezige ouder heeft niet alleen het recht op, maar ook de plicht tot persoonlijk contact met het kind (omgangsrecht). De ouder of derde die is belast met het gezag over het kind mag geen inbreuk maken op dit recht.
De ouder die is belast met het gezag over het kind en de afwezige ouder moeten samen zorgen voor een evenwichtige ontwikkeling van het kind, onder eerbiediging van elkaars recht op een ongestoord gezinsleven. De met het gezag over het kind belaste ouder moet de afwezige ouder op diens verzoek op de hoogte houden van de ontwikkeling en gezondheid van het kind.
Ouders die gescheiden wonen, oefenen hun rechten ten aanzien van essentiële kwesties betreffende de toekomst van het kind gezamenlijk uit, zelfs als het ouderlijk gezag, in onderlinge overeenstemming of bij rechterlijke beslissing, maar aan een van hen is toegekend, behalve als de ouderlijke verantwoordelijkheid van de afwezige ouder door de rechter is beperkt of beëindigd. Essentiële kwesties betreffende de toekomst van het kind zijn onder meer de naam van het minderjarige kind, zijn woonplaats, anders dan de plaats waar het kind samen met de ouder die het ouderlijk gezag uitoefent, woont, eventueel zijn vaste woonplaats in het buitenland, alsook zijn nationaliteit, opvoeding en studie.
Na scheiding van tafel en bed of echtscheiding kan de ene (ex-)huwelijkspartner van de andere alimentatie vorderen als hij of zij buiten zijn/haar schuld behoefte aan financiële ondersteuning heeft, tenzij de (ex-)huwelijkspartner die de alimentatie vordert, dit door zijn of haar gedrag tijdens het huwelijk niet verdient. Het betalen van alimentatie mag er onder geen enkele omstandigheid toe leiden dat de (ex-)huwelijkspartner die de alimentatie moet betalen, daardoor niet meer in staat is om in zijn eigen levensonderhoud en dat van de andere van hem afhankelijke personen te voorzien. De rechter kan aan de verplichting tot het betalen van alimentatie een bepaalde termijn verbinden als hij aanneemt dat de verzoekende partij na afloop van die termijn niet meer afhankelijk zal zijn van de alimentatie.
Wanneer de (ex-)huwelijkspartner meer dan vijf jaar na scheiding van tafel en bed c.q. echtscheiding een alimentatievordering instelt op grond van een verslechtering van zijn/haar financiële situatie, dan kan die vordering alleen om billijke redenen en in uitzonderlijke gevallen worden toegewezen. Indien de (ex-)partners minder dan een jaar als echtpaar hebben samengewoond en uit het huwelijk geen kinderen zijn voortgekomen, heeft de armlastige (ex-)partner slechts recht op alimentatie voor een periode die gelijk is aan de duur dat ze als echtpaar hebben samengewoond. De rechter kan slechts om billijke redenen en in uitzonderlijke gevallen een langere alimentatieplicht opleggen.
De scheiding van tafel en bed betekent het einde van het gemeenschappelijke huwelijksleven. Zodra de scheiding van tafel en bed is uitgesproken, kan bij de rechter onder andere om een verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap worden verzocht.
Het begin en einde van het gemeenschappelijke huwelijksleven en bijgevolg de periode dat de echtgenoten een gemeenschap van goederen hebben gehad, worden bepaald door de rechter, die in dezen een discretionaire bevoegdheid heeft. Bij het uitoefenen van zijn discretionaire bevoegdheid moet de rechter nauwgezet onderzoek doen naar de verschillende aspecten van het gemeenschappelijke leven van de echtgenoten als getrouwd stel (seksuele relatie, wederzijdse economische afhankelijkheid, gemeenschappelijke woning en gemeenschappelijk huishouden, blijken van eenheid, grootbrengen van gemeenschappelijke kinderen, familieleden, de verzorging van kinderen uit eerdere huwelijken, enz.). Vandaar dat de vraag of het gemeenschappelijke leven van de echtgenoten als getrouwd stel nog steeds voortduurt of is geëindigd door de rechter moet worden beantwoord op basis van een analyse van alle economische, familiaire, emotionele en intentionele factoren, beschouwd in hun onderlinge samenhang. Wanneer niet alles duidt op het voortduren van het gemeenschappelijke leven van de echtgenoten als getrouwd stel, hoeft dat niet noodzakelijkerwijs te betekenen dat dit is geëindigd, zeker niet als daar een objectieve verklaring voor is.
Nadat de echtgenoten van tafel en bed zijn gescheiden, wat het einde betekent van hun gemeenschappelijke huwelijksleven, kunnen ze bij de rechter om verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap verzoeken. Hoewel het huwelijk dan nog niet wettelijk is ontbonden, kunnen de echtgenoten al wel zelfstandig vermogen verwerven en verkopen. Dit zelfstandig beschikkingsrecht hebben de van tafel en bed gescheiden echtgenoten echter niet ten aanzien van het gemeenschappelijke vermogen van vóór de scheiding van tafel en bed. Over dit gemeenschappelijke vermogen moeten de echtgenoten gezamenlijk beslissen, aangezien het vermoeden van instemming niet langer geldt. Wanneer de echtgenoten gemeenschappelijke kinderen hebben, moeten ze afspreken om de ouderlijke verantwoordelijkheid te delen.
Een huwelijk kan pas worden geacht nietig te zijn als het door de rechter in een procedure tot nietigverklaring is nietig verklaard. De uitspraak waarin het huwelijk wordt nietig verklaard, is voor alle partijen bindend. De rechtsgevolgen van nietigverklaring zijn neergelegd in de wet.
Een huwelijk is nietig als een eerder huwelijk of geregistreerd partnerschap van een van beide partijen nog steeds bestaat. Verder is een huwelijk nietig als de partijen bij dat huwelijk verwanten in rechte lijn of broer en zuster zijn, als een van de partijen de afstammeling van de broer of zuster van de andere partij is, of als een van de partijen de andere partij heeft geadopteerd. Als een van de partijen op het moment van de huwelijkssluiting op grond van een verklaring van handelingsonbekwaamheid handelingsonbekwaam was, is het huwelijk nietig. Ook zonder een dergelijke verklaring is het huwelijk nietig als de betrokken partij op het moment van de huwelijkssluiting volledig handelingsonbekwaam was. Het huwelijk is nietig als de partijen bij het huwelijk bij het uitspreken van het voornemen om te huwen niet samen aanwezig waren. Als een van de partijen bij het huwelijk minderjarig is, is het huwelijk nietig. Bij wijze van uitzondering kan een minderjarige in het huwelijk treden met de voorafgaande toestemming van de voogd en de Kinderbescherming. De voogd en de Kinderbescherming kunnen deze toestemming alleen in naar behoren gemotiveerde gevallen geven en uitsluitend als de minderjarige partij ten minste zestien jaar oud is.
Wanneer beide partijen te goeder trouw in een huwelijk treden dat later nietig wordt verklaard, zijn de vermogensrechtelijke gevolgen van het nietig verklaarde huwelijk dezelfde als die van een geldig huwelijk. Als het huwelijk nietig wordt verklaard, kunnen de ex-echtgenoten hun vermogensrechtelijke vorderingen volgens dezelfde regels ten uitvoer leggen als bij een echtscheiding. Als slechts een van de echtgenoten te goeder trouw in het huwelijk is getreden, gelden deze regels alleen op zijn of haar verzoek.
Na de nietigverklaring van het huwelijk blijven de ex-echtgenoten dezelfde naam dragen als tijdens het huwelijk. Als ze een andere naam willen dragen, kunnen ze dat na de nietigverklaring van het huwelijk aan de hoofdgriffier van de rechtbank laten weten. De ex-echtgenote mag echter niet de naam van haar ex-man dragen met het achtervoegsel dat aangeeft dat ze getrouwd is als ze die naam en het achtervoegsel niet ook tijdens het huwelijk droeg.
De nietigverklaring van het huwelijk heeft geen gevolgen voor de toepassing van het vermoeden van vaderschap.
De rechtbanken zijn exclusief bevoegd tot de nietigverklaring of ontbinding van huwelijken.
Nadat het huwelijk is nietig verklaard of een verzoek om ontbinding van huwelijk is toegewezen, moet de rechter beslissen wie met het ouderlijk gezag over de minderjarige kinderen uit het huwelijk wordt belast en moet hij het alimentatiebedrag voor die kinderen vaststellen, zelfs als geen daartoe strekkend verzoek is gedaan. De rechter beslist op een daartoe strekkende vordering ook over bijkomende kwesties als alimentatie voor de ex-partner, gebruik van de echtelijke woning of verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Bij ontstentenis van een vordering zal de rechter hier niet over beslissen en kunnen de partijen de kwesties buitengerechtelijk in een overeenkomst regelen.
Voorafgaande aan of tijdens de echtscheidingsprocedure kunnen de echtgenoten uit eigener beweging of op initiatief van de rechter proberen om geschillen in verband met hun relatie of echtscheiding via mediation op te lossen. De overeenkomst die hieruit voortkomt, kan door de rechter in zijn eindbeslissing worden opgenomen.
Zo nodig kan de rechter ouders die verzoeken om echtscheiding gelasten om geschillen over bijkomstige kwesties via mediation te beslechten, zodat het gezag over de kinderen en de samenwerking tussen de ouders naar behoren wordt geregeld.
Voor ontbinding van het huwelijk is het nodig dat een van de huwelijkspartners tegen de andere een echtscheidingszaak aanhangig maakt. Een verzoek tot nietigverklaring kan door een van de huwelijkspartners, de openbare aanklager of een daartoe gerechtigde derde worden ingediend. Indien een van de partners is overleden, moet de zaak aanhangig worden gemaakt tegen een daartoe aangewezen administrateur van de rechtbank.
De procedure wordt ingesteld door het indienen van een verzoekschrift, waarin de volgende gegevens moeten worden vermeld: de bevoegde rechter; de namen en woonplaats(en) van de partijen en hun eventuele vertegenwoordigers; de stand van het geschil; het recht dat moet worden gehandhaafd en de feiten, gestaafd met bewijzen, die ten grondslag liggen aan dit recht; gegevens voor het vaststellen van de rechterlijke bevoegdheid; en een uitdrukkelijk verzoek om een rechterlijke uitspraak. Het verzoek waarmee een echtscheidingsprocedure wordt ingesteld, moet onder meer gegevens bevatten betreffende het huwelijk en nog levende kinderen uit het huwelijk en, voor zover vereist, gegevens waaruit blijkt dat de verzoeker gerechtigd is tot het indienen van het verzoek. Bij het verzoek moeten de volgende stukken worden gevoegd: stukken ter staving van de hiervoor bedoelde gegevens, het document (of een afschrift of samenvatting daarvan) waarin de verzoeker de feiten omschrijft die als bewijs worden aangevoerd en stukken aan de hand waarvan de rechterlijke bevoegdheid, alsook andere omstandigheden die van rechtswege in overweging moeten worden genomen, kunnen worden vastgesteld, uitgezonderd gegevens die met een identiteitsbewijs kunnen worden geverifieerd. Als het laatste het geval is, moet dat in het verzoek worden aangegeven.
Volgens de algemene bevoegdheidsregels is in echtscheidingszaken de rechtbank van het rechtsgebied waarbinnen de verweerder woont, bevoegd. Indien de verweerder geen woonplaats in Hongarije heeft, is de rechtbank van het rechtsgebied waarbinnen hij verblijft, bevoegd. Indien de verblijfplaats van de verweerder onbekend is of de verweerder in het buitenland verblijft, is de rechtbank van het rechtsgebied waarbinnen hij zijn laatst bekende woonplaats in Hongarije had, bevoegd. Als niet kan worden vastgesteld wat de laatste woonplaats van de verweerder in Hongarije was, of als de verweerder geen woonplaats in Hongarije had, wordt de rechterlijke bevoegdheid bepaald op basis van de woonplaats van de eiser of, bij gebreke daarvan, de verblijfplaats van de eiser. Verder is ook de rechtbank van het rechtsgebied waarbinnen de echtgenoten hun laatste gemeenschappelijke woonplaats hadden, bevoegd. Dit betekent dat de eiser het verzoekschrift ofwel kan indienen bij de rechtbank die volgens de algemene bevoegdheidsregels bevoegd is, of de rechtbank van het rechtsgebied waarbinnen de laatste gemeenschappelijke woonplaats van de echtgenoten is gevestigd.
Wanneer volgens de bovenstaande regels geen Hongaarse rechter kan worden aangewezen, wordt de zaak behandeld door de centrale districtsrechtbank te Pest.
Zodra de echtscheidingsprocedure bij een bepaalde rechtbank aanhangig is gemaakt, heeft die rechtbank exclusieve bevoegdheid in alle volgende procedures betreffende vermogensrechtelijke geschillen die uit dezelfde huwelijksbetrekking voortkomen.
Zie het thema “Rechtsbijstand”.
De beslissing is vatbaar voor hoger beroep. Er kan echter geen beroep worden aangetekend tegen de nietigverklaring of echtscheiding zelf.
Krachtens artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid wordt een in een lidstaat gegeven beslissing automatisch in de andere lidstaten erkend. In het algemeen is dus geen bijzondere procedure voor de erkenning van een beslissing vereist. Overeenkomstig artikel 37 van de Verordening moet de partij die de erkenning van een beslissing vordert, de volgende stukken overleggen:
Ingevolge artikel 38 van de Verordening kan de rechtbank of andere instantie vrijstelling verlenen van de overlegging van de twee laatstgenoemde stukken indien ze zich voldoende ingelicht acht. De rechtbank/instantie kan ook verlangen dat bij bedoelde stukken een vertaling van de stukken wordt gevoegd, waaraan Hongaarse rechtbanken/instanties in de regel kunnen voldoen.
Ingevolge artikel 21, lid 3, van de Verordening kan elke belanghebbende een verzoek om een beslissing houdende erkenning van een in een andere lidstaat gegeven beslissing indienen. De verzoekende partij moet haar verzoek samen met de hierboven genoemde stukken bij de bevoegde rechter indienen: de districtsrechtbank (járásbíróság) die recht spreekt in de vestigingsplaats van de provinciale rechtbank (törvényszék) binnen het rechtsgebied waarvan de wederpartij haar woonplaats of gewone verblijfplaats in Hongarije heeft (in het geval van Boedapest is dat de centrale districtsrechtbank te Boeda) of, wanneer de wederpartij noch een woonplaats noch een gewone verblijfplaats in Hongarije heeft, de districtsrechtbank die recht spreekt in de vestigingsplaats van de kantonrechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de verzoekende partij haar woonplaats of gewone verblijfplaats in Hongarije heeft (in het geval van Boedapest is dat de centrale districtsrechtbank te Boeda). Wanneer de verzoekende partij noch een woonplaats noch een gewone verblijfplaats in Hongarije heeft, moet het verzoek worden ingediend bij de centrale districtsrechtbank te Boeda. De rechter in de procedure is gehouden aan de bepalingen van de artikelen 28 tot en met 36 van de Verordening, voor zover van toepassing.
Wanneer erkenning van de beslissing noodzakelijk is voor het doen van een aantekening in het Hongaarse huwelijksregister, overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de Verordening, moet het verzoek om erkenning samen met bovengenoemde stukken bij de hoofdgriffier worden ingediend.
Ingevolge artikel 21, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2201/2003 kan elke belanghebbende een verzoek om een beslissing houdende niet-erkenning van een in een andere lidstaat gegeven beslissing indienen. De verzoekende partij moet een afschrift van de beslissing bijvoegen dat voldoet aan de voorwaarden tot vaststelling van de echtheid ervan, alsook het certificaat bedoeld in artikel 39 van de Verordening dat is afgegeven door een rechtbank of andere instantie van de lidstaat van herkomst met gebruikmaking van het in bijlage I van de Verordening opgenomen formulier. De bevoegde rechter is de districtsrechtbank die recht spreekt in de vestigingsplaats van de kantonrechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de wederpartij haar woonplaats of gewone verblijfplaats in Hongarije heeft (in het geval van Boedapest is dat de centrale districtsrechtbank te Boeda) of, wanneer de wederpartij noch een woonplaats noch een gewone verblijfplaats in Hongarije heeft, de districtsrechtbank die recht spreekt in de vestigingsplaats van de kantonrechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de verzoekende partij haar woonplaats of gewone verblijfplaats in Hongarije heeft (in het geval van Boedapest is dat de centrale districtsrechtbank te Boeda). Wanneer de verzoekende partij noch een woonplaats noch een gewone verblijfplaats in Hongarije heeft, moet het verzoek worden ingediend bij de centrale districtsrechtbank te Boeda. De rechter in de procedure is gehouden aan de bepalingen van de artikelen 28 tot en met 36 van de Verordening, voor zover van toepassing.
Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed is ook in Hongarije van toepassing. Bijgevolg bepaalt de Verordening voor alle zaken met een buitenlandse dimensie welk recht van toepassing is. De Verordening geeft echtgenoten de vrijheid – behoudens restricties – om zelf te bepalen welk recht van toepassing is (artikelen 5, 6 en 7). Alleen wanneer de echtgenoten geen geldige rechtskeuze hebben gemaakt, moeten voor het vaststellen van het toepasselijke recht de in de Verordening genoemde aanknopingspunten worden gebruikt (artikelen 8, 9 en 10).
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Om in Malta echtscheiding te verkrijgen moet een echtpaar een gezamenlijk verzoekschrift indienen of moet de ene echtgenoot een verzoek indienen tot echtscheiding van de ander. Op het moment waarop de echtscheidingsprocedure begint, moeten de echtgenoten in de onmiddellijk aan het echtscheidingsverzoek voorafgaande vijf jaar gedurende een periode of perioden van in totaal ten minste vier jaar apart hebben gewoond of moeten er ten minste vier jaar zijn verstreken sinds de datum van scheiding van tafel en bed. Tevens moet de rechtbank tot de overtuiging zijn gekomen dat er geen redelijk vooruitzicht bestaat op verzoening tussen de echtgenoten. Een andere voorwaarde is dat de echtgenoten en al hun kinderen toereikende alimentatie moeten ontvangen indien alimentatie is verschuldigd, maar de partijen kunnen te allen tijde van dit recht op alimentatie afzien. Een echtscheiding die wordt uitgesproken tussen echtgenoten die reeds op grond van een overeenkomst of gerechtelijke beslissing van tafel en bed zijn gescheiden brengt geen enkele verandering teweeg in hetgeen is beschikt of tussen de partijen is overeengekomen, met uitzondering van de gevolgen die voortvloeien uit een wettelijk voltrokken echtscheiding. Er zij op gewezen dat echtgenoten van elkaar gescheiden moeten zijn op grond van een overeenkomst of gerechtelijke beslissing voordat zij echtscheiding kunnen aanvragen.
De wet verwijst niet naar de gronden voor echtscheiding. Zoals echter reeds is opgemerkt in het antwoord met betrekking tot de voorwaarden, moeten de echtgenoten tijdens de onmiddellijk aan het echtscheidingsverzoek voorafgaande vijf jaar gedurende een periode of perioden van in totaal ten minste vier jaar apart hebben gewoond of moeten er ten minste vier jaar zijn verstreken sinds de datum van scheiding van tafel en bed.
Een echtscheiding die wordt uitgesproken tussen echtgenoten die reeds op grond van een overeenkomst of gerechtelijke beslissing van tafel en bed zijn gescheiden, brengt geen enkele verandering teweeg in hetgeen is beschikt of tussen de partijen is overeengekomen, met uitzondering van de gevolgen die voortvloeien uit een wettelijk voltrokken echtscheiding. Wat achternamen betreft is de wet inzake scheiding van tafel en bed van toepassing en kan de vrouw er na de scheiding van tafel en bed dan ook voor kiezen om haar meisjesnaam weer aan te nemen, mits deze keuze wordt gemaakt door middel van een verklaring in de openbare scheidingsakte, en in geval van scheiding van tafel en bed moet de vrouw deze verklaring afleggen door middel van een nota in het dossier van de aanhangige zaak. Zodra de echtscheiding is uitgesproken, komen alle civiele gevolgen en de verplichting van de partijen om samen te wonen te vervallen. Bovendien komen met ingang van de datum waarop de beschikking of het echtscheidingsvonnis in kracht van gewijsde gaat, de erfopvolgingsrechten van de echtgenoten te vervallen.
Een echtscheiding die wordt uitgesproken tussen echtgenoten die reeds op grond van een overeenkomst of gerechtelijke beslissing van tafel en bed zijn gescheiden, brengt geen enkele verandering teweeg in hetgeen is beschikt of tussen de partijen is overeengekomen. Afdeling 66D(5) van de Maltees burgerlijk wetboek bepaalt dat wanneer een einde is gekomen aan de gemeenschap van na het huwelijk verworven goederen of de gemeenschap van de afzonderlijk geadministreerde meeropbrengsten, de partijen, indien zij er beide mee instemmen, hoe dan ook het recht hebben om te scheiden zonder de gemeenschappelijke bezittingen te vereffenen.
Wanneer de echtscheiding wordt uitgesproken, heeft dit geen gevolgen voor de rechten en plichten van de ouders jegens hun kinderen of voor een tussen de partijen gesloten overeenkomst inzake de zorg voor en het gezag over kinderen. De ene partij kan echter aanvoeren dat de andere partij ongeschikt is om het gezag te krijgen over de minderjarige kinderen, en wanneer de rechter een daartoe strekkende verklaring afgeeft, kan de ongeschikt verklaarde partij bij overlijden van de andere partij niet zonder toestemming van de rechter het gezag over de minderjarige kinderen verkrijgen. Onderhoudsverplichtingen jegens minderjarigen blijven van kracht zolang deze de leeftijd van 18 jaar niet hebben bereikt. Indien een kind doorgaat met studeren en niet anders is overeengekomen, gelden de onderhoudsverplichtingen tot de leeftijd van 23 jaar.
Een echtscheiding die wordt uitgesproken tussen echtgenoten die reeds op grond van een overeenkomst of gerechtelijke beslissing van tafel en bed zijn gescheiden, brengt geen verandering teweeg in hetgeen is beschikt of tussen de partijen is overeengekomen. Daarom komt de onderhoudsverplichting bij echtscheiding niet te vervallen, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. Indien de partij aan wie de andere partij alimentatie is verschuldigd – voor deze partij zelf of voor de kinderen – daar tijdens de behandeling van de zaak om verzoekt, kan de rechter in de beslissing tot aanvaarding van het echtscheidingsverzoek gelasten dat de betaling van de alimentatie door die andere partij moet worden gewaarborgd door middel van een geschikte en redelijke garantie die in overeenstemming is met de omstandigheden van de partijen. Het bedrag van deze garantie mag niet hoger zijn dan het over vijf jaar berekende bedrag van de alimentatie. Indien alimentatie verschuldigd is, kan dit verzoek ook te allen tijde na voornoemde beslissing worden gedaan.
Indien bij de bevoegde civiele rechtbank een verzoek tot echtscheiding wordt ingediend door een van de echtgenoten, of door beide echtgenoten wanneer zij gezamenlijk hebben besloten hun huwelijk te laten ontbinden, en wanneer de echtgenoten niet van tafel en bed zijn gescheiden op grond van een overeenkomst of een gerechtelijke beslissing, moet de rechter, alvorens de echtgenoten toe te staan het huwelijk te ontbinden, de partijen verzoeken te verschijnen voor hetzij een door de rechter aangewezen bemiddelaar, hetzij een door beiden aanvaarde bemiddelaar. Deze bemiddellaar moet een poging doen om de echtgenoten met elkaar te verzoenen, en wanneer die verzoening niet wordt bereikt en de echtgenoten het nog niet met elkaar eens zijn geworden over de scheidingsvoorwaarden, moet hij of zij de partijen in staat stellen te scheiden aan de hand van een overeenkomst. In deze overeenkomst moeten een of meer van de volgende zaken worden vastgelegd:
Scheiding van tafel en bed betekent dat de ene echtgenoot een rechtsvordering heeft ingesteld tegen de andere en de rechter uitspraak heeft gedaan over de rechten en plichten van de echtgenoten bij scheiding van tafel en bed.
Voor scheiding van tafel en bed moet zijn voldaan aan een of meer van de hierna volgende voorwaarden:
Wat alimentatie betreft moet de echtgenoot tegen wie de scheiding is uitgesproken alimentatie betalen aan de andere partij en aan de kinderen tot deze de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, of 23 jaar wanneer zij nog een voltijds een studie of opleiding volgen of anderszins voltijds onderwijs genieten. Het bedrag van de aan de andere partij en de kinderen verschuldigde alimentatie wordt vastgesteld na alle omstandigheden van de echtgenoten en de kinderen in aanmerking te hebben genomen, zoals:
De rechter kan op verzoek van een van de partijen besluiten de echtelijke woning aan één partij te toe te kennen, onder uitsluiting van de andere partij, gedurende een periode en onder de voorwaarden die de rechter passend geacht. Ook kan de rechter gelasten, indien hij of zij heeft kunnen vaststellen dat beide partijen en hun kinderen andere geschikte huisvesting hebben, dat de echtelijke woning moet worden verkocht en dat de opbrengst van de verkoop over de partijen moet worden verdeeld op een door hem of haar passend geachte wijze. Of de rechter kan de echtelijke woning, indien deze aan beide partijen toebehoort, aan één partij toekennen en deze partij een vergoeding aan de andere partij laten betalen voor het geleden financiële verlies.
In zijn of haar beslissing over scheiding van tafel en bed moet de rechter ook aangeven wie van de echtgenoten de voogdij over de kinderen krijgt. Daarbij is het welzijn van de kinderen de allerbelangrijkste overweging. De rechter kan echter op verzoek van één van de partijen verklaren dat de andere partij ongeschikt is voor de voogdij over de minderjarige kinderen van de partijen, en wanneer de rechter een verklaring in die zin aflegt zal de ongeschikt verklaarde partij ook na het overlijden van de andere partij niet zonder toestemming van de rechter de voogdij over de minderjarige kinderen kunnen krijgen.
De vrouw kan bij scheiding van tafel en bed haar meisjesnaam weer terugkrijgen indien zij daarvoor kiest, maar een daartoe strekkende verklaring moet worden opgenomen in de openbare scheidingsakte, en in geval van scheiding voor de rechtbank moet een daartoe strekkende nota worden opgenomen in de akten van de aanhangig gemaakte zaak.
Hoe dan ook raken de rechtsgevolgen van een scheiding van tafel en bed ten opzichte van derden pas uitgeput op de dag waarop de akte wordt opgenomen in het openbaar register.
Nietigverklaring van een huwelijk betekent dat het huwelijk geen rechtsgevolgen heeft. Het huwelijk wordt ongeldig verklaard.
Een huwelijk is nietig indien:
De gevolgen van een geldig huwelijk worden geacht altijd te hebben bestaan met betrekking tot de kinderen die zijn geboren of verwekt tijdens een huwelijk dat ongeldig is verklaard, evenals met betrekking tot vóór dat huwelijk geboren en vóór de nietigverklaring van het huwelijk erkende kinderen. Indien slechts een van de echtgenoten te goeder trouw heeft gehandeld, zijn die gevolgen van toepassing in het voordeel van deze partij en in het voordeel van de kinderen. Indien beide echtgenoten te kwader trouw hebben gehandeld, zijn de gevolgen van een geldig huwelijk alleen van toepassing op de kinderen die tijdens het nietig verklaarde huwelijk zijn geboren of verwekt. De echtgenoot die verantwoordelijk is voor de nietigheid van het huwelijk is gehouden om gedurende een periode van vijf jaar alimentatie te betalen aan de andere echtgenoot die te goeder trouw heeft gehandeld. Deze plicht komt te vervallen indien de partij die te goeder trouw heeft gehandeld binnen die periode hertrouwt.
Nee, er zijn geen andere alternatieven. Dit kan alleen bij de rechtbank.
Een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een burgerlijk huwelijk moet worden ingediend bij de civiele rechtbank (sector familierecht), terwijl een verzoek tot registratie van een nietigverklaring door de kerkelijke gerechtelijke instantie in Malta moet worden ingediend bij het hof van beroep. Een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed en nietigverklaring van een burgerlijk huwelijk moet onder ede geschieden. Het antwoord op het verzoek moet binnen twintig dagen worden ingediend. De aan het verzoek te hechten documenten variëren al naar gelang wat bewezen moet worden. Indien een nietigverklaring echter door de kerkelijke gerechtelijke instantie moet worden ingeschreven, moet afschriften van de beslissing van het metropolitaan gerecht van Malta, van het door de regionale gerechtelijke instantie van tweede aanleg genomen besluit, van het uitvoeringsbesluit en van de huwelijksakte worden bijgevoegd.
Elke partij bij een rechtsvordering tot scheiding van tafel en bed kan te allen tijde tijdens de behandeling van de zaak, maar niet na verdaging ervan voor uitspraak, een verzoek indienen om het in de zaak ingediende verzoekschrift tot scheiding van tafel en bed te beschouwen als een verzoekschrift tot echtscheiding.
Ja, er kan rechtsbijstand worden verstrekt, mits is voldaan aan de vereisten van afdeling 912 van het wetboek van organisatie en burgerlijke rechtsvordering.
Ja, er kan beroep worden ingesteld tegen een beslissing inzake echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring. Daarbij dient echter te worden bedacht dat geen beroep kan worden ingesteld tegen het besluit tot inschrijving van een door de kerkelijke gerechtelijke instantie verstrekte nietigverklaring.
Een beslissing van een buitenlandse rechtbank die de status van een gehuwd persoon betreft of daarop van invloed is, wordt erkend voor alle doelstellingen van het Maltese recht indien de beslissing is genomen door een bevoegde rechtbank in het land waarin een van de partijen bij de procedure woonachtig is of waarvan hij onderdaan is. Dit geschiedt in Malta in het Openbaar Register (Evans Building, Merchant’s Street, Valletta VLT 2000).
Afgezien van het Maltese recht is ook de Europese wetgeving van toepassing, dat wil zeggen Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000. Artikel 22 van deze verordening betreft de gronden tot weigering van de erkenning van beslissingen ter zake van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk. Een beslissing wordt niet erkend:
a) indien de erkenning kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de aangezochte lidstaat;
b) indien het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk niet tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging noodzakelijk was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, is betekend of medegedeeld, tenzij vaststaat dat hij ondubbelzinnig met de beslissing instemt;
c) indien zij onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte lidstaat gegeven beslissing; of
d) indien de beslissing onverenigbaar is met een beslissing die vroeger in een andere lidstaat of in een derde land tussen dezelfde partijen is gegeven, mits die vroegere beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte lidstaat.
De civiele rechtbank (sector familierecht) is de rechtbank waarbij verzet moet worden aangetekend tegen de erkenning van een beslissing tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring. De in Malta toepasselijke procedure is opgenomen in hoofdstuk 12 van de Wetten van Malta.
De civiele rechtbanken zijn enkel bevoegd voor de behandeling van en het nemen van beslissingen over verzoeken tot echtscheiding indien aan een van de volgende vereisten is voldaan:
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Een echtscheiding kan gevraagd worden door de beide echtgenoten samen (een gezamenlijk verzoek) of door één van hen (een eenzijdig verzoek). Voor beide vormen geldt de verzoekschriftprocedure (zie verder vraag 11).
In beide gevallen moeten de echtgenoten zich in de procedure laten bijstaan door een advocaat. Een echtscheidingsverzoek wordt behandeld door de rechtbank waar de verzoeker of één van de verzoekers woont. Op elk moment na de huwelijkssluiting kan om echtscheiding gevraagd worden: men hoeft niet een bepaalde periode getrouwd te zijn. De echtscheiding komt tot stand door inschrijving van de rechterlijke uitspraak in de registers van de burgerlijke stand. De inschrijving kan pas gedaan worden nadat de uitspraak onaantastbaar is geworden (”in kracht van gewijsde is gegaan”). De inschrijving moet binnen 6 maanden nadat de uitspraak onaantastbaar is geworden zijn gedaan, anders verliest de uitspraak zijn werking en kan inschrijving niet meer gebeuren. Als het huwelijk in het buitenland is voltrokken en de buitenlandse huwelijksakte is niet opgenomen in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand, dan wordt de (Nederlandse) echtscheidingsuitspraak ingeschreven in het speciale register van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.
In het Nederlandse recht bestaat één echtscheidingsgrond: duurzame ontwrichting van het huwelijk. Er is sprake van duurzame ontwrichting, als de voortzetting van de samenleving ondragelijk is geworden, zonder dat er uitzicht bestaat op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen. In geval van een eenzijdig verzoek moet de verzoekende echtgenoot de duurzame ontwrichting stellen en bij ontkenning door de andere echtgenoot bewijzen. De rechter stelt vast of er sprake is van een duurzame ontwrichting. Echtscheiding op gemeenschappelijk verzoek wordt uitgesproken op grond van de overtuiging van de beide echtgenoten dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht.
Een gescheiden echtgenoot kan opnieuw hertrouwen of een geregistreerd partnerschap aangaan. Een echtscheiding kan gevolgen hebben voor het gebruik van de achternaam van de ex-echtgenoot. Een ex-echtgenoot kan de rechtbank verzoeken om de bevoegdheid tot het gebruik van diens achternaam door de andere ex-genoot te ontnemen. Voorwaarde voor dit verzoek is dat hiervoor gegronde redenen bestaan en dat er geen kinderen uit het huwelijk zijn voortgekomen.
Wettelijk stelsel
Sinds 1 januari 2018 is het wettelijk stelsel een beperkte gemeenschap van goederen. In deze gemeenschap vallen alleen de bezittingen en schulden die vóór het huwelijk van de beide echtgenoten samen waren en alle bezittingen en schulden die de echtgenoten tijdens het huwelijk krijgen. Alle gezamenlijk vóór het huwelijk verkregen goederen en de goederen die tijdens het huwelijk worden verkregen, vloeien samen tot één gemeenschappelijk vermogen (boedelmenging). De schulden die vóór het huwelijk samen zijn aangegaan of tijdens het huwelijk ontstaan, worden van de echtgenoten samen, ongeacht wie van de echtgenoot de schuld is aangegaan. Iedere schuldeiser van de echtgenoten kan zich verhalen op de goederen die in de gemeenschap zijn gevallen. De bezittingen en schulden die vóór het huwelijk alleen van een van de echtgenoten waren, vallen niet in de wettelijke gemeenschap van goederen. Deze blijven privé van de echtgenoot. Ook erfenissen en schenkingen vallen niet in de wettelijke, beperkte gemeenschap van goederen. Dit geldt ongeacht het moment van verkrijging. Erfenissen en schenkingen die zowel vóór als tijdens het huwelijk zijn verkregen, blijven van de desbetreffende echtgenoot privé.
Voor echtgenoten die vóór de invoering van de wettelijke, beperkte gemeenschap van goederen zijn getrouwd (huwelijksdatum vóór 1 januari 2018) is het wettelijk stelsel de algehele gemeenschap van goederen. Hierbij vallen in beginsel alle goederen van de echtgenoten, zowel verkregen vóór als tijdens het huwelijk, in de gemeenschap. De hele beide vermogens vloeien samen tot één gemeenschappelijk vermogen (boedelmenging). Ook alle schulden, zowel aangegaan vóór als gedurende het huwelijk, vallen in beginsel in de gemeenschap, ongeacht wie van de echtgenoten de schuld is aangegaan. Iedere schuldeiser van de echtgenoten kan zich verhalen op de gehele gemeenschap.
Zowel bij de beperkte gemeenschap van goederen als bij de vóór 1 januari 2018 geldende algehele gemeenschap van goederen wordt de gemeenschap van goederen ontbonden door de echtscheiding. Dat wil zeggen bij de inschrijving van de echtscheidingsuitspraak in de registers van de burgerlijke stand. Daarna vindt dan geen boedelmenging meer plaats. Bij een echtscheiding moet ook de gemeenschappelijke boedel verdeeld worden. Dat betekent dat vastgesteld moet worden wat iedere echtgenoot uit de gemeenschappelijke boedel krijgt. Uitgangspunt in de wet is dat ieder van de echtgenoten recht heeft op de helft. De echtgenoten kunnen hiervan afwijken en andere afspraken overeenkomen in een echtscheidingsconvenant of bij de verdeling.
Huwelijkse voorwaarden
Door het maken van huwelijkse voorwaarden vóór of tijdens (komt zeer zelden voor) het huwelijk kunnen echtgenoten voor een ander stelsel kiezen dan het wettelijke stelsel. Deze huwelijkse voorwaarden geven dan ook de regels voor de verdeling bij een echtscheiding.
Ouderlijk gezag
Na echtscheiding blijven de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, als zij dat tijdens het huwelijk ook al deden. Slechts in uitzonderingssituaties kan aan de rechter worden gevraagd het gezag aan één van hen beiden toe te wijzen. Dit verzoek kan worden gedaan door beide ouders of door één van hen. De ouder die niet met het gezag wordt belast heeft recht op omgang met het kind. Beide ouders (of één van hen) kunnen (kan) de rechter vragen een omgangsregeling vast te stellen.
Kinderalimentatie
Als de ouders na de scheiding samen het gezag blijven uitoefenen, is het de bedoeling dat zij samen afspraken maken over de financiën voor de zorg van de kinderen. Zij kunnen de rechter ook vragen deze afspraken vast te leggen. Komen ze er samen niet uit, dan kan de rechter een bijdrage vaststellen. Krijgt een van de ouders het gezag, dan gaat de rechter op verzoek na hoeveel de andere ouder moet bijdragen in de kosten voor de kinderen. De ouders moeten in beginsel zelf de betaling regelen. Meer informatie over dit onderwerp vindt u op de website van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.
De onderhoudsverplichting tussen echtgenoten werkt door na de ontbinding van het huwelijk. De rechter kan bij de echtscheidingsuitspraak of bij een latere uitspraak aan de ene ex-echtgenoot die niet voldoende inkomsten voor zijn levensonderhoud heeft en deze in redelijkheid niet kan verwerven, op diens verzoek ten laste van de andere ex-echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toekennen. Dit kan worden bepaald bij de echtscheidingsuitspraak of bij een latere uitspraak van de rechter. Bij het vaststellen hiervan houdt de rechter rekening met de behoefte van de ene ex-echtgenoot en de draagkracht (financiële middelen) van de andere ex-echtgenoot. Daarbij kunnen ook niet-financiële factoren een rol spelen, zoals duur van het huwelijk, duur van de samenwoning. Indien de rechter geen termijn stelt aan de duur van de alimentatieplicht, eindigt de alimentatieplicht na 12 jaar. Op verzoek van de alimentatiebehoeftige ex-echtgenoot is in schrijnende gevallen verlenging door de rechter mogelijk. Na een kort (niet langer dan 5 jaar) kinderloos huwelijk duurt de alimentatieplicht in beginsel niet langer dan de duur van het huwelijk. Als de (ex) echtgenoten het onderling eens zijn over de alimentatie, kunnen zij dit ook vastleggen in een echtscheidingsconvenant.
Een scheiding van tafel en bed is het middel om te komen tot verbreking van het samenleven, zonder dat het huwelijk zelf tot een einde komt. De scheiding van tafel en bed is van belang voor echtgenoten die uit elkaar willen gaan en de juridische gevolgen daarvan willen regelen, maar die om bijvoorbeeld godsdienstige of financiële redenen het huwelijk in stand willen laten. De scheiding van tafel en bed biedt de mogelijkheid tot verzoening. Ook kan het een “tussenfase” zijn op weg naar de ontbinding van het huwelijk. De scheiding van tafel en bed komt tot stand door het inschrijven van de rechterlijke uitspraak in het huwelijksgoederenregister. Evenals bij de echtscheiding geldt hiervoor een termijn van zes maanden.
De enige grond voor de scheiding van tafel en bed is de duurzame ontwrichting van het huwelijk.
De scheiding van tafel en bed heeft dezelfde gevolgen als de echtscheiding voor het huwelijksvermogensrecht, het gezag (omgangsregeling) over de kinderen, de alimentatie en het pensioen. Het huwelijk blijft bestaan. De van tafel en bed gescheiden echtgenoten erven, bij overlijden, krachtens de wet niet van elkaar. Willen de echtgenoten na een scheiding van tafel en bed toch helemaal uit elkaar gaan, dan kunnen zij om ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed vragen. Een van tafel en bed gescheiden echtgenoot kan met een nieuwe partner gaan samenwonen en een nieuw leven opbouwen, maar niet trouwen of een geregistreerd partnerschap aangaan.
Een eenzijdig verzoek om ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed kan niet op elk moment worden gedaan. Voor een eenzijdig verzoek geldt een termijn van 3 jaar die in bepaalde gevallen door de rechter kan worden bekort tot 1 jaar. De termijn van 3 jaar begint te lopen als de scheiding van tafel en bed is ingeschreven in het register. Voor een gemeenschappelijk verzoek tot ontbinding, na scheiding van tafel en bed, geldt geen wachttijd. De ontbinding van het huwelijk komt tot stand door de inschrijving van de uitspraak in de registers van de burgerlijke stand.
Alleen door een uitspraak van de rechter kan een huwelijk nietig worden verklaard. De nietigverklaring vindt plaats via een verzoekschriftprocedure. Een door partijen gesloten huwelijk kan dus niet van rechtswege (automatisch) nietig zijn. Zo lang een huwelijk niet is nietig verklaard, is het geldig. De wet geeft aan op welke gronden vernietiging kan gebeuren en op wiens verzoek.
De wet kent de hierna genoemde gronden voor een verzoek tot nietigverklaring. Partijen zijn gehuwd ondanks het bestaan van:
De nietigverklaring werkt terug tot het moment van de huwelijkssluiting. Dat betekent dat als gevolg van de nietigverklaring door de rechter het huwelijk geacht wordt nooit te hebben bestaan. In bepaalde omstandigheden wordt hierop een uitzondering gemaakt. De nietigverklaring heeft in deze gevallen hetzelfde gevolg als een echtscheiding. Zo blijven de kinderen die uit een nietig verklaard huwelijk zijn geboren, in familierechtelijke betrekking staan tot beide ouders. Een andere uitzondering betreft de te goeder trouw zijnde echtgenoot, dat wil zeggen de echtgenoot die zich er niet van bewust was dat er een gebrek was aan het huwelijk. Zie hiervoor ook de in vraag 8 genoemde voorwaarden voor nietigverklaring van een huwelijk. Deze echtgenoot kan bijvoorbeeld om alimentatie vragen, te betalen door de andere echtgenoot.
Scheidingsbemiddeling vindt in Nederland vrij vaak plaats. De echtgenoten proberen, met behulp van een bemiddelaar en eventueel hun advocaten, overeenstemming te bereiken over de scheiding en de gevolgen daarvan. Deze afspraken worden neergelegd in een echtscheidingsconvenant, een schriftelijk document. De afspraken kunnen bijvoorbeeld betreffen de verdeling van de goederen, eventueel de alimentatieverplichtingen tussen de ex-echtgenoten en de verzorging van de kinderen. De rechter kan het tijdens de scheidingsbemiddeling opgemaakte convenant in zijn uitspraak opnemen.
Er is een “Vereniging van Familierechtadvocaten en Scheidingsbemiddelaars”, waarvan de leden gespecialiseerd zijn in onder andere scheiding en alimentatie. Zij zijn ook gespecialiseerd in scheidingsbemiddeling en alles wat daarbij komt kijken. Voor nadere informatie wordt verwezen naar: https://www.verenigingfas.nl/.
Verzoekschrift
Een echtscheidingsprocedure begint altijd met een verzoekschrift. In het verzoekschrift moeten naam, voornamen en woon- of verblijfplaats van de echtgenoten worden vermeld. Als er minderjarige kinderen zijn, moeten deze gegevens over deze kinderen ook worden vermeld. Naast een verzoek om scheiding, kan ook worden gevraagd om één of meer nevenvoorzieningen. Dit is een verzoek dat samenhangt met de scheiding. De rechter kan een nevenvoorziening treffen voor onder meer:
Het verzoekschrift moet door de advocaat bij de rechtbank worden ingediend. Woont de verzoeker in Nederland, dan kan het verzoek naar de rechtbank in het arrondissement waar de verzoeker woont. Woont de verzoeker niet in Nederland, maar de andere echtgenoot wel, dan wordt het verzoekschrift naar de rechtbank in het arrondissement waar die andere echtgenoot woont gezonden. Wonen beide echtgenoten buiten Nederland, dan moet het verzoek naar de rechtbank in Den Haag worden gezonden.
Welke stukken moeten worden overgelegd?
Als de rechtzoekende de kosten voor een advocaat of mediator niet (helemaal) kan betalen, kan deze onder bepaalde voorwaarden voor gesubsidieerde rechtsbijstand in aanmerking komen. De Raad voor de Rechtsbijstand kent alleen subsidie toe voor rechtsbijstand via mediators die bij de Raad zijn ingeschreven. Voor de voorwaarden wordt verwezen naar https://www.rvr.org/.
Voor grensoverschrijdende geschillen, als de verzoeker buiten Nederland doch binnen de EU woont, geldt ook de aanspraak op gesubsidieerde rechtsbijstand. Dit is geregeld in de Europese richtlijn grensoverschrijdende rechtsbijstand (Pb EG 2003 L 26, 31-01-2003). Aan de hand van het bij die richtlijn behorende modelformulier, dat in alle lidstaten identiek is, kan bij de Raad voor de Rechtsbijstand te Den Haag een verzoek voor gesubsidieerde rechtsbijstand worden ingediend. Zo nodig kan de Raad voor de Rechtsbijstand behulpzaam zijn bij het kiezen van een advocaat. Voor nadere informatie wordt verwezen naar: https://www.rvr.org/.
Als de rechtzoekende buiten de EU woont, kan in bepaalde gevallen rechtsbijstand in Nederland worden gekregen. Het moet gaan om gevallen waarvoor een verdrag toepasselijk is. De volgende verdragen zijn hierbij van belang: het Haags Rechtsvorderingsverdrag 1954, de Europese Overeenkomst inzake het verzenden van verzoeken om Rechtsbijstand 1977 en het Haags Verdrag inzake de toegang tot de rechter in internationale gevallen van 1980. Deze verdragen bevatten een regeling die er globaal op neer komt dat onderdanen van verdragstaten in aanmerking komen voor kosteloze rechtsbijstand in alle andere verdragsstaten op dezelfde manier als de eigen onderdanen. In Nederland moet dan een verklaring van onvermogen wordt aangevraagd bij de bevoegde autoriteit in de gewone verblijfplaats van de rechtzoekende. Het verzoek om rechtsbijstand en deze verklaring worden vervolgens door deze autoriteit verzonden naar de bevoegde autoriteit in het land waar de rechtsbijstand moet worden verleend. Aldaar wordt beoordeeld of de rechtzoekende recht heeft op kosteloze rechtsbijstand.
Ja, het is mogelijk om binnen 3 maanden nadat de rechtbank de echtscheiding heeft uitgesproken beroep in te stellen bij de griffie van het gerechtshof. Tegen de beschikking van het gerechtshof kan meestal beroep in cassatie worden aangetekend bij de Hoge Raad der Nederlanden. Ook in deze procedures moet de rechtzoekende zich laten bijstaan door een advocaat.
Tussen de EU-lidstaten geldt sedert 1 augustus 2022 de Verordening (EU) nr. 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking) (kortweg aangeduid als Brussel II ter Verordening). Met deze verordening is Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000, kortweg aangeduid als de Brussel II bis Verordening, ingetrokken. De Brussel II bis Verordening geldt alleen nog in gerechtelijke procedures die zijn ingesteld vóór 1 augustus 2022 en voor authentieke akten en overeenkomsten die zijn verleden of uitvoerbaar geworden vóór 1 augustus 2022. De Brussel II ter Verordening geldt zowel voor de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed en de nietigverklaring van het huwelijk. Op grond van deze verordening worden in de andere lidstaten (behalve Denemarken) uitgesproken scheidingen in Nederland erkend zonder vorm van proces (artikel 30 lid 1 verordening). Er is ook geen bijzondere procedure vereist om de akten van de burgerlijke stand aan te passen, bijvoorbeeld wanneer een kantmelding betreffende de echtscheiding op de huwelijksakte moet worden geplaatst.
Een belanghebbende kan wel een gerechtelijke procedure beginnen om te laten vaststellen of een echtscheidingsuitspraak uit een ander land al dan niet wordt erkend. De verordening Brussel II ter Verordening geeft voor dit geval een aantal weigeringsgronden: redenen om erkenning van de echtscheiding te weigeren. Zo mag de erkenning van de echtscheiding niet in strijd komen met de openbare orde. Ook wordt gekeken of de verweerder (de partij die niet om de echtscheiding heeft verzocht) op de juiste wijze op de hoogte is gebracht van de procedure. Maar de juistheid van de beslissing mag niet worden getoetst. Op grond van de verordening geeft de rechter van een lidstaat waar de beslissing is gegeven op verzoek van elke belanghebbende een certificaat af betreffende deze beslissing (volgens een modelformulier). In dit certificaat staat onder meer uit welk land de beslissing komt, gegevens van de partijen, of de beslissing bij verstek is gegeven, om wat voor soort beslissing het gaat: echtscheiding of scheiding van tafel en bed, datum van de beslissing, welke instantie de beslissing heeft gegeven.
Wanneer een belanghebbende wil laten vaststellen dat de buitenlandse echtscheiding in Nederland niet wordt erkend, kan hij/zij zich met een verzoek tot niet-erkenning richten tot de voorzieningenrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin hij/zij zijn/haar gewone verblijfplaats heeft.
Op 1 januari 2012 is Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek in werking getreden. In Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek zijn de regels van internationaal privaatrecht met betrekking tot het toepasselijke recht opgenomen.
Op grond van de hoofdregel past de rechter steeds Nederlands echtscheidingsrecht toe, ongeacht nationaliteit en gewone verblijfplaats van de echtgenoten. Wanneer bijvoorbeeld een in Nederland wonend echtpaar met de Belgische nationaliteit in Nederland echtscheiding vraagt, is het Nederlandse echtscheidingsrecht automatisch van toepassing. Dit is alleen anders wanneer de echtgenoten een rechtskeuze voor het toepasselijke recht op de echtscheiding maken. De echtgenoten kunnen namelijk er voor kiezen dat het recht van hun gemeenschappelijke nationaliteit in de echtscheidingsprocedure wordt toegepast in plaats van het Nederlandse recht. Het Belgische echtpaar kan er dus voor kiezen dat het Belgische echtscheidingsrecht wordt toegepast.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Het Oostenrijkse recht kent drie soorten echtscheiding: echtscheiding op grond van schuld, echtscheiding wegens beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding sinds ten minste drie jaar en echtscheiding met wederzijds goedvinden.
Een echtgenoot kan om echtscheiding verzoeken wanneer de ander door een ernstige echtelijke misdraging of door eerloos of onzedelijk gedrag het huwelijk zozeer heeft ontwricht dat herstel van een levensgemeenschap die beantwoordt aan de aard van het huwelijk niet te verwachten is.
Wanneer de echtgenoten sinds drie jaar geen gemeenschappelijke huishouding meer voeren, kan elk van de echtgenoten verzoeken om echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk.
Wanneer de echtelijke levensgemeenschap sinds ten minste een half jaar is beëindigd, beide echtgenoten toegeven dat het huwelijk onherstelbaar is ontwricht en tussen hen overeenstemming bestaat over de echtscheiding, kunnen de echtgenoten gezamenlijk verzoeken om echtscheiding.
De belangrijkste grond voor echtscheiding is de onherstelbare ontwrichting van de echtelijke levensgemeenschap. Een dergelijke ontwrichting kan worden veroorzaakt door een ernstige echtelijke misdraging door een van de partners, in het bijzonder echtbreuk of het gebruik van lichamelijk geweld of toebrengen van zwaar psychisch leed aan de andere partner. Ook als het gedrag niet kan worden beschouwd als echtelijke misdraging omdat het voortkomt uit een psychische of soortgelijke stoornis, maar het huwelijk niettemin zozeer ontwricht dat het nastreven van een gemeenschappelijk leven ondraaglijk wordt, of wanneer een partner lijdt aan een zeer besmettelijke of afschuw opwekkende ziekte, kan door de andere echtgenoot om echtscheiding worden verzocht. In al deze gevallen moet de echtgenoot die om echtscheiding verzoekt, het bestaan van de aangevoerde gronden bewijzen. Wanneer door de echtgenoten echter sinds drie jaar geen gemeenschappelijke huishouding meer wordt gevoerd, hoeft geen echtelijke misdraging te worden aangevoerd of bewezen.
In de regel behouden beide echtgenoten de achternaam die zij tijdens het huwelijk hebben gedragen. Wanneer een echtgenoot bij de huwelijksvoltrekking de naam van de andere echtgenoot heeft aangenomen, kan hij zijn vroegere naam weer aannemen.
De echtgenoten kunnen zelf afspreken wat er met hun vermogen gaat gebeuren. Ze kunnen kiezen uit de volgende mogelijkheden: wederzijds afstand doen (waardoor de wettelijke scheiding van goederen tijdens het huwelijk ook na de ontbinding van het huwelijk gehandhaafd blijft), verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap of overdracht van vermogensbestanddelen van de ene echtgenoot aan de andere.
Indien de echtgenoten hieromtrent niets zijn overeengekomen, kan elk van de echtgenoten de rechter verzoeken om bepaalde gezamenlijke vermogensbestanddelen te verdelen. De verdeling betreft het voor gebruik bedoelde echtelijke vermogen (eheliche Gebrauchsvermögen) en de echtelijke spaargelden (ehelichen Ersparnisse). Tot het voor gebruik bedoelde echtelijke vermogen behoren naast de echtelijke woning en de inboedel alle overige zaken die tijdens het huwelijk daadwerkelijk hebben gediend voor de levenswijze van beide echtgenoten. Onder "echtelijke spaargelden" worden alle door de echtgenoten tijdens de echtelijke samenleving geaccumuleerde investeringen verstaan.
Van deling uitgezonderd zijn bijvoorbeeld alle door de echtgenoten in het huwelijk gebrachte, door erfopvolging of door schenking van derden verworven zaken. Voorts de zaken die dienen voor het persoonlijk gebruik van een van de echtgenoten of voor de uitoefening van zijn of haar beroep alsmede ondernemingen en aandelen in ondernemingen, voor zover deze niet louter als investering zijn bedoeld.
Het gerecht dient het op te delen vermogen op grond van billijkheid te verdelen met inachtneming van alle relevante omstandigheden, waarbij met name rekening moet worden gehouden met het gewicht en de omvang van de bijdrage van elk van de echtgenoten aan de aanschaf van het voor gebruik bedoelde echtelijke vermogen en de vergaring van de echtelijke spaargelden, alsmede met het belang van de kinderen. Bij de beoordeling wordt ook rekening gehouden met de betaling van alimentatie, de medewerking aan de beroepsactiviteit van de echtgenoot, het voeren van de gemeenschappelijke huishouding, de opvoeding van gemeenschappelijke kinderen en alle overige vormen van echtelijke bijstand.
Sinds de inwerkingtreding op 1 juli 2001 van de wijzigingswet kinderrecht (Kindschaftsrechts-Änderungsgesetz 2001) hebben gescheiden ouders vergaande mogelijkheden om zelf het ouderlijk gezag te regelen. Wanneer een huwelijk wordt ontbonden, behouden beide ouders in de regel het gezag over een minderjarig kind. Wanneer de ouders het volledig ouderlijk gezag van hen beiden als in een bestaand huwelijk willen laten voortduren, moeten zij echter het gerecht binnen een redelijke termijn een overeenkomst over de voornaamste woonplaats van het kind doen toekomen. Beide ouders kunnen ook vooraf overeenkomen dat één van hen na de echtscheiding het exclusieve ouderlijk gezag heeft of dat het ouderlijk gezag van een van de ouders beperkt zal blijven tot bepaalde kwesties.
Sinds de inwerkingtreding van de wijzigingswet kinder- en namenrecht van 2013 (Kindschafts- und Namensrechtsänderungsgesetz 2013), kan de rechter de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag toevertrouwen, ook tegen de wil van een of beide ouders, als hij van mening is dat dit de voorkeur verdient in het belang van het kind boven het aan slechts één ouder toegekende gezag. De ouders moeten dan ook overeenstemming bereiken over het huishouden waarin het kind in de eerste plaats wordt verzorgd. Indien gezamenlijk ouderlijk gezag niet in het belang van het kind is, beslist de rechter welke ouder het ouderlijk gezag alleen op zich neemt.
De echtgenoot die de enige of voornaamste schuldige is, moet aan zijn voormalige echtgenoot een alimentatie betalen die overeenstemt met hun financiële situatie, voor zover het inkomen uit vermogen van de voormalige echtgenoot en de opbrengst van elke beroepsactiviteit die hij in die omstandigheden mag verwachten, ontoereikend zijn. Indien beide echtgenoten verantwoordelijk zijn voor de echtscheiding, maar geen van hen daarvoor in de eerste plaats verantwoordelijk is, kan de echtgenoot die niet in zijn eigen behoeften kan voorzien, een onderhoudsbijdrage ontvangen, indien en voor zover dit billijk is ten opzichte van de behoeften, het vermogen en de beroepssituatie van de andere echtgenoot. Deze bijdrageverplichting kan van tijdelijke aard zijn. Bij een echtscheiding met wederzijds goedvinden staat het de echtgenoten vrij om overeen te komen dat de ene echtgenoot alimentatie moet betalen aan de andere of dat ze allebei afzien van een alimentatievordering.
Een dergelijke regeling bestaat niet in het Oostenrijkse rechtsstelsel.
Zie vraag nr. 4.
Zie vraag nr. 4.
Het Oostenrijkse huwelijksrecht voorziet in de nietigverklaring van het huwelijk (Ehenichtigkeit). Het huwelijk is nietig, als het niet op de voorgeschreven wijze is voltrokken: wanneer een van de echtgenoten ten tijde van de huwelijksvoltrekking handelingsonbekwaam, bewusteloos of tijdelijk geestesgestoord was, wanneer het huwelijk uitsluitend of overwegend werd gesloten met het doel een echtgenoot het voeren van de achternaam van de andere echtgenoot of de verwerving van de nationaliteit van de andere echtgenoot mogelijk te maken en niet om een echtelijke levensgemeenschap aan te gaan. Bovendien is het huwelijk nietig wanneer een van de echtgenoten ten tijde van de huwelijksvoltrekking al met een derde door een rechtsgeldig huwelijk was verbonden of het huwelijk in strijd met de wet tussen bloedverwanten werd gesloten.
Een huwelijk kan bij rechterlijke beslissing nietig worden verklaard, wanneer een van de echtgenoten op het tijdstip van de viering ervan beperkte handelingsbevoegdheid had en zijn wettelijke vertegenwoordiger niet met het huwelijk heeft ingestemd; wanneer een van de echtgenoten op het tijdstip van de huwelijkssluiting niet wist dat het om een huwelijksvoltrekking ging of dit weliswaar wist maar er niet mee heeft ingestemd; wanneer een van de echtgenoten zich heeft vergist in de persoon van de andere echtgenoot; wanneer een van de echtgenoten op het tijdstip van het huwelijk bepaalde omstandigheden verkeerd heeft begrepen met betrekking tot de persoon van zijn echtgenoot, die hem ervan zouden hebben weerhouden te huwen indien hij volledig op de hoogte was geweest van de situatie en de gevolgen van het huwelijk correct had beoordeeld; wanneer een van de echtgenoten het huwelijk heeft aanvaard door op essentiële punten te zijn misleid of onder bedreiging is gedwongen om onrechtmatig te huwen.
Zie vraag nr. 7.
Wanneer een huwelijk nietig is verklaard, wordt het behandeld alsof het nooit is gesloten. Wanneer ook maar een van de echtgenoten bij de huwelijksvoltrekking niet op de hoogte was van de nietigheid van het huwelijk, zijn op de vermogensrechtelijke relatie van de echtgenoten de in het geval van echtscheiding geldende regels van toepassing. De kinderen die voortkomen uit een huwelijk worden ook na de nietigverklaring van het huwelijk als wettig beschouwd.
De ontbinding of nietigverklaring van een huwelijk kan slechts langs gerechtelijke weg plaatsvinden. Problemen in verband met een echtscheiding kunnen echter ook buitengerechtelijk (bijvoorbeeld door bemiddeling) worden geregeld.
Geschillen over de ontbinding of nietigverklaring of over het bestaan of niet-bestaan van een huwelijk worden door de districtsrechtbanken (Bezirksgerichte) behandeld. In geval van geschillen betreffende echtscheiding, nietigverklaring, nietigheid of de vaststelling van het al dan niet bestaan van een huwelijk, is de districtsrechtbank binnen het rechtsgebied waarin de echtgenoten hun gemeenschappelijke gewone verblijfplaats hebben (of het laatst hadden), bij uitsluiting bevoegd. Wanneer ten tijde van de instelling van de vordering geen van de echtgenoten zijn gewone verblijfplaats in dit rechtsgebied heeft of zij in Oostenrijk geen gemeenschappelijke gewone verblijfplaats hadden, is het gerecht van de gewone verblijfplaats van de verwerende echtgenoot bij uitsluiting bevoegd, indien deze in Oostenrijk is gelegen; indien de verweerder zijn gewone verblijfplaats niet in Oostenrijk heeft, is het gerecht van de gewone verblijfplaats van de verzoekende echtgenoot bevoegd; in alle overige gevallen is de districtsrechtbank van Wenen-Centrum (Bezirksgericht Innere Stadt Wien) bevoegd. Geschillen ter zake vallen onder de nationale bevoegdheid van de Oostenrijkse gerechten wanneer een van de echtgenoten de Oostenrijkse nationaliteit heeft; wanneer de verweerder of, in het geval van een vordering tot nietigverklaring tegen beide echtgenoten ten minste een van hen, zijn gewone verblijfplaats in Oostenrijk heeft; of wanneer de eiser zijn gewone verblijfplaats in Oostenrijk heeft en ofwel beide echtgenoten hun laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats in Oostenrijk hadden of de eiser stateloos is of ten tijde van de huwelijksvoltrekking de Oostenrijkse nationaliteit had. Deze rechtelijke bevoegdheid is exclusief; het is echter toegestaan in overeenstemming een ander gerecht te kiezen.
Met betrekking tot echtscheiding moet het verzoek voldoen aan de algemene formele vereisten; voor een verzoek om echtscheiding met wederzijds goedvinden – waarover wordt beslist in een procedure die onder de oneigenlijke rechtspraak valt (Verfahren außer Streitsachen) – is een door beide echtgenoten ondertekend verzoekschrift noodzakelijk. In alle gevallen moet een huwelijksakte worden bijgevoegd. Het is raadzaam om alle documenten bij te voegen die het verzoek ondersteunen.
Rechtsbijstand kan ook worden verkregen in echtscheidingszaken. Hiervoor gelden de algemene bepalingen inzake rechtsbijstand (zie “Rechtsbijstand – Oostenrijk”). In echtscheidingsprocedures is de verplichting om een advocaat in te schakelen relatief. Dit betekent dat een persoon die niet in persoon voor de rechter wenst te interveniëren, alleen door een advocaat kan worden vertegenwoordigd.
Tegen beslissingen van de rechter in eerste aanleg over echtscheiding, nietigverklaring of nietigheid van een huwelijk of over het al dan niet bestaan van een huwelijk kan beroep worden ingesteld bij de hogere rechtbank, d.w.z. de regionale rechtbank (Landesgericht), die optreedt als rechter in tweede aanleg van de bevoegde districtsrechtbank.
Een hoger beroep tegen een vonnis in hoger beroep is alleen ontvankelijk als het bedoeld is om een rechtsvraag of procedurekwestie te beslechten die essentieel is om de rechtseenheid, de rechtszekerheid en de rechtsontwikkeling te waarborgen, bijvoorbeeld wanneer de rechter in hoger beroep is afgeweken van de jurisprudentie van het Hooggerechtshof (Oberste Gerichtshof) of wanneer jurisprudentie ontbreekt of inconsistent is.
In Oostenrijk wordt een dergelijke beslissing (behalve wanneer zij afkomstig is uit Denemarken) automatisch erkend op grond van Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering, PB L 178 van 2.7.2019, blz. 1 (hierna de “verordening Brussel II ter” genoemd), d.w.z. zonder specifieke erkenningsprocedure. De verordening Brussel II ter is van toepassing op procedures die na 31 juli 2022 zijn ingeleid en op authentieke akten en gerechtelijke schikkingen die na die datum zijn opgesteld of getroffen. In oude zaken is in de eerste plaats de verordening van toepassing die aan de verordening Brussel II ter voorafging, namelijk Verordening nr. 2201/2003 (verordening Brussel II bis), die echter ook een erkenning zonder bijzondere procedure mogelijk maakte. Voor beslissingen uit Denemarken is nog steeds een afzonderlijke erkenningsprocedure vereist.
Een verzoek om niet-erkenning van een beslissing tot ontbinding van een huwelijk die in het buitenland is gegeven, moet worden ingediend bij de districtsrechtbank van het district waar de partijen hun gemeenschappelijke gewone verblijfplaats hebben of hebben gehad. Indien geen van de partijen zijn gewone verblijfplaats in het rechtsgebied van het gerecht had of indien de partijen hun gemeenschappelijke gewone verblijfplaats niet in Oostenrijk hadden, is de districtsrechtbank van de gewone verblijfplaats van de verweerder bevoegd, indien deze zich in Oostenrijk bevindt, anders is de districtsrechtbank van de gewone verblijfplaats van de eiser bevoegd; in alle overige gevallen is de districtsrechtbank van Wenen-Centrum bevoegd (artikel 76 van de Oostenrijkse wet inzake rechterlijke bevoegdheid).
De procedure wordt geregeld door de Oostenrijkse wet inzake niet-contentieuze gerechtelijke procedures (Außerstreitgesetz). Krachtens artikel 31 van de verordening Brussel II ter moet de eiser zowel een afschrift van de beslissing als het certificaat overleggen dat is afgegeven door het bevoegde gerecht of de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst overeenkomstig artikel 36 van de verordening Brussel II ter.
Het recht dat van toepassing is op de ontbinding van het huwelijk in zaken die een aanknopingspunt hebben met het recht van een andere staat, wordt bepaald door Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed, PB L 343 van 29.12.2010, blz. 10 (“verordening Rome III”). De collisieregels van Rome III hebben een universele toepassing. Dat wil zeggen dat zij ook van toepassing zijn wanneer het toepasselijke recht niet het recht van een deelnemende lidstaat is.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Om een echtscheiding te verkrijgen moet er een vordering tot echtscheiding worden ingediend bij de regionale rechtbank (sąd okręgowy) van de laatste gezamenlijke woonplaats van de echtgenoten. De rechtbank doet uitspraak na afloop van een zitting. Een beslissing inzake scheiding van tafel en bed is geen voorwaarde voor echtscheiding. Vastgesteld moet worden dat het huwelijk volledig en onherstelbaar ontwricht is.
De gronden voor echtscheiding zijn dat een huwelijk volledig en onherstelbaar ontwricht is. Aan beide voorwaarden moet worden voldaan (artikel 56, lid 1, van het Poolse wetboek van familie- en voogdijrecht (Kodeks rodzinny i opiekuńczy)).
Echter, zelfs als het huwelijk volledig en onherstelbaar ontwricht is, kan er geen echtscheiding worden uitgesproken als dit de belangen van minderjarige kinderen uit het huwelijk zou schaden of als de echtscheiding om andere redenen in strijd zou zijn met de beginselen van de samenleving. Echtscheiding is evenmin toegestaan wanneer de vordering tot echtscheiding wordt ingediend door een echtgeno(o)te die als enige schuldig is aan de ontwrichting van het huwelijk, tenzij de andere echtgeno(o)te met de echtscheiding instemt of zijn of haar weigering met de echtscheiding in te stemmen gezien de omstandigheden strijdig is met de beginselen van de samenleving.
Een gescheiden echtgeno(o)t(e) die bij het huwelijk zijn of haar familienaam liet wijzigen, kan binnen drie maanden nadat een echtscheidingsuitspraak definitief is geworden, opnieuw de familienaam van vóór het huwelijk aannemen. Daartoe moet een verklaring worden ingediend bij de griffie of bij een consul. Bovendien staat het een gescheiden echtgeno(o)t(e) vrij te hertrouwen.
Bij het aangaan van het huwelijk ontstaat er een wettelijk gezamenlijk vermogen (huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap), dat betrekking heeft op het vermogen dat een of beide echtgenoten gedurende de huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap verwerven (gezamenlijk vermogen). Vermogen dat niet onder de huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap valt, vormt het persoonlijke vermogen van de echtgeno(o)t(e). Op verzoek van elk van beide echtgenoten kan de rechtbank in de echtscheidingsuitspraak het gezamenlijke vermogen verdelen, mits de verdeling van het vermogen de procedure niet overmatig vertraagt. Beide echtgenoten hebben recht op een gelijk deel van het gezamenlijke vermogen. Indien daartoe echter gegronde redenen bestaan, kan elk van de echtgenoten de rechter verzoeken bij de verdeling van het gezamenlijke vermogen rekening te houden met de mate waarin ieder van de echtgenoten heeft bijgedragen aan de verwerving van dat vermogen.
Als de echtgenoten dezelfde woning delen, bepaalt de rechter in de echtscheidingsuitspraak hoe die woning moet worden gebruikt in de periode dat de gescheiden echtgenoten deze blijven delen. In buitengewone omstandigheden waarin een van de echtgenoten door zijn of haar ernstig laakbare gedrag samenleving onmogelijk maakt, kan de rechtbank zijn of haar uitzetting gelasten op verzoek van de andere echtgeno(o)t(e).
Als beide partijen hierom verzoeken kan de rechtbank ook in de echtscheidingsuitspraak bepalen dat de gemeenschappelijke woning moet worden verdeeld of dat deze aan een van de echtgenoten wordt toegewezen, indien de andere ermee instemt de woning te verlaten, zonder dat hem of haar een vervangende woning en alternatieve faciliteiten ter beschikking worden gesteld, voor zover het mogelijk is de woning op deze manier te verdelen of toe te wijzen. Bij de beslissing over de gemeenschappelijke woning stelt de rechtbank de belangen van de kinderen en van de echtgeno(o)t(e) aan wie het ouderlijk gezag wordt toevertrouwd, voorop.
In de echtscheidingsuitspraak regelt de rechter het ouderlijk gezag over eventuele minderjarige kinderen van beide echtgenoten en het contact tussen de echtgenoten en de kinderen. Daarin bepaalt de rechter ook wat elk van beide echtgenoten moet betalen voor het onderhoud en de opvoeding van de kinderen. Als er een schriftelijke overeenkomst is tussen de echtgenoten over de wijze waarop het ouderlijk gezag moet worden uitgeoefend, en over een omgangsregeling met het kind na de echtscheiding, neemt de rechtbank deze in aanmerking, mits de overeenkomst in het belang is van het kind. Broertjes en zusjes moeten samen opgroeien, behalve als dit niet in het belang van het kind is.
Als er geen overeenstemming is tussen de echtgenoten, bepaalt de rechtbank, rekening houdend met het recht van het kind om door beide ouders te worden grootgebracht, over de wijze waar het ouderlijk gezag moet worden uitgeoefend en over een omgangsregeling na de echtscheiding. De rechter kan het ouderlijk gezag aan een van de ouders toewijzen en daarbij het ouderlijk gezag van de andere ouder beperken tot specifieke verplichtingen en rechten met betrekking tot het kind of de kinderen, als dit in het belang van het kind is.
Als beide echtgenoten hierom verzoeken, kan de rechtbank afzien van een uitspraak over een omgangsregeling.
Een gescheiden echtgeno(o)t(e) die niet als enige schuldig is bevonden aan de ontwrichting van het huwelijk en in financiële moeilijkheden verkeert, kan van de andere echtgeno(o)t(e) alimentatie eisen naargelang van zijn of haar redelijke behoeften en de financiële draagkracht van de andere echtgeno(o)t(e).
Als een van de echtgenoten als enige schuldig is bevonden aan de ontwrichting van het huwelijk en de echtscheiding leidt tot een aanzienlijke verslechtering van de materiële situatie van de andere echtgeno(o)t(e), kan de rechtbank de als enige schuldig bevonden echtgeno(o)t(e) op verzoek van de echtgeno(o)t(e) die geen schuld heeft, ertoe verplichten om bij te dragen aan de redelijke behoeften van laatstgenoemde, zelfs als deze niet in financiële moeilijkheden verkeert.
De onderhoudsplicht jegens een echtgeno(o)t(e) houdt op te bestaan, wanneer die (ex-)echtgeno(o)t(e) hertrouwt. Als de gescheiden echtgeno(o)t(e) die niet verantwoordelijk is gesteld voor de ontwrichting van het huwelijk, alimentatie moet betalen, eindigt deze onderhoudsplicht ook vijf jaar na de datum van de echtscheidingsuitspraak, tenzij de rechtbank op verzoek van de onderhoudsgerechtigde persoon beslist dat de periode van vijf jaar wegens uitzonderlijke omstandigheden moet worden verlengd.
Het is een formele scheiding van tafel en bed, d.w.z. conform een rechterlijke beslissing op basis van artikelen 61(1) tot en met 61(6) van het wetboek van familie- en voogdijrecht.
De grond voor een scheiding van tafel en bed is dat het huwelijk volledig ontwricht is. Echter, zelfs als het huwelijk volledig ontwricht is, kan de scheiding niet worden toegewezen als dit de belangen van minderjarige kinderen uit het huwelijk zou schaden of als de echtscheiding om andere redenen in strijd zou zijn met de beginselen van de samenleving. Als de echtgenoten geen gezamenlijke minderjarige kinderen hebben, kan de rechtbank op verzoek van beide partijen een beschikking tot scheiding van tafel en bed geven.
Een scheiding van tafel en bed heeft in de regel dezelfde rechtsgevolgen als een echtscheiding. Een van tafel en bed gescheiden echtgeno(o)t(e) kan echter niet hertrouwen.
“Nietigverklaring van een huwelijk” betekent de annulering met terugwerkende kracht van alle gevolgen van het huwelijk. Het huwelijk wordt geacht nooit te hebben bestaan. De enige uitzondering is dat kinderen uit een nietig verklaard huwelijk de status van tijdens het huwelijk geboren kinderen blijven behouden.
De gronden voor nietigverklaring van een huwelijk staan vermeld in het wetboek van familie- en voogdijrecht. Deze zijn onder meer:
Elk van de voornoemde gronden moet hebben bestaan bij het aangaan van het huwelijk. Als de gronden voor nietigverklaring niet langer bestaan, kan een aangegaan huwelijk niet nietig worden verklaard, ongeacht of dergelijke gronden eerder wel bestonden.
Een beslissing tot nietigverklaring van een huwelijk heeft een constitutief karakter en heeft gevolgen voor derden (erga omnes). Er zijn twee soorten gevolgen:
De gevolgen van de nietigverklaring van het huwelijk voor de betrekkingen tussen de echtgenoten en de kinderen uit hun huwelijk en voor de vermogensrechtelijke betrekkingen tussen de echtgenoten worden geregeld overeenkomstig de desbetreffende echtscheidingsregels. Belangrijk daarbij is dat een echtgeno(o)t(e) die het huwelijk te kwader trouw is aangegaan, geacht wordt schuldig te zijn aan de ontwrichting van het huwelijk.
Echtgenoten in Polen kunnen gebruikmaken van gezinsbemiddeling. De belangrijkste doelstelling daarvan is om conflicten tussen echtgenoten op te lossen, zodat echtscheiding of scheiding van tafel en bed kan worden voorkomen. Is dit evenwel niet mogelijk, dan is bemiddeling bedoeld om tot een schikking te komen ten aanzien van de echtscheidingsvoorwaarden inzake bijvoorbeeld vermogenskwesties en de zorg voor de kinderen. Bemiddeling wordt voornamelijk aangeboden door niet-gouvernementele organisaties, stichtingen en verenigingen. Echtgenoten kunnen ook baat hebben bij diverse vormen van gezinstherapie, hulp inroepen van psychologen, psychotherapeuten, hulpgroepen enz. Ook als er al een echtscheidingsprocedure loopt, is bemiddeling nog mogelijk.
Verzoeken tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk moeten worden ingediend bij de regionale rechtbank van de laatste gemeenschappelijke woonplaats van de echtgenoten. Bij gebreke van een dergelijke rechtbank moet het verzoek worden ingediend bij de regionale rechtbank van de woonplaats van de verzoeker.
Aan het indienen van dergelijke verzoeken zijn gerechtskosten verbonden.
Bij een verzoek moeten de volgende stukken worden gevoegd: kopieën van de akten van de burgerlijke stand (huwelijksakte, geboorteakten van de kinderen), machtiging van een advocaat om een partij te vertegenwoordigen (indien die partij zelf een advocaat kiest) en eventuele andere voor de zaak relevante documenten (medische verklaringen), verklaringen van overheidsinstanties, overheidsbesluiten enz.
Ja. Een partij die vanwege zijn of haar financiële situatie niet in staat is de vereiste kosten te betalen, kan de rechtbank verzoeken om volledige of gedeeltelijke vrijstelling van de gerechtskosten en ook om toewijzing van een advocaat ex officio.
Een persoon die om volledige of gedeeltelijke vrijstelling van betaling van de gerechtskosten verzoekt dan wel om ex officio toewijzing van een vertegenwoordiger, moet bij het verzoek een verklaring voegen betreffende zijn of haar financiële situatie (het desbetreffende formulier is verkrijgbaar bij de rechtbank), bewijs van inkomsten (inkomensopgave) en andere gegevens over vermogen en gezinsomstandigheden.
Ja, in al deze gevallen kan beroep worden ingesteld bij een rechtbank van tweede aanleg. Echtgenoten kunnen tegen een beslissing van een regionale rechtbank beroep instellen bij een hof van beroep.
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid en betreffende internationale kinderontvoering (hierna “verordening Brussel IIter” genoemd) worden dergelijke beslissingen automatisch in Polen erkend zonder dat er een speciale erkenningsprocedure is vereist (artikel 30 van verordening Brussel IIter).
Elke belanghebbende partij kan verzoeken om een beslissing dat er geen gronden voor weigering van de erkenning zijn (artikel 30, lid 3, van verordening Brussel IIter). In Polen moeten dergelijke verzoeken worden ingediend bij regionale rechtbanken. De territoriale bevoegdheid van de rechtbank werd vastgesteld in overeenstemming met artikel 103 van verordening Brussel IIter. Deze informatie is te vinden op de volgende pagina van het e-justitieportaal.
Polen is partij bij vele internationale overeenkomsten die de bovengenoemde kwestie regelen. Dergelijke regels hebben voorrang op het Poolse internationaal privaatrecht. Derhalve kunnen er verschillende regels van toepassing zijn wanneer de echtgenoten een verschillende nationaliteit bezitten. Bij gebreke van een internationale overeenkomst is de wet inzake internationaal privaatrecht van vrijdag 4 februari 2011 van toepassing. Overeenkomstig artikel 54 van die wet wordt een huwelijk ontbonden krachtens het nationale recht van het land van herkomst van de echtgenoten dat van toepassing is op het moment waarop om ontbinding van het huwelijk wordt verzocht. Bij gebreke daarvan is het toepasselijke recht het recht van het land waar beide echtgenoten verblijven op het moment waarop het verzoek om ontbinding van het huwelijk wordt ingediend. Als de echtgenoten geen gemeenschappelijke woonplaats hebben op het moment dat een dergelijk verzoek wordt ingediend, is het toepasselijke recht het recht van het laatste land waar beide echtgenoten hun gemeenschappelijke verblijfplaats hadden, mits een van de echtgenoten daar nog zijn of haar gewone verblijfplaats heeft. In andere gevallen wordt het huwelijk ontbonden volgens het Poolse recht.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
In Portugal kan de echtscheiding worden verkregen met wederzijdse instemming of zonder instemming van een van de echtgenoten (artikel 1773, lid 1, van het burgerlijk wetboek).
Bij de eerste methode zijn beide echtgenoten het eens met de ontbinding van het huwelijk en, in beginsel, met de betaling van onderhoudsbijdragen aan de behoeftige echtgeno(o)t(e), de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid over minderjarige kinderen, en met wat er met de gezinswoning en eventuele huisdieren moet worden gedaan (artikel 1775, lid 1, van het burgerlijk wetboek).
De echtscheiding zonder instemming van een van de echtgenoten, wordt bij het gerecht ingeleid door een verzoekschrift van een van beide echtgenoten, op basis van rechtsgeldig vastgestelde feiten die, ongeacht de schuldvraag, bewijzen dat het huwelijk duurzaam ontwricht is (artikel 1773, lid 3, en artikel 1781 van het burgerlijk wetboek).
In het geval van echtscheiding met wederzijdse instemming hoeven de echtgenoten geen reden op te geven voor hun echtscheidingsverzoek.
Gronden voor echtscheiding zonder instemming van een van de echtgenoten zijn (artikel 1781 van het burgerlijk wetboek):
Echtscheiding leidt tot ontbinding van het huwelijk en heeft dezelfde rechtsgevolgen als ontbinding door overlijden, afgezien van de bij wet vastgestelde uitzonderingen (artikel 1788 van het burgerlijk wetboek).
De gevolgen van de echtscheiding gaan in op het moment dat de desbetreffende beslissing kracht van gewijsde krijgt. Wat het vermogensregime tussen de echtgenoten betreft, gelden die gevolgen echter met terugwerkende kracht tot de datum waarop de procedure werd ingeleid (artikel 1789, lid 1, van het burgerlijk wetboek).
Indien er in de loop van de procedure wordt vastgesteld dat de echtgenoten feitelijk gescheiden zijn, kan er worden gevraagd dat de gevolgen van de echtscheiding zouden gelden met terugwerkende kracht tot de datum waarop de feitelijke scheiding aanving, zoals vastgesteld in de uitspraak (artikel 1789, lid 2, van het burgerlijk wetboek).
Ondanks de echtscheiding mag een echtgeno(o)t(e) die de achternaam van de andere echtgeno(o)t(e) heeft aangenomen deze blijven voeren, op voorwaarde dat de andere echtgeno(o)t(e) daarmee instemt of het gerecht daarvoor toestemming geeft, rekening houdend met de opgegeven redenen. De instemming van de voormalige echtgeno(o)t(e) kan worden gegeven via een notariële akte, een document dat bij een gerecht wordt opgesteld (een tijdens de procedure opgesteld proces-verbaal van de intentieverklaring van de partij) of een verklaring ten overstaan van een ambtenaar van de burgerlijke stand. Het verzoek tot gerechtelijke toestemming voor het gebruik van de achternaam van de voormalige echtgeno(o)t(e) kan worden ingediend in het kader van de echtscheidingsprocedure of via een aparte procedure, zelfs nadat de echtscheiding is uitgesproken (artikel 1677 ter van het burgerlijk wetboek).
In het geval van echtscheiding mag geen van beide echtgenoten meer ontvangen dan hij of zij ontvangen zou hebben als het huwelijk was aangegaan onder het regime van de gemeenschap van goederen (artikel 1790 van het burgerlijk wetboek).
Elke echtgeno(o)t(e) verliest het recht op alle van de andere echtgeno(o)t(e) of een derde (te) ontvangen voordelen of uitkeringen uit hoofde van het huwelijk of vanwege de huwelijkse staat, ongeacht of die overeenkomst dateert van vóór of na de huwelijkssluiting. De schenker mag bepalen dat het voordeel of de uitkering ten goede moet komen aan de kinderen uit het huwelijk (artikel 1791 van het burgerlijk wetboek).
De gevolgen van de echtscheiding gaan in op het moment dat de desbetreffende beslissing kracht van gewijsde krijgt. Wat het vermogensregime tussen de echtgenoten betreft, gelden die gevolgen echter met terugwerkende kracht tot de datum waarop de procedure werd ingeleid (artikel 1789, lid 1, van het burgerlijk wetboek).
Indien er in de loop van de procedure wordt vastgesteld dat de echtgenoten feitelijk gescheiden zijn, kan er worden gevraagd dat de gevolgen van de echtscheiding zouden gelden met terugwerkende kracht tot de datum waarop de feitelijke scheiding aanving, zoals vastgesteld in de uitspraak (artikel 1789, lid 2, van het burgerlijk wetboek).
Het gerecht kan de gezinswoning op verzoek van (een van) de echtgenoten aan een van hen verhuren, ongeacht of deze woning gemeenschappelijk bezit is, of eigendom is van de andere echtgeno(o)t(e), waarbij met name rekening moet worden gehouden met de behoeften van beide echtgenoten en de belangen van de kinderen uit het huwelijk. Voor deze verhuur gelden de regels voor het verhuren van woonruimte, maar het gerecht mag de voorwaarden van de overeenkomst bepalen, na beide echtgenoten te hebben gehoord, en mag op verzoek van verhuurder de verhuur beëindigen wanneer omstandigheden die zich later voordoen zulks rechtvaardigen. De desbetreffende regelingen, ongeacht of deze op basis van bekrachtiging van de overeenkomst tussen de echtgenoten of bij gerechtelijke beslissing zijn vastgesteld, kunnen worden aangepast conform de algemene voorwaarden van vrijwillige rechtspraak (artikel 1793 van het burgerlijk wetboek).
In het geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed, ongeldig- of nietigverklaring van het huwelijk, geldt voor de regelingen betreffende de kinderen, de te betalen onderhoudsbijdragen en de betaalmethoden voor de onderhoudsbijdragen een overeenkomst tussen de ouders, indien deze is bekrachtigd door het gerecht (of de ambtenaar van de burgerlijke stand in procedures tot scheiding van tafel en bed en tot echtscheiding met wederzijdse instemming) (artikel 1905, lid 1, en artikel 1776 bis van het burgerlijk wetboek).
De procedure voor de regeling van de ouderlijke verantwoordelijkheid bij de burgerlijke stand is vastgesteld in de artikelen 274 bis, 274 ter en 274 quater van het wetboek betreffende de burgerlijke stand.
Bij gebreke van een dergelijke overeenkomst neemt het gerecht een beslissing die aansluit bij de belangen van de minderjarige, waaronder het onderhouden van een nauwe band met beide ouders, het stimuleren en goedkeuren van schikkingen of het nemen van beslissingen die voldoende mogelijkheden tot contact voor beide ouders en het delen van de verantwoordelijkheid tussen beide ouders aanmoedigen. Het gezag over het kind kan worden toegewezen aan een van beide ouders, een derde of een heropvoedings- of zorginstelling (artikel 1906, lid 8, van het burgerlijk wetboek).
Zie voor verdere informatie het informatieblad over “Ouderlijke verantwoordelijkheid: gezag en omgangsrecht”.
Elke echtgeno(o)t(e) moet na een echtscheiding voorzien in het eigen levensonderhoud. Elke echtgeno(o)t(e) heeft recht op een onderhoudsbijdrage, ongeacht het type echtscheiding. Om kennelijke redenen van billijkheid, kan het recht op een onderhoudsbijdrage worden geweigerd (artikel 2016, leden 1, 2 en 3, van het burgerlijk wetboek).
Bij het vaststellen van het bedrag aan levensonderhoud moet het gerecht rekening houden met de duur van het huwelijk, de bijdrage die is geleverd aan de financiën van het gezin, de leeftijd en gezondheid van de echtgenoten, hun beroepskwalificaties en arbeidsmogelijkheden, de tijd die ze wellicht zullen besteden aan de opvoeding van de gezamenlijke kinderen, hun inkomsten en middelen en, in het algemeen, alle omstandigheden die van invloed zijn op de behoeften van de echtgeno(o)t(e) die de bijdrage in het levensonderhoud ontvangt en de mogelijkheden van de echtgeno(o)t(e) die deze betaalt (artikel 2016 bis, lid 1, van het burgerlijk wetboek).
Het gerecht moet de onderhoudsverplichtingen met betrekking tot een kind van de onderhoudsplichtige echtgeno(o)t(e) laten voorgaan op de verplichting aan de voormalige echtgeno(o)t(e) als gevolg van de echtscheiding (artikel 2016 bis, lid 2, van het burgerlijk wetboek).
De eisende echtgeno(o)t(e) heeft niet het recht te verlangen dat de levensstandaard van tijdens het huwelijk in stand wordt gehouden (artikel 2016 bis, lid 3, van het burgerlijk wetboek).
Zie voor verdere informatie het informatieblad over “Alimentatie”.
Door scheiding van tafel en bed wordt het huwelijk niet ontbonden, maar vervallen de plichten tot samenwonen en ondersteuning, onder voorbehoud echter van het recht op onderhoudsbijdragen. Wat het vermogensregime betreft, heeft de scheiding van tafel en bed dezelfde gevolgen als de ontbinding van het huwelijk (artikel 1795 bis van het burgerlijk wetboek).
Scheiding van tafel en bed eindigt met de verzoening tussen de echtgenoten of met de ontbinding van het huwelijk (artikel 1795 ter van het burgerlijk wetboek).
De gronden voor de scheiding van tafel en bed, zonder instemming van de andere echtgeno(o)t(e) of met wederzijdse instemming, zijn mutatis mutandis dezelfde als die bij een echtscheiding (artikel 1794 van het burgerlijk wetboek).
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 vervalt door de scheiding van tafel en bed de plicht tot samenwonen en ondersteuning, onverminderd echter het recht op onderhoudsbijdragen. Wat het vermogensregime betreft, heeft de scheiding van tafel en bed dezelfde gevolgen als de ontbinding van het huwelijk (artikel 1795 bis van het burgerlijk wetboek).
De bepalingen over echtscheiding zijn mutatis mutandis van toepassing op de scheiding van tafel en bed (artikel 1794 van het burgerlijk wetboek).
Scheiding van tafel en bed kan in een echtscheiding worden omgezet, maar dit is geen voorwaarde voor echtscheiding en het is ook geen verplichte fase in een echtscheidingsprocedure. Als de echtgenoten zich niet verzoenen binnen één jaar na het in kracht van gewijsde gaan van de beslissing waarin de scheiding van tafel en bed is uitgesproken (zonder instemming van de andere echtgeno(o)t(e) of met wederzijdse instemming), kan elk van de echtgenoten verzoeken dat de scheiding van tafel en bed wordt omgezet in een echtscheiding. Indien beide echtgenoten dit verzoekschrift samen indienen, hoeft de voornoemde termijn niet te zijn verstreken en wordt er onmiddellijk uitspraak gedaan (artikel 1795 quinquies, leden 1 en 2, van het burgerlijk wetboek).
Indien een van beide echtgenoten het verzoek tot omzetting heeft gedaan, wordt de andere hiervan persoonlijk of via de betrokken wettelijke vertegenwoordiger op de hoogte gesteld en gewezen op de mogelijkheid om binnen een termijn van 15 dagen verzet aan te tekenen - waarbij verzoening tussen de echtgenoten de enige toegestane verzetsgrond is (artikel 993, leden 3 en 4, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). Na overlegging van het bewijsmateriaal doet de rechter binnen 15 dagen uitspraak over het verzet (artikel 986, lid 3, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
De omzetting van de scheiding van tafel en bed in een echtscheiding kan ook worden aangevraagd bij een bureau van de burgerlijke stand (Conservatória do Registo Civil) (artikel 5, lid 1, punt e), en artikel 6 van wetsbesluit nr. 272/2001 van 13 oktober 2001 - Procedures die onder de bevoegdheid van het openbaar ministerie en de burgerlijke stand vallen). Het verzoek moet, vergezeld van de feitelijke en wettelijke motivering, worden ingediend bij het bureau van de burgerlijke stand en daarbij moet worden aangegeven welke bewijzen er zijn en moet er schriftelijk bewijs worden bijgevoegd (artikel 7, lid 1, van wetsbesluit nr. 272/2001 van 13 oktober 2001 - Procedures die onder de bevoegdheid van het openbaar ministerie en de burgerlijke stand vallen).
De verweerder wordt opgeroepen om binnen 15 dagen eventueel verzet aan te tekenen, bewijs te leveren en schriftelijk bewijs bij te voegen (artikel 7, lid 2, van wetsbesluit nr. 272/2001 van 13 oktober 2001 - Procedures die onder de bevoegdheid van het openbaar ministerie en de burgerlijke stand vallen).
Als er geen verzet wordt aangetekend en de door de verzoeker aangegeven feiten als vaststaand worden beschouwd, willigt de ambtenaar van de burgerlijke stand, na te hebben gecontroleerd of aan de wettelijke eisen is voldaan, het verzoek in (artikel 7, lid 3, van wetsbesluit nr. 272/2001 van 13 oktober 2001 - Procedures die onder de bevoegdheid van het openbaar ministerie en de burgerlijke stand vallen).
Indien de verweerder verzet aantekent, organiseert de ambtenaar van de burgerlijke stand een poging tot verzoening, die binnen 15 dagen moet plaatsvinden, en kan hij of zij rechtshandelingen gelasten alsmede de overlegging van bewijs dat nodig is om te controleren of voldaan is aan de wettelijke eisen (artikel 7, leden 4 en 5, van wetsbesluit nr. 272/2001 van 13 oktober 2001 - Procedures die onder de bevoegdheid van het openbaar ministerie en de burgerlijke stand vallen).
Indien de verweerder verzet heeft aangetekend en het onmogelijk blijkt om tot een overeenkomst te komen, worden de partijen erop gewezen dat ze mogen pleiten en wordt hun gevraagd om binnen acht dagen nieuw bewijs aan te voeren. De zaak wordt vervolgens naar het gerecht van eerste aanleg verwezen dat bevoegd is voor de zaak binnen het gebied waar het bureau van de burgerlijke stand is gevestigd (artikel 8 van wetsbesluit nr. 272/2001 van 13 oktober 2001 - Procedures die onder de bevoegdheid van het openbaar ministerie en de burgerlijke stand vallen).
Zodra de zaak naar het gerecht is verwezen, gelast de rechter het leveren van bewijs en stelt hij of zij een datum voor de terechtzitting vast (artikel 9 van wetsbesluit nr. 272/2001 van 13 oktober 2001 - Procedures die onder de bevoegdheid van het openbaar ministerie en de burgerlijke stand vallen).
“Nietigverklaring van het huwelijk” betekent het beëindigen van de rechtsgevolgen van het huwelijk vanwege het feit dat het huwelijk een ernstig gebrek vertoont.
Een huwelijk dat onder de een van volgende omstandigheden is aangegaan, kan worden nietig verklaard (artikel 1631 van het burgerlijk wetboek):
De volgende beletsels maken een huwelijk absoluut ongeldig en maken een huwelijk tussen de betrokken persoon en een andere persoon onmogelijk (artikel 1601 van het burgerlijk wetboek):
De volgende beletsels maken een huwelijk relatief ongeldig en maken een huwelijk tussen de betrokken personen onmogelijk (artikel 1602 van het burgerlijk wetboek):
Het huwelijk kan nietig worden verklaard vanwege het ontbreken van instemming (artikel 1635 van het burgerlijk wetboek):
Het gebrek dat de instemming ongeldig maakt, is alleen relevant in het kader van nietigverklaring wanneer het is gebaseerd op essentiële persoonlijke kenmerken van de andere echtgeno(o)t(e) en verschoonbaar is, en wanneer er wordt bewezen dat het huwelijk anders redelijkerwijs niet zou zijn gesloten (artikel 1636 van het burgerlijk wetboek).
Huwelijken die onder morele dwang zijn gesloten, kunnen nietig worden verklaard indien een van de partijen in ernstige mate en op onwettige wijze werd bedreigd en de vrees dat het dreigement ten uitvoer zal worden gebracht, gerechtvaardigd is (artikel 1638, lid 1, van het burgerlijk wetboek).
Indien iemand willens en wetens en op onwettige wijze een verklaring van instemming afdwingt van de andere partij met de belofte deze andere partij te vrijwaren of te bevrijden van onvoorzienbaar letsel of van letsel dat door anderen wordt toegediend, wordt dit als gelijkwaardig aan onwettige bedreiging beschouwd (artikel 1638, lid 2, van het burgerlijk wetboek).
De verklaring van instemming, tijdens de huwelijkssluiting, schept niet alleen het vermoeden dat de echtgenoten in het huwelijk willen treden, maar ook dat hun instemming niet ongeldig is vanwege een dwaling of dwang (artikel 1634 van het burgerlijk wetboek).
De nietigverklaring van een burgerlijk huwelijk dat door beide echtgenoten te goeder trouw is aangegaan, is geldig jegens deze partijen en derden zodra de desbetreffende beslissing kracht van gewijsde krijgt (artikel 1647, lid 1, van het burgerlijk wetboek).
Indien slechts een van beide echtgenoten te goeder trouw in het huwelijk is getreden, kan alleen die echtgeno(o)t(e) zich beroepen op de voordelen van de huwelijkse status en deze aanvoeren als verweer tegen andere partijen, mits deze voordelen eenvoudigweg een afspiegeling zijn van de relatie tussen de echtgenoten (artikel 1647, lid 2, van het burgerlijk wetboek).
De echtgeno(o)t(e) die in het huwelijk is getreden en niet op de hoogte was noch had kunnen zijn van het gebrek dat tot ongeldigheid of nietigverklaring leidt, of die onder fysieke of morele dwang heeft verklaard met het huwelijk in te stemmen, wordt geacht het huwelijk te goeder trouw te hebben gesloten (artikel 1648, lid 1, van het burgerlijk wetboek).
Alleen staatsgerechten zijn bevoegd om zich juridisch uit te spreken over de goede trouw. Er wordt vermoed dat de echtgenoten te goeder trouw zijn (artikel 1648, leden 2 en 3, van het burgerlijk wetboek).
Zodra het huwelijk ongeldig of nietig is verklaard, behoudt de echtgeno(o)t(e) die te goeder trouw was het recht op een onderhoudsbijdrage nadat de betrokken beslissing kracht van gewijsde krijgt of de beslissing is geregistreerd (artikel 2017 van het burgerlijk wetboek).
Alvorens de echtscheidingsprocedure te starten, moet het bureau van de burgerlijke stand of het gerecht de echtgenoten op de hoogte stellen van het bestaan en de doelstellingen van gezinsbemiddeling (artikel 1774 van het burgerlijk wetboek en artikel 14, lid 3, van wetsbesluit nr. 272/2001 van 13 oktober 2001 - Procedures die onder de bevoegdheid van het openbaar ministerie en de burgerlijke stand vallen).
Gezinsbemiddeling is een buitengerechtelijke methode om conflicten op te lossen die zich binnen gezinsrelaties voordoen. Hierbij trachten de partijen, door persoonlijke en directe betrokkenheid en geholpen door de bemiddelaar, tot een akkoord te komen.
Met behulp van dit alternatieve middel voor geschillenbeslechting kunnen conflicten worden opgelost met betrekking tot de vaststelling, de herziening en de niet-naleving van de regelingen inzake de uitoefening van ouderlijke verantwoordelijkheid, echtscheiding en scheiding van tafel en bed, omzetting van scheiding van tafel en bed in echtscheiding, verzoening van gescheiden echtgenoten, toewijzing en aanpassing van een voorlopige of definitieve onderhoudsbijdrage, toewijzing van de gezinswoning, ontzegging van het recht om de achternaam van de andere echtgeno(o)t(e) te gebruiken en toestemming voor het gebruik van de achternaam van de voormalige echtgeno(o)t(e) (artikel 4 van wetgevingsbesluit nr. 13/2018 van 9 november 2018 houdende regeling van de werkzaamheden in het kader van het bij besluit nr. 18 778/2007 van 22 augustus 2007 ingevoerde stelsel voor gezinsbemiddeling en houdende goedkeuring van het reglement inzake de procedures voor de selectie van bemiddelaars voor het verlenen van bemiddelingsdiensten binnen het stelsel voor gezinsbemiddeling).
De gezinsbemiddelaar is een door het ministerie van Justitie erkende beroepsbeoefenaar. De gezinsbemiddelaar is verantwoordelijk voor het op onafhankelijke en onpartijdige wijze houden van bijeenkomsten om de partijen te helpen gezamenlijk tot een akkoord te komen (artikel 7 van wetgevingsbesluit nr. 13/2018 van 9 november 2018 houdende regeling van de werkzaamheden in het kader van het bij besluit nr. 18 778/2007 van 22 augustus 2007 ingevoerde stelsel voor gezinsbemiddeling en houdende goedkeuring van het reglement inzake de procedures voor de selectie van bemiddelaars voor het verlenen van bemiddelingsdiensten binnen het stelsel voor gezinsbemiddeling).
Een verzoek tot echtscheiding met wederzijdse instemming kan worden ingediend bij het bureau van de burgerlijke stand, met uitzondering van situaties die voortvloeien uit een overeenkomst in het kader van een echtscheidingsprocedure zonder wederzijdse instemming (artikel 1779 van het burgerlijk wetboek) en op voorwaarde dat het verzoekschrift tot echtscheiding met wederzijdse instemming vergezeld gaat van een gedetailleerde opgave van de gemeenschappelijke bezittingen van het echtpaar, een overeenkomst over wat te doen met de gezinswoning, een overeenkomst over het betalen van een onderhoudsbijdrage aan de behoeftige echtgeno(o)t(e) en een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de gerechtelijke beslissing over de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid of een overeenkomst over de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid met betrekking tot minderjarige kinderen, indien hierover niet eerder een gerechtelijke beslissing is genomen (artikel 272, lid 1, van het wetboek betreffende de burgerlijke stand).
Scheiding van tafel en bed en echtscheiding met wederzijdse instemming
Voor scheiding van tafel en bed en echtscheiding met wederzijdse instemming dienen beide echtgenoten met wederzijds goedvinden een verzoekschrift in bij het bureau van de burgerlijke stand. Het verzoekschrift moet vergezeld gaan van de volgende documenten (artikel 272, lid 1, van het wetboek betreffende de burgerlijke stand):
Tenzij anders is aangegeven in de overgelegde documenten, wordt ervan uitgegaan dat de overeenkomsten zowel geldig zijn voor de periode van de procedure als voor de daaropvolgende periode (artikel 272, lid 4, van het wetboek betreffende de burgerlijke stand).
Een procedure tot scheiding van tafel en bed of tot echtscheiding met wederzijdse instemming wordt ingeleid door indiening van een door de echtgenoten of hun wettelijke vertegenwoordigers ondertekend verzoekschrift bij het bureau van de burgerlijke stand. Het verzoekschrift gaat vergezeld van de bovengenoemde documenten en van een uittreksel uit de huwelijksakte (artikel 14, leden 1 en 2, van wetsbesluit nr. 272/2001 van 13 oktober 2001 - Procedures die onder de bevoegdheid van het openbaar ministerie en de burgerlijke stand vallen).
Na het verzoekschrift te hebben ontvangen, nodigt de ambtenaar van de burgerlijke stand de echtgenoten uit voor een bijeenkomst waarop wordt nagegaan of aan de wettelijke eisen is voldaan (artikel 1776, lid 1, van het burgerlijk wetboek). Tijdens deze bijeenkomst worden de echtgenoten gewezen op het bestaan van diensten voor gezinsbemiddeling; indien de echtgenoten bij hun voornemen tot echtscheiding blijven, worden de overeenkomsten onderzocht en worden de echtgenoten uitgenodigd deze aan te passen als ze de belangen van één van hen of van de kinderen niet naar behoren beschermen. Het is mogelijk dat er in dit kader rechtshandelingen worden verricht en bewijs wordt vergaard. Indien aan de wettelijke eisen is voldaan en de hierboven genoemde procedures zijn gevolgd, wijst de ambtenaar van de burgerlijke stand het verzoek toe (artikel 14, lid 3, van wetsbesluit nr. 272/2001 van 13 oktober 2001 - Procedures die onder de bevoegdheid van het openbaar ministerie en de burgerlijke stand vallen).
Indien een overeenkomst wordt overgelegd over de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid over minderjarige kinderen, wordt de procedure doorverwezen naar het openbaar ministerie bij het gerecht van eerste aanleg met bevoegdheid in de zaak binnen het arrondissement waar het betrokken bureau van de burgerlijke stand is gevestigd. Het openbaar ministerie mag zich dan binnen 30 dagen uitspreken over de overeenkomst (artikel 14, lid 4, van wetsbesluit nr. 272/2001 van 13 oktober 2001 - Procedures die onder de bevoegdheid van het openbaar ministerie en de burgerlijke stand vallen).
Indien het openbaar ministerie van mening is dat de overeenkomst de belangen van de minderjarigen niet naar behoren beschermt, kunnen de verzoekers de overeenkomst in de gewenste zin wijzigen of een nieuwe overeenkomst overleggen. In het laatste geval wordt de overeenkomst opnieuw voorgelegd aan het openbaar ministerie. Indien dit van mening is dat de overeenkomst de belangen van de minderjarigen naar behoren beschermt of indien de echtgenoten de overeenkomst conform de aanwijzingen van het openbaar ministerie hebben aangepast, wordt de echtscheiding uitgesproken (artikel 14, leden 5 en 6, van wetsbesluit nr. 272/2001 van 13 oktober 2001 - Procedures die onder de bevoegdheid van het openbaar ministerie en de burgerlijke stand vallen).
Wanneer de verzoekers niet instemmen met de door het openbaar ministerie voorgestelde wijzigingen en nog steeds voornemens zijn te gaan scheiden en/of de overgelegde overeenkomsten de belangen van een van de echtgenoten onvoldoende beschermen, wordt er geen goedkeuring verleend en wordt de echtscheidingsprocedure doorverwezen naar het gerecht in het district waar het bureau van de burgerlijke stand gevestigd is (artikel 14, lid 7, van wetsbesluit nr. 272/2001 van 13 oktober 2001 - Procedures die onder de bevoegdheid van het openbaar ministerie en de burgerlijke stand vallen en artikel 1778 van het burgerlijk wetboek).
Na ontvangst van het dossier onderzoekt de rechter de overeenkomsten die de echtgenoten hebben overgelegd en nodigt hij of zij ze uit om deze aan te passen indien ze hun belangen of die van hun kinderen niet beschermen (artikel 1778 bis, lid 2, van het burgerlijk wetboek).
De rechter bepaalt vervolgens de gevolgen van de echtscheiding wat betreft de punten die de echtgenoten niet hebben aangepast of indien een overeenkomst de belangen van een van de echtgenoten onvoldoende beschermt; in dit verband kan de rechter, vanuit dit oogpunt en met het oog op het onderzoek van de voorgestelde overeenkomsten, de tenuitvoerlegging van handelingen en het overleggen van het vereiste bewijs gelasten (artikel 1778 bis, leden 3 en 4, van het burgerlijk wetboek).
Bij het vaststellen van de gevolgen van echtscheiding moet de rechter niet alleen een overeenkomst tussen de echtgenoten trachten te bewerkstelligen, maar moet hij of zij, in voorkomend geval, ook rekening houden met een dergelijke overeenkomst (artikel 1778 bis, lid 6, van het burgerlijk wetboek).
De echtscheiding met wederzijdse instemming wordt vervolgens uitgesproken en in het desbetreffende register geregistreerd (artikel 1778 bis, lid 5, van het burgerlijk wetboek).
De echtscheiding met wederzijdse instemming wordt vervolgens uitgesproken en in het desbetreffende register geregistreerd. Verzoeken tot scheiding van tafel en bed of tot echtscheiding met wederzijdse instemming worden aan het gerecht voorgelegd indien de partijen er niet een van de bovenbedoelde overeenkomsten aan hebben gehecht (artikel 1778 bis, lid 1, van het burgerlijk wetboek).
In dit geval wordt het verzoekschrift tot echtscheiding bij het gerecht ingediend. Na ontvangst van het verzoekschrift onderzoekt de rechter de overeenkomsten die de echtgenoten hebben overgelegd en nodigt hij of zij ze uit om deze aan te passen indien een overeenkomst hun belangen of die van hun kinderen niet beschermt. De rechter bepaalt de gevolgen van de echtscheiding met betrekking tot de punten waarover de echtgenoten geen overeenstemming hebben bereikt en de rechter kan, vanuit dit oogpunt en met het oog op het onderzoek van de voorgestelde overeenkomsten, de tenuitvoerlegging van handelingen en het overleggen van het vereiste bewijs gelasten. Bij het vaststellen van de gevolgen van echtscheiding moet de rechter niet alleen een overeenkomst tussen de echtgenoten trachten te bewerkstelligen, maar moet hij of zij, in voorkomend geval, ook rekening houden met een dergelijke overeenkomst. De echtscheiding met wederzijdse instemming wordt vervolgens uitgesproken en in het desbetreffende register geregistreerd (artikel 1778 bis, leden 2, 3, 4, 5 en 6, van het burgerlijk wetboek).
Scheiding van tafel en bed of echtscheiding zonder instemming van de andere echtgeno(o)t(e)
Verzoekschriften voor een scheiding van tafel en bed of een echtscheiding zonder instemming van de andere echtgeno(o)t(e) worden voorgelegd aan de rechtbank voor familie- en jeugdzaken (Juízo de Família e Menores) of, bij gebrek daaraan, aan de lokale burgerlijke rechtbank (Juízo Local Cível) of de lokale rechtbank met algemene bevoegdheid (Juízo de Competência Genérica) die relatief bevoegd is (artikel 122, lid 1, punt c), van de wet op de rechterlijke organisatie). De relatieve bevoegdheid wordt bepaald aan de hand van de woon- of verblijfplaats van de verzoeker (de persoon die de procedure inleidt) (artikel 72 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
De bepalingen over echtscheiding zijn mutatis mutandis van toepassing op de scheiding van tafel en bed (artikel 1794 van het burgerlijk wetboek).
Scheiding van tafel en bed eindigt met de verzoening tussen de echtgenoten of met de ontbinding van het huwelijk (artikel 1795 ter van het burgerlijk wetboek).
Elk van de echtgenoten mag, zonder instemming van de andere echtgeno(o)t(e), een echtscheidingsverzoek indienen op grond van feitelijke scheiding van tafel en bed gedurende één ononderbroken jaar, een verandering in de geestelijke vermogens van de andere echtgeno(o)t(e) die al meer dan één jaar duurt en die, vanwege de ernst ervan, de mogelijkheid van een gezamenlijk leven aantast, het afwezig zijn, zonder teken van leven, van de andere echtgeno(o)t(e) gedurende minstens één jaar, en andere feiten die, ongeacht de schuldvraag, aantonen dat het huwelijk duurzaam ontwricht is (artikel 1781 van het burgerlijk wetboek).
De benadeelde echtgeno(o)t(e) heeft het recht om, krachtens de algemene voorwaarden inzake civiele aansprakelijkheid, bij de gewone rechters schadeloosstelling te vorderen voor de door de andere echtgeno(o)t(e) veroorzaakte schade (artikel 1792, lid 1, van het burgerlijk wetboek).
De echtgeno(o)t(e) die een echtscheidingsverzoek heeft ingediend vanwege een verandering in de geestelijke vermogens van de andere echtgeno(o)t(e) moet die echtgeno(o)t(e) schadeloos stellen voor de immateriële schade die door de ontbinding van het huwelijk is veroorzaakt; het verzoekschrift daartoe moet tijdens de echtscheidingsprocedure zelf worden ingediend (artikel 1792, lid 2, van het burgerlijk wetboek).
Echtscheiding vanwege een verandering in de geestelijke vermogens van de andere echtgeno(o)t(e) die al meer dan één jaar duurt en die, vanwege de ernst ervan, de mogelijkheid van een gezamenlijk leven aantast, of echtscheiding vanwege het afwezig zijn, zonder teken van leven, van de andere echtgeno(o)t(e) gedurende minstens één jaar kan alleen worden aangevraagd door de echtgeno(o)t(e) die zich beroept op de verandering in de geestelijke vermogens of de afwezigheid van de andere echtgeno(o)t(e) (artikel 1785, lid 1, van het burgerlijk wetboek).
Indien de echtgeno(o)t(e) die een verzoekschrift tot echtscheiding kan indienen een begeleide meerderjarige is, kan de procedure worden ingeleid door die echtgeno(o)t(e) of, indien vertegenwoordigingsbevoegdheid is verleend, door zijn of haar begeleid(st)er, na verkrijging van een rechterlijke machtiging; indien de begeleid(st)er de andere echtgeno(o)t(e) is, kan de procedure namens de houd(st)er van het recht om een procedure in te leiden worden ingeleid door een familielid in de rechte lijn of tot de derde graad van de zijlijn of door het openbaar ministerie (artikel 1785, lid 2, van het burgerlijk wetboek).
Het recht op echtscheiding wordt niet overgedragen door overlijden, maar de erfgenamen van de partner die het verzoek heeft ingediend, kunnen de procedure in het kader van de nalatenschap voortzetten indien de verzoeker tijdens de procedure overlijdt; de procedure kan ook met dezelfde gevolgen worden voortgezet tegen de erfgenamen van de verweerder (artikel 1785, lid 3, van het burgerlijk wetboek).
Zodra het verzoekschrift is overgelegd, stelt de rechter, indien de procedure kan worden voortgezet, een tijdstip vast voor een poging tot verzoening en wordt zowel de verzoeker als de verweerder opgeroepen om in persoon te verschijnen (artikel 931, lid 1, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Indien deze poging tot verzoening mislukt, tracht het gerecht de echtgenoten tot overeenstemming te laten komen over echtscheiding met wederzijdse instemming; indien een dergelijke overeenkomst tot stand komt of indien de echtgenoten op enig moment tijdens de procedure hebben gekozen voor echtscheiding met wederzijdse instemming, volgt de procedure dienovereenkomstig het verloop van die vorm van echtscheiding (artikel 1779, lid 2, van het burgerlijk wetboek).
Indien de rechter er niet in slaagt tussen de echtgenoten een akkoord tot stand te brengen over echtscheiding of scheiding van tafel en bed met wederzijdse instemming, tracht hij of zij tussen de echtgenoten een overeenkomst te bewerkstelligen over de onderhoudsbijdrage en de regeling van de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid. In voorkomend geval probeert de rechter ook een overeenkomst tussen de echtgenoten tot stand te brengen over het gebruik van de gezinswoning gedurende de periode dat de procedure aanhangig is (artikel 931, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
In een poging tot verzoening, of op enig ander moment tijdens de procedure, kunnen de partijen beslissen tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed met wederzijdse instemming, mits aan de vereiste voorwaarden is voldaan (artikel 931, lid 3, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Indien de instemming van één partij ontbreekt of verzoening onmogelijk blijkt, beveelt de rechter de verweerder om binnen 30 dagen een verweerschrift in te dienen; op het moment van kennisgeving hiervan wordt er een duplicaat van het inleidende verzoekschrift aan de verweerder betekend (artikel 931, lid 5, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Indien de verblijfplaats van de verweerder onbekend is en, conform het procesrecht, alles in het werk is gesteld om de verweerder te vinden en dit alles geen resultaat heeft opgeleverd, is de dag die is aangewezen voor de verzoening ongeldig en wordt de verweerder door middel van een openbare kennisgeving opgeroepen om verweer in te stellen (artikel 931, lid 6, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Nadat de termijn voor het instellen van verweer is verstreken, verloopt de procedure conform de voorwaarden voor reguliere procedures. Tijdens die procedure wordt het voorwerp van het geschil bepaald en worden de bewijselementen uiteengezet. De definitieve behandeling vindt tijdens deze procedure plaats, samen met het aanvoeren van bewijs. Na afsluiting van de definitieve behandeling wordt de zaak beëindigd en geeft de rechter binnen 30 dagen een beslissing (artikel 932 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Een verzoek tot scheiding van tafel en bed is via een tegeneis mogelijk, zelfs als de verzoeker een echtscheidingsverzoek heeft ingediend; indien de verzoeker een verzoek heeft gedaan tot scheiding van tafel en bed, mag de verweerder als tegeneis ook een echtscheidingsverzoek indienen. In deze gevallen wordt de echtscheiding uitgesproken indien het verzoekschrift en de tegeneis worden toegewezen (artikel 1795 van het burgerlijk wetboek).
Nietigverklaring van een huwelijk
Personen kunnen zich, zowel gerechtelijk als buitengerechtelijk, pas op de nietigverklaring van een huwelijk beroepen zodra deze is bekrachtigd door een beslissing in een specifiek voor dit doel ingeleide procedure (artikel 1632 van het burgerlijk wetboek).
Deze procedure wordt ingeleid bij de rechtbank voor familie- en jeugdzaken door een inleidend verzoekschrift in te dienen dat, in de vorm van pleitnota’s, de identiteit van de partijen aangeeft, de relevante feiten beschrijft en eindigt met een vordering (artikel 122, lid 1, punt d), van de wet op de rechterlijke organisatie).
Het wettelijke recht om een dergelijke procedure in te leiden, varieert afhankelijk van de gronden van de vordering (zie het antwoord op vraag 8).
De echtgenoten of familieleden in de rechte lijn of tot en met de vierde graad in de zijlijn, de erfgenamen en adoptieouders van de echtgenoten en het openbaar ministerie hebben het wettelijke recht een procedure tot nietigverklaring op basis van een beletsel dat de geldigheid van het huwelijk aantast, in te leiden of voort te zetten. Bovendien mag de voogd of curator in het geval van minderjarigheid, onmogelijkheid of onbekwaamheid vanwege een geestelijke stoornis, en de eerste echtgeno(o)t(e) van de dader in het geval van bigamie, ook een procedure inleiden of voortzetten (artikel 1639 van het burgerlijk wetboek).
Een verzoek tot nietigverklaring wegens simulatie kan worden ingediend door de echtgenoten zelf of door personen die nadeel ondervinden van het huwelijk. In andere gevallen waarin instemming ontbreekt, kan een procedure tot nietigverklaring alleen worden ingeleid door de echtgeno(o)t(e) van wie de instemming ontbreekt. De bloed- en aanverwanten in de rechte lijn, de erfgenamen of adoptieouders mogen de procedure echter voortzetten indien de verzoeker tijdens de procedure komt te overlijden (artikel 1640 van het burgerlijk wetboek).
Een procedure tot nietigverklaring op basis van gebrekkige instemming kan alleen worden ingeleid door de echtgeno(o)t(e) die het slachtoffer van de dwaling of de dwang was, maar bloed- en aanverwanten in de rechte lijn en erfgenamen of adoptieouders mogen de procedure voortzetten indien de verzoeker tijdens de procedure komt te overlijden (artikel 1641 van het burgerlijk wetboek).
Een procedure tot nietigverklaring wegens gebrek aan getuigen mag alleen door het openbaar ministerie worden ingeleid (artikel 1642 van het burgerlijk wetboek)
Een procedure tot nietigverklaring op basis van een beletsel dat de geldigheid van het huwelijk aantast, moet worden ingeleid:
Het openbaar ministerie kan de procedure alleen inleiden vóór de ontbinding van het huwelijk (artikel 1643, lid 2, van het burgerlijk wetboek).
Een procedure tot nietigverklaring op basis van het bestaan van een eerder, niet-ontbonden huwelijk mag niet worden ingeleid of voortgezet als er een procedure aanhangig is om het eerste huwelijk van een bigamist ongeldig of nietig te laten verklaren (artikel 1643, lid 3, van het burgerlijk wetboek).
Een procedure tot nietigverklaring wegens het ontbreken van de instemming van een partij of van beide partijen kan slechts worden ingeleid binnen drie jaar na de huwelijkssluiting of, indien de verzoeker hiervan niet op de hoogte was, binnen zes maanden nadat hij of zij ervan op de hoogte raakte (artikel 1644 van het burgerlijk wetboek).
Een procedure tot nietigverklaring op basis van gebreken met betrekking tot de instemming verjaart indien deze niet binnen zes maanden na het wegvallen van het gebrek wordt ingeleid (artikel 1645 van het burgerlijk wetboek).
Een procedure tot nietigverklaring wegens het ontbreken van getuigen kan slechts worden ingeleid binnen één jaar na de huwelijkssluiting (artikel 1646 van het burgerlijk wetboek).
Het inleidende verzoekschrift moet vergezeld gaan van de huwelijksakte en eventueel (indien het verzoekschrift op een leeftijdskwestie is gebaseerd) de geboorteakte van de betrokken partij.
Nadat de termijn voor het instellen van verweer is verstreken, verloopt de procedure conform de voorwaarden voor reguliere procedures, zoals hierboven is beschreven.
Indien een van de volgende gebeurtenissen zich voordoet voordat de beslissing tot nietigverklaring kracht van gewijsde krijgt, wordt de nietigverklaring geacht te zijn opgeheven en wordt het huwelijk als geldig beschouwd vanaf het moment dat het gesloten is:
Ja, het programma voor rechtsbijstand is bij alle gerechten van toepassing, ongeacht de vorm van de procedure (wet nr. 34/2004 van 29 juli 2004 — Toegang tot het recht en de rechtbanken).
Zie voor verdere informatie het informatieblad over “Rechtsbijstand”.
Ja. In dergelijke procedures kan er altijd beroep worden ingesteld (artikel 629 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Indien de betrokken beslissing is gegeven in een lidstaat van de Europese Unie (niet zijnde Denemarken - zie overweging 31 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003), wordt deze in de andere lidstaten erkend overeenkomstig die verordening.
Indien de beslissing in Denemarken is gegeven, wordt de bijzondere procedure voor het toetsen van buitenlandse beslissingen toegepast (artikel 978 e.v. van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Het gerecht dat bevoegd is voor de toetsing en de bevestiging van buitenlandse beslissingen is het hof van beroep van de woonplaats van de persoon tegen wie de beslissing ten uitvoer moet worden gelegd (artikel 979 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
In het kader van deze procedure wordt het document met de te toetsen beslissing, vergezeld van het inleidende verzoekschrift, ingediend en wordt de tegenpartij ervan op de hoogte gesteld dat zij binnen 15 dagen een verweerschrift kan indienen. De verzoeker kan hierop weer reageren binnen 10 dagen na de kennisgeving van indiening van het verweerschrift (artikel 981 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Nadat de partijen al hun stukken hebben uitgewisseld en alle noodzakelijk geachte handelingen hebben verricht, worden alle documenten, telkens voor 15 dagen, voorgelegd aan de partijen en het openbaar ministerie (artikel 982, lid 1, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Om de beslissing te kunnen bevestigen:
In de lidstaten van de Europese Unie, met uitzondering van Denemarken, moet, indien de betreffende partij beslist een verzoek in te dienen tot erkenning van een beslissing over echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk, het verzoekschrift worden ingediend bij de rechtbank voor familie- en jeugdzaken (artikel 122 van de wet op de rechterlijke organisatie). Welk gerecht relatief bevoegd is, wordt bepaald aan de hand van het interne recht van de lidstaat waar het verzoekschrift tot erkenning is ingediend.
Volgens de nationale conflictregels is voor echtscheiding en scheiding van tafel en bed het algemeen geldende nationale recht van de echtgenoten van toepassing. Als de echtgenoten niet dezelfde nationaliteit hebben, is het recht van hun gebruikelijke gezamenlijke verblijfplaats van toepassing; bij afwezigheid hiervan is het recht van toepassing van het land waarmee hun gezinsleven het nauwst verbonden is (artikel 52, leden 1 en 2, van het burgerlijk wetboek).
Als het toepasselijke recht tijdens het huwelijk echter verandert, kan alleen een feit dat relevant was op het moment dat dit zich voordeed een grond opleveren voor scheiding van tafel en bed of echtscheiding (artikel 55, lid 2, van het burgerlijk wetboek).
Waar kan de toepasselijke wetgeving worden geraadpleegd?
Wetboek betreffende de burgerlijke stand
Wetboek van burgerlijke rechtsvordering
Procedures die onder de bevoegdheid van het openbaar ministerie en de burgerlijke stand vallen
Wet op de rechterlijke organisatie
Toegang tot het recht en de rechtbanken
Slotopmerking
De informatie op deze pagina is algemeen van aard, niet alomvattend en niet bindend voor het contactpunt, het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, de rechtbanken of enige andere ontvanger. Raadpleging van deze informatie kan niet in de plaats komen van het raadplegen van de toepasselijke wetgeving.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Echtscheiding kan met wederzijdse instemming (via een gerechtelijke, administratieve of notariële procedure) worden verkregen. Ingeval er geen wederzijdse instemming is, kan echtscheiding door een rechter worden uitgesproken.
Overeenkomstig artikel 373 van het burgerlijk wetboek kan een echtscheiding worden verkregen in de volgende gevallen:
De echtscheiding heeft tot gevolg dat het huwelijksvermogensstelsel niet langer geldt voor de echtgenoten vanaf de datum dat een echtscheidingsverzoek is ingediend. Elke echtgenoot kan de bevoegde rechter echter verzoeken om een verklaring dat het huwelijksvermogensstelsel ophield op de datum van de feitelijke scheiding. In het geval van echtscheiding met wederzijdse instemming kan een dergelijk verzoek ook door beide echtgenoten samen worden ingediend.
Als het stelsel van het gezamenlijke vermogen niet langer van kracht is door de ontbinding van het huwelijk, blijven de ex-echtgenoten gezamenlijk eigenaar van het gezamenlijke vermogen tot hun respectieve deel is vastgesteld.
Tijdens de beëindiging van de huwelijksgemeenschap neemt elk van de echtgenoten zijn of haar eigen vermogen over; daarna wordt het gezamenlijke vermogen verdeeld en worden de schulden vereffend. Hiertoe wordt eerst het deel van het vermogen bepaald dat elk van de echtgenoten toekomt op basis van wat hij of zij heeft bijgedragen aan het verwerven van het gezamenlijke vermogen en het voldoen aan de gezamenlijke verplichtingen. Tenzij het tegendeel wordt aangetoond, wordt ervan uitgegaan dat de echtgenoten een gelijke bijdrage hebben geleverd.
Ongeacht enige onderhoudsverplichting tussen de ex-echtgenoten en schadeloosstellingsregelingen, kan de echtgeno(o)t(e) die geen schuld treft maar materieel verlies lijdt als gevolg van de ontbinding van het huwelijk, de echtgeno(o)t(e) die schuld treft, verzoeken hem of haar schadeloos te stellen. De familierechtbank beslist over dat verzoek in zijn uitspraak over de echtscheiding.
Voorts vervallen na een echtscheiding de wederzijdse erfrechten.
Zodra de echtscheiding is uitgesproken, beslist de familierechter over de betrekkingen tussen de gescheiden ouders en eventuele minderjarige kinderen. Doorgaans hebben de echtgenoten na een echtscheiding gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen. De familierechter wijst als woonplaats van het minderjarige kind de woning van de ouder aan bij wie het gewoonlijk verblijft, terwijl de ouder die gescheiden van het kind woont, recht heeft op persoonlijk contact met het kind. De rechter stelt de bijdrage van elke ouder in de kosten van de opvoeding, het onderwijs, de scholing en de beroepsopleiding van de kinderen vast.
Als de omstandigheden veranderen, kan de familierechter de regeling betreffende de rechten en verplichtingen van de gescheiden ouders ten aanzien van hun minderjarige kinderen wijzigen, indien hierom wordt verzocht door een van beide ouders of door een ander familielid, het kind, de voogdijraad, jeugdzorg/kinderbescherming of de openbare aanklager.
Met de ontbinding van het huwelijk vervalt de onderhoudsverplichting tussen de echtgenoten. De gescheiden echtgeno(o)t(e) heeft recht op alimentatie als hij of zij in financiële nood verkeert als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstaan vóór of tijdens het huwelijk of binnen een jaar na de ontbinding ervan (maar alleen als de arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door een omstandigheid die met het huwelijk te maken heeft).
Als een van de echtgenoten verzoekt om alimentatie, kan deze niet ook verzoeken om een schadeloosstelling. In het geval dat de echtscheiding wordt toegekend omdat de verwerende partij als enige schuldig is, kan de verzoekende partij schadeloosstelling ontvangen. Schadeloosstelling kan alleen worden toegekend als het huwelijk ten minste twintig jaar heeft geduurd.
Het Roemeense recht kent het begrip “scheiding van tafel en bed” niet; het kent alleen een “feitelijke scheiding” en de gerechtelijke verdeling van het vermogen. Dat er sprake is van een dergelijke situatie, moet voor de rechter worden aangetoond. Een feitelijke scheiding die ten minste twee jaar heeft geduurd, is een wettelijke grond voor echtscheiding.
Een huwelijk wordt nietig verklaard wanneer niet is voldaan aan een van de wettelijke voorwaarden die gelden voor de huwelijkssluiting. Een huwelijk kan slechts door een uitspraak van de rechter nietig worden verklaard. De nietigverklaring betreft zowel het verleden als de toekomst; het huwelijk wordt geacht niet te hebben plaatsgevonden.
Niet-inachtneming van de onderstaande wettelijke voorwaarden voor de huwelijkssluiting vormen absolute gronden voor nietigverklaring:
Relatieve gronden voor de nietigverklaring van een huwelijk zijn:
Tot er een definitieve uitspraak van de rechter is, behoudt de echtgeno(o)t(e) die te goeder trouw een ongeldig of nietig verklaard huwelijk is aangegaan, zijn of haar status als echtgeno(o)t(e) binnen een geldig huwelijk, en gelden voor de vermogensrechtelijke betrekkingen tussen de ex-echtgenoten dezelfde bepalingen als bij echtscheiding.
De ongeldigheid van het huwelijk heeft geen gevolgen voor de kinderen, die hun status als kinderen uit het huwelijk behouden. Wat betreft de rechten en plichten van de ouders en de kinderen jegens elkaar, zijn dezelfde bepalingen als in het geval van echtscheiding van toepassing.
Een rechterlijke uitspraak waarbij een huwelijk ongeldig of nietig wordt verklaard, is ook bindend tegenover derden; de bepalingen betreffende de formaliteiten van het huwelijksvermogensstelsel, het publieke karakter van het huwelijkscontract en de niet-afdwingbaarheid van het huwelijkscontract zijn van toepassing.
De ongeldigheid van het huwelijk kan niet worden ingeroepen tegen een derde als het gaat om een handeling die vóór de nietigverklaring is verricht met een van de echtgenoten, tenzij, voorafgaand aan die handeling, de door de wet bepaalde openbaarmakingsformaliteiten betreffende de ongeldigheids- of nietigverklaring zijn vervuld of de derde partij zich anderszins bewust was van de gronden voor de ongeldigheid van het huwelijk.
Bemiddeling is mogelijk voordat de gerechtelijke procedure wordt ingesteld. Tijdens de procedure zijn de rechterlijke instanties verplicht de partijen over de mogelijkheid en de voordelen van bemiddeling te informeren.
Door bemiddeling kunnen geschillen tussen echtgenoten worden opgelost betreffende de uitoefening van het ouderlijk gezag, de vaststelling van de woonplaats van de kinderen en de bijdrage van de ouders in het onderhoud van de kinderen. De bemiddelaar zorgt ervoor dat het resultaat van de bemiddeling niet in strijd is met de belangen van het kind en moedigt de ouders aan zich bovenal op de behoeften van het kind te richten en er vanuit hun ouderlijke verantwoordelijkheid voor te zorgen dat de feitelijke scheiding of de echtscheiding de opvoeding en ontwikkeling van het kind niet belemmert.
De bemiddelingsovereenkomst waarin de partijen de uitoefening van het ouderlijk gezag, de bijdrage van de ouders in het onderhoud van de kinderen en de woonplaats van de kinderen vastleggen, dient door de rechter te worden goedgekeurd, die verplicht is na te gaan of de overeenkomst de belangen van het kind dient.
Als de echtgenoten met de echtscheiding akkoord gaan en geen minderjarige kinderen hebben die tijdens of buiten het huwelijk zijn geboren of geadopteerd, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand of de notaris van de plaats waar het huwelijk werd aangegaan of van de laatste geregistreerde gezamenlijke verblijfplaats van de echtgenoten, het huwelijk ontbonden verklaren op grond van hun beider instemming en een verklaring van echtscheiding afgeven.
Wanneer er wel minderjarige kinderen zijn die tijdens of buiten het huwelijk zijn geboren of geadopteerd, kan echtscheiding op grond van de instemming van de echtgenoten door een notaris worden uitgesproken indien de echtgenoten overeenstemming hebben bereikt over wat betrekking heeft op namen, de uitoefening van het ouderlijk gezag, de vaststelling van de woonplaats van de kinderen, de omgang met de kinderen en de vaststelling van de ouderlijke bijdrage in de uitgaven voor de opvoeding, het onderwijs, de scholing en de beroepsopleiding van de kinderen.
Echtscheidingsverzoeken behoren tot de bevoegdheden van de rechterlijke instanties.
Relatief gezien berust de rechterlijke bevoegdheid bij de rechtbank van de plaats waar de echtgenoten voor het laatst gezamenlijk hebben gewoond. Als de echtgenoten niet op hetzelfde adres woonden of als geen van beide echtgenoten meer woont op de plaats waar ze voor het laatst hebben samengewoond, moet het verzoek worden ingediend bij de rechtbank die bevoegd is voor de plaats waar de verweerder woont. Als de verweerder echter geen woonplaats in Roemenië heeft en de Roemeense rechtbanken internationaal bevoegd zijn, moet het verzoek worden ingediend bij de rechtbank die bevoegd is voor de plaats waar de verzoeker woont. Als noch de verzoeker noch de verweerder in Roemenië woont, kunnen de partijen overeenkomen om het echtscheidingsverzoek in te dienen bij een rechtbank naar keuze in Roemenië. Bij gebreke van een dergelijk akkoord moet het echtscheidingsverzoek worden ingediend bij de rechtbank van sector 5 in Boekarest.
Het echtscheidingsverzoek dient, naast de opmerkingen uit de dagvaarding, de namen van de minderjarige kinderen te bevatten. Het verzoek dient vergezeld te gaan van de huwelijksakte, kopieën van de geboorteakten van de minderjarige kinderen en, voor zover van toepassing, de overeenkomst die de ouders na bemiddeling met elkaar zijn aangegaan.
Is het echtscheidingsverzoek gebaseerd op de overeenkomst tussen de partijen, dan dient het te worden ondertekend door beide echtgenoten of door een gezamenlijke gemachtigde vertegenwoordiger die daarvoor een gewaarmerkte bijzondere volmacht heeft. Als de gemachtigde vertegenwoordiger een advocaat is, dient hij of zij de handtekeningen van de echtgenoten, conform de wet, te certificeren.
Voor een rechtbank van eerste aanleg moeten de partijen persoonlijk verschijnen, tenzij een van de echtgenoten een gevangenisstraf uitzit, verhinderd is door een ernstige ziekte, een gerechtelijk verbod heeft gekregen, in het buitenland verblijft of in een andere zodanige situatie verkeert dat het hem of haar onmogelijk is persoonlijk te verschijnen; in dergelijke situaties kan de betrokken persoon door een advocaat, een gemachtigde vertegenwoordiger of, in voorkomend geval, een toezichthouder of een geregistreerde vertegenwoordiger (curator) worden vertegenwoordigd. Als op de zittingsdatum van de rechtbank van eerste aanleg de verzoeker zonder geldige reden afwezig is en slechts de verweerder verschijnt, zal het verzoek als ongegrond worden afgewezen.
De inzake echtscheiding bevoegde rechter zal, ook als daarom in het echtscheidingsverzoek niet was verzocht, een beslissing nemen over de uitoefening van het ouderlijk gezag, de bijdrage van de ouders in de opvoedings- en onderwijskosten van de kinderen, de woonplaats van de kinderen en het omgangsrecht van de ouders met de kinderen.
Een verzoek tot nietigverklaring van een huwelijk op absolute gronden kan door elke belanghebbende worden ingediend. Het verzoek tot nietigverklaring van een huwelijk heeft een persoonlijk karakter en heeft geen gevolgen voor de erfgenamen. Als het verzoek echter door een van de echtgenoten werd ingediend, kan het door elk van zijn of haar erfgenamen worden voortgezet.
Rechtsbijstand kan worden verkregen onder de voorwaarden vastgesteld in noodverordening nr. 51/2008 inzake rechtsbijstand in civiele aangelegenheden, zoals goedgekeurd, met wijzigingen en aanvullingen, middels wet nr. 193/2008, met inbegrip van de latere wijzigingen daarvan.
Rechtsbijstand kan afzonderlijk of cumulatief worden verstrekt in de vorm van bijstand door een advocaat; betaling van de kosten van de deskundige, vertaler of tolk; betaling van de kosten van de gerechtsdeurwaarder; en door vrijstelling van, korting op, gespreide betaling of uitstel van betaling van gerechtskosten.
Om voor volledige rechtsbijstand in aanmerking te komen mag het gemiddelde maandelijkse netto-inkomen per gezinslid niet meer dan 300 RON hebben bedragen in de twee maanden voorafgaand aan het indienen van het verzoek. Als het inkomen minder dan 600 RON bedraagt, wordt 50 % rechtsbijstand verleend. Rechtsbijstand kan al naar gelang de behoeften van de verzoeker ook worden verstrekt in situaties waarin de vaststaande of geraamde procedurekosten de daadwerkelijke toegang tot de rechter waarschijnlijk zullen beperken, bijvoorbeeld wegens het verschil tussen de kosten van levensonderhoud in de lidstaat waar de verzoeker woont en die in Roemenië.
Overeenkomstig het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan binnen dertig dagen na kennisgeving van een beslissing beroep worden ingesteld tegen die beslissing.
Verordening (EG) nr. 2201/2003 is van toepassing op de erkenning van echtscheidingsbeslissingen. Het verzoek moet worden ingediend bij de rechtbank die bevoegd is in de woon- of verblijfplaats van de verweerder in Roemenië. Als de verblijfplaats van de verweerder onbekend is, moet het verzoek worden ingediend bij de rechtbank die bevoegd is in de woon- of verblijfplaats van de verzoeker.
Tegen een erkenningsbeslissing is verzet mogelijk door het indienen van een verzoek bij het hof van beroep met relatieve rechterlijke bevoegdheid of het instellen van een beroep bij het hoge hof van cassatie en justitie (Înalta Curte de Casație și Justiție).
Om te bepalen welk recht van toepassing is op internationale privaatrechtelijke verhoudingen, zal de Roemeense rechter Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed of artikel 2597 e.v. van het burgerlijk wetboek toepassen.
De echtgenoten kunnen het recht kiezen van de staat waar zij gewoonlijk gezamenlijk verblijven, of waar ze het laatst gewoonlijk gezamenlijk hebben verbleven (als ten minste één van hen daar woont op de datum waarop ze zijn overeengekomen welk toepasselijk recht ze kiezen), alsook het recht van de staat waarvan een van de echtgenoten de nationaliteit heeft, het recht van de staat waar de echtgenoten ten minste drie jaar hebben gewoond of het Roemeense recht.
Als de echtgenoten geen keuze hebben gemaakt, wordt het recht toegepast van de staat waar zij gewoonlijk gezamenlijk verblijven, of bij gebreke daarvan, het recht van de staat waar de echtgenoten het laatst gewoonlijk gezamenlijk hebben verbleven (als ten minste één van de echtgenoten gewoonlijk nog in die staat verblijft op de datum waarop het echtscheidingsverzoek is ingediend); als een van de echtgenoten geen vaste verblijfplaats heeft, is het recht van toepassing van de staat waarvan zij beiden de nationaliteit hadden op de datum waarop het echtscheidingsverzoek werd ingediend, of, als de echtgenoten een verschillende nationaliteit hebben, het recht van het land waarvan zij voor het laatst beiden de nationaliteit hadden (als ten minste één van hen nog die nationaliteit heeft op de datum waarop het echtscheidingsverzoek is ingediend). In alle andere situaties is het Roemeense recht van toepassing.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De Sloveense wet erkent:
a) In het geval van echtscheiding op basis van een overeenkomst tussen de echtgenoten, spreekt de rechtbank de echtscheiding uit op grond van artikel 96 van het wetboek van familierecht (Družinski zakonik), mits de echtgenoten een overeenkomst hebben gesloten over de zorg voor en de opvoeding en het onderhoud van eventuele gezamenlijke kinderen en over de omgang van de kinderen met de ouders overeenkomstig de bepalingen van het wetboek van familierecht, en mits de echtgenoten een overeenkomst hebben ingediend in de vorm van een bindende notariële akte over de verdeling van hun gezamenlijke eigendommen, over wie van hen de huurder van hun appartement blijft of wordt en over het levensonderhoud van de echtgenoot die geen bestaansmiddelen heeft en onvrijwillig werkloos is.
Voordat de rechtbank de echtscheiding uitspreekt, moet zij nagaan of de overeenkomst tussen de echtgenoten de zorg voor en de opvoeding en het onderhoud van eventuele gezamenlijke kinderen en de omgang van de kinderen met de ouders waarborgt in overeenstemming met de belangen van de kinderen. Indien de rechtbank vaststelt dat de overeenkomst tussen de echtgenoten niet in het belang van de kinderen is, wijst zij het voorstel tot beëindiging van het huwelijk met onderlinge toestemming af.
b) Indien echtgenoten die geen gezamenlijke kinderen hebben over wie zij de ouderlijke verantwoordelijkheid uitoefenen, willen scheiden en overeenstemming bereiken over de verdeling van hun gezamenlijke eigendommen, over wie van hen de huurder van hun appartement blijft of wordt en over het levensonderhoud van de echtgenoot die geen bestaansmiddelen heeft en onvrijwillig werkloos is, verzoeken zij een notaris om een notariële akte op te stellen van hun overeenkomst tot beëindiging van het huwelijk. Het huwelijk is beëindigd vanaf de ondertekening van de notariële akte. De akte vormt de rechtsgrondslag voor de inschrijving van de echtscheiding in het register van de burgerlijke stand. De notaris zendt de akte binnen acht dagen na de ondertekening van de overeenkomst bij de notaris toe aan de administratieve eenheid die de echtscheiding in het register van de burgerlijke stand inschrijft (artikel 97 van het wetboek van familierecht).
c) Wanneer een huwelijk om welke reden dan ook “ondraaglijk” is geworden, kan elk van de echtgenoten de echtscheiding aanvragen. Wanneer de rechtbank een huwelijk op grond van het voorgaande lid beëindigt, beslist zij tevens over de zorg voor en de opvoeding en het onderhoud van eventuele gezamenlijke kinderen en over hun omgang met de ouders, overeenkomstig het wetboek. Voordat de rechtbank een beslissing neemt op grond van het vorige lid, moet zij vaststellen hoe de belangen van de kinderen het best worden gediend (artikel 98 van het wetboek van familierecht).
Vóór de indiening van een vordering of een voorstel tot echtscheiding op basis van een overeenkomst moeten de echtgenoten deelnemen aan een voorafgaand adviesgesprek bij een centrum voor maatschappelijk werk (center za socialno delo), tenzij:
Het voorafgaande adviesgesprek heeft tot doel de echtgenoten te helpen vaststellen of hun relatie zodanig is stukgelopen dat het huwelijk voor ten minste een van hen ondraaglijk is geworden, dan wel of er mogelijkheden zijn om het huwelijk te redden. Het voorafgaande adviesgesprek wordt door de echtgenoten persoonlijk bijgewoond, zonder dat hun vertegenwoordigers daarbij aanwezig zijn (artikel 200 van het wetboek van familierecht).
Het wetboek van familierecht kent slechts een grond voor echtscheiding: het huwelijk is ondraaglijk geworden. Dit betekent dat het huwelijk zo volledig en onherstelbaar is mislukt dat het niet langer kan worden gered. Een huwelijk wordt alleen als “ondraaglijk” beschouwd als het mislukken van de relatie tussen de echtgenoten niet slechts van tijdelijke aard is, maar volledig en onherstelbaar is. De ondraaglijkheid wordt beoordeeld op basis van de situatie ten tijde van de hoorzitting en er wordt rekening gehouden met alle omstandigheden die hebben geleid tot de bestaande situatie. De rechtbank stelt ook de ondraaglijkheid vast wanneer de andere echtgenoot instemt met de echtscheiding.
Een huwelijk kan worden beëindigd op verzoek van een van beide echtgenoten; het huwelijk hoeft niet noodzakelijkerwijs ondraaglijk te zijn voor beide echtgenoten.
De schuldvraag betreffende het feit dat het huwelijk ondraaglijk is geworden, wordt niet besproken, noch wordt deze tijdens de procedure vastgesteld door de rechtbank. Een huwelijk kan dus ook worden beëindigd op verzoek van de echtgenoot die verantwoordelijk is voor het feit dat het huwelijk ondraaglijk is geworden.
De juridische gevolgen van echtscheiding worden hieronder in detail toegelicht.
Een echtgenoot die bij het huwelijk zijn of haar naam wijzigt, kan binnen een jaar na de definitieve beslissing inzake de echtscheiding of de beëindiging van het huwelijk, dan wel binnen een jaar na de ondertekening van de notariële akte of een andere gelijkwaardige akte van echtscheiding bij overeenkomst, bij de bevoegde autoriteit een verklaring indienen dat hij of zij opnieuw de naam die hij of zij vóór het huwelijk had, wenst aan te nemen. Deze verklaring mag alleen worden ingediend door een persoon die zijn of haar naam in de loop van het huwelijk niet verder heeft gewijzigd (artikel 17 van de wet op de persoonsnamen [Zakon o osebnem imenu]). De kwestie van de wijziging van de naam is een administratieve aangelegenheid waarover niet wordt beslist door een rechtbank maar wel door een bestuursorgaan.
Indien de echtgenoten geen overeenkomst hebben gesloten tot regeling van hun huwelijksvermogensrechtelijke betrekkingen, wordt bij de verdeling van het gemeenschappelijke vermogen juridisch aangenomen dat de echtgenoten een gelijk aandeel in het gemeenschappelijke vermogen hebben; als een echtgenoot echter van mening is dat hij of zij in het geval van een verdeling in gelijke helften wordt benadeeld, kan hij of zij verzoeken dat de verdeling wordt vastgesteld in verhouding tot de bijdragen aan het gemeenschappelijke vermogen. Er wordt geen rekening gehouden met onbeduidende verschillen in de bijdrage van elke echtgenoot aan het huwelijksvermogen. De rechtbank houdt rekening met alle omstandigheden van het geval, met name de inkomsten van elke echtgenoot, de bijstand die de ene echtgenoot aan de andere heeft verleend, de zorg voor en de opvoeding van eventuele kinderen, het verzorgen van het huishouden, het onderhoud van de woning en het gezin, het behoud van het vermogen en elke andere vorm van arbeid en deelname aan het beheer, de instandhouding en de toename van het gemeenschappelijke vermogen (artikel 74 van het wetboek van familierecht).
ZORG VOOR EN OPVOEDING VAN KINDEREN
Ouders die niet samenwonen of van plan zijn uit elkaar te gaan, moeten afspraken maken over de opvoeding van en de zorg voor eventuele kinderen, en zulks in het belang van die kinderen. Zij kunnen ermee instemmen dat beiden de kinderen zullen verzorgen en opvoeden, dat de zorg voor en de opvoeding van alle kinderen aan een van de ouders zal worden toevertrouwd, of dat enkele kinderen aan de ene ouder zullen worden toevertrouwd en de andere kinderen aan de andere ouder. Als de ouders het zelf niet eens kunnen worden, krijgen zij ondersteuning van een centrum voor maatschappelijk werk om tot overeenstemming te komen. Zij kunnen ook om bemiddeling vragen.
Als de ouders overeenstemming bereiken over de zorg voor en de opvoeding van de kinderen, kunnen zij voorstellen een gerechtelijke schikking te ondertekenen. Als de rechtbank vaststelt dat de overeenkomst niet in het belang van de kinderen is, wijst zij het voorstel af.
Indien de ouders, zelfs met de hulp van een centrum voor maatschappelijk werk, het niet eens kunnen worden over de opvoeding van en de zorg voor de kinderen, beslist de rechtbank op verzoek van een of beide ouders, een voogd van het kind, een kind dat de leeftijd van 15 jaar heeft bereikt, mits het in staat is de betekenis en de rechtsgevolgen van zijn handelingen te begrijpen, of een centrum voor maatschappelijk werk, als volgt:
Bij het nemen van een beslissing over de zorg en de opvoeding moet de rechtbank ook rekening houden met de mening van het kind, als deze is geuit door het kind zelf of door iemand die het kind vertrouwt en die door het kind zelf is gekozen, mits het kind in staat is de betekenis en de gevolgen daarvan te begrijpen. Bij het nemen van een beslissing over de zorg en de opvoeding in het belang van het kind houdt de rechtbank rekening met het advies van het centrum voor maatschappelijk werk, dat zij verkrijgt overeenkomstig de bepalingen van de wet inzake niet-litigieuze civiele procedures (artikelen 138 en 143 van het wetboek van familierecht en artikel 102 van de wet inzake niet-litigieuze civiele procedures [Zakon o nepravdnem postopku]).
OMGANGSREGELING
Een kind heeft recht op omgang met beide ouders, en vice versa. Bij de omgangsregeling moeten de belangen van het kind centraal staan. De ouder aan wie de zorg voor en de opvoeding van het kind is toevertrouwd, of een andere persoon bij wie het kind woont, moet zich onthouden van elk gedrag dat de omgang belemmert of verhindert, en moet het kind ertoe aanzetten een gepaste houding aan te nemen in verband met de omgang met de andere ouder of beide ouders. De ouder met omgangsrecht mag de omgang met, de zorg voor en de opvoeding van het kind op geen enkele wijze belemmeren.
Ouders die niet samenwonen of van plan zijn uit elkaar te gaan, treffen een omgangsregeling. Als de ouders het zelf niet eens kunnen worden, krijgen zij ondersteuning van een centrum voor maatschappelijk werk om tot overeenstemming te komen. Zij kunnen ook om bemiddeling vragen. Als de ouders overeenstemming bereiken over de omgangsregeling, kunnen zij voorstellen een gerechtelijke schikking te ondertekenen. Als de rechtbank vaststelt dat de overeenkomst niet in het belang van het kind is, wijst zij het voorstel af. Als de ouders geen overeenstemming bereiken over de omgangsregeling, beslist de rechtbank over de zaak.
Een gerechtelijke procedure met het oog op een beslissing over een omgangsregeling of tot wijziging van een dergelijke beslissing wordt ingeleid op voorstel van een of beide ouders, een voogd van het kind, een kind dat de leeftijd van 15 jaar heeft bereikt, mits het in staat is de betekenis en de rechtsgevolgen van zijn handelingen te begrijpen, of een centrum voor maatschappelijk werk.
In het geval van een echtscheiding op basis van een overeenkomst tussen de echtgenoten moeten de echtgenoten bij de echtscheidingsovereenkomst ook een omgangsregeling voegen, die de rechtbank in de beslissing over de echtscheiding op basis van een overeenkomst opneemt, en moeten zij bij het voorstel een bewijs van deelname aan een voorafgaand adviesgesprek voegen. Indien de rechtbank instemt met een voorstel tot echtscheiding, een voorstel tot nietigverklaring van een huwelijk of een voorstel tot vaststelling van het niet‑bestaan van een huwelijk, beslist zij ook over de omgang tussen de echtgenoten en de eventuele gezamenlijke kinderen.
De bevoegde arrondissementsrechtbank (okrožna sodišča) beslist in een niet-litigieuze procedure in eerste aanleg over omgangsregelingen.
Bij de beslissing over een omgangsregeling is het belang van het kind doorslaggevend: een omgangsregeling is niet in het belang van het kind als zij leidt tot psychologische druk voor het kind of als zij de lichamelijke of geestelijke ontwikkeling van het kind in gevaar brengt;
een kind heeft ook recht op omgang met andere familieleden of met andere personen met wie het kind een hechte, persoonlijke band heeft (bijvoorbeeld de grootouders en (half-)broers of (half-)zussen).
De rechtbank kan het recht op omgang op grond van artikel 173 van het wetboek van familierecht intrekken of beperken.
Indien de ouder bij wie het kind woont de omgang van het kind met de andere ouder verhindert en de omgang zelfs met de gespecialiseerde hulp van een centrum voor maatschappelijk werk niet kan worden hersteld, kan de rechtbank, op voorstel van de andere ouder, beslissen het gezag te ontnemen aan de ouder die de omgang verhindert en het kind aan de andere ouder toevertrouwen, mits de rechtbank van oordeel is dat de andere ouder de omgang mogelijk zal maken en dit de enige manier is om de belangen van het kind te beschermen. De rechtbank neemt een nieuwe beslissing over het ouderlijk omgangsrecht wanneer een wijziging van de omstandigheden en de belangen van het kind zulks vereisen.
Bij het nemen van een beslissing over de zorg en de opvoeding moet de rechtbank ook rekening houden met de mening van het kind, als deze is geuit door het kind zelf of door iemand die het kind vertrouwt en die door het kind zelf is gekozen, mits het kind in staat is de betekenis en de gevolgen daarvan te begrijpen.
Bij het nemen van een beslissing over de omgang in het belang van het kind houdt de rechtbank rekening met het advies van het centrum voor maatschappelijk werk, dat wordt ingewonnen overeenkomstig de wet inzake niet-litigieuze civiele procedures (artikelen 141, 142 en 143 van het wetboek van familierecht en artikel 102 van de wet inzake niet-litigieuze civiele procedures).
LEVENSONDERHOUD voor echtgenoten en kinderen
Echtgenoten kunnen overeenkomen een gerechtelijke schikking te ondertekenen in verband met het levensonderhoud voor kinderen. Wanneer de overeenkomst niet in het belang van het kind is, wijst de rechtbank het voorstel af (artikel 191 van het wetboek van familierecht).
Als de echtgenoten hetzij onderling, hetzij met behulp van een centrum voor maatschappelijk werk geen overeenstemming kunnen bereiken, kunnen zij de rechtbank verzoeken een beslissing te nemen. Voordat er een beslissing wordt genomen, moet de rechtbank het advies vragen van een centrum voor maatschappelijk werk en moet zij ook rekening houden met de mening van het kind, als het kind een mening heeft geuit en als het kind in staat is het belang en de gevolgen daarvan te begrijpen (artikelen 140 en 143 van het wetboek van familierecht).
Ouders zijn verplicht een kind te onderhouden tot het meerderjarig is en moeten, afhankelijk van hun mogelijkheden, levensomstandigheden creëren die de ontwikkeling van het kind mogelijk maken.
Ouders zijn ook verplicht een kind dat middelbaar onderwijs volgt te onderhouden nadat het meerderjarig is geworden, indien het regulier onderwijs volgt en geen werk heeft, en niet als werkloze is ingeschreven, d.w.z. tot de eerste voltooiing van de middelbare school of de voltooiing van het hoogste niveau van algemeen of beroepsonderwijs dat kan worden behaald volgens de regelgeving inzake middelbaar onderwijs. De onderhoudsverplichting eindigt wanneer het kind de leeftijd van 26 jaar bereikt.
Ouders zijn verplicht een kind dat hoger technisch onderwijs volgt te onderhouden indien het regulier onderwijs volgt en geen werk heeft, en niet als werkloze is ingeschreven, d.w.z. tot de eerste voltooiing van de hogere technische school conform de bepalingen van de wet inzake hoger technisch onderwijs. Ouders zijn verplicht een kind dat hoger onderwijs volgt te onderhouden indien het regulier onderwijs volgt en geen werk heeft, en niet als werkloze is ingeschreven, d.w.z. tot de eerste voltooiing van een bachelor- of masteropleiding of van een geïntegreerde masteropleiding conform de bepalingen van de wet inzake hoger onderwijs. Indien het door het kind gevolgde studieprogramma meer dan vier jaar duurt, wordt de duur van de onderhoudsverplichting verlengd met de tijd die die vier jaar te boven gaat. De onderhoudsverplichting eindigt wanneer het kind de leeftijd van 26 jaar bereikt (artikel 183 van het wetboek van familierecht).
Bij de toekenning van levensonderhoud wordt rekening gehouden met de behoeften van de eiser en met de materiële en economische mogelijkheden van de onderhoudsplichtige. Bij het toekennen van levensonderhoud is de rechtbank verplicht rekening te houden met de belangen van het kind, d.w.z. dat het levensonderhoud toereikend moet zijn voor een gunstige lichamelijke en geestelijke ontwikkeling. De kosten van levensonderhoud van het kind moeten worden gedekt, met name de kosten van huisvesting, voeding, kleding, schoeisel, verzorging en bescherming, onderwijs, scholing, recreatie, amusement en andere specifieke behoeften. Het levensonderhoud wordt jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen in Slovenië (artikelen 189, 190 en 198 van het wetboek van familierecht).
Een echtgenoot of een niet-huwelijkse partner is verplicht het inwonende minderjarige kind van zijn of haar partner te onderhouden, tenzij die partner of een andere ouder in staat is het kind te onderhouden.
De verplichting van de echtgenoot of de niet-huwelijkse partner eindigt op het tijdstip waarop het huwelijk of het niet-huwelijkse partnerschap met de moeder of de vader van het kind eindigt, tenzij het huwelijk of het niet-huwelijkse partnerschap eindigt ten gevolge van het overlijden van de moeder of de vader van het kind. In dat geval is de langstlevende echtgenoot of de niet-huwelijkse partner slechts verplicht het kind van zijn of haar overleden echtgenoot of niet-huwelijkse partner te onderhouden indien hij of zij met het kind samenwoonde op het tijdstip waarop het huwelijk of het niet-huwelijkse partnerschap werd beëindigd (artikel 187 van het wetboek van familierecht).
Meerderjarige kinderen zijn verplicht hun ouders te onderhouden indien deze niet over voldoende bestaansmiddelen beschikken en niet in staat zijn deze te verwerven, doch niet langer dan dat de ouders hen hebben onderhouden. Een meerderjarig kind is niet verplicht een ouder te onderhouden die op onredelijke gronden zijn of haar onderhoudsverplichtingen jegens dat kind niet is nagekomen (artikel 185 van het wetboek van familierecht).
Een echtgenoot die geen bestaansmiddelen heeft en buiten zijn of haar schuld werkloos is, heeft het recht om levensonderhoud van de andere echtgenoot te vorderen in het kader van een echtscheidingsprocedure, alsook door middel van een bijzondere vordering die moet worden ingesteld binnen een jaar na de definitieve beëindiging van het huwelijk. Levensonderhoud kan alleen worden gevraagd als de voorwaarden voor toekenning van levensonderhoud bestonden op het moment van de echtscheiding en nog steeds bestaan op het moment dat de echtgenoot om levensonderhoud verzoekt (artikel 100 van het wetboek van familierecht).
De echtgenoten kunnen in het geval van echtscheiding een onderhoudsovereenkomst sluiten in de vorm van een bindende notariële akte bij het huwelijk, tijdens het huwelijk of bij de echtscheiding (artikel 101 van het wetboek van familierecht).
Levensonderhoud wordt toegekend met inachtneming van de behoeften van de eiser en de mogelijkheden van degene die het levensonderhoud betaalt. Het levensonderhoud wordt vastgelegd als een maandelijks bedrag en wordt van tevoren betaald; levensonderhoud mag worden aangevraagd vanaf het moment dat de onderhoudsvordering wordt ingediend. In uitzonderlijke gevallen kan het levensonderhoud in een keer of op een andere wijze worden betaald, indien bijzondere redenen dit rechtvaardigen. Levensonderhoud dat op deze manier wordt vastgesteld, mag de eiser echter niet in een situatie plaatsen die aanzienlijk slechter is dan de situatie waarin hij zou hebben verkeerd indien het levensonderhoud vooraf in de vorm van maandelijkse bedragen zou worden betaald, en mag evenmin een buitensporige last vormen voor de onderhoudsplichtige (artikel 104 van het wetboek van familierecht).
De rechtbank wijst een verzoek om levensonderhoud af indien de betaling van levensonderhoud aan de verzoekende echtgenoot onbillijk zou zijn jegens de andere echtgenoot in het licht van de redenen die hebben geleid tot de ondraaglijkheid van het huwelijk, of indien de verzoekende echtgenoot, voorafgaand aan of tijdens de echtscheidingsprocedure of na de echtscheiding, een strafbaar feit heeft gepleegd jegens de andere echtgenoot of hun kind of ouders (artikel 100 van het wetboek van familierecht).
Er bestaat geen onderhoudsplicht tussen gescheiden echtgenoten indien de betaling van levensonderhoud hun vermogen in gevaar zou brengen om in hun eigen onderhoud te voorzien of in dat van minderjarige personen ten aanzien van wie zij krachtens het wetboek van familierecht onderhoudsplichtig zijn (artikel 105 van het wetboek van familierecht).
Het levensonderhoud wordt jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen in Slovenië (artikel 107 van het wetboek van familierecht).
“Samenwonen” (življenjska skupnost) is een essentieel onderdeel van een huwelijk (artikel 3 van het wetboek van familierecht). Het beëindigen van het samenwonen (prenehanje življenjske skupnosti) of een scheiding van tafel en bed, houdt de permanente beëindiging in van een essentieel onderdeel van de gezamenlijke relatie die tussen de echtgenoten bestaat. Wanneer het samenwonen eindigt, komen het financiële partnerschap en de intieme en emotionele banden tussen de echtgenoten ten einde, evenals de gezamenlijke huishouding enzovoort.
Er zijn geen juridische voorwaarden voor een scheiding van tafel en bed. De rechtbank beslist in een afzonderlijke procedure over een scheiding van tafel en bed, met inachtneming van de omstandigheden en specifieke kenmerken van de betrokken zaak.
Een scheiding van tafel en bed is niet van invloed op het bestaan van een huwelijk. Dit betekent dus dat alleen het samenwonen wordt beëindigd en niet het huwelijk zelf. Om een huwelijk te beëindigen, moet een voorstel tot echtscheiding met onderlinge toestemming worden ingediend, een verzoek aan een notaris worden gedaan om een notariële akte van de echtscheidingsovereenkomst op te stellen, of een voorstel tot echtscheiding worden ingediend (zie punt 1). Een echtgenoot die geen bestaansmiddelen heeft, heeft het recht om levensonderhoud van de andere echtgenoot te vorderen in het kader van een echtscheidingsprocedure, alsook door middel van een bijzondere vordering die moet worden ingesteld binnen een jaar na de definitieve beëindiging van het huwelijk.
Een nietigverklaring betekent dat er op het moment van het sluiten van het huwelijk niet was voldaan aan de wettelijke geldigheidsvoorwaarden voor een huwelijk (bijvoorbeeld: het huwelijk is niet uit vrije wil gesloten; de toestemming werd gegeven onder dwang of bij vergissing; het huwelijk is niet gesloten volgens de voorgeschreven procedure; het huwelijk is aangegaan door een minderjarige of door een geestelijk onbekwaam persoon of een persoon die tijdelijk geestelijk onbekwaam was enzovoort). De juridische gevolgen van het huwelijk houden op te bestaan op de dag waarop het nietig wordt verklaard.
Een huwelijk wordt niet ipso iure ongeldig, maar dient in een beslissing nietig te worden verklaard.
Een vordering tot nietigverklaring van een huwelijk kan worden ingesteld door de echtgenoten en door eenieder die een juridisch belang heeft bij de nietigverklaring, d.w.z. indien het huwelijk is gesloten door een minderjarige of een geestelijk onbekwaam persoon, indien een vorig huwelijk niet is beëindigd, indien het huwelijk is gesloten tussen verwanten, indien een van beide echtgenoten niet aanwezig was bij het sluiten van het huwelijk, of indien het huwelijk niet is gesloten met het oogmerk een gemeenschappelijke huishouding te voeren. De officier van justitie kan ook een vordering instellen op de bovengenoemde gronden en in het geval van een huwelijk tussen een adoptieouder en een geadopteerd kind.
Een van de echtgenoten kan een vordering tot nietigverklaring van een huwelijk instellen nadat de reden voor de geestelijke onbekwaamheid is weggevallen.
Er is geen verjaringstermijn voor de uitoefening van het recht om te verzoeken om nietigverklaring van een huwelijk (artikel 48 van het wetboek van familierecht).
De juridische gevolgen van de nietigverklaring van het huwelijk gaan in op de dag dat de beslissing houdende nietigverklaring definitief wordt. In het geval van nietigverklaring van een huwelijk worden de bepalingen die van toepassing zijn op een echtscheidingsprocedure, toegepast op de vermogensrechtelijke betrekkingen en de schenkingen tussen de echtgenoten (artikelen 54 en 55 van het wetboek van familierecht).
De wet inzake bemiddeling in burgerlijke en handelszaken (Zakon o mediaciji v civilnih in gospodarskih zadevah), die in juni 2008 van kracht is geworden, regelt bemiddeling in geschillen met betrekking tot civiele, handels-, arbeids-, familie- en andere eigendomsrelaties; in dit kader zijn de partijen vrij hun aanspraken naar voren te brengen en te regelen, tenzij in een afzonderlijke wet anders is bepaald. Een huwelijk kan niet worden beëindigd zonder de interventie van een rechtbank; er moet een voorstel tot beëindiging van een huwelijk op basis van een overeenkomst worden ingediend (zie punt 1).
De wet inzake niet-litigieuze civiele procedures bevat een regeling voor de volgende procedures in huwelijksgeschillen: procedures tot vaststelling van het niet-bestaan van een huwelijk, tot nietigverklaring van een huwelijk en tot beëindiging van een huwelijk.
Arrondissementsrechtbanken zijn bevoegd om in eerste aanleg te beslissen over dergelijke zaken (artikel 10 van de wet inzake niet-litigieuze civiele procedures).
Een procedure tot vaststelling van het niet-bestaan van een huwelijk wordt ingeleid op voorstel van een persoon die een juridisch belang heeft of van de officier van justitie.
Een procedure tot nietigverklaring van een huwelijk wordt ingeleid op voorstel van een van de echtgenoten. Een procedure kan ook worden ingeleid op voorstel van een persoon die een juridisch belang heeft of van de officier van justitie, indien het wetboek van familierecht in die mogelijkheid voorziet.
Een procedure tot beëindiging van een huwelijk wordt ingeleid op voorstel van een van de echtgenoten.
Een procedure inzake echtscheiding met onderlinge toestemming wordt ingeleid op voorstel van beide echtgenoten. Indien een voorstel tot echtscheiding met onderlinge toestemming is ingediend en een van de echtgenoten dit voorstel in de loop van de procedure intrekt, zet de rechtbank de procedure stop (artikel 81 van de wet inzake niet-litigieuze civiele procedures).
Wat de inhoud van een voorstel in een huwelijksgeschil betreft, wordt in de wet inzake niet-litigieuze civiele procedures bepaald dat een voorstel in een huwelijksgeschil ook een verzoek moet bevatten waarover de rechtbank moet beslissen. Bij het voorstel tot beëindiging van een huwelijk moet een verslag van het centrum voor maatschappelijk werk worden gevoegd betreffende de deelname aan een voorafgaand adviesgesprek, indien in het wetboek van familierecht is bepaald dat een verzoeker, voordat de procedure begint, moet deelnemen aan een voorafgaand adviesgesprek (artikel 82 van de wet inzake niet-litigieuze civiele procedures).
Een partij wordt door een rechtbank geheel of gedeeltelijk vrijgesteld van de betaling van gerechtskosten als die betaling de middelen voor haar onderhoud of dat van haar gezinsleden aanzienlijk zou reduceren. Buitenlandse inwoners zijn vrijgesteld van de betaling van gerechtskosten indien dat is bepaald in een internationaal verdrag of op basis van wederkerigheid (artikelen 10 en 11 van de wet inzake gerechtskosten [Zakon o sodnih taksah, ZST-1]).
Een partij mag rechtsbijstand aanvragen om de kosten van een advocaat en een deskundige te dekken; de beslissing over het al dan niet toekennen van rechtsbijstand wordt genomen door de arrondissementsrechtbank die bevoegd is in het rechtsgebied waar de verzoeker zijn vaste verblijfplaats heeft. Tijdens deze procedure beoordeelt de rechtbank de criteria (bijvoorbeeld inhoudelijk, financieel) die zijn vastgesteld in de wet inzake rechtsbijstand (Zakon o brezplačni pravni pomoči).
Tegen een beslissing betreffende een huwelijksgeschil kan beroep worden ingesteld bij een hogere rechtbank (višje sodišče).
Een rechtbank in eerste aanleg kan een eerdere beslissing wijzigen of vernietigen naar aanleiding van een tijdig ingesteld beroep, indien dit geen afbreuk doet aan de rechten van andere personen die zich op deze beslissing beroepen of indien deze personen instemmen met de wijziging of vernietiging.
Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 wordt een rechterlijke beslissing die is gegeven in een andere lidstaat erkend zonder dat daartoe enigerlei bijzondere erkenningsprocedure vereist is.
Elke belanghebbende partij kan verzoeken om een beslissing over de erkenning of niet‑erkenning van een rechterlijke beslissing. In dat geval moet de partij een verklaring van uitvoerbaarheid aanvragen bij de bevoegde arrondissementsrechtbank in Slovenië.
De Sloveense wetgeving is van toepassing op het indienen van een verzoekschrift.
Een partij die de erkenning van een rechterlijke beslissing aanvraagt of aanvecht, of die een verzoek inzake een verklaring van uitvoerbaarheid indient, moet de volgende documenten bij haar verzoek voegen:
De bepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/2003 (Brussel II bis) zijn primair en direct van toepassing op zaken van internationale jurisdictie waarbij burgers of inwoners van EU‑lidstaten zijn betrokken.
Als de echtgenoten staatsburgers van verschillende landen zijn op het moment dat de procedure aanhangig wordt gemaakt, worden de rechtsstelsels van de landen waarvan de echtgenoten staatsburger zijn cumulatief toegepast, conform het bepaalde in de Sloveense nationale wetgeving (artikel 37, lid 2, van de wet inzake internationaal privaat- en procesrecht [Zakon o mednarodnem zasebnem pravu in postopku]).
Als het huwelijk niet kan worden beëindigd volgens de wetgeving van het land waarvan de echtgenoten staatsburgers zijn, wordt de Sloveense wetgeving toegepast op de beëindiging van het huwelijk mits een van de echtgenoten ten tijde van de indiening van de vordering permanent in Slovenië verbleef.
Als een van de echtgenoten een burger van Slovenië is die echter niet permanent in Slovenië verblijft, en het huwelijk niet kan worden beëindigd op grond van de wetgeving die wordt aangewezen op grond van artikel 37, lid 2, van de wet inzake internationaal privaat- en procesrecht, wordt de wetgeving van Slovenië toegepast op de beëindiging.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
In Slowakije kan een huwelijk alleen door een rechter worden ontbonden.
Een rechter kan een huwelijk ontbinden als de relatie tussen de echtgenoten zo ernstig en duurzaam is ontwricht dat het huwelijk niet meer aan zijn doel beantwoordt en van de echtgenoten niet kan worden verwacht dat zij hun huwelijksgemeenschap zullen hervatten.
De rechter stelt de oorzaken van de ernstige ontwrichting van de relatie tussen de echtgenoten vast en houdt daarmee rekening bij zijn beslissing over de echtscheiding. De rechter houdt bij zijn beslissing over de echtscheiding altijd rekening met de belangen van minderjarige kinderen.
Als een van de echtgenoten bij het huwelijk de familienaam van de andere heeft aangenomen, kan hij of zij binnen drie maanden nadat de echtscheidingsuitspraak definitief is geworden de burgerlijke stand ervan in kennis stellen dat weer de eigen familienaam wordt aangenomen.
Als een van de echtgenoten bij het huwelijk de familienaam van de andere heeft aangenomen en de eigen familienaam als tweede familienaam heeft behouden, kan hij of zij de burgerlijke stand binnen drie maanden nadat de echtscheidingsuitspraak definitief is geworden de burgerlijke stand ervan in kennis stellen dat hij of zij niet langer de familienaam van de andere zal gebruiken.
In het geval van echtscheiding wordt het huwelijksvermogensstelsel ontbonden. De ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel wordt geregeld volgens de beginselen van artikel 150 van het burgerlijk wetboek. Het huwelijksvermogensstelsel kan worden afgewikkeld door: a) een onderlinge overeenkomst, b) een gerechtelijke beslissing, c) het verstrijken van een bepaalde termijn.
In een beslissing over de echtscheiding van de ouders van een minderjarige legt de rechter de verantwoordelijkheden van de ouders ten aanzien van het kind in de periode na de echtscheiding vast, met name door te bepalen welke ouder het gezag over het kind zal uitoefenen, als vertegenwoordiger van het kind zal optreden en de goederen van het kind zal beheren. De beslissing over de ouderlijke verantwoordelijkheden kan worden vervangen door een overeenkomst tussen de ouders.
Als de ouders geen overeenstemming bereiken over het omgangsrecht betreffende het kind, regelt de rechter dat omgangsrecht in de echtscheidingsuitspraak. In het belang van het kind kan de rechter het omgangsrecht van een ouder beperken of omgang met het kind verbieden.
Daarnaast geeft de rechter aan hoe de ouder die niet het gezag over het kind heeft, moet bijdragen aan het levensonderhoud van het kind; de rechter kan ook een overeenkomst tussen de ouders over de hoogte van de alimentatie goedkeuren.
Een gescheiden echtgeno(o)t(e) die niet in staat is in zijn (haar) levensonderhoud te voorzien, kan van de ex-echtgeno(o)t(e) een bijdrage voor het levensonderhoud vragen, afhankelijk van de draagkracht van de ex-echtgeno(o)t(e). Indien de echtgenoten het niet eens worden, wordt de beslissing over de hoogte van de alimentatie door de rechter genomen op een door een van hen ingediend verzoek.
Het Slowaakse nationale recht voorziet niet in de mogelijkheid van scheiding van tafel en bed.
Naast echtscheiding kan een rechter een huwelijk ook nietig verklaren. Een dergelijk huwelijk wordt geacht nooit te zijn gesloten (matrimonium nullum). Bovendien kan de rechter verklaren dat het huwelijk nooit heeft bestaan (non matrimonium).
De omstandigheden die aanleiding geven tot nietigverklaring van het huwelijk zijn:
Wanneer een huwelijk wordt gesloten hoewel het vanwege een van de hierboven genoemde omstandigheden nietig is, wordt het geacht te bestaan (bestaand huwelijk) totdat een rechterlijke beslissing tot nietigverklaring van het huwelijk definitief wordt.
b. Er heeft nooit een huwelijk bestaan, wanneer de instemming is gegeven:
Het huwelijk dat bij een rechterlijke beslissing nietig is verklaard, wordt geacht niet te zijn gesloten.
De rechten en verplichtingen van de echtgenoten ten aanzien van hun gezamenlijke kinderen en hun vermogensrechtelijke betrekkingen na een rechterlijke beslissing tot nietigverklaring van het huwelijk, worden geregeld op grond van de overeenkomstige bepalingen die van toepassing zijn op gescheiden ouders. Na een rechterlijke beslissing tot nietigverklaring van het huwelijk is de verklaring van de echtgenoten betreffende hun gemeenschappelijke familienaam eveneens nietig en moet elke echtgenoot zijn vroegere familienaam weer aannemen.
Alleen een rechter kan een huwelijk ontbonden verklaren. Daarmee verband houdende kwesties kunnen worden geregeld overeenkomstig wet nr. 420/2004 inzake bemiddeling.
Een verzoek om echtscheiding, nietigverklaring van een huwelijk of een verklaring dat een huwelijk nooit heeft bestaan, moet worden ingediend bij een districtsrechtsbank.
De territoriaal bevoegde rechter is de rechter in het rechtsgebied waarvan de echtgenoten hun laatste gemeenschappelijke verblijfplaats hadden, mits een van de echtgenoten in het rechtsgebied van de rechter woonachtig is. Anders is de rechtbank van de woonplaats van de verweerder bevoegd. Indien de bevoegdheid niet op deze wijze kan worden vastgesteld, is de rechtbank van de woonplaats van de verzoeker bevoegd.
Voor het verzoek gelden de formaliteiten van artikel 127 van wet nr. 160/2015 (wetboek van burgerlijke rechtsvordering - Civilný sporový poriadok) en de artikelen 25 en 26 van wet nr. 161/2015 (wetboek van burgerlijke, niet-contentieuze rechtsvordering - Civilný mimosporový poriadok).
In het verzoek moet worden vermeld tot welke rechtbank het is gericht, wie de verzoeker is, op welke kwestie het betrekking heeft en wat het onderwerp van het verzoek is. Het verzoek moet worden ondertekend. Daarnaast moet het verzoek de namen van de partijen (en, in voorkomend geval, van hun vertegenwoordigers) bevatten, alsook een waarheidsgetrouwe en volledige beschrijving van de belangrijkste feiten en een lijst van de bewijsstukken die de verzoeker wenst te gebruiken; in het verzoek moet ook duidelijk de eigenlijke eis van de verzoeker worden vermeld. De verzoeker moet bij het verzoek de bewijsstukken voegen waarop hij zich baseert.
Het verstrekken van rechtsbijstand wordt geregeld in wet nr. 327/2005 inzake het verlenen van rechtsbijstand aan behoeftige personen.
Voor een echtscheidingsprocedure moeten er gerechtskosten worden betaald. Een partij in de procedure kan verzoeken om vrijstelling van betaling van de gerechtskosten.
Op verzoek kan de rechtbank een partij geheel of gedeeltelijk van de gerechtskosten vrijstellen, mits de situatie van deze partij dit rechtvaardigt en in zaken waarin er geen sprake is van een recht dat op arbitraire of kennelijk onhoudbare gronden wordt ingeroepen. Tenzij de rechter anders beslist, geldt de vrijstelling voor de volledige procedure en heeft zij terugwerkende kracht; de kosten die zijn betaald vooraleer de beslissing inzake vrijstelling is gegeven, worden echter niet terugbetaald.
Tegen een dergelijke gerechtelijke beslissing kan binnen 15 dagen na de betekening ervan beroep worden aangetekend.
Er moet een verzoek worden ingediend voor de erkenning van een beslissing. De bevoegde rechtbank is de regionale rechtbank van Bratislava.
Definitieve beslissingen in huwelijkszaken die na 1 mei 2004 in andere lidstaten (met uitzondering van Denemarken) zijn gegeven, worden erkend op grond van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000. Beslissingen worden erkend zonder dat daartoe enigerlei procedure vereist is; er is met name geen speciale procedure voor het aanpassen van akten van de burgerlijke stand vereist. Elke belanghebbende kan echter om een bijzondere beslissing verzoeken houdende erkenning van een buitenlandse beslissing in huwelijkszaken. De regionale rechtbank van Bratislava is bevoegd voor de erkenning van buitenlandse beslissingen.
Inzake beslissingen die zijn gegeven in Denemarken, of vóór 1 mei 2004 in andere lidstaten, moet een verzoek worden ingediend om erkenning van een definitieve beslissing in huwelijkszaken, mits ten minste één van de partijen de Slowaakse nationaliteit bezit. Deze procedure wordt ingeleid door een verzoek dat kan worden ingediend door een persoon die is aangemerkt als partij bij de buitenlandse beslissing. De regionale rechtbank van Bratislava is bevoegd voor de erkenning van buitenlandse beslissingen.
Tegen een beslissing over de erkenning of niet-erkenning van een buitenlandse beslissing kan er beroep worden ingesteld. Beroep wordt ingesteld bij de regionale rechtbank van Bratislava; het hooggerechtshof beslist over het beroep.
Op de ontbinding van een huwelijk door echtscheiding is het recht van de staat van toepassing waarvan de echtgenoten onderdanen waren toen de procedure werd ingeleid. Als de echtgenoten niet dezelfde nationaliteit hebben, is het Slowaakse recht van toepassing op de ontbinding van het huwelijk door echtscheiding.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Echtscheidingsverzoeken worden behandeld door districtsrechtbanken (käräjäoikeus). Een echtscheidingsverzoek kan worden ingediend door een van de echtgenoten of door beide echtgenoten.
Echtscheiding kan worden verleend na een afkoelingsperiode van zes maanden. Er is geen afkoelingsperiode nodig als de echtgenoten gedurende ten minste twee jaar voorafgaand aan de indiening van het echtscheidingsverzoek gescheiden van tafel en bed hebben geleefd.
In het echtscheidingsverzoek hoeven geen redenen te worden vermeld. De persoonlijke relatie van de echtgenoten en de redenen voor het echtscheidingsverzoek worden door de districtsrechtbanken niet beoordeeld. Zie het antwoord op vraag 1.
De echtgenoten behouden de achternaam die ze hadden toen ze getrouwd waren. Indien de achternaam van een van de echtgenoten is veranderd als gevolg van het huwelijk, kan hij of zij na de echtscheiding een verzoek indienen om zijn of haar achternaam te veranderen.
De toekenning van echtscheiding en de verdeling van het huwelijksvermogen zijn afzonderlijke aangelegenheden. Nadat een huwelijk is ontbonden, kunnen de echtgenoten zelf overeenstemming bereiken over de verdeling van het vermogen of de rechtbank verzoeken een executeur te benoemen. De algemene regel is dat alle bezittingen van de echtgenoten gelijkelijk worden verdeeld. Van de algemene regel kan worden afgeweken op basis van huwelijkse voorwaarden of een soortgelijke regeling. De verdeling kan ook worden aangepast indien het resultaat anders onredelijk wordt geacht. Het huwelijksvermogen kan worden verdeeld zodra de afkoelingsperiode is verstreken.
Zaken als voogdij, regelingen inzake de woonplaats van kinderen, alimentatie en bezoekrechten met betrekking tot minderjarige kinderen waarover de echtgenoten samen overeenstemming hebben bereikt kunnen in samenhang met het echtscheidingsverzoek worden afgehandeld. Zie "Ouderlijke verantwoordelijkheid – Finland" en "Alimentatievorderingen – Finland".
Bij het verlenen van echtscheiding kan de rechtbank, na een verzoek daartoe en indien de rechtbank dit redelijk acht, een van de echtgenoten gelasten om de ander alimentatie te betalen (zie "Alimentatievorderingen – Finland"). Dit gebeurt echter zelden.
In het Finse rechtsstelsel wordt scheiding van tafel en bed niet erkend. In de praktijk betekent scheiding van tafel en bed dat de echtgenoten apart en op verschillende adressen wonen.
Zie het antwoord op vraag 4.
Zie het antwoord op vraag 4.
Het Finse recht omvat geen bepalingen inzake vernietiging van het huwelijk. Het openbaar ministerie moet een zaak voor de rechter brengen als de echtgenoten onmiddellijk willen scheiden wanneer blijkt dat de echtgenoten nauwe verwanten zijn of dat een van de echtgenoten bij het aangaan van het huwelijk reeds wettelijk was gehuwd.
Zie het antwoord op vraag 7.
Zie het antwoord op vraag 7.
Echtscheidingsverzoeken moeten worden ingediend bij een districtsrechtbank. De wet bepaalt echter dat echtgenoten altijd eerst moeten proberen om huwelijksgeschillen te schikken door via onderhandelingen tot overeenstemming te komen; daarbij kunnen ze bijstand krijgen van gezinsbemiddelaars van hun lokale raad voor sociale diensten (sosiaalilautakunta). Districtsrechtbanken zijn verplicht om echtgenoten mee te delen dat er een bemiddelingsdienst voor gezinszaken beschikbaar is. Bemiddelaars proberen echtgenoten te helpen om tot overeenstemming te komen over de wijze waarop het huwelijksgeschil op de voor alle gezinsleden meest bevredigende manier kan worden opgelost. Bemiddelaars kunnen echtgenoten ook bijstaan bij het opstellen van overeenkomsten en het inleiden van andere procedures voor het beslechten van een geschil. Bemiddelaars hebben een bijzondere plicht om rekening te houden met de belangen van minderjarige kinderen in het gezin. Bemiddeling is altijd vrijwillig.
Een echtscheidingsverzoek kan gezamenlijk door beide echtgenoten of door een van beide echtgenoten worden ingediend. Een echtscheidingsverzoek moet schriftelijk worden ingediend bij een districtsrechtbank in de plaats waar een van de echtgenoten zijn of haar woon- of verblijfplaats heeft. Echtscheidingsverzoeken kunnen persoonlijk of via een gemachtigde vertegenwoordiger worden ingediend. Echtscheidingsverzoeken kunnen ook per post, per fax of per e-mail aan de districtsrechtbank worden toegezonden.
In echtscheidingszaken is er rechtsbijstand beschikbaar. Meer informatie over rechtsbijstand in Finland vindt u hier.
Tegen echtscheidingsvonnissen kan beroep worden ingesteld bij een hof van beroep (hovioikeus).
In de regel is erkenning van een echtscheidingsvonnis in een andere lidstaat gebaseerd op Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad.
Krachtens deze verordening wordt een in een EU-lidstaat gewezen vonnis in alle andere lidstaten erkend zonder dat daartoe enigerlei andere procedure vereist is. Belanghebbende partijen kunnen echter een verzoek indienen om het vonnis expliciet wel of niet te erkennen.
Verzoeken inzake de erkenning van vonnissen worden behandeld door districtsrechtbanken.
Op echtscheidingsverzoeken die in Scandinavische landen worden ingediend is echter het Scandinavische Huwelijksverdrag van 1931 van toepassing. Van de lidstaten van de Europese Unie zijn Finland, Zweden en Denemarken partij bij dit verdrag. Een echtscheidingsvonnis dat is gewezen in overeenstemming met het Scandinavische Huwelijksverdrag is in alle Scandinavische landen geldig, zonder dat het afzonderlijk hoeft te worden bekrachtigd.
De procedure is dezelfde procedure als de procedure die onder punt 14 wordt beschreven.
Op alle echtscheidingsverzoeken die in Finland worden ingediend is het Finse recht van toepassing.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Een van de echtgenoten of beide echtgenoten samen kunnen om een echtscheiding verzoeken. De echtscheiding moet in bepaalde omstandigheden worden voorafgegaan door een bedenktijd van zes maanden. Dat is het geval:
In bepaalde uitzonderlijke gevallen hebben echtparen waarop de bovenstaande punten van toepassing zijn echter het recht om te scheiden zonder de bedenktijd in acht te hoeven nemen. Dat is het geval wanneer het echtpaar twee jaar gescheiden van tafel en bed leeft. Een echtgeno(o)t(e) heeft ook het recht om te scheiden zonder bedenktijd indien het waarschijnlijk wordt geacht dat de echtgeno(o)t(e) gedwongen in het huwelijk is getreden of vóór de leeftijd van 18 jaar zonder de vereiste officiële toestemming in het huwelijk is getreden. Indien het huwelijk is gesloten terwijl de echtgenoten naaste verwanten zijn of een van de echtgenoten reeds was getrouwd of een partner in een geregistreerd partnerschap was en het eerdere huwelijk of partnerschap niet is ontbonden, heeft elk van de echtgenoten het recht om zonder bedenktijd te scheiden.
Een echtgeno(o)t(e) heeft altijd het recht om een echtscheidingsvonnis te verkrijgen en hoeft daarvoor geen bijzondere gronden aan te voeren.
Indien een van de echtgenoten de achternaam van de andere echtgeno(o)t(e) heeft aangenomen, heeft die echtgeno(o)t(e) het recht om de laatste achternaam die hij of zij voorafgaand aan het huwelijk gebruikte, weer aan te nemen.
Na de echtscheiding moeten de bezittingen van het echtpaar onderling worden verdeeld. Het algemene beginsel is dat de boedel gelijkelijk wordt verdeeld over de echtgenoten. De reden voor de ontbinding van het huwelijk is niet van belang voor de verdeling van de boedel over de echtgenoten.
Na een echtscheiding houden beide echtgenoten automatisch gezamenlijk de voogdij over hun kinderen. De gezamenlijke voogdij kan echter door een rechtbank worden beëindigd:
Indien beide echtgenoten verzoeken om beëindiging van de gezamenlijke voogdij, is de rechtbank verplicht om het verzoek in te willigen.
Beide ouders zijn verantwoordelijk voor het levensonderhoud van hun kind. De ouder die niet samenleeft met het kind vervult de onderhoudsplicht door onderhoudsalimentatie voor het kind te betalen aan de andere ouder.
Na de echtscheiding is elke echtgeno(o)t(e) verantwoordelijk voor het eigen levensonderhoud. Uitzonderingen zijn alleen in bepaalde bijzondere situaties van toepassing, bijvoorbeeld wanneer een echtgeno(o)t(e) moeite heeft om in zijn of haar eigen levensonderhoud te voorzien nadat een langdurig huwelijk is ontbonden of wanneer er andere bijzondere gronden zijn.
Het Zweedse recht kent geen bepalingen inzake scheiding van tafel en bed.
Het Zweedse recht kent geen bepalingen inzake scheiding van tafel en bed.
Het Zweedse recht kent geen bepalingen inzake scheiding van tafel en bed.
Het Zweedse recht kent geen bepalingen inzake nietigverklaring van een huwelijk. Een huwelijk wordt ontbonden als gevolg van het overlijden van een van de echtgenoten of als een rechtbank de echtscheiding uitspreekt.
Het Zweedse recht kent geen bepalingen inzake nietigverklaring van een huwelijk.
Het Zweedse recht kent geen bepalingen inzake nietigverklaring van een huwelijk.
Alleen de rechtbank kan tot ontbinding van het huwelijk door echtscheiding besluiten. Er bestaan echter alternatieve mogelijkheden om een oplossing te vinden voor de verschillende problemen die in verband met een scheiding kunnen ontstaan.
De echtgenoten kunnen zogeheten “gezinsbemiddeling” krijgen. Deze dienst is gericht op het vinden van oplossingen voor conflicten tussen samenlevende partners. Op deze wijze kunnen echtparen hulp krijgen bij het oplossen van hun problemen en conflicten, zodat het huwelijk in stand kan worden gehouden. Indien er feitelijk reeds sprake is van scheiding van tafel en bed, kan gezinsbemiddeling helpen om het conflict te verzachten en het mogelijk te maken dat de ouders gezamenlijk hun rol van ouders vervullen. Gezinsbemiddeling wordt aangeboden door de (plaatselijke) overheid, kerkelijke organen en andere personen. Lokale autoriteiten moeten ervoor zorgen dat gezinsbemiddeling wordt aangeboden aan eenieder die daarom verzoekt.
Ook hebben de echtgenoten het recht op zogenoemde “samenwerkingsgesprekken”. Deze gesprekken hebben niet zozeer betrekking op de relatie tussen de volwassenen, maar op de kinderen. Samenwerkingsgesprekken zijn primair bedoeld om overeenstemming te bereiken over problemen die verband houden met de voogdij over de kinderen, de vraag waar de kinderen zullen wonen en de toegang tot de kinderen. Op de samenwerkingsgesprekken wordt toezicht gehouden door deskundigen. Lokale autoriteiten moeten ervoor zorgen dat samenwerkingsgesprekken worden aangeboden aan eenieder die daarom verzoekt.
Indien de echtgenoten iets willen veranderen met betrekking tot de voogdij over hun kinderen, de plaats waar de kinderen zullen wonen en de toegang tot de kinderen, kunnen ze daarover een overeenkomst sluiten. Deze overeenkomst moet worden goedgekeurd door de commissie voor sociaal welzijn van de lokale autoriteiten.
Het Zweedse recht kent geen bepalingen inzake scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk.
De eerste voorwaarde voor het indienen van een echtscheidingsverzoek bij een Zweedse rechtbank is dat de Zweedse rechtbank bevoegd moet zijn om de zaak te behandelen. Naast de onder de Brussel II-verordening vallende gevallen, gaat het ook om de volgende gevallen op grond van de autonome regels inzake de Zweedse rechterlijke bevoegdheid:
Indien is aangetoond dat een Zweedse rechtbank rechtsbevoegdheid heeft om de echtscheidingsprocedure te behandelen, wordt de zaak behandeld door de Zweedse arrondissementsrechtbank (“tingsrätt”) binnen het arrondissement waar een van de echtgenoten woont. Indien geen van beiden in Zweden woont, wordt de zaak behandeld door de arrondissementsrechtbank van Stockholm (“Stockholms tingsrätt”).
Er zijn twee manieren om een echtscheidingszaak aanhangig te maken bij de arrondissementsrechtbank. Als beide echtgenoten willen scheiden, kunnen ze een gezamenlijk verzoek indienen. Indien slechts één van hen wil scheiden, moet de echtgeno(o)t(e) die wil scheiden een verzoek tot dagvaarding bij de arrondissementsrechtbank indienen. In beide gevallen moeten kopieën van de geboorteakten worden bijgevoegd. Deze kunnen worden verkregen van de Zweedse belastingdienst (“Skatteverket”).
In een zaak die betrekking heeft op een echtscheiding en daarmee verband houdende kwesties kan rechtsbijstand alleen worden toegekend indien er bijzondere gronden zijn.
Het Zweedse recht kent geen bepalingen inzake scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk.
Ja, tegen een gerechtelijk echtscheidingsbesluit kan beroep worden ingesteld.
Volgens Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (de Brussel II‑verordening), moet een in een lidstaat gewezen vonnis in de andere lidstaten worden erkend zonder dat daarvoor enigerlei speciale procedure is vereist. Er zijn echter gronden voor niet‑erkenning.
De belangrijkste regel van de Brussel II-verordening is dat een rechterlijke beslissing tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk die is uitgesproken in een andere lidstaat automatisch dezelfde behandeling moet krijgen en dezelfde rechtsgevolgen moet hebben als een gelijkwaardige Zweedse beslissing. Hoewel de verordening derhalve is gebaseerd op het beginsel van wederzijdse erkenning, is het voor een belanghebbende partij nog steeds mogelijk om een verklaring te verkrijgen dat een buitenlands vonnis al dan niet wordt erkend in Zweden. Een dergelijke verklaring kan worden aangevraagd bij het Zweedse hof van beroep (“Svea hovrätt”), dat in dit stadium een beslissing over de aanvraag neemt zonder de wederpartij re raadplegen.
Om gebruik te kunnen maken van de door de Brussel II-verordening geboden mogelijkheid om een verklaring te verkrijgen dat een buitenlands vonnis in Zweden wordt erkend, moet een verzoek worden ingediend bij het Zweedse hof van beroep (zie ook het antwoord op vraag 14 hierboven). Indien het Zweedse hof van beroep in een dergelijke procedure heeft verklaard dat het vonnis in kwestie in Zweden wordt erkend, kan de andere partij een verzoek tot herziening van deze beslissing indienen. Een herzieningsverzoek moet worden ingediend bij het Zweedse hof van beroep, dat in het vervolg van de procedure beide partijen zal horen. Vervolgens kan bij het Zweedse hooggerechtshof (“Högsta domstolen”) beroep tegen de beslissing van het hof van beroep op het verzoek om herziening worden ingesteld.
Een verzoek om echtscheiding dat wordt behandeld door een Zweedse rechtbank moet altijd worden onderzocht op basis van het Zweedse recht (het lex fori-beginsel).
In bepaalde gevallen moeten echter ook bepalingen van buitenlands recht in aanmerking worden genomen. Dit is van toepassing op de volgende gevallen:
Wanneer beide echtgenoten buitenlands staatsburger zijn en een van hen stelt dat er geen gronden voor ontbinding van het huwelijk bestaan volgens het recht van de staat waarvan hij of zij een onderdaan is, kan een beslissing tot echtscheiding niet worden gegeven indien er, met inachtneming van de belangen van de echtgeno(o)t(e) of de kinderen van beide echtgenoten, specifieke gronden zijn om niet tot een dergelijke beslissing te komen.
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Een van de echtgenoten moet bij de rechter een verzoekschrift tot echtscheiding indienen. Verzoekschriften tot echtscheiding worden behandeld door het Family Court. Een echtscheidingsverzoek moet bij dat gerecht worden ingediend. De verzoeker moet het gerecht ervan overtuigen dat het huwelijk onherstelbaar is ontwricht. Daartoe moet hij een van de vijf hieronder vermelde feiten aanvoeren en bewijzen.
Een echtscheidingsverzoek kan niet eerder dan een jaar na de huwelijksdatum worden ingediend (dit geldt niet voor een verzoek om nietigverklaring, dat op elk moment van het huwelijk kan worden ingediend). Wel kan bewijs worden overgelegd van feiten en omstandigheden die zich in het eerste jaar van het huwelijk hebben voorgedaan om aan te tonen dat het huwelijk onherstelbaar is ontwricht.
Sinds maart 2014 kunnen personen van hetzelfde geslacht met elkaar in het huwelijk treden. Voor huwelijkspartners van hetzelfde geslacht gelden dezelfde voorwaarden en gronden voor echtscheiding als voor huwelijkspartners van verschillend geslacht.
Een echtscheidingsverzoek kan online worden ingediend.
Sinds 2005 kunnen koppels van hetzelfde geslacht hun relatie ook wettelijk formaliseren door het aangaan van een geregistreerd partnerschap. Sinds 31 december 2019 bestaat deze mogelijkheid ook voor koppels van verschillend geslacht. Wanneer de relatie ontwricht is, kunnen de partijen bij een dergelijk partnerschap verzoeken om de ontbinding ervan of om scheiding van tafel en bed. De procedure is analoog aan de hieronder beschreven procedure voor echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk. Het is niet mogelijk om de ontbinding van een geregistreerd partnerschap online aan te vragen. Zie voor aanvullende informatie de website van de overheid.
In een huwelijk van personen van hetzelfde geslacht bestaat het echtpaar, in het geval van twee mannen, uit echtgenoot en echtgenoot, en in het geval van twee vrouwen, uit echtgenote en echtgenote.
De enige grond voor echtscheiding is de onherstelbare ontwrichting van het huwelijk. Om aan te tonen dat hiervan sprake is, moeten een of meer van de volgende feiten worden bewezen:
• de andere echtgenoot heeft overspel gepleegd en de verzoeker vindt het ondraaglijk om nog met hem of haar samen te leven;
• onredelijk gedrag van de andere echtgenoot, waarvan sprake is als de andere echtgenoot zich zodanig heeft gedragen dat van de verzoeker in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij/zij met hem of haar blijft samenleven;
• verlating door de andere echtgenoot, waarvan sprake is als de andere echtgenoot de verzoeker op het moment dat het echtscheidingsverzoek wordt ingediend, voor een periode van ten minste twee jaar heeft verlaten;
• de partijen leven op het moment dat het echtscheidingsverzoek wordt ingediend gedurende een periode van ten minste twee jaar gescheiden (instemming van de andere echtgenoot vereist);
• de partijen leven op het moment dat het echtscheidingsverzoek wordt ingediend gedurende een periode van ten minste vijf jaar gescheiden (geen instemming van de andere echtgenoot vereist).
Het gerecht doet zo veel als mogelijk onderzoek naar de juistheid van de door verzoeker en verweerder aangevoerde feiten. Als het gerecht de onherstelbare ontwrichting van het huwelijk bewezen acht, spreekt het de echtscheiding uit.
Het feit dat er sprake is van overspel kan niet worden gebruikt als bewijs voor de ontbinding van een geregistreerd partnerschap.
Als het gerecht ervan overtuigd is dat het huwelijk onherstelbaar ontwricht is, spreekt het eerst een voorlopig vonnis van echtscheiding (decree nisi) uit. Zes weken daarna kan de partij die het echtscheidingsverzoek indiende, het gerecht verzoeken om een definitief vonnis van echtscheiding (decree absolute). Tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden is een dergelijk verzoek niet aan een bepaalde termijn gebonden.
Als het verzoek om een decree absolute echter langer dan twaalf maanden na het decree nisi wordt ingediend, moet het vergezeld gaan van een schriftelijke toelichting. Die toelichting moet antwoord geven op de volgende vragen:
• waarom wordt het verzoek zo laat ingediend;
• hebben de echtgenoten sinds het uitspreken van het decree nisi samengewoond en, zo ja, van wanneer tot wanneer; en
• in het geval dat het echtscheidingsverzoek werd ingediend door de vrouw (wat in het geval van huwelijken tussen twee vrouwen zowel de ene als de andere echtgenote kan zijn), is de vrouw sinds het uitspreken van het decree nisi bevallen van een kind of bestaat het vermoeden dat ze is bevallen van een kind en, zo ja, wordt wel of niet aangevoerd dat dit kind wordt/kan worden behandeld als een kind dat tot het gezin behoort (child of the family).
Het gerecht kan van de verzoeker verlangen dat hij in een beëdigde schriftelijke verklaring (affidavit) bevestigt dat zijn toelichting naar waarheid is opgesteld en kan op basis van het verzoek elke beschikking geven die het passend acht.
Het staat de partijen vrij om opnieuw in het huwelijk te treden (of een geregistreerd partnerschap aan te gaan). Ze kunnen de huwelijksnaam blijven voeren of weer de eigen familienaam gaan dragen.
Bij toewijzing van het verzoek om echtscheiding, scheiding van tafel of bed of nietigverklaring, of daarna, kan het gerecht bij beschikking bepalen dat vermogensbestanddelen worden overgedragen van de ene naar de andere echtgenoot, of naar een kind dat tot het gezin behoort (child of the family), of naar een andere persoon ten behoeve van een kind dat tot het gezin behoort.
Het gerecht kan ook een beschikking geven tot het doen van periodieke betalingen of betaling van een bedrag ineens, een beschikking tot de verkoop van vermogensbestanddelen, een beschikking betreffende pensioengelden en andere beschikkingen die het passend acht. Het gerecht is vrij om te bepalen welke beschikkingen het, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, in een bepaalde zaak geeft.
Bij het uitoefenen van zijn discretionaire bevoegdheden kijkt het gerecht met name naar zaken die het welzijn van tot het gezin behorende kinderen jonger dan achttien jaar betreffen, plus het volgende:
• de inkomsten, verdiencapaciteit, goederen en andere financiële middelen die elke echtgenoot heeft of in de nabije toekomst vermoedelijk zal hebben;
• de bijdrage, zowel financieel als anderszins, die elke echtgenoot aan de zorg voor het huishouden en de kinderen heeft geleverd;
• de financiële behoeften, verplichtingen en verantwoordelijkheden die elke echtgenoot heeft of in de nabije toekomst vermoedelijk zal hebben;
• de levensstandaard van het gezin vóór de ontwrichting van het huwelijk;
• de leeftijd van elke partij en de duur van het huwelijk;
• een eventueel lichamelijk of geestelijk gebrek van een van de partijen;
• de bijdrage die elke partij heeft geleverd of in de toekomst waarschijnlijk zal leveren aan het welzijn van het gezin;
• het gedrag van de echtgenoten, wanneer dat van dien aard is dat het onredelijk zou zijn om er bij de boedelscheiding geen rekening mee te houden;
• de waarde voor elke echtgenoot van voordelen die hij of zij door de echtscheiding of nietigverklaring niet meer kan verwerven.
Na de echtscheiding behouden beide ouders de ouderlijke verantwoordelijkheid voor de kinderen uit het huwelijk. Verder behoudt elke ouder de ouderlijke verantwoordelijkheid voor kinderen uit andere relaties waarvoor hij op het moment van de echtscheiding de ouderlijke verantwoordelijkheid heeft. Beide ouders blijven onderhoudsplichtig jegens minderjarige kinderen die tot het gezin behoorden.
Met het uitspreken van de decree absolute vervalt in de meeste gevallen de onderhoudsplicht jegens de andere echtgenoot, tenzij in het kader van de echtscheidingsprocedure een beschikking tot het betalen van partneralimentatie is gegeven. Verder blijft elke verplichting die voortvloeit uit een geldende beschikking (bijvoorbeeld inzake partneralimentatie) van kracht. Wel is het eventueel mogelijk om een geldende beschikking in de toekomst te herzien als ten aanzien van de gronden waarop die beschikking berust, aanzienlijke veranderingen zijn opgetreden.
In Engeland en Wales wordt “scheiding van tafel en bed” aangeduid als “judicial separation”. Een scheiding van tafel en bed ontheft de echtgenoot die het daartoe strekkende verzoek heeft gedaan van de verplichting om met de huwelijkspartner samen te wonen. Het geeft hem of haar echter niet het recht om te hertrouwen. Vandaar dat scheiding van tafel en bed in de praktijk een oplossing is voor echtgenoten waarvan het huwelijk is stukgelopen maar die niet willen hertrouwen. De verzoeker hoeft niet te bewijzen dat het huwelijk onherstelbaar is ontwricht. Het is mogelijk om na een scheiding van tafel en bed alsnog een echtscheidingsverzoek in te dienen.
Ook geregistreerde partners kunnen om een scheiding van tafel en bed verzoeken. Bij toewijzing heeft dit precies dezelfde rechtsgevolgen als wanneer gehuwden van tafel en bed worden gescheiden.
De verzoeker moet bewijs overleggen van een of meer in de wet genoemde feiten op grond waarvan het gerecht kan vaststellen dat er sprake is van ontwrichting van het huwelijk. In tegenstelling tot wat bij echtscheidingsverzoeken het geval is, geldt bij een verzoek om scheiding van en tafel en bed niet dat een dergelijk verzoek pas drie jaar na de huwelijksdatum kan worden ingediend.
Wanneer een van de echtgenoten die van tafel en bed zijn gescheiden overlijdt zonder een testament na te laten, wordt zijn hele boedel verdeeld volgens de regels van het intestaat erfrecht en heeft de scheiding van tafel en bed dezelfde rechtsgevolgen als een echtscheiding. Bijgevolg kan de overlevende echtgenoot in dat geval geen enkele aanspraak doen gelden op de boedel van de overleden echtgenoot. Wanneer de overleden echtgenoot wel een testament heeft gemaakt, heeft het feit dat de echtgenoten van tafel en bed waren gescheiden geen gevolgen voor de rechten die uit dat testament voortvloeien. Bijvoorbeeld wanneer de overlevende echtgenoot in het testament als begunstigde is aangewezen.
Bij de boedelscheiding kan het gerecht in het geval van scheiding van tafel en bed dezelfde voorzieningen treffen als in het geval van echtscheiding.
Er zijn twee vormen van nietigverklaring van een huwelijk. Een huwelijk dat nietig (void) wordt verklaard, is nooit geldig geweest en wordt geacht nooit te hebben bestaan. Een huwelijk kan ook relatief nietig of vernietigbaar (voidable) zijn, in welk geval het huwelijk op verzoek van een van de echtgenoten nietig kan worden verklaard. In het geval van relatieve nietigheid kan het huwelijk blijven voortbestaan als beide echtgenoten dat wensen.
Een huwelijk is in de volgende gevallen nietig:
• het huwelijk voldoet niet aan een van de voorwaarden van de Marriage Acts van 1949 tot en met 1986:
o de partijen zijn te nauw verwant,
o een van de partijen is jonger dan zestien jaar,
o de juiste huwelijksformaliteiten zijn niet in acht genomen;
• bij de huwelijksvoltrekking was een van de partijen al wettig gehuwd;
• het betreft een polygaam huwelijk dat buiten Engeland en Wales is voltrokken en waarbij een van de echtgenoten op het moment van de huwelijksvoltrekking zijn woonplaats in Engeland of Wales had.
Een huwelijk is in de volgende gevallen relatief nietig (vernietigbaar):
• het huwelijk is niet geconsumeerd omdat een van de echtgenoten niet in staat is om het huwelijk te consumeren. Dit geldt alleen voor heterohuwelijken;
• het huwelijk is niet geconsumeerd omdat de verweerder moedwillig weigert om het huwelijk te consumeren. Dit geldt alleen voor heterohuwelijken;
• een van de echtgenoten heeft niet naar behoren ingestemd met het huwelijk, omdat hij of zij die instemming onder dwang heeft gegeven, een onjuiste voorstelling van de rechtsgevolgen van het huwelijk had of geestelijk niet in staat was om de rechtsgevolgen van het huwelijk te begrijpen;
• op het moment van de huwelijksvoltrekking leed een van de echtgenoten aan een geestelijke stoornis die hem of haar ongeschikt maakte om te huwen of aan een overdraagbare geslachtsziekte en de verzoeker was hier op dat moment niet van op de hoogte;
• op het moment van de huwelijksvoltrekking was de verweerder zwanger van iemand anders dan de verzoeker en de verzoeker was hier op dat moment niet van op de hoogte;
• na de huwelijksvoltrekking is aan een van de huwelijkspartners een voorlopige verklaring betreffende erkenning van diens genderidentiteit (Gender Recognition Certificate) afgegeven;
• de verweerder is een persoon waarvan het geslacht op het moment van de huwelijksvoltrekking op grond van de Gender Recognition Act 2004 (wet inzake erkenning van genderidentiteit) het verkregen geslacht was geworden en de verzoeker was hier op dat moment niet van op de hoogte.
Een nietig huwelijk wordt geacht nooit te hebben bestaan. Het feit dat een huwelijk nietig is, verandert echter niets aan de juridische status van eventuele kinderen uit dat huwelijk.
Een vernietigbaar huwelijk wordt geacht nietig te zijn vanaf de datum dat het gerecht het voorlopig vonnis houdende nietigverklaring van het huwelijk in een definitief vonnis heeft omgezet. Het huwelijk wordt geacht tot dat moment te hebben bestaan.
Zowel bij een nietig als bij een vernietigbaar huwelijk kan het gerecht de boedelscheiding regelen, op dezelfde wijze als bij een echtscheiding.
De overheid moedigt echtgenoten aan om onderlinge geschillen in bepaalde gevallen via gezinsbemiddeling te beslechten. Dit kan het juiste middel zijn bij geschillen over kinderen, de boedel en financiële kwesties. In sommige gebieden verleent de Children and Family Court Advisory and Support Service (CAFCASS (Engeland) of
CAFCASS Cymru (Wales)) advies en ondersteuning bij de beslechting van bij de rechter aanhangige geschillen over kinderen. De rechter kan een zaak schorsen om de partijen in de gelegenheid te stellen hun geschil via deze dienst te beslechten.
Het verzoekschrift kan worden ingediend bij elk Family Court en moet vermelden of het een verzoek om echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring betreft. Voor de contactgegevens van de gerechten en de noodzakelijke formulieren kunt u terecht op de websites: ministerie van Justitie en
Court and Tribunal finder en op de overheidspagina “
Echtscheiding aanvragen”.
Voor het indienen van een verzoekschrift is doorgaans een vergoeding verschuldigd, maar als de indiener een uitkering ontvangt of kan aantonen dat betaling van de vergoeding een te grote financiële belasting vormt, kan vrijstelling worden verleend. Nadere informatie over gerechtskosten vindt u hier.
Het verzoek moet worden ingediend via formulier D8. De verzoekende partij moet de volgende stukken indienen:
• drie exemplaren van het verzoekformulier;
• een extra exemplaar voor de met naam genoemde persoon waarmee overspel is gepleegd, indien van toepassing;
• de originele huwelijksakte en, indien nodig, een beëdigde vertaling;
• een vrijstellingsformulier.
Voor echtscheidingszaken, geschillen over kinderen of vermogensgeschillen is in de regel geen rechtsbijstand beschikbaar, tenzij er sprake is van huiselijk geweld. Bij een aanvraag om rechtsbijstand wordt ook gekeken naar de vermogenstoestand van de aanvrager en de grond van de zaak. Zie voor aanvullende informatie de website van de overheid.
Wanneer een voorlopige uitspraak is gedaan, kan een van de echtgenoten de rechter verzoeken om bewijs te mogen overleggen waaruit blijkt dat de voorlopige uitspraak niet in een definitieve moet worden omgezet. De rechter kan de voorlopige uitspraak vernietigen of in een definitieve omzetten, nader onderzoek gelasten of de zaak op een andere wijze afhandelen die hij passend acht.
Een definitief vonnis is, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, niet vatbaar voor beroep.
Een scheiding van tafel en bed is niet vatbaar voor beroep, maar kan, met instemming van beide partijen, wel worden opgeheven.
Verordening (EG) nr. 2201/2003 bepaalt dat een in een lidstaat uitgesproken echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk in andere lidstaten kan worden erkend. De daarvoor vereiste documenten kunnen worden verkregen bij het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan en moeten worden ingediend bij het High Court.
Genoemde verordening is niet van toepassing voor het bepalen van de schuldvraag, de vermogensrechtelijke gevolgen van een huwelijk en eventuele alimentatie en is evenmin op andere bijkomende kwesties van toepassing. Er moet een reëel aanknopingspunt bestaan tussen de belanghebbende en de lidstaat die de bevoegdheid uitoefent.
Erkenning kan worden geweigerd wanneer de uitspraak strijdig is met de openbare orde, wanneer de uitspraak bij verstek is gedaan, wanneer de relevante stukken niet tijdig aan de verweerder werden betekend of wanneer de uitspraak onverenigbaar is met een uitspraak die in een andere zaak tussen dezelfde partijen in Engeland en Wales is gedaan of met een eerdere uitspraak in een ander land, mits die eerdere uitspraak in Engeland en Wales kan worden erkend.
Elke belanghebbende kan het gerecht verzoeken om een beslissing houdende erkenning of niet-erkenning van een in een ander land gedane uitspraak. Het High Court kan de procedure schorsen wanneer tegen de uitspraak om erkenning waarvan wordt verzocht, beroep is aangetekend.
Verordening (EG) nr. 2201/2003 blijft van toepassing tot en met 31 december 2020.
Wanneer de uitspraak niet op grond van genoemde verordening kan worden erkend, geldt hetgeen in de Family Law Act 1986 (wet op het familierecht) is bepaald ten aanzien van in het buitenland uitgesproken echtscheidingen. Artikel 46 van deze wet bepaalt het volgende:
• de geldigheid van een door een buitenlandse rechter uitgesproken echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring wordt erkend indien
o de echtscheiding/scheiding van tafel en bed/nietigverklaring rechtskracht heeft volgens het recht van het land waar deze is verkregen, en
o op de relevante datum (de datum waarop de procedure tot echtscheiding/scheiding van tafel en bed/nietigverklaring werd ingeleid) een van de huwelijkspartners
• De geldigheid van een anders dan via de rechter in het buitenland verkregen echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring wordt erkend indien
o de echtscheiding/scheiding van tafel en bed/nietigverklaring rechtskracht heeft volgens het recht van het land waar deze is verkregen, en
o op de relevante datum (de datum waarop de echtscheiding/scheiding van tafel en bed/nietigverklaring werd verkregen)
• geen van de huwelijkspartners gedurende een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaand aan de relevante datum zijn gewone verblijfplaats in het Verenigd Koninkrijk had.
Iedereen kan de rechter verzoeken om een beslissing houdende erkenning van een buiten Engeland en Wales verkregen echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring. De rechter kan kennis nemen van dit verzoek wanneer de verzoeker
• op de datum van de rechtsingang zijn woonplaats in Engeland of Wales heeft, of
• gedurende een aangesloten periode van ten minste een jaar onmiddellijk voorafgaand aan deze datum zijn gewone verblijfplaats in Engeland of Wales heeft gehad.
Onder de hierboven genoemde voorwaarden kan iedereen bij het Family Court een verzoek indienen om een beslissing houdende niet-erkenning van een buiten Engeland en Wales uitgesproken echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring.
Een verzoek om erkenning van een buitenlandse echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring op grond van de EU-verordening moet bij het High Court worden ingediend. De verzoeker moet de verweerder via toezending van de stukken in kennis stellen van het verzoek en hem in de gelegenheid stellen daartegen verweer te voeren, tenzij het gerecht beslist dat de verweerder ondubbelzinnig heeft ingestemd met de echtscheiding/scheiding van tafel en bed/nietigverklaring.
Conform de verordening kan elke belanghebbende verzoeken om een beslissing houdende erkenning of niet-erkenning van een in een ander land gedane uitspraak. Het High Court kan de procedure schorsen wanneer tegen de uitspraak om erkenning waarvan wordt verzocht, beroep is aangetekend in de lidstaat waar de uitspraak is gedaan.
De EU-verordening blijft van toepassing tot en met 31 december 2020.
De rechter in Engeland en Wales zal altijd het recht van Engeland en Wales toepassen op zaken die aan hem worden voorgelegd. Zelfs als het huwelijk in het buitenland is voltrokken, is de rechter in Engeland en Wales bevoegd om kennis te nemen van een echtscheidingsverzoek als een van de huwelijkspartners
• op de datum van de rechtsingang zijn woonplaats in Engeland of Wales heeft, of
• gedurende een aangesloten periode van ten minste een jaar onmiddellijk voorafgaand aan deze datum zijn gewone verblijfplaats in Engeland of Wales heeft gehad.
Verwante links
Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en verbreking van relatie
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Het echtscheidingsrecht van Noord-Ierland is neergelegd in de Matrimonial Causes (Northern Ireland) Order 1978.
Een man of vrouw die wil scheiden, moet daartoe een schriftelijk verzoek bij de rechter indienen. De partij die het scheidingsverzoek indient, wordt aangeduid met 'verzoeker', de wederpartij, met 'verweerder'. De verzoeker moet de rechter ervan overtuigen dat het huwelijk onherstelbaar is ontwricht. Daartoe moet hij een van de vijf in vraag 2 vermelde feiten aanvoeren en bewijzen. Een echtscheidingsverzoek kan niet eerder dan twee jaar na de huwelijksvoltrekking worden ingediend. Wel kan bewijs worden overlegd van feiten en omstandigheden die zich in de eerste twee jaar van het huwelijk hebben voorgedaan om aan te tonen dat het huwelijk onherstelbaar is ontwricht.
De enige grond voor echtscheiding is de onherstelbare ontwrichting van het huwelijk. Om aan te tonen dat het huwelijk onherstelbaar is ontwricht, moet de verzoeker in de regel een of meer van de onderstaande feiten bewijzen.
De verweerder heeft overspel gepleegd. Dit geldt niet als scheidingsgrond wanneer de verzoeker, nadat hij van het overspel op de hoogte is geraakt, gedurende een al dan niet aaneengesloten periode van meer dan zes maanden is blijven samenwonen met de verweerder.
Bij de beoordeling of de verzoeker door de verweerder is verlaten of dat de partijen gedurende een bepaalde aaneengesloten periode gescheiden hebben geleefd, wordt geen rekening gehouden met periodes waarin de partijen weer hebben samengewoond, mits deze periodes in totaal niet langer dan zes maanden hebben geduurd. Bedoelde periodes worden niet meegenomen bij het bepalen van de periode van verlating of scheiding.
Als de rechter de onherstelbare ontwrichting van het huwelijk bewezen acht, spreekt hij een voorlopig vonnis van echtscheiding (decree nisi) uit (deze rechterlijke uitspraak resulteert uiteindelijk in de echtscheiding).
De echtscheidingsprocedure is voltooid wanneer het voorlopige vonnis van echtscheiding wordt omgezet in een definitief vonnis (decree absolute). Een verzoek om een voorlopig vonnis in een definitief vonnis om te zetten, kan zes weken en één dag na de datum van het voorlopige vonnis worden ingediend. Wanneer een dergelijk verzoek niet binnen twaalf maanden na het voorlopige vonnis van echtscheiding wordt ingediend, kan de verzoeker worden gevraagd om een beëdigde verklaring (affidavit) te overleggen waarin hij de redenen voor de vertraging aangeeft. Onder bepaalde omstandigheden kan ook de verweerder om omzetting in een definitief vonnis van echtscheiding verzoeken. Zolang er geen definitief vonnis van echtscheiding is, kunnen de partijen niet hertrouwen.
Er zijn geen specifieke regels inzake de betrekkingen tussen gewezen echtgenoten. De partijen zijn echter niet meer verplicht om samen te wonen en wanneer de vrouw de achternaam van haar man had aangenomen, mag zij desgewenst weer haar eigen familienaam voeren.
De Matrimonial Causes Order 1978 bevat verstrekkende bepalingen die de rechter in staat stellen de boedel van de partijen te verdelen en hen financiële regelingen op te leggen, zowel ten aanzien van henzelf als ten aanzien van de kinderen.
De rechter kan bij het uitspreken van de echtscheiding, of daarna, een beschikking geven inzake:
Hij gerecht kijkt naar alle omstandigheden van de zaak en geeft dan een beslissing. Het welzijn van tot het gezin behorende kinderen jonger dan 18 jaar staat daarbij voorop.
Na de echtscheiding behouden beide ouders de ouderlijke verantwoordelijkheid voor de kinderen uit het huwelijk en blijven ze onderhoudsplichtig jegens minderjarige kinderen die tot het gezin behoorden.
Wanneer er sprake is van een minderjarig kind (jonger dan zestien jaar) of een kind dat ouder is dan zestien jaar en voortgezet onderwijs of een beroepsopleiding volgt, moet de verzoeker het formulier M4 invullen en daarin de voor dat kind voorgestelde regelingen vermelden. Het formulier heeft tot doel de partijen te stimuleren om onderling afspraken te maken over de toekomst van het kind. Wanneer de partijen het niet eens kunnen worden, wordt de verweerder de mogelijkheid geboden tot het maken van opmerkingen over de voorgestelde regelingen en kan de rechter de hem in de Children (Northern Ireland) Order 1995 toegekende bevoegdheden uitoefenen (de rechter kan bijvoorbeeld bepalen waar het kind gaat wonen).
Met de echtscheiding komt er een einde aan de onderhoudsplicht jegens de andere echtgenoot, tenzij de rechter een beschikking inzake alimentatie of boedelscheiding heeft gegeven.
Een verzoek om scheiding van tafel en bed kan worden ingediend wanneer een huwelijk is stukgelopen maar de verzoeker om de een of andere reden geen echtscheiding wil. Nadat de scheiding van tafel en bed is uitgesproken, is de verzoeker niet langer verplicht om met zijn/haar echtgenoot samen te wonen, maar hij of zij kan niet hertrouwen. Na een scheiding van tafel en bed kan een echtscheidingsverzoek worden ingediend.
Degene die om een scheiding van tafel en bed verzoekt, hoeft niet te bewijzen dat het huwelijk onherstelbaar is ontwricht.
De echtgenoten zijn niet meer verplicht om samen te wonen. Indien een van de echtgenoten na een scheiding van tafel en bed overlijdt zonder een testament na te laten (intestaat), worden zijn goederen verdeeld alsof de andere echtgenoot is overleden en gaan eventuele voordelen die deze zou hebben ontvangen, teniet. Over het algemeen komen de rechterlijke bevoegdheden ten aanzien van de boedelscheiding na een scheiding van tafel en bed overeen met die na een echtscheiding. De rechter is echter niet bevoegd om zich over de verdeling van het pensioen uit te spreken.
De rechter verklaart het huwelijk nietig wanneer de verzoeker bewijst dat het huwelijk nietig of relatief nietig (vernietigbaar) is. Een nietig huwelijk is een huwelijk dat nooit had mogen worden voltrokken en dat geacht wordt nooit te hebben bestaan. Een vernietigbaar huwelijk wordt erkend als een geldig huwelijk en blijft in stand totdat het nietig wordt verklaard.
Een huwelijk is nietig wanneer een van de volgende feiten wordt bewezen:
Een huwelijk is vernietigbaar wanneer een van de volgende feiten wordt bewezen:
Een verzoek om nietigverklaring op basis van een van de laatste vier gronden moet in beginsel worden ingediend binnen drie jaar na de huwelijksvoltrekking. Onder bepaalde omstandigheden kan een verzoek echter ook daarna nog worden ingediend.
Als het verzoek op een van de laatste twee gronden is gebaseerd, moet de verzoeker bewijzen dat hij of zij op het moment van de huwelijksvoltrekking niet op de hoogte was van de ziekte of zwangerschap.
De rechter zal een verzoek om nietigverklaring van een vernietigbaar huwelijk niet toewijzen als de verweerder het volgende aantoont:
Een nietig huwelijk wordt geacht nooit te hebben bestaan. Een vernietigbaar huwelijk wordt geacht nietig te zijn vanaf de datum dat de rechter zijn voorlopig vonnis houdende nietigverklaring van het huwelijk in een definitief vonnis omzet.
Er zijn een aantal instanties in Noord-Ierland die bemiddelingsdiensten aanbieden (bijvoorbeeld Relate). Bemiddeling kan de echtgenoten helpen bij het regelen van de praktische zaken rond een echtscheiding, zoals financiële en ouderschapszaken.
Een verzoek om echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk kan bij het High Court of een van de in echtscheidingszaken bevoegde County Courts worden ingediend. Bij een County Court ingediende verzoeken worden echter in het geval van verweer naar het High Court verwezen.
De adressen en telefoonnummers van die gerechten staan op de website van de Northern Ireland Courts and Tribunals Service.
Voor het aanhangig maken van de procedure moet u een reeks formulieren toezenden aan het bevoegde gerecht. Die formulieren moeten vergezeld gaan van het volgende:
Bij de griffie kunt u ook terecht voor kopieën van de benodigde formulieren en uitleg over de invulling ervan. De medewerkers van de griffie geven echter geen juridisch advies en vertellen u evenmin wat u moet aanvoeren.
U kunt rechtsbijstand aanvragen. Of u in aanmerking komt voor financiële hulp en de hoogte daarvan is echter afhankelijk van uw financiële situatie. Ook als u in aanmerking komt, bent u mogelijk een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd. U kunt met de Legal Aid Department (dienst rechtsbijstand) afspreken om deze eigen bijdrage in termijnen te betalen. Behalve dat u aan bepaalde financiële criteria moet voldoen, moet u ook redelijke gronden hebben voor het aanhangig maken van de zaak of het voeren van verweer, en dient het onder alle omstandigheden redelijk te zijn dat u rechtsbijstand aanvraagt.
Tegen de definitieve ontbinding of nietigverklaring van een huwelijk kan geen beroep worden aangetekend wanneer de benadeelde partij de mogelijkheid heeft gehad om tegen het voorlopig vonnis van echtscheiding/nietigverklaring beroep in te stellen, maar daarvan geen gebruik heeft gemaakt. Tegen beschikkingen die met instemming van beide partijen zijn gegeven, kan alleen met toestemming van de rechter beroep worden ingesteld. De appelrechter heeft een reeks bevoegdheden en kan de beslissing in eerste aanleg bevestigen, vernietigen of herzien.
Verordening (EG) nr. 1347/2000 van de Raad van 29 mei 2000 (“de verordening”) bepaalt dat de in een lidstaat gegeven beslissing houdende echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk in de andere lidstaten zonder bijzondere procedure (anders dan die welke in de verordening is neergelegd) moet worden erkend.
Elke belanghebbende kan de rechter verzoeken om een beslissing houdende erkenning of niet-erkenning van een in een andere lidstaat gegeven beslissing. De gronden voor niet-erkenning (weigeringsgronden) zijn strikt afgebakend. Zo kan erkenning worden geweigerd wanneer de beslissing strijdig is met de openbare orde.
Een verzoek om erkenning moet bij het High Court in Noord-Ierland worden ingediend.
Wanneer de verordening niet van toepassing is, is mogelijk artikel 46 van de Family Law Act 1986 (wet op het familierecht) van toepassing. Hierin staan de algemene voorwaarden voor de erkenning van een buitenlandse echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring.
Een verzoek om erkenning van een buitenlandse echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring moet bij het High Court worden ingediend. Het verzoek moet schriftelijk worden gedaan en vergezeld gaan van een kopie van de beslissing houdende echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring.
Aangezien het High Court over een verzoek om erkenning van een echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring beslist (zowel op grond van de verordening als op grond van de Family Law Act 1986), beslist het ook over bezwaren daartegen. In artikel 15 van de verordening en artikel 51 van de Family Law Act 1986 worden de weigeringsgronden genoemd.
Wanneer de Noord-Ierse rechter beslist dat hij bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek om echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring, past hij het Noord-Ierse recht toe.
De Noord-Ierse rechter is bevoegd om kennis te nemen van een verzoek om echtscheiding of scheiding van tafel en bed (zelfs als het huwelijk in het buitenland is voltrokken) wanneer
De Noord-Ierse rechter is bevoegd om kennis te nemen van een verzoek om nietigverklaring van een huwelijk (zelfs wanneer het huwelijk in het buitenland is voltrokken) wanneer
Northern Ireland Courts and Tribunals Service
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
In Schotland wordt de echtscheiding door de rechter uitgesproken. De rechter kan dat alleen doen als het volgende is vastgesteld:
De onherstelbare ontwrichting van het huwelijk kan op basis van een van de onder 2 vermelde gronden worden vastgesteld.
Zie het antwoord op vraag 1. De onherstelbare ontwrichting van het huwelijk kan op basis van de volgende gronden worden vastgesteld:
In het geval van de laatste twee gronden is in bepaalde gevallen een vereenvoudigde procedure beschikbaar.
De wet bevat geen bijzondere bepalingen inzake de persoonlijke betrekkingen tussen gewezen echtgenoten. Beide echtgenoten mogen tijdens het huwelijk hun eigen familienaam blijven voeren. Evenzo mogen ze na de echtscheiding de familienaam van de gewezen echtgenoot blijven voeren.
De verdeling van het huwelijksvermogen is geregeld in de Family Law (Scotland) Act 1985 (wet op het familierecht). Over het algemeen omvat het huwelijksvermogen alle vermogensbestanddelen die de echtgenoten tijdens het huwelijk hebben verworven, alsook onroerend goed dat vóór het huwelijk is verworven voor gebruik als echtelijke woning of meubilair voor die woning. Onder het huwelijksvermogen vallen geen andere vermogensbestanddelen die vóór het huwelijk zijn verworven, noch vermogensbestanddelen die door een van de echtgenoten zijn verworven nadat de echtgenoten niet meer samenwoonden of vermogensbestanddelen die tijdens het huwelijk door een derde zijn geschonken of door erfenis zijn verkregen.
Elke huwelijkspartner kan de rechter om een beschikking op grond van genoemde wet verzoeken. Zo kan de rechter een beschikking geven tot betaling van een eenmalig bedrag of een periodieke toelage, een beschikking tot eigendomsovergang, een beschikking betreffende pensioengelden en pensioencompensatie en andere beschikkingen op tussenvordering.
Bij het geven van de beschikking hanteert de rechter de volgende uitgangspunten:
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 3.2, moeten de economische lasten van de zorg voor de kinderen uit het huwelijk gelijkelijk worden verdeeld. Zie het EJN-informatieblad voor Schotland over ouderlijke verantwoordelijkheid.
Zie het EJN-informatieblad voor Schotland over alimentatievorderingen.
In Schotland kan de rechter op grond van de Divorce (Scotland) act 1976 een scheiding van tafel en bed uitspreken (judicial separation). Dit is een alternatief voor echtgenoten die geen echtscheiding willen, maar ook niet meer willen samenwonen. De echtgenoten zijn dan nog steeds gehuwd en moeten elkaar nog steeds onderhouden, wat betekent dat ze elkaar nog steeds, net als elk ander echtpaar, financieel moeten ondersteunen.
De gronden voor scheiding van tafel en bed zijn dezelfde als voor echtscheiding (zie het antwoord op vraag 1).
Zie het antwoord op vraag 4. Een scheiding van tafel en bed vormt geen beletsel voor het aanvragen van een echtscheiding.
Hoewel "marriage annulment" (nietigverklaring) in Schotland geen erkende juridische term is, kan elke belanghebbende in het geval dat een Schots huwelijk nietig is, de rechter om een declarator of nullity (declaratoir van nietigheid) verzoeken. Een declaratoir van nietigheid houdt in dat het huwelijk wordt geacht nooit te hebben bestaan. Een huwelijk is in de volgende gevallen nietig:
Een vernietigbaar huwelijk is geldig totdat een van de echtgenoten om een declaratoir van nietigheid verzoekt. Een huwelijk is alleen vernietigbaar wanneer een van de echtgenoten op het moment van de huwelijksvoltrekking aan een ongeneeslijke vorm van impotentie lijdt.
Wanneer een huwelijk nietig is, kan elke belanghebbende de rechter om een declaratoir van nietigheid verzoeken. In het geval van een vernietigbaar huwelijk kan alleen een van de echtgenoten dat doen. Meer informatie over nietige en vernietigbare huwelijken: zie het antwoord op vraag 7.
Een nietig huwelijk wordt geacht nooit te hebben bestaan. Een declaratoir van nietigheid is dan ook feitelijk niet nodig. Wanneer de rechter een declaratoir van nietigheid geeft, kan hij ook de financiële aspecten regelen. Ook een vernietigbaar huwelijk wordt geacht nooit te hebben bestaan als de rechter een declaratoir van nietigheid geeft.
Relationships Scotland, een door de Schotse overheid gesubsidieerde vrijwilligersorganisatie, bemiddelt via een netwerk van lokale bureaus tussen echtgenoten die besloten hebben om (van tafel en bed) te scheiden. Het betreft een vrijwillige procedure die echtparen kan helpen om een gezamenlijke oplossing te vinden voor praktische problemen. Echtparen en andere personen die relatieproblemen hebben, kunnen ook relatieadvies vragen. Door gezinnen passend advies te geven en de juiste ondersteuning te bieden, kan worden voorkomen dat problemen escaleren en men naar de rechter stapt.
Voor gezinsbemiddeling kunt u ook terecht bij: Comprehensive Accredited Lawyer Mediators.
Andere alternatieven zijn onder meer collaborative law en arbitrage: Flags Scotland
Het is mogelijk om bij de Registers of Scotland in de Books of Council and Session een wettelijk verbindende onderhandse overeenkomst te laten inschrijven.
De Schotse overheid publiceert de Parenting Agreement for Scotland. Dit is een 'handleiding' voor scheidende ouders die ze helpt om onderling tot overeenstemming te komen over wat na het beëindigen van de huwelijksrelatie het beste is voor hun kinderen.
Echtscheiding/Scheiding van tafel en bed
i. Een verzoek om echtscheiding of scheiding van tafel en bed moet worden ingediend bij het Court of Session in Edinburgh of een van de plaatselijke Sheriff Courts. Op de website van de Scottish Courts and Tribunals Service staat een kaart met de locaties van deze gerechten en een lijst met adressen en contactgegevens.
ii. Bij welk gerecht het verzoek wordt ingediend, is een kwestie van persoonlijke voorkeur. Om het verzoek bij het Court of Session te kunnen indienen, moet de Schotse rechter bevoegd zijn. Om het verzoek bij een van de Sheriff Courts te kunnen indienen, moet de rechter van het sheriffdom (rechtsgebied van een Sheriff Court) waarin dat gerecht is gevestigd, bevoegd zijn. Welke rechter bevoegd is, wordt bepaald op grond van de verblijf- of woonplaats. Een partij heeft haar woonplaats in een bepaalde plaats in Schotland als zij die plaats als haar thuis beschouwt en verwacht daar voor de voorzienbare toekomst haar vaste verblijfplaats te zullen hebben.
iii. Schotland kent twee typen procedures voor het aanvragen van een echtscheiding.
iv. Wanneer als echtscheidingsgrond wordt aangevoerd dat de echtgenoten een jaar niet hebben samengewoond en de andere echtgenoot met het verzoek instemt, of dat de echtgenoten twee jaar niet hebben samengewoond, in welk geval geen toestemming van de andere echtgenoot is vereist, kan gebruik worden gemaakt van de vereenvoudigde procedure. De vereenvoudigde procedure is alleen beschikbaar wanneer
v. Een echtscheidingsverzoek volgens de vereenvoudigde procedure wordt over het algemeen zonder de hulp van een advocaat ingediend. Een echtscheiding volgens deze procedure wordt daarom ook wel een 'doe-het-zelf-scheiding' genoemd. Voor verzoekformulieren en een toelichting kunt u terecht op de website van de Scottish Courts and Tribunals Service
vi. Bij de gewone procedure moet het verzoek om echtscheiding of scheiding van tafel in de vorm van een summons (dagvaarding) bij het Court of Session of via een initial writ (bevelschrift) bij het Sheriff Court worden ingediend. Elk gerecht bepaalt zelf de vormvoorschriften waaraan een dergelijk verzoek moet voldoen. Zie "Rules and Practice" op de website van de Scottish Courts and Tribunals Service Hoofdstuk 49 van de Rules van het Court of Session en hoofdstuk 33 van de Ordinary Cause Rules van het Sheriff Court hebben betrekking op familiezaken.
Nietigverklaring
vii. Een verzoek om een declaratoir van nietigheid moet bij het Court of Session in Edinburgh worden ingediend.
Formaliteiten en documentatie
viii. Bij elk gerecht moet u voor het inleidende verzoekschrift een vergoeding betalen. Mogelijk moet u dat ook in latere fasen van de procedure doen. Als u rechtsbijstand of een uitkering ontvangt, komt u mogelijk in aanmerking voor vrijstelling van deze vergoedingen. Een vrijstellingsformulier kunt u downloaden van de website van de Scottish Courts and Tribunals Service, vanaf de pagina over echtscheiding.
ix. Samen met een verzoek om echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring moet u ook de huwelijksakte overleggen.
Wanneer u aan de wettelijk voorgeschreven financiële criteria voldoet, komt u in aanmerking voor advies en bijstand. Daarnaast komt u bij een echtscheidingszaak die volgens de gewone procedure wordt gevoerd, eventueel ook in aanmerking voor Civil Legal Aid (rechtsbijstand in civielrechtelijke zaken). U moet dan voldoen aan de criteria van de drie in de wet voorgeschreven gebruikelijke onderzoeken naar de financiële draagkracht, de redelijkheid en de kans van slagen van het echtscheidingsverzoek. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de Scottish Legal Aid Board (SLAB).
i. Tegen een door het Sheriff Court in een vereenvoudigde procedure uitgesproken echtscheiding kan per brief beroep worden aangetekend binnen veertien dagen na de datum van de uitspraak.
ii. Een door het Court of Session in een vereenvoudigde procedure uitgesproken echtscheiding is niet vatbaar voor beroep. Voor het beëindigen van de rechtskracht en rechtsgevolgen van die uitspraak moet bij hetzelfde gerecht een vordering tot reductie (action of reduction) worden ingesteld.
iii. Tegen een door het Sheriff Court in een gewone procedure uitgesproken echtscheiding of een beschikking tot scheiding van tafel en bed kan per brief beroep worden aangetekend binnen veertien dagen na de datum van de uitspraak. Tegen een door het Court of Session uitgesproken echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk kan beroep worden aangetekend binnen eenentwintig dagen na de datum van de uitspraak.
De erkenning van echtscheidingen, scheidingen van tafel en bed en nietigverklaringen valt in de regel onder Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 ("verordening Brussel II bis"). Artikel 21 van die verordening bevat de basisbepalingen inzake erkenning.
i. In een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissingen moeten in andere lidstaten zonder bijzondere procedure worden erkend.
ii. Meer in het bijzonder geldt dat, onverminderd het bepaalde in lid 3, geen bijzondere procedure is vereist om de akten van de burgerlijke stand van een lidstaat aan te passen overeenkomstig een in een andere lidstaat gegeven beslissing houdende echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk waartegen volgens de wet van die lidstaat geen rechtsmiddel meer openstaat.
iii. Elke belanghebbende kan het Court of Session verzoeken om een beslissing houdende erkenning of niet-erkenning van een beslissing.
iv. Indien voor een gerecht van een lidstaat de erkenning van een beslissing als incidentele vraag wordt opgeworpen, kan dat gerecht daarover uitspraak doen.
In Schotland zijn thans huwelijken mogelijk tussen personen van hetzelfde geslacht. Aangezien het niet zeker is of de verordening Brussel II bis van toepassing is op relaties tussen personen van hetzelfde geslacht, is, net als in die verordening, voorzien in de erkenning van de desbetreffende beslissingen van andere lidstaten. De betrokken regeling kan worden gevonden in de Marriage (Same Sex Couples) (Jurisdiction and Recognition of Judgments) (Scotland) Regulations 2014 (SSI 2014 nr. 362).
Wanneer een beslissing niet op grond van de verordening Brussel II bis of soortgelijke instrumenten kan worden erkend, is deel II van de Family Law Act 1986 van toepassing, met name artikel 46 daarvan. In dat artikel zijn de onderstaande gronden voor erkenning neergelegd.
a. de echtscheiding/scheiding van tafel en bed/nietigverklaring rechtskracht heeft volgens het recht van het land waar deze is verkregen, en
b. op de datum van de rechtsingang een van de echtgenoten
i. zijn gewone verblijfplaats in het betreffende land had, of
ii. zijn woonplaats in dat land had, of
iii. een onderdaan van dat land was.
a. de echtscheiding/scheiding van tafel en bed/nietigverklaring rechtskracht heeft volgens het recht van het land waar deze is verkregen, en
b. op de datum van de echtscheiding/scheiding van tafel en bed/nietigverklaring
i. elke huwelijkspartner zijn woonplaats in dat land had, of
ii. een van de huwelijkspartners zijn woonplaats in dat land had en de andere zijn woonplaats in een land had waar de echtscheiding/scheiding van tafel en bed/nietigverklaring wettelijk is erkend, en
c. geen van de huwelijkspartners gedurende een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaand aan bedoelde datum zijn gewone verblijfplaats in het Verenigd Koninkrijk had.
De erkenning van echtscheidingen, scheidingen van tafel en bed en nietigverklaringen valt in de regel onder Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 ("verordening Brussel II bis") (zie het antwoord op vraag 14).
Een verzoek om erkenning of niet-erkenning moet bij het Court of Session dan wel het Sheriff Court worden ingediend.
Wanneer de Schotse rechter beslist dat hij bevoegd is, past hij in de regel Schots recht toe.
Scottish Courts and Tribunals Service
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Een van de echtgenoten moet bij de rechter een verzoekschrift tot echtscheiding indienen. Verzoekschriften tot echtscheiding worden behandeld door het Supreme Court. Een echtscheidingsverzoek moet bij dat gerecht worden ingediend. De verzoeker moet het gerecht ervan overtuigen dat het huwelijk onherstelbaar is ontwricht. Daartoe moet hij een van de vijf hieronder vermelde feiten aanvoeren en bewijzen.
Een echtscheidingsverzoek kan niet eerder dan twee jaar na de huwelijksdatum worden ingediend. Er wordt slechts van deze regel afgeweken wanneer de verzoeker zwaar heeft geleden, de verweerder blijk heeft gegeven van buitengewone verdorvenheid of de verzoeker bij de huwelijksvoltrekking jonger dan zestien jaar was.
De enige grond voor echtscheiding is de onherstelbare ontwrichting van het huwelijk. Om aan te tonen dat hiervan sprake is, moeten een of meer van de volgende feiten worden bewezen:
Het gerecht doet zo veel als mogelijk onderzoek naar de juistheid van de door verzoeker en verweerder aangevoerde feiten. Als het gerecht de onherstelbare ontwrichting van het huwelijk bewezen acht, spreekt het de echtscheiding uit. Dit gebeurt alleen als het gerecht ervan overtuigd is dat ten aanzien van de kinderen van de scheidende partijen een afdoende regeling is getroffen.
Als het gerecht de onherstelbare ontwrichting van het huwelijk bewezen acht, spreekt het eerst een voorlopig vonnis van echtscheiding (decree nisi) uit. Zes weken daarna kan de partij die het echtscheidingsverzoek indiende, het gerecht verzoeken om een definitief vonnis van echtscheiding (decree absolute). Tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden is een dergelijk verzoek niet aan een bepaalde termijn gebonden.
Als het verzoek om een decree absolute echter langer dan twaalf maanden na het decree nisi wordt ingediend, moet het vergezeld gaan van een schriftelijke toelichting. Die toelichting moet antwoord geven op de volgende vragen:
Het gerecht kan van de verzoeker verlangen dat hij in een beëdigde schriftelijke verklaring (affidavit) bevestigt dat de toelichting naar waarheid is opgesteld en kan op basis van het verzoek elke beslissing geven die het passend acht.
Nadat het huwelijk is ontbonden bestaat er, tenzij partijen dat wensen, geen verplichting meer om samen te wonen of een persoonlijke relatie te onderhouden. Het staat de partijen vrij om opnieuw in het huwelijk te treden. Ze kunnen de huwelijksnaam blijven voeren of weer de eigen familienaam gaan dragen.
Het gerecht verdeelt de boedel na kennis te hebben genomen van de feiten van de zaak. Zelfs indien de partijen een regeling hebben getroffen, heeft het gerecht de bevoegdheid die regeling te valideren of te wijzigen.
Het gerecht kan zowel vóór als na de definitieve uitspraak voorzieningen treffen ten aanzien van de voogdij, het onderhoud en de opvoeding van de kinderen. Het kan de kinderen zelfs onder toezicht van het gerecht plaatsen. Het gerecht gaat pas over tot het definitief uitspreken van de echtscheiding wanneer het ervan overtuigd is dat met betrekking tot eventuele kinderen een afdoende regeling is getroffen.
Het gerecht kan bij het uitspreken van het voorlopig vonnis van echtscheiding of daarna bepalen dat de ex-echtgenoot zijn ex-echtgenote voor de duur van hun gezamenlijke leven maandelijks of wekelijks een bedrag aan alimentatie betaalt dat naar het oordeel van het gerecht redelijk is. Op het moment dat de gewezen echtgenote hertrouwt, verliest ze het recht op alimentatie. Het feit dat de gewezen echtgenote hertrouwt, heeft echter geen invloed op het alimentatierecht van de kinderen uit het eerdere huwelijk.
In het recht van Gibraltar wordt "scheiding van tafel en bed" aangeduid als "judicial separation". Een scheiding van tafel en bed ontheft de echtgenoot die het daartoe strekkende verzoek heeft gedaan van de verplichting om met de huwelijkspartner samen te wonen. Het geeft hem of haar echter niet het recht om te hertrouwen. Vandaar dat scheiding van tafel en bed in de praktijk een oplossing is voor echtgenoten waarvan het huwelijk is stukgelopen maar die niet willen hertrouwen. De verzoeker hoeft niet te bewijzen dat het huwelijk onherstelbaar is ontwricht. Na een scheiding van tafel en bed kan een echtscheidingsverzoek worden ingediend.
De verzoeker moet bewijs overleggen van een of meer specifieke in de wet genoemde feiten op grond waarvan het gerecht kan vaststellen dat er sprake is van ontwrichting van het huwelijk. In tegenstelling tot wat bij echtscheidingsverzoeken het geval is, geldt bij een verzoek om scheiding van tafel en bed niet dat een dergelijk verzoek pas drie jaar na de huwelijksdatum kan worden ingediend.
Wanneer een van de echtgenoten die van tafel en bed zijn gescheiden overlijdt zonder een testament na te laten, wordt zijn hele boedel verdeeld volgens de regels van het intestaat erfrecht en heeft de scheiding van tafel en bed dezelfde rechtskracht als een echtscheiding. Bijgevolg kan de overlevende echtgenoot in dat geval geen enkele aanspraak op de boedel van de overleden echtgenoot doen gelden. Wanneer de overleden echtgenoot wel een testament heeft gemaakt, heeft het feit dat de echtgenoten van tafel en bed waren gescheiden geen gevolgen voor de rechten die uit dat testament voortvloeien. Bijvoorbeeld wanneer de overlevende echtgenoot in het testament als begunstigde is aangewezen.
Wat de boedelscheiding betreft, kan het gerecht in het geval van scheiding van tafel en bed dezelfde voorzieningen treffen als in het geval van echtscheiding.
Er zijn twee vormen van nietigverklaring van een huwelijk. Een huwelijk dat nietig (void) wordt verklaard, is nooit geldig geweest en wordt geacht nooit te hebben bestaan. Een huwelijk kan ook relatief nietig of vernietigbaar (voidable) zijn, in welk geval het huwelijk op verzoek van een van de echtgenoten nietig kan worden verklaard. In het geval van relatieve nietigheid kan het huwelijk blijven voortbestaan als beide echtgenoten dat wensen.
Een huwelijk is in de volgende gevallen nietig:
Een huwelijk is in de volgende gevallen relatief nietig (vernietigbaar):
Zodra een huwelijk nietig is verklaard, is het van nul en generlei waarde meer. Wanneer uit het huwelijk kinderen zijn geboren, moet het gerecht ervan overtuigd zijn dat passende regelingen voor de kinderen zijn getroffen. Er kunnen ook voorzieningen worden getroffen ten aanzien van de betaling van partneralimentatie en, in het geval dat kinderen uit het huwelijk zijn geboren, kinderalimentatie en de voogdij over de kinderen.
Alleen het Supreme Court is bevoegd om echtscheidingszaken te behandelen. Wel is er de mogelijkheid om door de overheid gefinancierd advies van een huwelijksconsulent in te winnen.
Het verzoek moet worden ingediend op het volgende adres: Supreme Court Registry, 277 Main Street, Gibraltar.
Het verzoek moet worden gedaan via een verzoekschrift en vergezeld gaan van gewaarmerkte kopieën van de huwelijksakte en de geboorteaktes van eventuele kinderen. Daarnaast moet het verzoek de gronden voor de echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring vermelden en informatie bevatten over de kinderen uit het huwelijk en de financiële situatie van de verzoeker. Voor meer informatie: Supreme Court Registry, 277 Main Street, Gibraltar, telefoon (+350) 200 75608.
Wanneer aan bepaalde inkomenscriteria wordt voldaan, komt men in aanmerking voor vergoeding van de kosten van de procedure. Formulieren en aanvullende informatie zijn verkrijgbaar bij het Supreme Court Registry, 277 Main Street, Gibraltar.
Een voorlopig vonnis van echtscheiding of nietigverklaring kan worden herroepen zolang het nog niet in een definitief vonnis is omgezet. Een scheiding van tafel en bed kan, onder bepaalde omstandigheden, op elk moment worden beëindigd. Beschikkingen inzake partner- en kinderalimentatie en voogdij kunnen ook nog worden gewijzigd nadat het voorlopig vonnis in een definitief vonnis is omgezet.
In Verordening (EG) nr. 2201/2003 wordt bepaald dat een in een lidstaat uitgesproken echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk in andere lidstaten kan worden erkend. De daarvoor vereiste documenten kunnen worden verkregen bij het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan en moeten worden ingediend bij het Supreme Court.
Genoemde verordening is niet van toepassing voor het bepalen van de schuldvraag, de vermogensrechtelijke gevolgen van een huwelijk en eventuele alimentatie en is evenmin op andere bijkomende kwesties van toepassing. Er moet een reëel aanknopingspunt bestaan tussen de belanghebbende en de lidstaat die de bevoegdheid uitoefent.
Erkenning kan worden geweigerd wanneer de uitspraak strijdig is met de openbare orde, wanneer de uitspraak bij verstek is gedaan, wanneer de relevante stukken niet tijdig aan de verweerder werden betekend of wanneer de uitspraak onverenigbaar is met een uitspraak die in een andere zaak tussen dezelfde partijen in Gibraltar is gedaan of met een eerdere uitspraak in een ander land, mits die eerdere uitspraak in Gibraltar kan worden erkend.
Elke belanghebbende kan het gerecht verzoeken om een beslissing houdende erkenning of niet-erkenning van een in een ander land gedane uitspraak. Het Supreme Court kan de procedure schorsen wanneer tegen de uitspraak om erkenning waarvan wordt verzocht, beroep is aangetekend.
Wanneer de uitspraak niet op grond van genoemde verordening kan worden erkend, geldt hetgeen in de Matrimonial Causes Act is bepaald ten aanzien van de erkenning van in het buitenland uitgesproken echtscheidingen. In de Matrimonial Causes Act is het volgende bepaald:
de geldigheid van een door een buitenlandse rechter uitgesproken echtscheiding of scheiding van tafel en bed wordt erkend indien
Echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed die zijn uitgesproken in een ander land worden volgens het recht van Gibraltar erkend als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Een mogelijke grond voor bezwaar tegen de erkenning van een in het buitenland uitgesproken echtscheiding/scheiding van tafel en bed is het niet voldoen aan een van de voorwaarden van de Matrimonial Causes Act. Als dat het geval is, kan het aangewezen zijn om bij het Supreme Court een verzoek om niet-geldigverklaring van de echtscheiding/scheiding van tafel en bed in te dienen.
De rechters van Gibraltar zullen altijd het eigen recht toepassen op zaken die aan hen worden voorgelegd. Zelfs als het huwelijk in het buitenland is voltrokken, zijn de rechters van Gibraltar bevoegd om kennis te nemen van een echtscheidingsverzoek als een van de huwelijkspartners
Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.
Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.