De Europese procedure voor geringe vorderingen is bedoeld om grensoverschrijdende geschillen met een waarde van niet meer dan 5000 euro eenvoudiger en sneller te regelen.
De Europese procedure voor geringe vorderingen is voor de partijen beschikbaar als alternatief voor de bestaande procedures waarin het recht van de lidstaten voorziet. Een in de Europese procedure voor geringe vorderingen gegeven beslissing wordt in een andere lidstaat erkend en ten uitvoer gelegd zonder dat een uitvoerbaarverklaring nodig is, en zonder dat de mogelijkheid van verzet tegen de erkenning openstaat.
Voor de procedure voor geringe vorderingen zijn standaardformulieren opgesteld, die hier in alle talen beschikbaar zijn. Om de procedure te starten, moet formulier A worden ingevuld. Alle relevante stukken ter staving, zoals ontvangstbewijzen en facturen, moeten bij het formulier worden gevoegd.
Formulier A moet worden toegezonden aan het bevoegde gerecht. Wanneer het gerecht het vorderingsformulier ontvangt, vult het zijn deel van het antwoordformulier in. Binnen 14 dagen na ontvangst van het vorderingsformulier wordt een afschrift ervan, tezamen met het antwoordformulier door het gerecht aan de verweerder betekend of ter kennis van de verweerder gebracht. De verweerder dient binnen 30 dagen te antwoorden door zijn deel van het antwoordformulier in te vullen. Het gerecht zendt een afschrift van een eventueel antwoord van de verweerder binnen 14 dagen toe aan de eiser.
Binnen 30 dagen na ontvangst van het (eventuele) antwoord van de verweerder geeft het gerecht een beslissing over de geringe vordering, verzoekt het de partijen om schriftelijk nadere gegevens te verstrekken, of roept het de partijen op voor een mondelinge behandeling. Het is niet nodig zich bij een eventuele mondelinge behandeling door een advocaat te laten vertegenwoordigen en wanneer de rechtbank over de nodige uitrusting beschikt, moet de behandeling via tele- of videoconferentie plaatsvinden.
Aan de hand van het door het gerecht verstrekte certificaat (dat mogelijkerwijs moet worden vertaald in de taal van de andere lidstaat) en een afschrift van de beslissing, is de beslissing uitvoerbaar in alle andere lidstaten van de Europese Unie, zonder verdere formaliteiten. De tenuitvoerlegging in een andere lidstaat kan uitsluitend worden geweigerd wanneer de beslissing onverenigbaar is met een andere beslissing in de andere lidstaat met betrekking tot dezelfde partijen. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens de nationale regels en procedures van de lidstaat waar de beslissing ten uitvoer wordt gelegd.
Links
Verordening (EG) nr. 861/2007 - geconsolideerde versie van 14 juni 2017 (2062 Kb)
Gebruikershandleiding bij de Europese procedure voor geringe vorderingen (1825 Kb)
Infografiek voor consumenten (102 Kb)
Folder voor bedrijven (231 Kb)
Onlinehulp: Informatie over de Europese procedure voor geringe vorderingen
Klik op een van de vlaggen voor landspecifieke informatie.
Deze pagina wordt beheerd door de Europese Commissie. De informatie op deze pagina geeft niet noodzakelijk het officiële standpunt van de Europese Commissie weer. De Commissie aanvaardt geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens waarnaar in dit document wordt verwezen. Gelieve de juridische mededeling te raadplegen voor de auteursrechtelijke regeling voor Europese pagina's.
Er bestaat in de Belgische wetgeving geen specifieke procedure voor kleine vorderingen. Er bestaat enkel zoiets als “de summiere rechtspleging om betaling te bevelen”. Cf. aparte fiche.
Er bestaat geen specifieke procedure voor kleine vorderingen. Er wordt toepassing gemaakt van de gemeenrechtelijke procedure die echter zeer eenvoudig is.
De gewone procedure ziet er schematisch als volgt uit:
In principe zijn er geen vereenvoudigingen. Sommige vorderingen evenwel worden niet bij dagvaarding maar bij verzoekschrift op tegenspraak ingeleid (zie hiervoor artikelen 1034bis tot 1034sexies Ger. W.). Een voorbeeld van een geschil bij verzoekschrift op tegenspraak is het huurgeschil. Artikel 1344bis van het Gerechtelijk Wetboek zegt dat, onder voorbehoud van de bepalingen omtrent de pacht, elke vordering inzake de huur van goederen ingeleid kan worden bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het vredegerecht.
De wetgeving betreffende summiere rechtspleging om betaling te bevelen: Website Federale Overheidsdienst Justitie:
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Het Bulgaarse wetboek van burgerlijke rechtsvordering voorziet niet in een speciale procedure voor geringe vorderingen. Sinds 1 januari 2009 passen de Bulgaarse rechters Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen toe. Deze procedure valt onder de bevoegdheid van de regionale rechtbanken, terwijl voor kwesties die niet specifiek zijn geregeld in Verordening (EG) nr. 861/2007 de algemene voorschriften van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering gelden.
Het Bulgaarse wetboek van burgerlijke rechtsvordering voorziet niet in een speciale procedure voor geringe vorderingen.
Het Bulgaarse wetboek van burgerlijke rechtsvordering voorziet niet in een speciale procedure voor geringe vorderingen.
Het Bulgaarse wetboek van burgerlijke rechtsvordering voorziet niet in een speciale procedure voor geringe vorderingen.
Het Bulgaarse wetboek van burgerlijke rechtsvordering voorziet niet in een speciale procedure voor geringe vorderingen.
Het Bulgaarse wetboek van burgerlijke rechtsvordering voorziet niet in een speciale procedure voor geringe vorderingen.
Het Bulgaarse wetboek van burgerlijke rechtsvordering voorziet niet in een speciale procedure voor geringe vorderingen.
Het Bulgaarse wetboek van burgerlijke rechtsvordering voorziet niet in een speciale procedure voor geringe vorderingen.
Het Bulgaarse wetboek van burgerlijke rechtsvordering voorziet niet in een speciale procedure voor geringe vorderingen.
Het Bulgaarse wetboek van burgerlijke rechtsvordering voorziet niet in een speciale procedure voor geringe vorderingen.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
In de Tsjechische Republiek is er geen specifieke procedure voor geringe vorderingen. Er wordt alleen in beroepsprocedures rekening gehouden met de categorie 'geringe vorderingen' (waarbij wordt uitgegaan van het bedrag van de financiële compensatie).
In artikel 202, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering wordt bepaald dat een beroep tegen een beslissing alleen ontvankelijk is wanneer in de beslissing uitspraak is gedaan over een geldelijke compensatie van meer dan 10 000 CZK (exclusief rente en kosten in verband met de vordering); dat geldt niet voor verstekbeslissingen.
Er kan bijgevolg ook beroep worden ingesteld tegen verstekbeslissingen waarin uitspraak is gedaan over bedragen van 10 000 CZK of minder.
In artikel 238, lid 1, onder c), van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering wordt bepaald dat een beroep over een rechtsvraag tegen een beslissing of beschikking alleen ontvankelijk is wanneer in het betrokken dictum uitspraak is gedaan over een geldelijke compensatie van meer dan 50 000 CZK (exclusief rente en kosten in verband met de vordering), behalve wanneer het gaat om betrekkingen die voortvloeien uit consumenten- of arbeidsovereenkomsten.
Er zijn geen specifieke formulieren voor de procedure voor geringe vorderingen.
Volgens het wetboek van burgerlijke rechtsvordering moeten de gerechten de partijen informatie verstrekken over hun procedurele rechten en verplichtingen. In dit verband wordt in de wet bepaald welke inlichtingen het gerecht aan de partijen moet geven in een specifieke procedurele situatie.
Voor de indiening, beoordeling en verkrijging van bewijsmateriaal gelden, ongeacht het betrokken bedrag, dezelfde regels als in burgerlijke procedures.
De rechtsvoorschriften inzake de procedure voor geringe vorderingen voorzien niet in uitzonderingen wat betreft de wijze waarop procedures worden gevoerd.
Een beslissing betreffende geringe vorderingen heeft dezelfde inhoud als andere beslissingen.
De vergoeding van kosten valt onder de algemene regels inzake burgerlijke procedures.
Zoals hierboven opgemerkt, is een beroep tegen een beslissing alleen ontvankelijk wanneer in de beslissing uitspraak is gedaan over een geldelijke compensatie van meer dan 10 000 CZK (exclusief rente en kosten in verband met de vordering); dat geldt niet voor verstekbeslissingen.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Er is in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zivilprozessordnung, hierna “ZPO” genoemd) geen speciale procedure voor geringe vorderingen. § 495a van het ZPO voorziet echter wel in een vereenvoudigde procedure. Op grond hiervan kan de rechtbank naar redelijkheid en eigen inzicht beslissen hoe zij omgaat met zaken waarin de waarde van het geschil hoogstens 600 EUR bedraagt. Het wetboek beperkt deze mogelijkheid op geen enkele andere wijze. Deze is bijvoorbeeld niet beperkt tot een bepaald type geschil.
In dergelijke zaken kan de rechtbank daarom naar eigen inzicht en redelijkheid beslissen, en kan zij in het bijzonder gebruik maken van bepaalde specifieke manieren om de procedure te vereenvoudigen. De rechtbank is niet verplicht om dit te doen. Zelfs wanneer waarde van het geschil lager dan 600 EUR is, kan de rechtbank de gewone regels toepassen.
Indien de rechtbank de procedure naar eigen inzicht vaststelt, kunnen de partijen zich hiertegen niet verzetten. Zij kunnen alleen verzoeken om een mondelinge behandeling.
Er zijn geen standaardformulieren die moeten worden gebruikt.
De gewone regels zijn van toepassing, want de procedure is alleen wat de procedurevorm betreft vereenvoudigd. Niet wettelijk vertegenwoordigde partijen worden op dezelfde wijze bejegend als wettelijk vertegenwoordigde partijen. Zo kunnen voor kantonrechtbanken (Amtsgerichte) vorderingen mondeling worden ingediend ter griffie van de rechtbank. Zelfs wettelijk vertegenwoordigde personen zijn vrij om hun conclusies mondeling in te dienen in plaats van via hun raadsman.
Evenzo is de vraag of een partij al dan niet wettelijk vertegenwoordigd is, van geen invloed op de aard en de reikwijdte van de informatie- en adviesplicht van de rechtbank (Aufklärungs- und Hinweispflichten). Volgens de wet is de rechtbank verplicht de juridische en feitelijke aspecten van de procedure uiteen te zetten en voorlichting te geven.
De rechtbank is niet verplicht om bewijzen alleen op de gebruikelijke wijzen te verkrijgen. In tegenstelling tot het beginsel van rechtstreekse bewijsverkrijging (Unmittelbarkeit) – dat anders van toepassing is en dat betekent dat getuigen, deskundigen of de partijen zelf voor de rechtbank van eerste aanleg gehoord moeten worden in aanwezigheid van de partijen – kan de rechtbank in een vereenvoudigde procedure bijvoorbeeld getuigen, deskundigen of partijen gelasten vragen via de telefoon of schriftelijk te beantwoorden.
Het is mogelijk een uitsluitend schriftelijke procedure te volgen. Een mondelinge procedure is echter verplicht indien een van de partijen daarom verzoekt.
De gerechtelijke beslissing is eenvoudiger gestructureerd dan bij gewone procedures. De reden hiervoor is dat in beginsel geen beroep mogelijk is tegen beslissingen over geschillen waarvan de waarde minder dan 600 EUR bedraagt.
Zo kan bijvoorbeeld de beschrijving van de feiten achterwege worden gelaten. Het is eveneens mogelijk de motivering van de beslissing weg te laten indien de partijen hiermee instemmen, of indien de motivering in wezen al in het proces-verbaal is weergegeven. Wegens de aan de internationale juridische betrekkingen ten grondslag liggende vereisten is motivering van de rechterlijke beslissing echter noodzakelijk indien de beslissing in het buitenland moet worden uitgevoerd (§ 313a, lid 4, ZPO).
Indien de rechtbank uitzonderlijkerwijs beslist dat hoger beroep mogelijk is, wordt de beslissing volgens de gewone regels gestructureerd.
Er zijn beperkingen wat betreft de kostenvergoeding. Hier zijn de gewone regels van toepassing.
In beginsel kunnen rechterlijke beslissingen betreffende vorderingen tot 600 EUR niet worden betwist. Bij wijze van uitzondering is hoger beroep echter toegelaten wanneer het gerecht in eerste aanleg dit in zijn beslissing heeft bepaald omdat het geschil van principiële aard is of omdat een beslissing van het gerecht in hoger beroep noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het recht of om eenheid in de rechtspraak te verzekeren.
Indien hoger beroep niet is toegestaan, moet de procedure op verzoek van de in het ongelijk gestelde partij worden voortgezet bij het gerecht in eerste aanleg, wanneer dit gerecht het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden op een wijze die van invloed is geweest op de rechterlijke beslissing. Wordt dat verzoek niet door de rechtbank ingewilligd, kan de betrokken partij alleen nog het grondwettelijk hof (Bundesverfassungsgericht) om een grondwettigheidstoets (Verfassungsbeschwerde) verzoeken.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De nationale procedureregels voor de behandeling van burgerlijke zaken zijn neergelegd in het Estse wetboek van burgerlijke rechtsvordering (tsiviilkohtumenetluse seadustik).
Overeenkomstig artikel 403 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan de rechter, met instemming van de partijen, een zaak zonder rechtszitting beslechten.
Overeenkomstig artikel 404 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan de rechter in een zaak betreffende een vordering van geldelijke aard een schriftelijke procedure gelasten, indien het bedrag van de vordering niet hoger is dan 4 500 EUR voor de hoofdvordering, en niet hoger dan 8 000 EUR wanneer secundaire vorderingen in aanmerking worden genomen.
Overeenkomstig artikel 405 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering onderzoekt de rechter de zaak naar eigen redelijk inzicht volgens de vereenvoudigde procedure, met inachtneming van uitsluitend de algemene procedurele beginselen van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, in het geval van vorderingen omtrent eigendomsrechten waarvan de waarde een bedrag van 3 500 EUR voor de hoofdvordering en 7 000 EUR inclusief secundaire vorderingen niet te boven gaat.
Op verzoek van de eiser worden vorderingen tot betaling van gelden die voortvloeien uit een wisselbrief of een cheque, en vorderingen tot gedwongen tenuitvoerlegging die voortvloeien uit een hypotheek, een maritieme hypotheek of een geregistreerd pandrecht, beslecht in een documentaire procedure, indien alle feiten ter onderbouwing van de vordering met behulp van documenten kunnen worden aangetoond en de noodzakelijke documenten bij het verzoekschrift zijn gevoegd of de eiser deze documenten binnen de door de rechter gestelde termijn indient.
1.2 Indien de partijen hierover overeenstemming bereiken, kan de rechter een schriftelijke procedure gelasten, ongeacht het soort burgerlijke zaak en het betrokken bedrag.
De rechter kan zonder toestemming van de partijen een schriftelijke procedure gelasten in een zaak betreffende een vordering van geldelijke aard, indien de waarde van de vordering een bedrag van 4 500 EUR voor de hoofdvordering en 8 000 EUR inclusief secundaire vorderingen niet te boven gaat.
De vereenvoudigde procedure kan worden toegepast op vorderingen omtrent eigendomsrechten waarvan de waarde een bedrag van 3 500 EUR voor de hoofdvordering en 7 000 EUR inclusief secundaire vorderingen niet te boven gaat.
Voor documentaire procedures betreffende vorderingen tot betaling van gelden die voortvloeien uit een wisselbrief of een cheque en vorderingen tot gedwongen tenuitvoerlegging die voortvloeien uit een hypotheek, een maritieme hypotheek of een geregistreerd pandrecht, geldt geen drempelwaarde.
Een verzoek tot inleiding van de Europese procedure voor geringe vorderingen kan elektronisch of per post bij de rechter worden ingediend. Het verzoekschrift kan elektronisch worden ingediend via het daarvoor bedoelde informatiesysteem (Avalik e-toimik, https://www.e-toimik.ee/) of per e-mail naar het daarvoor bedoelde e-mailadres. Zie voor de contactgegevens van de Estlandse rechtbanken de
website met rechtbanken. Het verzoekschrift moet worden ondertekend door de afzender. Een elektronisch verzoekschrift moet zijn voorzien van de digitale handtekening van de afzender of worden ingediend op een andere, gelijkwaardig beveiligde wijze die het mogelijk maakt de identiteit van de afzender vast te stellen. Een elektronisch verzoek kan ook per fax of in een andere schriftelijke vorm worden ingediend, mits het originele document vervolgens onverwijld aan de rechtbank ter beschikking wordt gesteld. In een vereenvoudigde procedure kan de rechter afwijken van de bepalingen van de wet inzake de voorwaarden voor indiening van verzoekschriften.
Overeenkomstig artikel 403 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering stelt de rechter, indien hij met instemming van de partijen een schriftelijke procedure gelast, onverwijld de termijn voor de indiening van verklaringen en documenten en de datum van bekendmaking van zijn vonnis vast, en deelt hij deze mee aan de partijen. De partijen kunnen hun instemming met de schriftelijke procedure alleen intrekken in geval van een ingrijpende wijziging van de procedurele situatie. Wanneer een partij de rechter niet heeft meegedeeld dat zij de schriftelijke procedure aanvaardt, wordt ervan uitgegaan dat zij wenst dat de zaak in een rechtszitting wordt behandeld.
Overeenkomstig artikel 404 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering stelt de rechter, indien hij een schriftelijke procedure gelast in een zaak betreffende een vordering van geldelijke aard, de termijn voor de indiening van verklaringen en documenten en de datum van bekendmaking van zijn vonnis vast, en deelt hij deze mee aan de partijen. De rechter kan de gestelde termijn wijzigen naar aanleiding van wijzigingen in de procedurele situatie. De rechter annuleert de schriftelijke procedure, indien hij van oordeel is dat de verschijning in persoon van een partij noodzakelijk is voor de vaststelling van de feiten die aan de vordering ten grondslag liggen. Indien een partij daarom verzoekt, wordt zij gehoord, ongeacht of een schriftelijke procedure is gelast.
Overeenkomstig artikel 405, lid 3, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan een rechter een zaak volgens de vereenvoudigde procedure behandelen zonder daartoe een afzonderlijke beslissing te geven. De rechter kan naar diens eigen redelijke inzicht een vordering behandelen op basis van vereenvoudigde voorschriften met inachtneming van uitsluitend de algemene procedurele beginselen. In de vereenvoudigde procedure waarborgt de rechter dat de grondrechten en fundamentele vrijheden en de essentiële procedurele rechten van de deelnemers aan de procedure in acht worden genomen en dat de deelnemers aan de procedure worden gehoord als zij daarom verzoeken. Voor dit doel is geen rechtszitting nodig. Deelnemers aan de procedure moeten wel in kennis worden gesteld van hun recht om door de rechter te worden gehoord. De rechter kan de procedure vereenvoudigen, maar is daartoe niet verplicht.
De rechter kan tijdens de behandeling van een vordering in de vereenvoudigde procedure:
Indien het bedrag van de burgerlijke zaak de drempelwaarde van de vereenvoudigde procedure niet overschrijdt, zijn de bepalingen betreffende de vereenvoudigde procedure van toepassing, met name wat betreft het beroep tegen een in een vereenvoudigde procedure gegeven vonnis. Dit is ook van toepassing bij de beslechting van een zaak op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 1), voor zover zij niet bij die verordening is geregeld. Op grond van die verordening kan de zaak worden beslecht door het bevoegde het kantongerecht (maakohus).
De documentaire procedure wordt op verzoek van de eiser toegepast, indien alle feiten ter onderbouwing van de vordering met behulp van documenten kunnen worden aangetoond en de noodzakelijke documenten bij het verzoekschrift zijn gevoegd of de eiser deze documenten binnen de door de rechter gestelde termijn indient.
Processtukken kunnen aan de Estse rechtbanken worden betekend of in kennis worden gebracht langs elektronische weg via het elektronische informatiesysteem (https://www.e-toimik.ee/), per e-mail of per fax. Wanneer een processtuk per fax naar de rechtbank wordt gezonden, moet het origineel van het schriftelijke stuk na verzending van de fax onverwijld aan de rechtbank worden toegezonden. Tegen een beslissing van de rechter kan binnen tien dagen beroep worden ingesteld.
De rechter kan een verzoekschrift of een ander processtuk dat door een deelnemer aan de procedure per e-mail is ingediend, aanvaarden ook al voldoet het niet aan de eis dat het voorzien moet zijn van een digitale handtekening, mits de rechter niet twijfelt aan de identiteit van de afzender en aan de verzending van het document, wat met name het geval zal zijn wanneer de rechter van dezelfde deelnemer, in een procedure over dezelfde zaak, eerder en vanaf hetzelfde e-mailadres wél documenten met een digitale handtekening heeft ontvangen, of wanneer de rechter ermee heeft ingestemd dat verzoekschriften of andere stukken ook op die wijze ingediend mogen worden.
Het is ook mogelijk om voorafgaande toestemming te geven langs elektronische weg via het elektronische informatiesysteem (https://www.e-toimik.ee/), per e-mail of per fax. Instemming met de betekening of kennisgeving van processtukken met elektronische middelen als bedoeld in artikel 13, lid 1, punt b), ii), van de Europese verordening inzake geringe vorderingen kan tegelijkertijd met het verzoek om een Europese procedure voor geringe vorderingen ook aan de rechtbank worden toegezonden.
Over het algemeen geschiedt elektronische betekening of kennisgeving van processtukken aan advocaten, notarissen, gerechtsdeurwaarders, curatoren en nationale of plaatselijke overheidsinstanties via het daarvoor bedoelde informatiesysteem. Betekening of kennisgeving op enige andere wijze is alleen toegestaan als daar een goede reden voor is.
Tegen een overeenkomstig de Europese verordening inzake geringe vorderingen genomen beslissing kan beroep worden ingesteld bij de arrondissementsrechtbank (ringkonnakohus) in het rechtsgebied waarvan het kantongerecht die de beslissing over het verzoek om een Europese procedure voor geringe vorderingen heeft gegeven, zich bevindt. Het beroep moet schriftelijk worden ingesteld en de volgende gegevens bevatten:
In de argumentatie voor een beroep moeten specifiek worden vermeld:
Schriftelijk bewijsmateriaal dat niet bij het gerecht van eerste aanleg is ingediend en dat de appellant door het gerecht wil laten aanvaarden, wordt aan het beroepschrift gehecht.
Indien er specifieke nieuwe feiten en bewijzen worden vermeld als reden voor het beroep, dan moet in het beroepschrift worden toegelicht waarom die feiten en bewijzen niet bij het gerecht van eerste aanleg waren ingediend.
Indien de appellant een getuige wil laten horen of een verklaring onder ede wil laten afleggen door een deelnemer aan de procedure, of een deskundigenoordeel of inspectie wil regelen, dan moet dat in het beroepschrift gemotiveerd worden aangegeven. In dat geval moeten de naam- en adresgegevens en telefoonnummers van de getuigen of deskundigen, voor zover bekend, eveneens in het beroepschrift worden vermeld.
Als de appellant de zaak in een mondelinge rechtszitting wil laten behandelen, dan moet hij dat vermelden in het beroepschrift. Doet hij dat niet, dan wordt hij geacht ermee in te stemmen dat de zaak schriftelijk wordt behandeld. De rechter stelt vervolgens de wederpartij in kennis van het beroep en stelt een termijn vast binnen welke de wederpartij opmerkingen kan indienen.
De rechter beslist bij beschikking over een verzoek om heroverweging van een vonnis krachtens de verordening inzake geringe vorderingen. In voorkomend geval wordt uitspraak over het verzoek gedaan in een rechtszitting. Indien gevolg wordt gegeven aan het verzoek, zal de Europese procedure voor geringe vorderingen worden voortgezet onder dezelfde voorwaarden als vóór het vonnis. Bij een arrondissementsrechtbank kan beroep worden ingesteld tegen beschikkingen waarbij het kantongerecht verzoeken om heroverweging van een vonnis heeft geweigerd. Een beroep tegen een beschikking waarbij de arrondissementsrechtbank uitspraak over een dergelijk beroep heeft gedaan, kan alleen bij het hooggerechtshof (Riigikohus) worden ingesteld indien de arrondissementsrechtbank het beroep heeft verworpen.
Het bedrag van de vergoeding aan de overheid wordt bepaald op basis van de waarde van de burgerlijke zaak, welke waarde op zijn beurt wordt berekend met inachtneming van het gevorderde bedrag. Bij het berekenen van de waarde van een burgerlijke zaak moet het bedrag van eventuele secundaire vorderingen bij dat van de hoofdvorderingen worden opgeteld. Wanneer in het kader van een verzoek tot inleiding van een Europese procedure voor geringe vorderingen een boete wegens late betaling wordt gevorderd, maar de boete op het moment van indiening van het verzoekschrift nog niet opeisbaar is, wordt een bedrag opgeteld dat overeenkomt met het verschuldigde bedrag voor één jaar. De hoogte van de vergoeding aan de overheid wordt bepaald op basis van het berekende definitieve bedrag (waarde van de burgerlijke zaak) en overeenkomstig de tabel in bijlage 1 bij de
wet inzake vergoedingen aan de overheid (riigilõivuseadus) conform artikel 59, lid 1, daarvan.
In procedures op grond van de verordening inzake geringe vorderingen bedraagt de aan de overheid te betalen vergoeding voor een verzoek om heroverweging van een gerechtelijke beslissing de helft van de waarde van de vordering, maar is deze niet minder dan 100 EUR of meer dan 2 100 EUR.
De vergoeding aan de overheid bij het instellen van beroep is gelijk aan het bedrag dat in eerste instantie bij indiening van het verzoekschrift onder de Europese procedure voor geringe vorderingen bij het kantongerecht is betaald, met inachtneming van de reikwijdte van het beroep. Bij het instellen van hoger beroep of beroep in cassatie tegen een in een documentaire procedure gegeven vonnis, of tegen een voorlopig vonnis of een gedeeltelijk vonnis met voorbehoud van vergoeding, wordt ervan uitgegaan dat de waarde van de zaak overeenkomt met 1/4 van de waarde in eerste aanleg.
Bij het instellen van beroep in cassatie bij het hooggerechtshof, komt de te betalen vergoeding aan de overheid overeen met 1 % van de waarde van de burgerlijke zaak, rekening houdend met de omvang van het beroep. Het bedrag van de vergoeding aan de overheid wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 59 van de wet inzake vergoedingen aan de overheid. De vergoeding aan de overheid bedrag mag niet minder dan 100 EUR en niet meer dan 4 760 EUR bedragen.
Voor het instellen van een beroep bij een arrondissementsrechtbank of bij het hooggerechtshof moet een vergoeding aan de overheid van 70 EUR worden betaald.
De vergoedingen aan de overheid kunnen worden betaald door overschrijving op de bankrekeningen van het ministerie van Financiën: SEB Pank – EE571010220229377229 (SWIFT: EEUHEE2X); Swedbank – EE062200221059223099 (SWIFT: HABAEE2X); Luminor Bank – EE221700017003510302 (SWIFT: RIKOEE22); LHV Pank – EE567700771003819792 (BIC/SWIFT: LHVBEE22)
Indien een in een Europese procedure voor geringe vorderingen gegeven vonnis niet vrijwillig ten uitvoer wordt gelegd, valt de gedwongen tenuitvoerlegging onder de bevoegdheid van de gerechtsdeurwaarders.
Rechtbanken die verzoeken in het kader van de Europese procedure voor geringe vorderingen (zie punt 1.2) onderzoeken, zijn bevoegd om de in artikel 23 genoemde maatregelen toe te passen.
Er zijn geen standaardformulieren die landelijk worden gebruikt voor vereenvoudigde procedures.
Rechtsbijstand wordt verleend overeenkomstig de voorschriften van dewet op rechtsbijstand van de staat (riigi õigusabi seadus) en van hoofdstuk 18, afdeling 6, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. De staat verleent rechtsbijstand op aanvraag van de betrokkene.
Wanneer een partij bij een burgerlijke zaak rechtsbijstand aanvraagt in een gerechtelijke procedure, moet zij die aanvraag indienen bij het gerecht dat de zaak in behandeling heeft of tot behandeling daarvan bevoegd zou zijn.
Een natuurlijk persoon kan aanspraak maken op rechtsbijstand van de staat indien hij zich als gevolg van zijn financiële situatie geen bekwaam juridisch dienstverlener kan veroorloven op het moment dat hij die bijstand nodig heeft, de kosten daarvan slechts gedeeltelijk of in termijnen kan betalen of na betaling van die kosten niet meer in zijn basale dagelijkse levensonderhoud kan voorzien.
Deze rechtsbijstand wordt verleend aan een natuurlijk persoon die ten tijde van de indiening van de aanvraag woonachtig is in of onderdaan is van de Republiek Estland of een andere EU-lidstaat. De woonplaats van een partij wordt vastgesteld op basis van artikel 62 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1). Andere natuurlijke personen komen uitsluitend voor rechtsbijstand in aanmerking als zulks voortvloeit uit een internationale verplichting die voor Estland bindend is.
Anders dan in de gewone procedure op tegenspraak kan de rechtbank in het kader van een vereenvoudigde procedure overeenkomstig artikel 405 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering ambtshalve bewijsmateriaal verzamelen. De rechter kan afwijken van de wettelijke vormvereisten voor het indienen en toestaan van bewijs en ook bewijsmateriaal aanvaarden dat niet in de wet wordt vermeld, met inbegrip van een niet onder ede verstrekte verklaring van een deelnemer aan de procedure.
In documentaire procedures worden alleen de door partijen overgelegde bewijsstukken en verklaringen als bewijsmiddel in aanmerking genomen. Er kan alleen bewijs worden geleverd met betrekking tot vorderingen tot betaling van gelden die voortvloeien uit een wisselbrief of een cheque, en vorderingen tot gedwongen tenuitvoerlegging die voortvloeien uit een hypotheek of een maritieme hypotheek, en de vraag of een document authentiek of vervalst is. Andere bewijsstukken worden niet aanvaard en bezwaren worden niet in aanmerking genomen. In het kader van een documentaire procedure kunnen geen andere vorderingen of tegenvorderingen worden ingediend. Om een secundaire vordering die voortvloeit uit een wisselbrief of een cheque, met bewijs te onderbouwen is het voldoende om aan te geven op welke gronden de vordering berust.
De voorschriften ten aanzien van het verkrijgen van bewijs worden vermeld in hoofdstuk 25 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. In een zaak moet iedere partij de feiten waarop haar vorderingen of bezwaren berusten, met bewijs onderbouwen, tenzij bij wet anders is bepaald. De partijen kunnen overeenkomen de bewijslast anders te verdelen dan door de wet is bepaald en overeenstemming bereiken over de aard van het bewijsmateriaal op grond waarvan een specifiek feit kan worden bewezen, tenzij bij wet anders is bepaald. Bewijs wordt ingediend door de deelnemers aan de procedure. De rechter kan de deelnemers aan de procedure voorstellen aanvullend bewijs te verstrekken. Een deelnemer aan de procedure die bewijs wil indienen maar daartoe niet in staat is, kan de rechter verzoeken bewijs te vergaren. Een deelnemer aan een procedure die bewijs levert of om een handeling tot het verkrijgen van bewijs verzoekt, is verplicht om onderbouwd aan te geven welke voor de zaak relevante feiten hij door middel van het geleverde bewijs of het verzoek wenst te bewijzen. Een verzoek om een handeling tot het verkrijgen van bewijs moet vergezeld gaan van informatie die het verkrijgen van dat bewijs mogelijk maakt. Gedurende een voorbereidende procedure stelt het gerecht een uiterste termijn waarbinnen de deelnemers aan de procedure hun bewijs moeten leveren en om een handeling tot het verkrijgen van bewijs kunnen verzoeken. Indien het verzoek van een deelnemer aan een procedure om een handeling tot het verkrijgen van bewijs wordt afgewezen omdat die deelnemer, ondanks een verzoek daartoe van de rechter, de kosten van de bewijsverkrijging niet vooraf heeft voldaan, dan heeft de deelnemer niet het recht om op een later tijdstip alsnog om bewijsverkrijging te verzoeken indien honorering van dat verzoek zou betekenen dat de zitting in verband met de zaak moet worden verdaagd.
Indien de handeling tot het verkrijgen van bewijs moet worden verricht buiten het rechtsgebied van het gerecht dat de zaak behandelt, kan deze laatste het gerecht binnen wiens rechtsgebied het bewijs kan worden verkregen, via een rogatoire commissie (schriftelijk verzoek) opdragen de proceshandeling te verrichten. Aan die rogatoire commissie wordt gehoor gegeven conform de voorschriften die gelden voor het verrichten van de proceshandeling waar in de rogatoire commissie om wordt verzocht. De deelnemers aan de procedure worden in kennis gesteld van het tijdstip en de plaats van de proceshandeling; bij afwezigheid van een deelnemer aan de procedure evenwel kan nog steeds aan de rogatoire commissie worden voldaan. De notulen van proceshandelingen en bewijs dat in naleving van een rogatoire commissie is verkregen, worden onverwijld verzonden naar het gerecht waar de zaak in behandeling is. Indien tijdens het verkrijgen van bewijs door het gerecht dat een procedure verricht op grond van een rogatoire commissie een geschil ontstaat dat niet door dat gerecht kan worden beslecht, maar dat wel moet worden beslecht voordat de bewijsverkrijging kan worden voortgezet, dan zal het gerecht in de hoofdprocedure het geschil beslechten. Indien het gerecht dat voldoet aan een rogatoire commissie van oordeel is dat het voor een evenwichtige uitspraak in de zaak redelijk zou zijn de plicht tot het verkrijgen van bewijs over te dragen aan een ander gerecht, dan zal het bij dat andere gerecht een verzoek ter zake indienen en de deelnemers aan de procedure hiervan in kennis stellen.
Bewijs dat in een buitenlandse staat conform de wetgeving van die staat is verkregen, kan door een burgerlijke rechter in Estland worden gebruikt, tenzij de proceshandelingen die bij het verzamelen van dat bewijs zijn verricht in strijd zijn met de beginselen van het Estlandse wetboek van burgerlijke rechtsvordering. De kamer van het gerecht dat om de bewijsverkrijging heeft verzocht overeenkomstig Verordening (EU) nr. 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken of een rechter die handelt op grond van een bevel kan, in overeenstemming met genoemde verordening, aanwezig zijn bij en deelnemen aan de handeling tot het verkrijgen van bewijs door een gerecht in een buitenlandse staat. De deelnemers aan de procedure, hun vertegenwoordigers en deskundigen kunnen deelnemen aan de handeling tot het verkrijgen van dat bewijs in dezelfde mate als waarin zij kunnen deelnemen aan een dergelijke handeling in Estland. De kamer van het gerecht dat de zaak in behandeling heeft, een rechter die handelt op grond van een bevel of een deskundige die door het gerecht is aangesteld, kan deelnemen aan een dergelijke rechtstreekse handeling tot het verkrijgen van bewijs door een Estlands gerecht in een andere EU-lidstaat, zoals toegestaan uit hoofde van artikel 19, lid 3, van de verordening.
Indien een handeling tot het verkrijgen van bewijs moet worden verricht in een land dat geen lid is van de EU, zal het gerecht verzoeken om een handeling tot het verkrijgen van bewijs door een bevoegde autoriteit overeenkomstig het Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke en in handelszaken. Het gerecht kan ook bewijs in een buitenlandse staat verkrijgen via bemiddeling door de ambassadeur van de Republiek Estland in die staat dan wel een bevoegde consulaire functionaris, tenzij het recht van die buitenlandse staat zulks niet toelaat.
De partij die bewijs heeft geleverd of een verzoek tot het verkrijgen van bewijs heeft gedaan, kan uitsluitend van dat bewijs afstand doen of het intrekken met instemming van de wederpartij, tenzij bij wet anders is bepaald.
Een vereenvoudigde procedure kan schriftelijk worden behandeld. Daarbij waarborgt de rechter dat de grondrechten en fundamentele vrijheden en de essentiële procedurele rechten van de deelnemers aan de procedure in acht worden genomen en dat een deelnemer aan de procedure wordt gehoord als hij daarom verzoekt. Voor dit doel is geen rechtszitting nodig. De rechter kan afzien van een aan het proces voorafgaande procedure of de rechtszitting.
Een zaak die wordt onderzocht in het kader van de documentaire procedure, kan via een schriftelijke procedure worden beslecht, mits de partijen daarmee instemmen.
Een vonnis bestaat uit een inleiding, een conclusie, een beschrijvend gedeelte en een motivering. De rechter kan in het kader van de vereenvoudigde procedure zijn vonnis geven zonder beschrijvend gedeelte of motivering. In de vereenvoudigde procedure kan de rechter in de motivering van zijn vonnis de juridische argumentatie vermelden en het bewijs waarop zijn conclusies zijn gebaseerd.
Het kantongerecht kan in het vonnis in een vereenvoudigde procedure aangeven dat het toestemming geeft om tegen dat vonnis beroep in te stellen. Het kantongerecht zal die toestemming verlenen, indien het van mening is dat een beslissing van het gerechtshof nodig is om het standpunt van dat hof inzake een wetsbepaling te verkrijgen. Het verlenen van toestemming tot het instellen van beroep hoeft in het vonnis niet te worden gemotiveerd.
In een documentaire procedure wordt een vordering afgewezen, indien de eiser zijn vordering niet met toegestaan bewijsmateriaal heeft onderbouwd. In dat geval kan de eiser zijn vordering opnieuw indienen volgens de gewone procedure. Indien de rechter de vordering in het kader van de documentaire procedure toewijst ondanks bezwaar van de verweerder, geeft hij een beslissing waarin hij de verweerder het recht toekent om in de toekomst zijn rechten te verdedigen. Met het oog op beroep en gedwongen tenuitvoerlegging wordt een vonnis onder voorbehoud als een definitief vonnis beschouwd. Een bezwaar dat bij een vonnis onder voorbehoud wordt beslecht en dat in het kader van de documentaire procedure kan worden ingediend, kan door de verweerder alleen opnieuw worden ingediend indien het vonnis onder voorbehoud besluit nietig wordt verklaard of wordt gewijzigd.
Algemene beginselen
In de conclusie van zijn vonnis in een vereenvoudigde procedure vermeldt de rechter eveneens de procedure en de termijn die gelden voor het instellen van beroep. Tegen een in het kader van de vereenvoudigde procedure gegeven vonnis kan volgens de gewone regels beroep worden ingesteld. Een arrondissementsrechtbank kan kennisnemen van een beroep dat in een zaak in de vereenvoudigde procedure is ingesteld, ongeacht of het kantongerecht toestemming voor het beroep heeft verleend; een beroep kan worden ingesteld met of zonder de toestemming van het kantongerecht. De arrondissementsrechtbank kan een beroep niet afwijzen enkel en alleen omdat het een vereenvoudigde procedure betreft.
Tegen een in het kader van de documentaire procedure gegeven vonnis kan volgens de gewone regels beroep worden ingesteld.
Een partij of een derde met een zelfstandige vordering kan beroep instellen tegen het vonnis van het gerecht van eerste aanleg. Een derde zonder zelfstandige vordering kan beroep instellen onder de voorwaarden van artikel 214, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
Er kan geen beroep worden ingesteld indien beide partijen in een schriftelijke verklaring tegenover de rechter afstand hebben gedaan van hun recht op het instellen van beroep.
Hoger beroep kan worden ingesteld binnen 30 dagen te rekenen vanaf de betekening of kennisgeving van het vonnis aan de appellant, maar nooit later dan vijf maanden nadat het vonnis van het gerecht van eerste aanleg is bekendgemaakt.
Indien gedurende de beroepstermijn in de zaak een aanvullend vonnis wordt gegeven, dan gaat de termijn voor beroep tegen het oorspronkelijke vonnis opnieuw in per de datum van betekening of kennisgeving van het aanvullende vonnis. Wanneer een vonnis dat zonder het beschrijvende gedeelte of de motivering is gegeven, wordt aangevuld met het ontbrekende gedeelte, dan gaat de termijn voor het instellen van beroep opnieuw in per de datum van betekening of kennisgeving van het volledige vonnis.
De partijen kunnen in onderling overleg en door kennisgeving aan de rechter de beroepstermijn verkorten of verlengen met maximaal vijf maanden te rekenen vanaf de datum van bekendmaking van het vonnis.
Een deelnemer aan een beroepsprocedure kan bij het hooggerechtshof beroep instellen tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank, indien de arrondissementsrechtbank een bepaling van het procesrecht in wezenlijke mate heeft geschonden of een bepaling van het materiële recht onjuist heeft toegepast. Een derde zonder zelfstandige vordering kan een beroep in cassatie instellen onder de voorwaarden van artikel 214, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
Er kan geen beroep in cassatie worden ingesteld indien beide partijen in een schriftelijke verklaring tegenover de rechter afstand hebben gedaan van hun recht op het instellen van beroep.
Een beroep in cassatie kan worden ingesteld binnen 30 dagen vanaf de datum van betekening of kennisgeving van het vonnis aan de appellant in cassatie, maar niet later dan vijf maanden na de datum waarop het vonnis van de arrondissementsrechtbank bekend werd gemaakt.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Ja, een dergelijke procedure bestaat onder Iers recht als alternatief voor het instellen van een civiele geringe vordering (zie de regels van 1997 en 1999 [procedure voor geringe vorderingen van de districtsrechtbank ( District Court (Small Claims Procedure) Rules 1997 and 1999]. De griffies van districtsrechtbanken verlenen deze dienst, die tot doel heeft consumentenvorderingen goedkoop af te handelen zonder dat er een advocaat hoeft te worden ingeschakeld. Het is ook mogelijk procedures die geringe vorderingen (d.w.z. bepaalde vorderingen tot een maximumbedrag van 2 000 EUR) betreffen, via internet in te leiden.
De soorten vordering die binnen het toepassingsgebied van de procedure voor geringe vorderingen vallen, zijn:
i) een vordering voor goederen of diensten die voor particulier gebruik zijn gekocht van iemand die ze verkoopt in het kader van zijn bedrijfsuitoefening (consumentenvorderingen);
ii) een vordering voor geringe materiële schade (met uitsluiting van persoonlijk letsel);
iii) een vordering vanwege het niet terugbetalen van een waarborgsom voor de huur van bepaalde soorten gehuurde onroerende zaken. Bijvoorbeeld een vakantiehuis of een kamer/appartement in een gebouw waar de eigenaar ook woont, mits de vordering niet hoger is dan 2 000 EUR.
Vorderingen ten aanzien van andere zaken in verband met vorderingen tussen een verhuurder en huurder of een huurwoning die niet binnen het toepassingsgebied van de procedure voor geringe vorderingen vallen, kunnen worden voorgelegd aan de commissie voor huurwoningen (Residential Tenancies Board), 2nd Floor, O’Connell Bridge House, D’Olier Street, Dublin 2, Ierland. Website: Home
De procedure voor geringe vorderingen kan niet worden toegepast voor vorderingen die voortvloeien uit:
i) een huurkoopovereenkomst;
ii) schending van een leaseovereenkomst;
iii) schulden.
Om voor de procedure in aanmerking te komen, moet de consument goederen of diensten voor particulier gebruik hebben gekocht van iemand die ze verkoopt in het kader van zijn bedrijfsuitoefening. Sinds januari 2010 kan de procedure ook worden gebruikt voor vorderingen tussen zakenlieden onderling. De griffier van de districtsrechtbank behandelt geringe vorderingen in zijn hoedanigheid van griffier voor geringe vorderingen (Small Claims Registrar). Zo mogelijk tracht de griffier een schikking tussen de partijen tot stand te brengen zonder dat een terechtzitting nodig is. Indien geen schikking kan worden bereikt, verwijst de griffier de vordering naar de districtsrechtbank door voor behandeling.
De eiser moet zeker zijn van de naam en het adres van de persoon of de onderneming waartegen hij een vordering wil instellen. Indien het een onderneming is, moet de eiser de exacte juridische benaming gebruiken. Deze gegevens moeten correct zijn teneinde de Sheriff in staat te stellen het gerechtelijk bevel (Decree) ten uitvoer te leggen.
Indien de griffier voor geringe vorderingen een kennisgeving ontvangt van de verweerder waarmee deze de vordering betwist of een tegeneis indient, neemt de griffier contact op met de eiser en doet de griffier hem een kopie toekomen van het antwoord of de reactie van de verweerder op de vordering. De griffier kan vragen stellen aan beide partijen en met beide partijen onderhandelen om tot overeenstemming te komen.
Indien de verweerder de vordering erkent, moet hij kennisgeving doen aan de griffie door een formulier ter kennisgeving van aanvaarding van aansprakelijkheid terug te zenden. Indien de verweerder niet reageert, wordt de vordering automatisch als onbetwist behandeld. De districtsrechtbank vaardigt dan een bevel uit ten gunste van de eiser (zonder dat de eiser ter terechtzitting hoeft te verschijnen) voor het gevorderde bedrag en gelast dat dit bedrag binnen een bepaalde korte termijn moet worden betaald.
De griffier voor geringe vorderingen doet een eiser het aanvraagformulier toekomen of de eiser kan dit downloaden van de website van de gerechtelijke dienst (Courts Service) https://www.courts.ie/
Aangezien de procedure voor geringe vorderingen als doel heeft consumentenvorderingen goedkoop en zonder inschakeling van een advocaat af te handelen, is juridische vertegenwoordiging of juridisch advies normaliter niet nodig voor deze soort vorderingen.
Indien de zaak voor de rechter komt, moeten de partijen ter terechtzitting bij de districtsrechtbank verschijnen. De zaak wordt in het openbaar behandeld in het kader van een gewone zitting van de districtsrechtbank. Op het moment dat de zaak aan de orde komt, vraagt de griffier de eiser om op de getuigenbank plaats te nemen en zijn verklaring af te leggen. Deze verklaring moet onder ede of belofte worden afgelegd en de verweerder kan de eiser aan een kruisverhoor onderwerpen met betrekking tot zaken die verband houden met de vordering. De verweerder wordt ook in de gelegenheid gesteld een verklaring af te leggen. Elke getuige kan door de wederpartij of door diens eventueel aanwezige wettelijke vertegenwoordigers aan een kruisverhoor worden onderworpen. De partijen hebben ook het recht getuigen op te roepen of getuigenverslagen in te dienen, maar ze kunnen de kosten daarvan niet verhalen, aangezien dergelijke kosten niet binnen de opzet van de procedure vallen. Deze procedure is immers bedoeld om geringe vorderingen op eenvoudige wijze voor te leggen aan een relatief goedkoop forum.
Indien de griffier voor geringe vorderingen geen schikking kan bereiken, moet de eiser op de dag van de terechtzitting documenten overleggen om de vordering te staven, bijvoorbeeld relevante brieven, kwitanties of facturen. Bovendien worden beide partijen in de gelegenheid gesteld een mondelinge verklaring af te leggen en kunnen ze aan een kruisverhoor worden onderworpen.
Indien de eiser slaagt in zijn vordering, vaardigt de districtsrechtbank voor het gevorderde bedrag een bevel uit ten gunste van de eiser, waarin wordt gelast dat dit bedrag binnen een bepaalde korte termijn moet worden betaald.
Hoewel de partijen het recht hebben een juridisch adviseur in te schakelen, hebben zij niet het recht de kosten daarvan op de wederpartij te verhalen, zelfs niet als het vonnis ten gunste van hen wordt gewezen. De basisgedachte achter de procedure voor geringe vorderingen is het mogelijk te maken een vordering in te stellen zonder dat een advocaat nodig is.
Zowel de eiser als de verweerder heeft het recht bij de arrondissementsrechtbank (Circuit Court) beroep in te stellen tegen een bevel van de districtsrechtbank. De arrondissementsrechtbank kan beslissen tot vergoeding van de kosten, zij het dat deze beslissing volledig aan het oordeel van de individuele rechter van de arrondissementsrechtbank wordt overgelaten.
https://www.courts.ie/small-claims
http://www.citizensinformation.ie/en/justice/courts_system/small_claims_court.html
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Bestaat er in Griekenland een procedure voor geringe vorderingen (dat wil zeggen een speciale, vereenvoudigde procedure in vergelijking met de normale procedure; die procedure wordt toegepast bij vorderingen met een bepaalde bovengrens of voor bepaalde soorten geschillen, ongeacht de bovengrens)?
De artikelen 466 tot en met 469 van hoofdstuk M van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering bevatten bijzondere bepalingen voor geringe vorderingen.
De bijzondere bepalingen voor geringe vorderingen zijn van toepassing in de volgende gevallen:
Het is een verplichte procedure.
De rechter of de partijen mogen geringe vorderingen niet in een normale procedure behandelen in plaats van in de speciale procedure voor geringe vorderingen.
Een presidentieel decreet inzake de invoering van standaarddocumenten voor geringe vorderingen (in behandeling) wordt verwacht.
Kunnen partijen die niet door een advocaat worden vertegenwoordigd, bijstand krijgen voor procedurekwesties (bijvoorbeeld door de griffie of de rechter)? Zo ja: welke soort bijstand?
De partij kan alleen voor de rechter verschijnen of door een advocaat worden vertegenwoordigd.
Zijn er bepaalde regels voor de overlegging van bewijsstukken en zijn deze vereenvoudigd ten opzichte van de normale procedure? Zo ja, om welke regels gaat het en in welke mate zijn zij eenvoudiger?
Bij de uitspraak van de rechtbank voor kleine vorderingen in de speciale procedure voor geringe vorderingen kan worden afgeweken van de procedurele regels en kunnen bewijsstukken in aanmerking worden genomen die niet aan de wettelijke voorwaarden voldoen.
De vordering moet worden ingesteld bij de griffie van de rechtbank voor kleine vorderingen. De vordering moet de volgende onderdelen bevatten:
De kosten worden niet vergoed.
Tegen beslissingen over geringe vorderingen kan geen beroep worden ingesteld.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Ja, bij vorderingen van 15 000 EUR of minder is er een mondelinge behandeling (procedimiento de juicio verbal) vereist, onverminderd de eventuele toepassing van de Europese procedure voor geringe vorderingen krachtens VERORDENING (EG) NR. 861/2007 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD voor bedragen die binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen.
Voor vorderingen van 15 000 EUR of minder is er een mondelinge behandeling vereist.
De procedure wordt op schriftelijk verzoek ingeleid. Het gaat daarbij om een standaardverzoek, behalve indien de verzoeker geen beroep doet op een advocaat (abogado) of procureur (procurador). In dat geval is een beknopt verzoek afdoende.
Er bestaan geen verplichte standaardformulieren. Bij de bureaus van hogere rechters (Decanatos) zijn er echter standaardformulieren beschikbaar, die kunnen worden gebruikt voor vorderingen van 2 000 EUR of minder, door de eiser om het verzoek in te dienen en door de verweerder om het te betwisten.
Deze formulieren kunnen worden gedownload van de website van de Algemene Raad voor de rechterlijke macht (Consejo General del Poder Judicial).
Bij vorderingen van meer dan 2 000 EUR moeten er een advocaat en een procureur worden ingeschakeld; de vordering kan niet worden afgedwongen of betwist zonder een dergelijke wettelijke vertegenwoordiging.
Indien de vordering niet wordt betwist door de verweerder, betekent dit niet dat het bedrag ervan komt vast te staan, maar alleen dat de verweerder verstek heeft laten gaan en dat de procedure wordt voortgezet.
Eisers kunnen in persoon ter terechtzitting verschijnen, maar voor vorderingen van meer dan 2 000 EUR moeten er een advocaat en een procureur worden ingeschakeld.
De rechtbank moet zorgen voor de nodige aanpassingen en accommodaties om de gelijke deelname te garanderen van personen met een handicap, personen ouder dan 65 jaar die daarom verzoeken, of personen ouder dan 80 jaar. Procedures waarbij personen ouder dan 80 jaar zijn betrokken, worden met voorrang behandeld, zowel in de declaratoire fase als in de tenuitvoerleggingsfase.
De algemene bewijsregels zijn van toepassing: elk type bewijs is toegelaten, en het is mogelijk om vóór de terechtzitting om bewijs te verzoeken en bewijs over te leggen.
Zowel het verzoek als het verweer is in schriftelijke vorm. Procedurele kwesties worden ter terechtzitting opgelost. Er kunnen geen incidentele kwesties meer aan de orde worden gesteld zodra het aangeboden bewijs is aanvaard. Evenzo wordt het bewijs mondeling en vooral ter terechtzitting geleverd.
Het vonnis is met redenen omkleed en schriftelijk, in dezelfde vorm als in alle andere procedures.
Er moet uitspraak worden gedaan over de procedurekosten, die ten laste komen van de partij van wie alle vorderingen zijn afgewezen, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, tenzij de rechter van oordeel is dat de zaak aanleiding gaf tot ernstige twijfel over de feiten of het recht. Indien de vorderingen gedeeltelijk worden toegewezen, is er geen verwijzing in de kosten, maar de rechter kan een van de partijen wel veroordelen tot betaling van de kosten als hij van oordeel is dat het betrokken verzoek roekeloos was.
Wanneer er een advocaat en een procureur moeten worden ingeschakeld en er een verwijzing in de kosten is, kunnen de procedurekosten van de in het gelijk gestelde partij worden vergoed, na de beoordeling ervan en mits die procedurekosten niet meer bedragen dan een derde van het bedrag van de procedure voor elk van de in het vonnis vermelde partijen.
Indien de procespartij van wie de procedurekosten worden vergoed, buiten het rechtsgebied van de betrokken rechtbank verblijft, kunnen de kosten van de procureur worden vergoed, ook wanneer het niet verplicht was een procureur in te schakelen.
Er kan tegen het vonnis beroep worden ingesteld wanneer de zaak betrekking heeft op een bedrag van meer dan 3 000 EUR. Het beroep moet schriftelijk worden ingesteld bij het bevoegde gerecht in tweede aanleg (Audiencia provincial), binnen een termijn van twintig dagen.
Dat gerecht, dat bestaat uit een alleensprekende rechter, is bevoegd om kennis te nemen van het beroep en tegen zijn beslissing kan er geen verder beroep meer worden ingesteld.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Procedures voor geringe vorderingen kunnen worden ingeleid door een verzoek in te dienen bij lokale rechtbanken (chambres de proximité des tribunaux judiciaires) en bij rechters voor geschillen inzake bescherming (juges des contentieux de la protection) overeenkomstig artikel 756 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De procedure vindt mondeling plaats, maar de partijen kunnen desgewenst schriftelijke conclusies indienen.
In het verzoekschrift kan de indiener aangeven in te stemmen met een procedure zonder hoorzitting (artikel 757 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Volgens artikel 828 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kunnen de partijen ook in elk stadium uitdrukkelijk instemmen met een procedure zonder hoorzitting. Deze procedure zonder hoorzitting is sinds 1 januari 2020 van kracht en is geïnspireerd op de Europese procedure voor geringe vorderingen.
De griffie roept de partijen middels een aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging op voor de zitting. Als verweerder deze brief niet heeft ontvangen, kan de rechter de eiser verzoeken deze te laten betekenen door een deurwaarder (huissier de justice).
De gerechtelijke procedure moet worden voorafgegaan door een verzoeningsprocedure door een juridisch bemiddelaar, een poging tot mediation of een deelnemingsprocedure, naar keuze van de partijen. Als deze niet hebben plaatsgevonden, kan de rechter het verzoek ambtshalve niet-ontvankelijk verklaren.
De partijen zijn niet verplicht zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat. De partijen kunnen zich laten vertegenwoordigen door hun echtgenoot, de persoon met wie ze samenwonen, hun geregistreerde partner, hun bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of in de zijlijn en de personen die zijn verbonden aan hun dienst.
De vordering mag niet meer bedragen dan 5 000 EUR en moet onder de bevoegdheid vallen van de lokale rechtbank of de rechter voor geschillen inzake bescherming.
Er bestaat een formulier voor de aanhangigmaking bij het gerecht.
Het formulier CERFA nr. 11764*08 is beschikbaar op de website van de Franse overheid, bij alle informatiebalies van rechtbanken (Services d’Accueil Unique du Justiciable) en op www.justice.fr.
Daar het gaat om een eenvoudige procedure voor bedragen van minder dan 5 000 EUR, waarbij de partijen door de rechter worden gehoord tenzij zij instemmen met een procedure zonder hoorzitting, is er voor die procedures in de wetgeving geen rechtsbijstand vastgesteld. De partijen kunnen zich evenwel laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, ook na een verzoek om toepassing van de bepalingen inzake rechtsbijstand.
De regels op het gebied van bewijs zijn vergelijkbaar met die in het kader van de gewone procedure.
Verzoekschriftprocedures zijn geen louter schriftelijke procedures, behalve in het geval dat de partijen instemmen met een procedure zonder hoorzitting.
De regels die gelden voor het vonnis zijn dezelfde als die voor de gewone procedure.
De regels die gelden, zijn dezelfde als die voor de andere procedures. Daar er voor deze procedure in principe geen dagvaarding en vertegenwoordiging door een advocaat is vereist, zijn de kosten dus beperkt.
Gezien de waarde van de vordering is hoger beroep uitgesloten. Tegen het vonnis is alleen verweer (als de gedaagde geen dagvaarding voor de zitting heeft ontvangen) of cassatieberoep (als de gedaagde een dagvaarding voor de zitting heeft ontvangen) mogelijk.
Links
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
In de Republiek Kroatië vallen geringe vorderingen onder de artikelen 457 tot en met 467a van de wet op de burgerlijke rechtsvordering (Zakon o parničnom postupku) (Narodne Novine (NN; Staatsblad van de Republiek Kroatië), nrs. 53/91, 91/92, 112/99, 129/00, 88/01, 117/03, 88/05, 2/07, 84/08, 96/08, 123/08, 57/11, 25/13, 89/14, 70/19, 80/22, 114/22 en 155/23; hierna “ZPP” genoemd), terwijl de Europese procedure voor geringe vorderingen van Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen valt onder de artikelen 507o - 507ž van de ZPP.
Geringe vorderingen zijn vorderingen van niet meer dan 1 320,00 EUR.
Bij handelsrechtbanken (trgovački sudovi) ingestelde geringe vorderingen zijn vorderingen van niet meer dan 6 630,00 EUR.
Onder geringe vorderingen vallen ook vorderingen waarbij de verzoeker niet een bepaald geldbedrag eist maar in het vorderingsformulier heeft aangegeven akkoord te gaan met ontvangst van een geldbedrag van 1 320,00 EUR of minder, in plaats van toewijzing van de vordering.
Verder vallen onder geringe vorderingen die vorderingen die geen betrekking hebben op een geldbedrag maar wel op de overdracht van roerende goederen waarvan de waarde volgens opgave van de verzoeker in het vorderingsformulier niet hoger is dan 1 320,00 EUR.
Krachtens de huidige regelingen vallen Europese geringe vorderingen onder Verordening (EG) nr. 861/2007 indien de waarde van de vordering op het moment dat het bevoegde gerecht het vorderingsformulier ontvangt, niet meer dan 2 000 EUR bedraagt, exclusief alle rente, kosten en vergoedingen.
Procedures voor geringe vorderingen worden ook gevoerd in het geval van een bezwaarschrift tegen een betalingsbevel indien de waarde van het betwiste deel van het betalingsbevel niet hoger is dan 1 320,00 EUR.
In de procedure voor geringe vorderingen moet de procedure voor de rechtbank van eerste aanleg worden afgerond binnen een redelijke termijn, en in ieder geval binnen minder dan een jaar vanaf de datum waarop de vordering is ingediend.
Procedures voor geringe vorderingen worden gevoerd voor een lokale of handelsrechtbank overeenkomstig de regels inzake materiële bevoegdheid in de artikelen 34 en 34b ZPP. Procedures voor geringe vorderingen worden ingeleid door een vordering in te stellen bij de bevoegde rechtbank, d.w.z. door een verzoek tot tenuitvoerlegging in te dienen op basis van een authentieke akte bij een notaris als tijdig een ontvankelijk bezwaarschrift tegen een executoriale titel is ingediend.
Formulieren, andere vorderingen of verklaringen worden schriftelijk, per fax of per e-mail ingediend en alleen gebruikt voor Europese procedures voor geringe vorderingen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 861/2007.
Er zijn geen andere methoden vastgesteld om een rechtsvordering in een procedure voor geringe vorderingen in te stellen.
De ZPP bevat geen specifieke bepalingen over rechtsbijstand in procedures voor geringe vorderingen. Een eiser mag zich tijdens een procedure voor geringe vorderingen door een advocaat laten vertegenwoordigen.
Als is voldaan aan de vereisten van de wet op de gratis rechtsbijstand (Zakon o besplatnoj pravnoj pomoći) (NN nrs. 143/13 en 98/19), hebben de partijen recht op gratis rechtsbijstand.
Informatie over de regeling voor gratis rechtsbijstand is te vinden op de volgende website: https://pravosudje.gov.hr/besplatna-pravna-pomoc/6184.
In procedures voor geringe vorderingen moeten de partijen alle feiten waarop zij hun vordering of verweer baseren, uiterlijk presenteren bij indiening van het vorderingsformulier of verweerschrift, samen met alle ondersteunende bewijzen.
In procedures voor geringe vorderingen in verband met een bezwaarschrift tegen een betalingsbevel moet de verzoeker alle door hem aangevoerde feiten en ondersteunende bewijzen uiterlijk presenteren bij indiening van zijn verzoek aan de rechtbank binnen vijftien dagen na ontvangst van de beslissing tot intrekking van het betalingsbevel.
In procedures voor geringe vorderingen in verband met een bezwaarschrift tegen een betalingsbevel moet de verweerder alle door hem aangevoerde feiten en ondersteunende bewijzen uiterlijk presenteren binnen vijftien dagen na ontvangst van de informatie van de verzoeker waarin deze alle door hem aangevoerde feiten en bewijzen ter staving van zijn vordering presenteert.
De partijen mogen op een voorbereidende zitting alleen nieuwe feiten of nieuwe bewijzen presenteren respectievelijk overleggen als zij dat buiten hun schuld niet konden doen in het vorderingsformulier respectievelijk verweerschrift of bij de indiening overeenkomstig voornoemde bepalingen waarin zij een beschrijving hebben gegeven van alle aangevoerde feiten en ondersteunende bewijzen.
De rechter houdt geen rekening met nieuwe feiten en bewijzen die de partijen tijdens de voorbereidende zitting hebben gepresenteerd respectievelijk overgelegd in strijd met de hiervoor beschreven bepalingen.
De algemene bepalingen van de ZPP zijn van toepassing op de bewijsverkrijging. Bewijzen in procedures voor geringe vorderingen kunnen derhalve bestaan uit inspecties, documenten, getuigenverklaringen, door een rechtbank gelaste deskundigenverslagen en door de partijen afgelegde verklaringen, en de rechter beslist aan de hand van welk van de overgelegde bewijzen de feiten van de zaak worden vastgesteld.
Nadere informatie over bewijs en bewijsverkrijging is te vinden in het informatiepakket “Bewijsverkrijging - Republiek Kroatië” (Izvođenje dokaza – Republika Hrvatska).
Procedures voor geringe vorderingen worden schriftelijk gevoerd.
In procedures voor geringe vorderingen houdt de rechter een zitting als hij van oordeel is dat dit nodig is om de procedure voor het verkrijgen van bewijs te kunnen uitvoeren of als ten minste een van de partijen daartoe een gemotiveerd voorstel indient. De rechter beslist tot afwijzing van het voorstel van een partij voor een zitting indien hij, gelet op de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat de procedure op billijke wijze kan worden gevoerd zonder zitting. Tegen een dergelijke afwijzende beslissing kan er geen beroep worden ingesteld.
Aangezien er geen bijzondere bepalingen zijn over de inhoud van het vonnis in procedures voor geringe vorderingen, zijn de algemene bepalingen van de ZPP van toepassing, namelijk artikel 338 ZPP, waarin is bepaald dat een schriftelijke versie van het vonnis een formele inleiding, een dictum en een uiteenzetting van de gronden (motivering) moet bevatten.
De inleiding van het vonnis bevat het volgende: een vermelding dat het vonnis wordt gewezen namens Kroatië; de naam van de rechtbank; de naam en voornaam van de alleensprekende of voorzittende rechter, de rechter-rapporteur en de leden van de rechterlijke kamer, de voornaam en naam of titel, het persoonlijke identificatienummer, en de woonplaats of maatschappelijke zetel van de partijen, hun wettelijke vertegenwoordigers en agenten; een korte vermelding van het onderwerp van het geschil; de datum waarop de hoofdzitting is afgesloten; een vermelding van de partijen, hun wettelijke vertegenwoordigers en agenten die de hoofdzitting hebben bijgewoond; en de datum waarop het vonnis is gewezen.
Het dictum van het vonnis bevat de beslissing van de rechter over de toewijzing of afwijzing van de specifieke vorderingen ten gronde en secundaire vorderingen, alsook een beslissing over het al dan niet bestaan van de ter voldoening voorgelegde vordering (artikel 333 ZPP).
In de motivering schetst de rechter de verklaringen van de partijen, de door hen gepresenteerde feiten en het bewijs waarop die verklaringen zijn gebaseerd. Verder geeft de rechter aan welke van die feiten hij beoogde vast te stellen, waarom en hoe hij die feiten heeft vastgesteld, en, indien hij die feiten in het kader van een bewijsvoering heeft vastgesteld, welke bewijsstukken er zijn overgelegd en waarom en hoe deze zijn beoordeeld. De rechter vermeldt specifiek welke bepalingen van materieel recht er zijn toegepast in de uitspraak over de verklaringen van de partijen en geeft zo nodig zijn oordeel over de standpunten van de partijen betreffende de rechtsgronden van het geschil en over eventuele moties of bezwaren waarvoor hij geen motivering heeft gegeven in de beslissingen die hij in de loop van het geding heeft genomen.
In de motivering van een verstekvonnis, een vonnis op grond van de erkenning van een vordering of een vonnis op grond van de afstand van een vordering worden slechts de gronden voor het wijzen van dergelijke vonnissen vermeld.
Een beslissing over de vergoeding van de kosten voor procedures voor geringe vorderingen wordt genomen op grond van de algemene bepalingen van de ZPP; de partij die een zaak volledig verliest, is verplicht de kosten van de tegenpartij en haar interveniënt te vergoeden.
Indien de partijen gedeeltelijk in het gelijk worden gesteld in de zaak, bepaalt de rechter eerst het succespercentage van elk van hen en trekt vervolgens het percentage van de minder succesvolle partij af van dat van de andere partij, waarna hij het bedrag aan specifieke en totale kosten van de partij met het hoogste succespercentage vaststelt indien dat nodig is voor een juiste uitvoering van de procedure. Daarna vergoedt hij aan die partij het deel van de totale kosten die overeenkomen met het resterende percentage na overweging van de respectieve succespercentages van de partijen in de zaak. De mate van succes in de zaak wordt beoordeeld op grond van de toegewezen vorderingen, met inachtneming van de mate waarin de vorderingen met succes worden gestaafd met bewijzen.
Ongeacht het voorgaande kan de rechter elke partij veroordelen tot vergoeding van specifieke kosten aan de andere partij op grond van artikel 156, lid 1, ZPP, waarin is bepaald dat een partij, ongeacht de uitkomst van de zaak, alle kosten van de tegenpartij moet vergoeden die het gevolg zijn van haar eigen schuld of van gebeurtenissen die haar zijn overkomen
Als de partijen ongeveer dezelfde mate van succes in de zaak boeken, kan de rechter beslissen dat elke partij haar eigen kosten draagt of dat de ene partij aan de andere partij alleen specifieke kosten vergoedt uit hoofde van artikel 156, lid 1, ZPP.
De rechter kan beslissen dat één partij alle door de tegenpartij en haar interveniënt gemaakte kosten moet betalen indien de tegenpartij voor slechts een relatief klein deel van haar vordering in het ongelijk is gesteld en er voor dat deel geen afzonderlijke kosten zijn gemaakt.
Ongeacht de uitkomst van de zaak is een partij evenwel verplicht om alle kosten van de tegenpartij te vergoeden die het gevolg zijn van haar eigen schuld of van gebeurtenissen die haar zijn overkomen.
In een procedure voor geringe vorderingen kan er alleen beroep worden ingesteld tegen de beslissing waarmee de procedure wordt afgesloten.
De enige manier om de andere beslissingen aan te vechten waartegen krachtens de wet beroep kan worden ingesteld, is door beroep aan te tekenen tegen de beslissing waarmee de procedure wordt afgesloten.
In ieder ander opzicht zijn beroepsprocedures onderworpen aan de algemene bepalingen van de ZPP. Op grond van die bepalingen kunnen de partijen in procedures voor geringe vorderingen binnen vijftien dagen na de datum van betekening beroep aantekenen tegen het vonnis of de beslissing in eerste aanleg.
Aanvechting van het vonnis of de beslissing waarmee de procedure voor geringe vorderingen wordt afgesloten, is alleen mogelijk op grond van onjuiste toepassing van het materiële recht of ernstige schendingen van de bepalingen over burgerlijke rechtsvordering als bedoeld in artikel 354, lid 2, ZPP, behalve de schending genoemd in artikel 354, lid 2, punt 3, ZPP.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Er is geen specifieke procedure voor geringe vorderingen. Geringe vorderingen worden behandeld door de vrederechter (giudice di pace).
In het algemeen worden procedures voor de vrederechter zo eenvoudig mogelijk gehouden (artikelen 316-322 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
De vrederechter is bevoegd in geschillen over roerende zaken met een waarde van ten hoogste 10 000 EUR (tienduizend euro), tenzij de wet uitdrukkelijk anders bepaalt.
Ook rechtsvorderingen tot vergoeding van schade in verband met verkeersongevallen te water en op het land worden door de vrederechter behandeld, mits het bedrag van de vordering niet hoger is dan 25 000 EUR (vijfentwintigduizend euro).
Ongeacht de hoogte van de vordering behandelt de vrederechter alle zaken in verband met:
De recente hervorming (wetsbesluit nr. 149/2022) heeft een aantal vernieuwingen in de procedures voor de vrederechter met zich meegebracht. Om de procedures aan de digitale behoeften aan te passen, zijn artikel 127, derde alinea, en artikel 127 bis van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (zitting met audiovisuele verbindingen), artikel 127 ter van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (indiening van schriftelijke nota’s), artikel 193, tweede alinea, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (verklaring onder ede van gerechtsdeskundige met digitale handtekening) en artikel 196 duodecies (uitvoeringsbepaling) van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (zitting met audiovisuele verbindingen op afstand) vanaf 1 januari 2023 van toepassing, ook op procedures die op die datum aanhangig zijn. Hoofdstuk I van titel V ter (uitvoeringsbepaling) van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (digitale justitie) is vanaf 30 juni 2023 van toepassing, ook op procedures die op die datum aanhangig zijn.
Verzoeken worden ingediend in de vorm van een verzoekschrift in het kader van de vereenvoudigde procedure, voor zover ze daarmee verenigbaar zijn (artikelen 281 decies tot en met 281 terdecies van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Een verzoek kan ook mondeling worden gedaan. In dat geval wordt het na opschriftstelling door de vrederechter, door de verzoeker betekend samen met het besluit tot vaststelling van de zittingsdag waarop de partijen worden gehoord als bedoeld in artikel 318 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
In het verzoekschrift zijn de rechter en de partijen vermeld en worden de feiten en het onderwerp van het geschil beschreven (nieuw artikel 318, eerste alinea, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
De vrederechter stelt binnen vijf dagen na toewijzing van de zaak bij besluit de zittingsdag vast waarop de partijen worden gehoord overeenkomstig artikel 281 undecies, tweede alinea (nieuw artikel 318, tweede alinea, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
De verzoeker verschijnt in rechte door de indiening van het betekende verzoekschrift of de opschriftstelling als bedoeld in artikel 316 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, samen met het in artikel 318 bedoelde besluit (indien hij het verzoek mondeling heeft gedaan), de bevestiging van ontvangst van betekening en, in voorkomend geval, de volmacht.
De verweerder verschijnt overeenkomstig artikel 281 undecies, derde en vierde alinea, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering in rechte door de indiening van de memorie van antwoord en, in voorkomend geval, de volmacht (nieuw artikel 319 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Op de eerste zitting stelt de vrederechter naar eigen goeddunken vragen aan de partijen en doet hij een poging tot bemiddeling. Als deze slaagt, stelt hij de getroffen schikking op schrift. Indien de poging om tot een schikking te komen mislukt, gaat de vrederechter te werk volgens de vereenvoudigde procedure (artikel 281 duodecies, tweede, derde en vierde alinea, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). Indien hij van oordeel is dat de zaak niet in staat van wijzen is, start hij de voor de uitspraak relevante onderzoeksmaatregelen.
Indien de vrederechter van oordeel is dat de zaak in staat van wijzen is, gaat hij te werk overeenkomstig artikel 281 sexies van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. De rechter nodigt de partijen uit hun conclusies toe te lichten en kan de mondelinge behandeling van de zaak gelasten. De uitspraak wordt binnen 15 dagen na de beraadslaging ter griffie neergelegd.
Er zijn geen standaardformulieren.
In zaken met een waarde van ten hoogste 1 100 EUR mogen de partijen zelf in rechte optreden bij de vrederechter (artikel 82 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering; zie het informatieblad “Hoe breng ik een zaak voor de rechter?”).
In alle andere zaken moeten de partijen zich door een raadsman laten bijstaan.
De vrederechter kan op grond van de aard en de omvang van de zaak evenwel toestaan dat een partij zelf in rechte optreedt, al dan niet op mondeling verzoek van de partij zelf.
De rechter gaat na of de partijen alle voor hun verschijning voor de rechtbank vereiste stappen hebben genomen en kan hen in voorkomend geval verzoeken om stukken die naar het oordeel van de rechter onvolledig zijn te vervolledigen of deze met de voorschriften in overeenstemming te brengen.
Indien de rechter vaststelt dat de aan de
raadsman verleende
volmacht tekortschiet of dat er sprake is van een gebrekkige
vertegenwoordiging,
bijstand of
machtiging die leidt tot de nietigheid ervan, stelt hij een
termijn vast waarbinnen de partijen een persoon moeten aanwijzen die verantwoordelijk is voor de vertegenwoordiging of bijstand, om de nodige machtigingen te verlenen of om de
volmacht om in rechte op te treden te verlenen of te vernieuwen. Indien de tekortkoming binnen de gestelde termijn wordt verholpen, wordt het verzoekschrift geacht te zijn geregulariseerd en worden de inhoudelijke en procedurele gevolgen ervan van kracht vanaf de datum van eerste
betekening (artikel 182 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
De regels voor bewijsverkrijging zijn dezelfde als bij gewone rechtszaken (zie het informatieblad “Bewijsverkrijging”).
Deze is geregeld bij artikel 127 ter van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, waarin is bepaald dat een zitting, ook al is deze reeds gepland, kan worden vervangen door de indiening van schriftelijke nota’s die alleen de verzoeken en conclusies bevatten, wanneer geen andere personen dan de advocaten, de partijen, het
openbaar ministerie en de
medewerkers van de rechter aanwezig hoeven te zijn. In dergelijke gevallen wordt de zitting enkel op verzoek van alle partijen vervangen door de indiening van schriftelijke nota’s. Bij de beslissing tot vervanging van de zitting stelt de rechter een
termijn van ten minste 15 dagen vast voor de indiening van de nota’s. Elke partij
Doorgaans zijn de regels van de onder punt 1.2 beschreven vereenvoudigde procedure van toepassing.
De vrederechter kan “op basis van fundamentele billijkheid” (d.w.z. zonder uitdrukkelijke verwijzing naar rechtsregels) oordelen in zaken met een waarde tot 2 500 EUR (artikel 113 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Is de terugbetaling van de kosten gebonden aan beperkingen? Zo ja, welke?
Voor het toewijzen van de kosten worden de normale regels toegepast, op grond waarvan de in het ongelijk gestelde partij de kosten moet betalen. Indien beide partijen in het ongelijk worden gesteld, of om een andere gegronde reden, is het echter mogelijk dat elke partij de eigen kosten moet betalen.
Op fundamentele billijkheid gebaseerde beslissingen van de vrederechter (in geschillen met een waarde tot 2 500 EUR) kunnen alleen worden aangevochten indien er sprake is geweest van een schending van procedurevoorschriften, constitutioneel recht of Gemeenschapsrecht, of van de beginselen die het onderwerp van de zaak beheersen.
Alle andere uitspraken van de vrederechter kunnen worden aangevochten bij het hof van beroep.
Zie de informatiebladen over het gerechtelijk systeem, de rechtspraak en de werkwijze.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Er bestaat in het Cypriotische rechtsstelsel geen andere specifieke procedure voor geringe vorderingen dan de procedure die in Verordening (EG) nr. 861/2007 is opgenomen; ter uitvoering daarvan is een procedureverordening aangenomen.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Op 15 januari 2018 zijn in Letland wijzigingen aan de wet op de burgerlijke rechtsvordering van kracht geworden, waarbij de woorden “procedures voor geringe vorderingen” werden vervangen door “zaken voor vereenvoudigde procedure”.
Een rechter leidt een vereenvoudigde procedure in op basis van een schriftelijk verzoek indien de hoofdschuld of, in het geval van een alimentatievordering, het totale bedrag aan gevorderde alimentatie op de dag dat de vordering wordt ingesteld niet meer bedraagt dan 2 500 EUR. In het geval van alimentatievorderingen geldt dit totale bedrag aan gevorderde alimentatie per kind. (artikel 250.19, lid 2, van de wet op de burgerlijke rechtsvordering).
De vereenvoudigde procedure wordt geregeld in hoofdstuk 30 van de wet op de burgerlijke rechtsvordering3: artikelen 250.18 – 250.27A en de volgende artikelen in hoofdstuk 54.1: artikelen 440.1 – 440.12.
De zaken voor vereenvoudigde procedure gelden alleen voor geld- en alimentatievorderingen (artikel 35, lid 1, onder 1) en 3), van de wet op de burgerlijke rechtsvordering).
Nationale wettelijke bepalingen inzake aspecten van de vereenvoudigde procedure gelden niet voor de procedurevoorschriften met betrekking tot vorderingen voor vereenvoudigde procedure van Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen, uitgezonderd de bepalingen waarin het instellen van beroep tegen beslissingen in eerste aanleg is geregeld.
Een vergoeding voor de staat (valsts nodeva) is bij een verzoekschrift als volgt verschuldigd (artikel 34, lid 1, onder 1), van de wet op de burgerlijke rechtsvordering):
a) tot 2 134 EUR – 15 % van het gevorderde bedrag, met een minimum van 70 EUR,
b) van 2 135 EUR tot 7 114 EUR – 320 EUR, plus 4 % van het gevorderde bedrag dat 2 134 EUR te boven gaat.
Alimentatievorderingen voor een kind of ouder zijn vrijgesteld van vergoedingen voor de staat.
Zaken voor vereenvoudigde procedure worden behandeld volgens de regels voor algemene procesvoering rekening houdend met de uitzonderingen voor zaken voor vereenvoudigde procedure. Een rechter leidt een vereenvoudigde procedure in op basis van een schriftelijk verzoek.
De rechter neemt een verzoekschrift voor een zaak voor vereenvoudigde procedure niet in behandeling als het niet overeenkomstig het door het kabinet van ministers goedgekeurde model is opgesteld.
Wanneer de rechter bij gemotiveerde beslissing bepaalt dat het verzoekschrift niet in behandeling wordt genomen, verzendt hij de beslissing aan de verzoeker en stelt een termijn vast voor het herstellen van de geconstateerde gebreken. De termijn voor het herstellen van gebreken is minimaal twintig dagen, te rekenen vanaf de dag dat de beslissing wordt verzonden. Tegen de beslissing van een rechter kan beroep worden aangetekend binnen tien dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de beslissing is gegeven of, als de persoon buiten Letland woont, binnen vijftien dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de beslissing is betekend of ter kennis gebracht.
Een vorderingsverzoek en het verweerschrift van de verweerder moeten worden opgesteld in overeenstemming met de formulieren die zijn opgenomen in de bijlagen bij Verordening nr. 305 van het kabinet (Ministru kabinets) van 29 mei 2018 betreffende formulieren voor de vereenvoudigde procedure. In de bijlagen bij de verordening van het kabinet zijn modellen voor de volgende formulieren opgenomen:
1. verzoekschrift voor een vereenvoudigde procedure voor een geldvordering (bijlage 1);
2. verzoekschrift voor een vereenvoudigde procedure voor een alimentatievordering (bijlage 2);
3. verklaring met betrekking tot een vereenvoudigde procedure voor een geldvordering (bijlage 3);
4. verklaring met betrekking tot een verzoekschrift voor een vereenvoudigde procedure voor een alimentatievordering (bijlage 4).
Naast de gegevens van de verzoeker en de verweerder moet op het formulier voor vorderingen voor vereenvoudigde procedure de volgende informatie worden opgenomen:
In de wet op de burgerlijke rechtsvordering zijn geen specifieke regels voor gefinancierde rechtsbijstand in zaken voor vereenvoudigde procedure opgenomen. Verzoeker en verweerder kunnen zich in een zaak voor vereenvoudigde procedure laten vertegenwoordigen.
Als de verzoeker zich door iemand anders in rechte wil laten vertegenwoordigen en het verzoekschrift is ondertekend door de vertegenwoordiger van de verzoeker, dan moet het verzoekschrift de voor- en achternaam, het identiteitsnummer en het correspondentieadres van de vertegenwoordiger of, wanneer de vertegenwoordiger een rechtspersoon is, de naam, het registratienummer en de plaats van statutaire zetel ervan vermelden. Elke natuurlijke persoon die achttien jaar of ouder is, niet onder voogdij staat en niet aan een of meer van de in artikel 84 van de wet op de burgerlijke rechtsvordering genoemde restricties is onderworpen, kan optreden als vertegenwoordiger. Wanneer iemand anders een partij in rechte vertegenwoordigt, moet daartoe een notariële volmacht worden opgesteld. De verzoeker kan een vertegenwoordiger ter zitting mondeling aanwijzen. Deze machtiging moet in het proces-verbaal van de zitting worden vermeld. De vertegenwoordiger van een rechtspersoon moet beschikken over een volmachtbrief (die niet door een notaris hoeft te worden bekrachtigd) of een ander stuk waaruit blijkt dat hij bevoegd is om de rechtspersoon zonder speciale machtiging te vertegenwoordigen. Wanneer de vertegenwoordiger een beëdigd advocaat (zvērināts advokāts) is, moet de vertegenwoordiging worden bevestigd door een opdracht (orderis) en is net als bij vertegenwoordiging door leken een volmachtbrief nodig, maar de volmacht hoeft dan niet door een notaris te zijn opgemaakt. Wanneer een persoon wordt vertegenwoordigd, moeten de noodzakelijke stukken bij de rechtbank worden ingediend en worden ondertekend door de persoon die overeenkomstig de volmacht als vertegenwoordiger optreedt.
Op de bewijsvoering zijn de algemene bepalingen van de wet op de burgerlijke rechtsvordering van toepassing. Overeenkomstig die bepalingen wordt in zaken voor vereenvoudigde procedure het volgende bewijs toegelaten: verklaringen van partijen of derden, verklaringen van getuigen, schriftelijk bewijs en deskundigenverklaringen.
Een rechter leidt een vereenvoudigde procedure in op basis van een schriftelijk verzoek. Een exemplaar van het verzoekschrift en een formulier voor het verweerschrift wordt naar de verweerder verzonden, die zijn of haar verweerschrift binnen dertig dagen nadat het verzoekschrift is verzonden, moet indienen. Naargelang van de omstandigheden en de aard van de zaak kunnen bij het verzoekschrift gevoegde stukken ook naar de verweerder worden verzonden. De rechtbank stelt de verweerder er ook van in kennis dat het niet indienen van een verweerschrift geen beletsel vormt voor het doen van uitspraak in de zaak en dat de verweerder kan verzoeken om de zaak ter zitting te behandelen.
Wanneer de rechtbank de stukken naar de partijen zendt, legt zij ook uit wat hun procedurele rechten zijn, hoe de rechtbank die de zaak zal behandelen, is samengesteld en welke rechtsmiddelen zij hebben tegen beslissingen van de rechter. De wet op de burgerlijke rechtsvordering kent de partijen bepaalde procedurele rechten toe met betrekking tot de voorbereiding van een behandeling ter zitting, die tot zeven dagen vóór de datum van de hoorzitting kunnen worden uitgeoefend.
Het verweer moet zijn gesteld op een manier die overeenkomt met een door het kabinet van ministers goedgekeurd model. Het model is een van de formulieren die zijn opgenomen in de bijlagen bij Verordening nr. 305 van het kabinet van 29 mei 2018 betreffende formulieren voor de vereenvoudigde procedure. De verweerder moet de volgende informatie in het verweerschrift verstrekken:
De verweerder kan binnen dertig dagen nadat het verzoekschrift aan hem of haar is verzonden, een tegenvordering instellen als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Wanneer het totale bedrag van de tegenvordering hoger is dan het voor een vordering voor vereenvoudigde procedure gestelde maximum, of als de tegenvordering geen geld- of alimentatievordering is, wordt de zaak behandeld in een gewone procedure.
Wanneer de partijen niet verzoeken om een behandeling ter zitting en de rechtbank van oordeel is dat behandeling ter zitting niet nodig is, wordt een zaak voor vereenvoudigde procedure in een schriftelijke procedure behandeld. In dat geval worden de partijen tijdig in kennis gesteld van de datum en het tijdstip waarop de samenvattende uitspraak in het onlinesysteem beschikbaar zal zijn. Deze datum wordt geacht de datum van de uitspraak te zijn. De zaak wordt ter zitting in een gewone procedure behandeld indien een redelijk verzoek daartoe door een partij is ontvangen en de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de zaak ter zitting noodzakelijk is. De rechtbank kan een zaak ook op eigen initiatief ter zitting behandelen. Wanneer de woon- of verblijfplaats van een partij niet in Letland of onbekend is, worden rechtbankstukken betekend overeenkomstig voor Letland bindende internationale regelgeving of het recht van de Europese Unie, met inbegrip van Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken.
In zaken voor vereenvoudigde procedure stelt de rechtbank een samenvattende uitspraak op. Deze wordt opgesteld in overeenstemming met de algemene eisen die worden gesteld aan de inhoud van een uitspraak (artikel 193 van de wet op de burgerlijke rechtsvordering), met uitzondering van het beschrijvende gedeelte waarin alleen het volgende wordt vermeld: het voorwerp van de vordering, wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen waarop de partij zich beroept, alsook de vordering en gronden van de uitspraak, waaruit alleen de wetgeving blijkt waarop de rechtbank zich beroept.
In een zaak voor vereenvoudigde procedure stelt de rechtbank een volledige uitspraak op (in overeenstemming met de algemene eisen die worden gesteld aan de inhoud van een uitspraak) indien een partij een daartoe strekkend schriftelijk verzoek indient. Dit verzoek moet bij de rechtbank worden ingediend binnen tien dagen na de datum van aankondiging van de samenvattende uitspraak (de datum waarop de samenvattende uitspraak in het onlinesysteem beschikbaar is). De rechtbank kan ook op eigen initiatief een volledige uitspraak opstellen. Een volledige uitspraak wordt door de rechtbank opgesteld binnen twintig dagen nadat de termijn voor indiening van een verzoek tot opmaak van een volledige uitspraak is verstreken. De datum waarop de volledige uitspraak in het onlinesysteem beschikbaar is, wordt geacht de datum te zijn waarop deze is opgesteld.
Op zaken voor vereenvoudigde procedure zijn de algemene regels betreffende de betaling van rechtbankkosten van toepassing.
Wanneer de uitspraak wordt gewezen, veroordeelt de rechtbank de in het ongelijk gestelde partij in de rechtbankkosten van de in het gelijk gestelde partij (de vergoeding voor de staat en de proceskosten). Wanneer de vordering slechts ten dele wordt toegewezen, worden verweerder en verzoeker elk veroordeeld in een gedeelte van de rechtbankkosten van de ander, naar evenredigheid van het gedeelte van de vordering dat is toegewezen en het gedeelte dat is afgewezen. Wanneer de verzoeker de vordering intrekt, moet hij of zij de rechtbankkosten van de verweerder vergoeden. In dat geval hoeft de verweerder de rechtbankkosten van de verzoeker niet te vergoeden. Maar als de verzoeker de vordering intrekt omdat de verweerder de vordering uit eigen beweging voldoet nadat het verzoekschrift is ingediend, kan de rechtbank de verweerder op vraag van de verzoeker verwijzen in de rechtbankkosten van deze laatste.
Evenzo zal de rechtbank, als zij beslist de vordering niet te behandelen, op verzoek van de verweerder de verzoeker verwijzen in de door de verweerder betaalde rechtbankkosten.
Wanneer de verzoeker is vrijgesteld van rechtbankkosten, kan de verweerder worden verwezen in de rechtbankkosten naar evenredigheid van het gedeelte van de vordering dat is toegewezen.
Een borg van 70 EUR is verschuldigd bij een aanvullende vordering. Als de rechtbank een betwiste uitspraak geheel of gedeeltelijk vernietigt of wijzigt, wordt de borg terugbetaald. Als een beroep wordt verworpen, wordt de borg niet terugbetaald.
Tegen een uitspraak in eerste aanleg kan beroep (apelācija) worden aangetekend wanneer de rechtbank:
Indien een zaak voor vereenvoudigde procedure in een schriftelijke procedure wordt behandeld, gaat de beroepstermijn (twintig dagen) in op de dag dat de uitspraak officieel is opgesteld.
Naast de in de wet op de burgerlijke rechtsvordering genoemde punten moet een beroepschrift waarin wordt gesteld dat een uitspraak gebrekkig is, het volgende vermelden:
Een rechter van de rechtbank van eerste aanleg bepaalt of het beroep doorgang kan vinden en stelt een termijn vast waarin de appellant eventuele gebreken moet herstellen als het beroep niet voldoet aan de vereisten van de wet op de burgerlijke rechtsvordering of, in bij wet gespecificeerde gevallen, geen vertaling van het beroep en de bijgevoegde stukken bij het beroepschrift zijn gevoegd. Wanneer de gebreken binnen de termijn worden hersteld, wordt het beroep geacht te zijn ingesteld op de dag dat het beroepschrift voor de eerste keer werd ingediend. Gebeurt dat niet, dan wordt het beroepschrift geacht nooit te zijn ingediend en aan de appellant geretourneerd.
Een beroepschrift dat niet is ondertekend of dat is ingediend door een daartoe niet naar behoren gemachtigde persoon, of waarvoor de vergoeding voor staat (de vergoeding voor de staat bij een beroepschrift tegen een tarief berekend op basis van het bedrag van het geschil in de rechtbank van eerste aanleg) niet is betaald, wordt niet in behandeling genomen en aan de appellant geretourneerd. Tegen een beslissing tot het niet toelaten van een beroepschrift kan geen rechtsmiddel worden ingesteld.
Nadat een rechter, of in sommige gevallen een college van drie rechters, van de rechtbank van tweede aanleg zich ervan heeft verzekerd dat aan de vereisten van de procedure voor het instellen van beroep is voldaan, wordt beslist tot het inleiden van de beroepsprocedure. Die beslissing wordt binnen dertig dagen na ontvangst van het beroepschrift gegeven.
Wanneer ten minste een van de mogelijke beroepsgronden aanwezig is, geeft de rechter de beslissing tot het inleiden van de beroepsprocedure en stelt hij de partijen hiervan onverwijld in kennis, met vermelding van de termijn voor het indienen van schriftelijke verklaringen.
Als de rechter van oordeel is dat er geen gronden zijn voor het instellen van beroep, wordt de vraag naar de aanwezigheid van beroepsgronden voorgelegd aan een college van drie rechters.
Als ten minste een van hen van oordeel is dat ten minste een van de mogelijke gronden voor het instellen van beroep aanwezig is, wordt een beslissing gegeven tot het inleiden van de beroepsprocedure en worden de partijen hiervan onverwijld in kennis gesteld.
Als de rechters unaniem van oordeel zijn dat geen van de gronden voor het instellen van beroep aanwezig is, wordt een afwijzende beslissing gegeven en worden de partij hiervan onverwijld in kennis gesteld. Tegen deze als resolutie (rezolūcija) genomen beslissing kan geen rechtsmiddel worden ingesteld.
Nadat de rechtbank van tweede aanleg de partijen ervan in kennis heeft gesteld dat een beroepsprocedure is ingeleid, hebben zij twintig dagen de tijd tot het indienen van schriftelijke verklaringen over het beroepschrift.
Nadat de kennisgeving van de inleiding van een beroepsprocedure is verzonden, heeft een partij twintig dagen de tijd om een verweerschrift in te dienen. Bij ontvangst van een verweerschrift stuurt de rechtbank dit onverwijld naar de andere partijen.
Beroepen bij vereenvoudigde procedures worden in een schriftelijke procedure behandeld; de partijen worden tijdig in kennis gesteld van de datum waarop de uitspraak online beschikbaar zal zijn. Ook worden zij geïnformeerd over de samenstelling van de rechtbank en de mogelijkheid om een rechter te wraken. Een uitspraak wordt geacht te zijn opgesteld op de dag waarop de uitspraak in het onlinesysteem beschikbaar is. Wanneer de rechtbank het nodig acht, kan een zaak in vereenvoudigde procedure ter zitting worden behandeld.
De uitspraak van een rechtbank van tweede aanleg is niet vatbaar voor cassatie en treedt in kracht van gewijsde op het moment dat zij wordt gewezen of, indien de zaak in een schriftelijke procedure wordt behandeld, op de datum waarop zij officieel is opgesteld.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
In hoofdstuk XXIV, deel IV, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering van Litouwen is een nationale procedure voor geringe vorderingen vastgesteld.
Geringe vorderingen worden behandeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen. Europese geringe vorderingen worden behandeld volgens de toepasselijke algemene regels, met uitzondering van gevallen die zijn uitgesloten van de toepassing van het EU-recht en het internationale recht inzake de burgerrechtelijke procedure in Litouwen.
De nationale procedure voor geringe vorderingen en de Europese procedure voor geringe vorderingen gelden voor geldelijke vorderingen van maximaal 2 000 EUR.
De Europese procedure voor geringe vorderingen geldt voor burgerrechtelijke vorderingen van maximaal 2 000 EUR. De procedure geldt niet voor: de staat en de bekwaamheid van natuurlijke personen; het huwelijksgoederenrecht, onderhoudsverplichtingen en testamenten en erfenissen; faillissement, surseance van betaling, procedures ter ontbinding van insolvente vennootschappen of andere rechtspersonen, gerechtelijke en faillissementsakkoorden en andere soortgelijke procedures; sociale zekerheid; arbitrage; arbeidsrecht; huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende zaken, met uitzondering van vorderingen van geldelijke aard, of inbreuken op de persoonlijke levenssfeer en op de persoonlijkheidsrechten, waaronder begrepen laster.
De procedure is van toepassing sinds 1 januari 2009. Zaken die betrekking hebben op Europese geringe vorderingen worden behandeld door de districtsrechtbanken, overeenkomstig de regels inzake territoriale bevoegdheid die zijn vastgesteld in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering van Litouwen, namelijk de rechtbanken van steden en districten.
In de gevallen zoals omschreven in artikel 4, lid 3, en artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 861/2007 moet de rechtbank de eiser (of de verweerder) binnen 14 dagen na kennisgeving door de rechtbank in kennis stellen van zijn of haar recht om volgens de bepalingen van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering van Litouwen een vordering (of een tegenvordering) in te stellen. Als de eiser (of verweerder) niet binnen de in de eerste alinea van dit artikel gestelde termijn een vordering (of een tegenvordering) instelt met de vereiste stukken, wordt de vordering als niet-ingediend beschouwd en wordt een beschikking van de rechtbank meegedeeld aan de eiser (of verweerder). Deze beschikking kan afzonderlijk worden betwist.
De vorderingsformulieren zijn beschikbaar bij de rechtbanken en op het e-dienstenportaal van de Litouwse rechtbanken.
De deelname van een wettelijke vertegenwoordiger of advocaat is niet verplicht. De rechtbanken bieden praktische hulp bij het invullen van de formulieren, maar geven geen advies over de procedure ten gronde. In artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 861/2007 is bepaald welke praktische bijstand en informatie de partijen in de procedure ontvangen van instanties die primaire rechtsbijstand van overheidswege verlenen.
Op het verkrijgen van bewijzen is hoofdstuk XIII, deel II, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering van toepassing.
In een nationale procedure voor geringe vorderingen beslist het gerecht zelf over de vorm en voorschriften van de procedure. Op verzoek van ten minste een van beide partijen kan het gerecht een hoorzitting houden. In het geval van een schriftelijke procedure worden de betrokken partijen niet opgeroepen en nemen zij niet deel aan het proces. De betrokken partijen worden overeenkomstig de voorschriften in artikel 133, lid 3, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering in kennis gesteld van de schriftelijke procedure. Wanneer een zaak via een schriftelijke procedure wordt behandeld, worden de datum, het tijdstip en de plaats van het proces alsmede de samenstelling van de rechtbank uiterlijk zeven dagen vóór de datum van het proces op een speciale website gepubliceerd, behalve wanneer de partijen een andere kennisgeving ontvangen, overeenkomstig het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Deze informatie wordt tevens verstrekt door de griffie van de rechtbank.
In een nationale procedure voor geringe vorderingen geeft de rechtbank een beslissing, die een inleidend deel, een dictum en een korte motivering moet bevatten.
Voor de behandeling van geringe vorderingen wordt een vast zegelrecht in rekening gebracht, dat is vastgesteld in artikel 80, lid 1, zesde alinea, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Dit zegelrecht bedraagt 1/4 van de voor de vordering verschuldigde vergoeding, maar niet minder dan 10 EUR.
In artikel 29 van de wet is vastgesteld dat beroep kan worden aangetekend tegen gerechtelijke beslissingen die in Litouwen overeenkomstig de Europese procedure voor geringe vorderingen zijn genomen. In Litouwen zijn de artikelen 301 t/m 333 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering van toepassing op beroepsprocedures. Overeenkomstig artikel 307, lid 1, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan uiterlijk 30 dagen na de datum van het vonnis beroep worden aangetekend als aan de beroepsvoorwaarden is voldaan.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Naast de in Verordening (EG) nr. 861/2007 van 11 juli 2007 vastgestelde Europese procedure voor geringe vorderingen, voorziet het Luxemburgse recht in een vereenvoudigde procedure om schuldvorderingen tot 15 000 EUR in hoofdsom (rente en kosten niet inbegrepen) in te vorderen, de zogenaamde “betalingsbevelprocedure” (procédure des ordonnances de paiement).
De invordering van schuldvorderingen volgens de betalingsbevelprocedure is mogelijk voor alle geldvorderingen tot 15 000 EUR, mits de schuldenaar zijn woonplaats in Luxemburg heeft.
Een beroep op de betalingsbevelprocedure is facultatief. De schuldeiser kan er ook voor opteren de zaak door middel van dagvaarding bij de vrederechter aanhangig te maken.
Een van de verschillen tussen de betalingsbevelprocedure voor de vrederechter en de verzoekschriftprocedure bestaat erin dat de procedure voor de vrederechter tot een vonnis (jugement) kan leiden, terwijl de procedure voor de arrondissementsrechtbank alleen maar tot een rechterlijk bevel (ordonnance) kan leiden.
Het verzoekschrift voor het verkrijgen van een betalingsbevel wordt ingediend op de griffie van de vrederechter door middel van een eenvoudige mondelinge of schriftelijke verklaring.
Die verklaring moet op straffe van nietigheid de naam, de voornaam, het beroep en de woon- of verblijfplaats van de eiser en de verweerder en het bedrag en de oorsprong van de schuldvordering vermelden en het verzoek tot het verkrijgen van een voorwaardelijk betalingsbevel behelzen.
De schuldeiser moet bij zijn verklaring alle documenten voegen die het bestaan en het bedrag van de vordering aantonen of deze naderhand overleggen.
Uit de vergelijking van de wettelijke bepalingen blijkt dat de motiveringsplicht minder streng is voor de procedure die bij de vrederechter wordt ingesteld: het volstaat immers om het bedrag en de oorsprong van de schuldvordering te vermelden.
De wet verplicht gerechtsdeurwaarders of rechterlijke instanties niet de rechtzoekenden bijstand te verlenen.
De bewijsregeling van gemeen recht is van toepassing. Zie het informatiedossier “Bewijsverkrijging – Luxemburg”.
Indien de schuldenaar verzet aantekent en de schuldeiser de procedure wenst voort te zetten, moet er een openbare behandeling ter zitting plaats vinden.
Het vonnis dat volgens de betalingsbevelprocedure wordt uitgesproken, moet voldoen aan dezelfde regels en beginselen als vonnissen die volgens de gewone procedure worden uitgesproken.
Volgens het Luxemburgse recht wordt de partij die het proces verliest normaal gesproken veroordeeld tot de betaling van de kosten. De in het ongelijk gestelde partij wordt tot betaling van de kosten veroordeeld, tenzij de rechtbank bij bijzondere en gemotiveerde beslissing de kosten geheel of ten dele ten laste legt van een andere partij. Indien de partij die het proces wint gerechtskosten heeft moeten betalen, kan zij deze verhalen op de andere partij.
Anders dan in andere landen worden de advocatenkosten niet systematisch vergoed. In Luxemburg omvatten de in artikel 238 van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Nouveau code de procédure civile) bedoelde kosten de kosten van de gerechtsdeurwaarder en van het deskundigenonderzoek, vergoedingen die eventueel aan de getuigen zijn betaald, kosten van vertaling enzovoort, maar dus niet de advocatenkosten.
De rechter kan de in het gelijk gestelde partij echter een vergoeding toekennen die de kosten van het proces, waaronder de advocatenkosten, compenseert. Dat is met name het geval wanneer het onbillijk zou zijn dat een partij uitgaven moet dragen die niet onder de kosten zijn begrepen; de rechter kan de andere partij dan veroordelen tot betaling van het door hem vastgestelde bedrag.
Opgemerkt zij dat de beslissing of al dan niet een procedurevergoeding wordt toegekend, aan de wijsheid van de rechter wordt overgelaten, net als het bedrag van deze vergoeding.
De regels van gemeen recht zijn van toepassing op het betalingsbevel. Tegen een vonnis van de vrederechter kan beroep worden ingesteld, indien de vordering meer dan 2 000 EUR bedraagt.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Afgezien van de procedure die is vastgesteld in Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (en de artikelen 598 tot en met 602 van
Wet CXXX van 2016 betreffende het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, die betrekking hebben op kwesties die niet bij deze verordening zijn geregeld), kent het vigerende Hongaarse recht sinds 1 januari 2018 geen bijzondere procedure voor geringe vorderingen. Geringe vorderingen werden geregeld door
Wet III van 1952 betreffende het wetboek van burgerlijke rechtsvordering; deze wet is echter met ingang van 1 januari 2018 ingetrokken bij Wet CXXX van 2016 betreffende het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Dit betekent dat er sinds 1 januari 2018 geen specifieke regels gelden voor geringe vorderingen in het Hongaarse burgerlijk procesrecht. Bijgevolg zijn de algemene regels van toepassing op de tenuitvoerlegging van geringe vorderingen. De procedures die vóór 1 januari 2018 zijn ingeleid, worden echter behandeld overeenkomstig de vorige Wet III van 1952 betreffende het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. De volgende informatie is derhalve alleen relevant voor zaken die vóór 1 januari 2018 zijn ingeleid en nog aanhangig zijn.
De procedure voor geringe vorderingen is beschikbaar in procedures voor de invordering van schuldvorderingen van maximaal 1 miljoen HUF, die contentieus zijn geworden naar aanleiding van een verweerschrift tegen een betalingsbevel, of die volgen op een betalingsbevelprocedure, dat wil zeggen wanneer:
a) een verzoek om afgifte van een betalingsbevel door de notaris ambtshalve wordt afgewezen, en de eiser zich vervolgens tot de rechter wendt om de vordering te doen gelden;
b) de betalingsbevelprocedure door de notaris bij beschikking is beëindigd, en de eiser zich vervolgens tot de rechter wendt om de vordering te doen gelden;
De procedure wordt gevoerd bij districtsrechtbanken.
Voor het indienen van een verzoek waarmee een procedure voor geringe vorderingen wordt ingesteld, bestaat geen speciaal formulier. Zo'n formulier is er wel voor betalingsbevelprocedures, die daaraan voorafgaan. Betalingsbevelprocedures vallen onder de bevoegdheid van notarissen. Het betreffende formulier is beschikbaar op de website van de Kamer van Notarissen en in notariskantoren.
Er is een voorziening voor rechtsbijstand. Om natuurlijke personen die op grond van hun inkomen en financiële situatie de proceskosten niet kunnen betalen, toch in staat te stellen hun rechten te handhaven, worden zij op hun verzoek geheel of gedeeltelijk vrijgesteld van deze kosten. Ingevolge de wet inzake heffingen hebben de partijen onder omstandigheden ook recht op een tegemoetkoming in de griffierechten (vrijstelling of uitstel van betaling), en weinig draagkrachtigen hebben krachtens de wet op de rechtsbijstand ook recht op toevoeging van een juridisch raadsman als dat nodig is voor een doeltreffende handhaving van hun rechten.
Bij een procedure die contentieus is geworden naar aanleiding van een verweerschrift tegen een betalingsbevel, stelt het gerecht de gedaagde uiterlijk in de dagvaarding in kennis van de door de eiser aangevoerde feiten en bewijzen. Een partij moet haar bewijsmiddelen uiterlijk op de eerste dag van de zitting overleggen. Als uitzondering op deze regel kan een partij op elk moment in de procedure bewijs overleggen als de wederpartij hiermee instemt of als ze bij de bewijsvoering feiten of bewijzen aanvoert of zich beroept op in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraken of bestuursrechtelijke beslissingen die, om redenen die niet aan haar zijn toe te rekenen, pas na het verstrijken van de termijn voor het indienen van bewijs bij haar bekend zijn geworden en zij dit voldoende kan staven.
Indien in het verzoekschrift wijzigingen worden aangebracht of een vordering in reconventie wordt ingediend, moet relevant bewijs worden overgelegd op het moment dat de wijzigingen worden aangebracht c.q. de vordering in reconventie wordt ingediend, terwijl in het geval van een verweerschrift tegen een vordering strekkende tot wederzijds te compenseren schuldvorderingen, bewijs in verband met die vordering gelijktijdig met het verweerschrift moet worden ingediend. Bewijsmiddelen die in strijd met deze bepalingen worden overgelegd, worden door het gerecht afgewezen. Voor het overige gelden de algemene bewijsregels.
Er vindt ook een mondelinge behandeling plaats.
De inhoud van uitspraken wordt beheerst door de algemeen toepasselijke regels, ingevolge waarvan de partijen na het dictum moeten worden geïnformeerd over de onderdelen die in het beroepschrift moeten worden opgenomen en over de rechtsgevolgen van het ontbreken van die onderdelen.
De algemene regel is dat de verliezer betaalt.
Aan de mogelijkheid om beroep aan te tekenen, zijn verscheidene beperkingen gesteld. Daarom is het van het grootste belang dat daarbij alleen een schending van de procesregels in eerste aanleg of een onjuiste toepassing van het recht dat als basis dient voor de beoordeling van de grond van de zaak, kan worden aangevoerd. Op het instellen van beroep en beroepstermijnen zijn de algemene regels van toepassing: het beroep moet binnen vijftien dagen na betekening van de uitspraak worden ingesteld bij het gerecht dat de uitspraak in eerste aanleg heeft gedaan en wordt behandeld door de bevoegde provinciale rechtbank.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De specifieke procedure voor geringe vorderingen is geregeld in hoofdstuk 380 van de Wetten van Malta (Wet betreffende de gerechtelijke instantie voor geringe vorderingen) evenals in de daarvan afgeleide wetten 380.01, 380.02 en 380.03.
Deze gerechtelijke instantie [Small Claims Tribunal, Tribunal għal Talbiet Żgħar] is enkel bevoegd voor de behandeling van en het geven van beslissingen over geldvorderingen met een waarde van ten hoogste 5 000 euro.
De procedure begint wanneer de verzoeker het noodzakelijke formulier invult, zijn vordering indient bij de griffie van de rechtbank, de kosten betaalt en de rechtbank verzoekt de vordering aan verweerder te betekenen. De verweerder heeft na betekening van de kennisgeving van de vordering achttien dagen de tijd om zijn antwoord in te dienen. Een tegenvordering is toegestaan. Indien de verweerder van mening is dat iemand anders moet betalen voor de vordering van de verzoeker, moet hij die persoon noemen. De griffie van de rechtbank stelt vervolgens de partijen in kennis van de datum en het tijdstip van behandeling. De arbiter regelt de procedure in de gerechtelijke instantie op een door hem passend geachte wijze overeenkomstig de regels van billijkheid. De arbiter zorgt ervoor dat de zaak, voor zover mogelijk, snel wordt behandeld, dat op de dag van de behandeling uitspraak wordt gedaan en dat de behandeling niet langer dan één zitting duurt. Hij verzamelt informatie op een volgens hem geschikte wijze en is niet gebonden aan de regels inzake beste bewijzen of de regels inzake bewijzen uit de tweede hand, indien hij van mening is dat hij over voldoende betrouwbaar bewijsmateriaal beschikt om tot een conclusie te komen in de aan hem voorgelegde zaak. Hij onthoudt zich, voor zover mogelijk, van de benoeming van deskundigen als getuigen. Hij heeft dezelfde bevoegdheid als een magistraat van een vrederechtbank (Court of Magistrates, Qorti tal-Maġistrati) in zijn civielrechtelijke bevoegdheid en heeft met name de bevoegdheid om getuigen op te roepen en hen de eed af te nemen.
De partij die de vordering instelt, moet het formulier voor het instellen van een vordering invullen, dat is opgenomen in de eerste bijlage bij afgeleide wet 380.01 (regels inzake de gerechtelijke instantie voor geringe vorderingen). De verweerder moet voor zijn antwoord eveneens een formulier invullen, en ook dit formulier is opgenomen in de eerste bijlage bij afgeleide wet 380.01 (regels inzake de gerechtelijke instantie voor geringe vorderingen).
De partijen kunnen zich door wie dan ook laten bijstaan; dit hoeft niet per se een advocaat of procureur te zijn.
De partijen kunnen bewijsmateriaal indienen in mondelinge vorm of in de vorm van documenten, of in beide vormen. Een getuige kan – uiterlijk drie dagen voor de datum waarop hij getuigenis moet afleggen – worden opgeroepen om op een specifieke datum en een specifiek tijdstip voor de gerechtelijke instantie te verschijnen om een getuigenverklaring af te leggen of documenten te overleggen. Indien een getuige naar behoren is opgeroepen en niet ter zitting verschijnt, kan de gerechtelijke instantie gelasten om de getuige onder arrest naar een op een andere datum te houden zitting te brengen.
De vordering en het antwoord worden schriftelijk ingediend. Bewijsmateriaal kan bestaan uit documenten. Het is echter verplicht om op het door de gerechtelijke instantie vastgestelde tijdstip voor de rechtbank te verschijnen.
De arbiter noemt in zijn beslissing de belangrijkste gegevens waarop hij de beslissing baseert. Hij maakt daarbij ook gewag van zijn beslissing omtrent de kosten.
In elke beslissing bepaalt de arbiter de kosten die door elke partij moeten worden gedragen. Tenzij speciale omstandigheden een andersluidend besluit rechtvaardigen, moet de verliezende partij de kosten betalen van de partij in wier voordeel de uitspraak is gedaan. De kosten moeten worden beperkt tot de daadwerkelijke uitgaven die rechtstreeks in verband met de zaak zijn gedaan door de partij in wier voordeel de betaling van de kosten is uitgevallen. In geval van een lichtzinnige of vexatoire vordering kan de rechtbank de verzoeker gelasten aan de verweerder een boete te betalen van ten minste 250 euro en ten hoogste 1 250 euro, die is verschuldigd als civielrechtelijke schuld.
Een hoger beroep tegen een beslissing van de gerechtelijke instantie moet binnen twintig dagen vanaf de datum van de door de arbiter gegeven beslissing worden ingesteld bij de griffie van de rechtbank door middel van een verzoekschrift aan het hof van beroep in zijn lagere bevoegdheid.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De dagvaardingsprocedure bij de sector kanton van de rechtbank is de gebruikelijke procedure voor geringe vorderingen. Dit is een gewone dagvaardingsprocedure met procedurele vereenvoudigingen. Als de procedure bij de sector kanton loopt, bent u niet verplicht om een advocaat in te schakelen. U kunt er namelijk voor kiezen om zelf te procederen.
In grensoverschrijdende zaken binnen de EU kan tevens gebruik worden gemaakt van de Europese procedure voor geringe vorderingen. U kunt de Europese procedure voor geringe vorderingen gebruiken als u nog geld te goed heeft van:
Het Nederlandse recht kent een Uitvoeringswet verordening Europese procedure voor geringe vorderingen (Wet van 29 mei 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen).
De kantonrechter neemt kennis van:
Daarnaast beslist de kantonrechter in arbeidsrechtzaken, huurzaken, zaken betreffende consumentenkoopzaken, consumentenkredietzaken, beroep tegen verkeersboetes en overtredingen. Ook gaat de kantonrechter over bewind, curatele, mentorschap en het verwerpen of aanvaarden van een erfenis. Voor meer informatie over de dagvaardingsprocedure bij de kantonrechter kunt u hier terecht.
Zaken betreffende Europese geringe vorderingen worden ook behandeld door de kantonrechter. De drempelwaarde voor de Europese procedure voor geringe vorderingen is door de Verordening (EG) nr. 861/2007 vastgesteld op maximaal € 5.000,-.
Een bijzondere procedure voor de kantonrechter bestaat niet. In beginsel geldt de regeling van de dagvaardingsprocedure zowel voor de rechtbank als voor de sector kanton. Een belangrijk verschil is dat in kantonzaken partijen zelf de procedure kunnen voeren, terwijl in andere zaken (die bij de rechtbank dienen) partijen zich moeten laten vertegenwoordigen door een advocaat. Zie verder vraag 1.4. Daarnaast worden in de sector kanton de zaken behandeld door een enkelvoudige kamer, dat wil zeggen door één (1) rechter.
Op de Europese geringe vordering zijn de regels inzake de verzoekschriftprocedure van toepassing.
De procedure bij de kantonrechter wordt meestal ingeleid met een dagvaarding. De belangrijkste vermelding in de dagvaarding zijn de eis (de vordering zelf) en de gronden (feiten en rechten, waarop de eis is gebaseerd) daarvoor.
Enige bijzonderheden voor de kantonprocedure zijn:
Een vordering in het kader van de Europese procedure voor geringe vorderingen wordt aanhangig gemaakt met formulier A. Het verzoek moet worden ingediend bij het gerecht dat voor de behandeling bevoegd is.
In zaken voor de kantonrechter kunnen partijen in persoon procederen. Hier geldt dus niet de verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. Bijstand door een gemachtigde, die geen advocaat hoeft te zijn, is ook toegestaan. Zie verder voor de vergoeding van kosten van rechtsbijstand voor een advocaat ook vraag 1.8.
Ook in de Europese procedure zijn de partijen niet verplicht zich door een advocaat of een andere rechtsbijstandverlener te laten vertegenwoordigen.
De gebruikelijke regels van het bewijsrecht zijn van toepassing. Naar Nederlands bewijsrecht is de rechter in beginsel vrij in de waardering van de bewijsmiddelen. De eerdergenoemde Verordening (EG) nr. 861/2007 regelt in artikel 9 de bewijsverkrijging in de Europese procedure.
Er is een Landelijk Procesreglement voor rolzaken kanton. Schriftelijke stukken kunnen worden ingediend bij de griffie van de rechtbank vóór de roldatum, maar ook ter zitting. Conclusies en akten kunnen in de procedure bij de sector kanton mondeling worden genomen. De Europese procedure is een schriftelijke procedure, waarbij een mondelinge behandeling kan worden gehouden indien de rechter dit nodig acht of indien een partij hierom verzoekt.
Het vonnis moet inhouden:
Het vonnis wordt door de rechter ondertekend.
Wanneer een zaak bij de kantonrechter aanhangig wordt, kan dat de volgende kosten met zich meebrengen; griffierecht, kostenveroordeling en kosten voor rechtsbijstand.
Griffierecht is verschuldigd bij het aanhangig maken van een zaak. De hoogte daarvan is afhankelijk van het geschil. In de praktijk zal uw advocaat dit bedrag voorschieten en u vervolgens in rekening brengen. De rechter kan de partij die in het ongelijk is gesteld veroordelen tot het betalen van de kosten van de tegenpartij. Als geen van beide partijen volledig gelijk heeft gekregen, betaalt ieder zijn eigen kosten. Onder kostenveroordeling kunnen ook kosten voor rechtsbijstand vallen, maar ook de kosten van getuigen, deskundigen, reis- en verblijfskosten, kosten van uittreksels en verdere buitengerechtelijke kosten.
De Nederlandse wetgeving biedt minder draagkrachtigen soms de mogelijkheid een bijdrage in de kosten van rechtsbijstand te verkrijgen. Niet voor alle kantonzaken is gesubsidieerde rechtsbijstand mogelijk. Indien gesubsidieerde rechtsbijstand wel mogelijk is, betaalt de rechtzoekende afhankelijk van zijn financiële situatie ook een eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand wordt door de advocaat aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand. Dit is geregeld in de Wet op de rechtsbijstand. Deze wet bevat in hoofdstuk III A de regeling met betrekking tot de verlening van rechtsbijstand in grensoverschrijdende geschillen binnen de EU.
Hoger beroep van uitspraken van de sector kanton van de rechtbank, kan worden ingesteld bij het gerechtshof. Hoger beroep is alleen mogelijk als de vordering hoger is dan € 1.750,-. Hoger beroep kan binnen 3 maanden na de uitspraak van de rechter worden ingesteld. In de Europese procedure voor geringe vorderingen staat hoger beroep open tegen een beslissing van de kantonrechter.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Het Oostenrijkse recht kent geen procedure voor geringe vorderingen in de eigenlijke zin. Het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zivilprozessordnung – ZPO) voorziet evenwel in een vereenvoudigde procedure of in bijzondere procedureregels voor bepaalde zaken die bij de Bezirksgerichte aanhangig worden gemaakt.
Sommige van die bijzondere procedureregels gelden alleen voor geringe vorderingen van maximaal 1 000 EUR (zie punt 1.5) of 2 700 EUR (zie punt 1.9).
De specifieke regels voor geringe vorderingen waarin het procesrecht voorziet, hebben een dwingend karakter. De partijen kunnen er bijgevolg niet van afwijken.
Dus noch de rechter noch de partijen kunnen de vordering naar een 'gewone' procedure overhevelen.
Omdat Oostenrijk geen afzonderlijke procedure voor geringe vorderingen kent, bestaan er ook geen speciale formulieren voor dergelijke vorderingen.
Bij geschillen over vorderingen van 5 000 EUR of minder hoeft men zich in Oostenrijk niet door een advocaat te laten bijstaan. De rechter moet partijen die niet door een advocaat worden bijgestaan, ondersteuning verlenen, wat betekent dat hij hen moet instrueren over hun rechten en plichten in de procedure en over de rechtsgevolgen van hun handelen en nalaten. Niet door een advocaat bijgestane partijen kunnen hun vorderingen ook mondeling bij het voor de procedure bevoegde Bezirksgericht of het Bezirksgericht van hun verblijfplaats in een proces-verbaal laten opnemen. Indien het verzoekschrift van een partij die niet door een advocaat wordt bijgestaan, niet aan de eisen voldoet, moet de rechter die partij een passende toelichting en advies geven. De onpartijdigheid van de rechter mag daardoor niet worden beperkt.
Bij vorderingen van 1 000 EUR of minder kan de rechter voorbij gaan aan het door de partij aangeboden bewijs indien de volledige opheldering van alle relevante feiten onevenredige moeilijkheden met zich meebrengt. Ook in dat geval moet de rechter echter te goeder trouw en zonder willekeur beslissen op basis van de resultaten van de procedure als geheel. Die beslissing is appellabel.
Een volledig schriftelijke procedure is volgens het Oostenrijkse recht niet toegestaan. Naar Oostenrijks civiel recht wordt bijvoorbeeld afgeleid uit het beginsel dat bewijsmiddelen waaruit onmiddellijk het bestaan van de te bewijzen feiten blijkt, voorrang moeten hebben op louter indirecte kennisbronnen (het objectieve onmiddellijkheidsbeginsel), dat schriftelijke getuigenverklaringen, die als schriftelijk bewijs worden ingediend, niet worden toegelaten.
Ingevolge het wetboek van burgerlijke rechtsvordering worden minder strenge eisen gesteld aan de schriftelijke bekendmaking van een rechterlijke beslissing wanneer die beslissing eerst mondeling is gegeven. Dit geldt onafhankelijk van het financieel belang van de zaak. Wanneer een beslissing in aanwezigheid van de partijen mondeling bekend is gemaakt en geen van de partijen binnen de daarvoor gestelde termijn beroep tegen de beslissing heeft aangetekend, kan de rechter een zogenoemd "verkort afschrift van de beslissing" afgeven, dat zich beperkt tot de hoofdoverwegingen die aan de beslissing ten grondslag liggen.
Volgens het Oostenrijkse recht is de vergoeding die partijen in civiele zaken ontvangen in het algemeen afhankelijk van de mate waarin ze in het gelijk zijn gesteld. Zowel de griffierechten als het honorarium van de advocaat zijn rechtstreeks gerelateerd aan het financieel belang van de zaak. Hoe kleiner het financieel belang hoe lager in de regel de griffierechten en het honorarium van de advocaat zullen zijn. Aangezien deze kosten in wet- en regelgeving als tarieven zijn vastgelegd, kan de kostenbelasting bij geringe vorderingen laag worden gehouden. Er zijn echter geen speciale kostenregelingen voor dergelijke vorderingen.
Bij geringe vorderingen stelt het Oostenrijkse recht beperkingen aan de beschikbare rechtsmiddelen. Bedraagt de waarde van het geschil in eerste aanleg niet meer dan 2 700 EUR, is het instellen van beroep alleen mogelijk wegens schending van een onjuiste juridische beoordeling of wegens zeer ernstige procedurele fouten die grond voor nietigverklaring kunnen zijn. Andere ernstige procedurele fouten vormen geen geldige beroepsgrond. Ook de onjuiste feitenvinding door de rechter in eerste aanleg (bijvoorbeeld op grond van een onjuiste waardering van het bewijs) kan niet in hoger beroep worden aangevochten. Voor het overige gelden de voorschriften voor de gewone procedure.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Het Poolse recht voorziet in een “vereenvoudigde procedure”. Deze procedure is geregeld in de artikelen 505 1 t/m 505 14 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna het “WvBR” genoemd).
De vereenvoudigingen zijn erop gericht de procedures sneller te laten verlopen, en behelzen de rationalisering en optimalisering van de bewijsgarings- en beroepsprocedures, door gerechtshandelingen sneller en minder formeel te maken, en de formele eisen voor de partijen te versterken om ervoor te zorgen dat de partijen de desbetreffende termijnen voor de verschillende procedurele stappen naleven.
Het Poolse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is ook van toepassing op de Europese procedure voor geringe vorderingen. Deze procedure is ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen. Zij heeft tot doel de procedures in burgerlijke en handelszaken te vereenvoudigen en sneller te laten verlopen. De verordening is van toepassing in alle lidstaten, behalve Denemarken. Zij is in Pools recht omgezet met de artikelen 505 21 t/m 505 27a van het WvBR.
De vereenvoudigde procedure geldt voor bepaalde zaken die onder de bevoegdheid van de arrondissementsrechtbanken (sądy rejonowe) vallen:
Conform de jurisprudentie van het Hooggerechtshof (Sąd Najwyższy) wordt de vereenvoudigde procedure gevolgd bij de behandeling van zaken waarin een verplichting niet of op onjuiste wijze is nagekomen, wanneer de vordering niet meer dan 20 000 PLN bedraagt. Zaken waarin de eiser betaling wenst te verkrijgen van een bedrag dat lager is dan 20 000 PLN, waarbij dat bedrag het saldo vormt van een vordering die reeds is voldaan en waarvan het bedrag hoger was dan 20 000 PLN, worden eveneens in een vereenvoudigde procedure behandeld. “Voortvloeiend uit een overeenkomst” houdt in dat zaken waarin vorderingen voortkomen uit onrechtmatige daden, ongerechtvaardigde verrijking of het bestaan van een eigendomsrecht of mede eigendomsrecht of een gemeenschap van rechten op een goed, alsmede het bestaan van andere zakelijke rechten waarvan het bezit of het gebruik een betalingsverplichting met zich meebrengt, niet onder de vereenvoudigde procedure vallen. Deze procedure is evenmin van toepassing op vorderingen die voortkomen uit rechtshandelingen die geen overeenkomsten zijn: eenzijdige rechtshandelingen of handelingen die het resultaat zijn van zaakwaarneming of een wettelijk erfdeel, alsmede verplichtingen die voortvloeien uit een bestuursrechtelijke beslissing of rechtstreeks uit een wettelijke bepaling.
De vereenvoudigde procedure kan worden gebruikt in zaken waarbij natuurlijke of rechtspersonen alsook ondernemers, werkgevers en werknemers zijn betrokken. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen de entiteiten die hiervan gebruik willen maken. Dit betekent dat ook arbeidsconflicten en handelsgeschillen in een vereenvoudigde procedure kunnen worden behandeld.
De Europese procedure voor geringe vorderingen valt onder de bevoegdheid van de arrondissementsrechtbanken en de regionale rechtbanken (sądy okręgowe), overeenkomstig de regels inzake rechterlijke bevoegdheid (artikel 16 van het WvBR, juncto artikel 17 van het WvBR en artikel 505, 22 van het WvBR). Bij dergelijke zaken mag justitieel personeel bevelen uitvaardigen.
Overeenkomstig bovengenoemde verordening gaat het bij geringe vorderingen om vorderingen in burgerlijke en handelszaken (ook op het gebied van consumentenrechten), alsmede vorderingen waarbij het geëiste bedrag met aftrek van kosten en rente niet hoger is dan 5 000 EUR (op het moment van de ontvangst van het vorderingsformulier door de bevoegde rechtbank).
Krachtens artikel 505 3 van het WvBR mag de dagvaarding in de vereenvoudigde procedure slechts één vordering bevatten. Meerdere vorderingen kunnen alleen in een enkele dagvaarding worden samengevoegd als deze voortkomen uit dezelfde overeenkomst of dezelfde soorten overeenkomsten. Wanneer de samenvoeging van meerdere vorderingen in eenzelfde dagvaarding niet ontvankelijk is verklaard, zal de rechter de zaak doorverwijzen overeenkomstig artikel 130, lid 1,van het WvBR indien een poging om die formele onregelmatigheid te corrigeren, is mislukt. Als met het verzoek wordt beoogd betaling te verkrijgen van een deel van een vordering, wordt de zaak in een vereenvoudigde procedure behandeld als die procedure geschikt is voor de volledige vordering die voortvloeit uit de door de eiser uiteengezette feiten. In een vereenvoudigde procedure kunnen vorderingen niet worden gewijzigd. Tegenvorderingen en uitzonderingen op het recht op verrekening zijn toegestaan als de vorderingen in een vereenvoudigde procedure kunnen worden behandeld. Een principale interventie, een neveninterventie, een oproeping in het geding en een wijziging van partijen zijn niet toegestaan.
Zaken worden ongeacht de wensen van de partijen in een vereenvoudigde procedure behandeld, dus het gaat om een verplichte procedure.
Overeenkomstig het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (artikel 125, lid 2) moeten alle processtukken (met name het gedinginleidende stuk, het verweerschrift, het verzet tegen een verstekvonnis en bewijsaanbiedingen) in de vereenvoudigde procedure middels een formulier worden ingediend.
De desbetreffende formulieren zijn beschikbaar bij de gemeentelijke diensten en de griffies van de rechtbanken en op de website van het ministerie van Justitie. Wanneer het verplichte formulier niet wordt gebruikt, is er sprake van een vormfout.
Wanneer een processtuk dat middels een formulier moet worden ingediend, niet op die wijze is ingediend of niet in aanmerking kan worden genomen omdat andere vormvoorschriften niet in acht zijn genomen, verzoekt de rechter de desbetreffende partij overeenkomstig de algemene bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (artikel 130, lid 1 het ingediende stuk te corrigeren of aan te vullen of de vormfouten binnen een week recht te zetten. Daartoe retourneert de rechter het ingediende stuk aan de betrokken partij. In het verzoek om herstel van vormfouten moeten alle aan te vullen of te corrigeren onderdelen van het stuk worden vermeld. Indien de partij niet vóór het verstrijken van de gestelde termijn reageert of zij een stuk indient dat opnieuw vormfouten bevat, geeft de rechter opdracht tot terugzending van het stuk.
In de Europese procedure voor geringe vorderingen worden vier standaardformulieren gebruikt, die in de bijlage bij de bovengenoemde verordening zijn opgenomen. Het gaat daarbij om:
In de vereenvoudigde procedure geldt het beginsel van concentratie van middelen en bewijzen. Verklaringen, uitzonderingen en bewijsaanbiedingen die na de indiening van de dagvaarding, het verweerschrift en het verzet tegen het verstekvonnis of na de eerste hoorzitting zijn voorgelegd, worden niet door de rechtbank behandeld (systeem van verval van rechten), tenzij de partij aantoont dat deze niet eerder konden of hoefden te worden voorgelegd (beoordelingsvrijheid van de rechter). Dit komt door de snelheid van de vereenvoudigde procedure. Als de rechtbank van oordeel is dat het precieze bewijs van het bedrag van de vordering onmogelijk of zeer moeilijk is voor te leggen, kan in zijn beslissing een gepast bedrag worden toegekend, nadat alle omstandigheden van de zaak in overweging zijn genomen. Bij het onderzoek van een zaak mag een rechtbank de regels betreffende de vereenvoudigde procedure buiten beschouwing laten indien dat kan bijdragen aan een efficiëntere beslechting van het geschil (artikel 505 1, lid 3, van het WvBR). Indien specifieke kennis is vereist om de gegrondheid en het bedrag van de vordering vast te stellen, dan heeft de rechtbank de vrijheid om een onafhankelijke beoordeling uit te voeren waarbij alle omstandigheden van de zaak in aanmerking worden genomen, of deskundigenadvies in te winnen. Er wordt geen deskundigenadvies ingewonnen wanneer de te verwachten kosten van een advies meer bedragen dan de waarde van de vordering, tenzij dit op grond van uitzonderlijke omstandigheden gerechtvaardigd is. Het feit dat een getuige een verklaring heeft afgelegd, sluit niet uit dat hij/zij als deskundige wordt geraadpleegd, ook met betrekking tot feiten waarover hij/zij een verklaring heeft afgelegd, zelfs als de getuige op verzoek van een andere instantie dan de rechtbank reeds een advies heeft opgesteld (artikel 507, lid 7, van het Wetboek van Strafvordering).
Indien specifieke kennis is vereist om de gegrondheid en het bedrag van de vordering vast te stellen, dan heeft de rechtbank de vrijheid om een onafhankelijke beoordeling uit te voeren waarbij alle omstandigheden van de zaak in aanmerking worden genomen, of deskundigenadvies in te winnen. Er wordt geen deskundigenadvies ingewonnen wanneer de te verwachten kosten van een advies meer bedragen dan de waarde van de vordering, tenzij dit op grond van uitzonderlijke omstandigheden gerechtvaardigd is. Het feit dat een getuige een verklaring heeft afgelegd, sluit niet uit dat hij/zij als deskundige wordt geraadpleegd, ook met betrekking tot feiten waarover hij/zij een verklaring heeft afgelegd, zelfs als de getuige op verzoek van een andere instantie dan de rechtbank reeds een advies heeft opgesteld (artikel 507, lid 7, van het Wetboek van Strafvordering).
De vereenvoudigde procedure is in beginsel schriftelijk; de meeste verzoeken van de partijen moeten worden ingediend middels specifiek hiervoor bestemde formulieren. Vorderingsverzoeken kunnen echter ook mondeling worden gedaan. Deze worden toegevoegd aan het proces-verbaal van de vereenvoudigde procedure. Een partij die aanwezig is bij de hoorzitting tijdens welke het vonnis is uitgesproken, kan na de uitspraak afzien van het recht op beroep middels een verklaring, die bij het proces-verbaal wordt gevoegd. Wanneer alle partijen afzien van het recht op beroep, wordt het vonnis onherroepelijk (artikel 505 8, lid 3, van het WvBR).
De Europese procedure voor geringe vorderingen is een schriftelijke procedure (artikel 125, lid 2, van het WvBR, juncto artikel 505 21, van het WvBR).
Bij het onderzoek van een zaak mag een rechtbank de regels betreffende de vereenvoudigde procedure buiten beschouwing laten indien dat kan bijdragen aan een efficiëntere beslechting van het geschil. Het vonnis van de rechtbank krachtens artikel 505 7, lid 7, van het WvBR moet bij de terechtzitting worden uitgesproken in de vorm van een beslissing waartegen geen beroep openstaat.
Bij een vereenvoudigde procedure is de eiser griffierecht verschuldigd, zoals bij een standaardprocedure. In de vereenvoudigde procedure zijn de bepalingen voor het griffierecht gebaseerd op de in de wet van 28 juli 2005 inzake gerechtskosten op het gebied van burgerlijk recht vastgelegde algemene beginselen.
In de vereenvoudigde procedure worden de kosten tussen de partijen verdeeld volgens de algemene regels die zijn vastgesteld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (artikelen 98 t/m 110). Overeenkomstig artikel 98 van het WvBR dient de in het ongelijk gestelde partij de andere partij op haar verzoek de kosten te vergoeden die zij heeft gemaakt om haar rechten voor de rechtbank te doen gelden of verdedigen. In iedere beslissing waarmee de gerechtelijke procedure wordt gesloten, bepaalt de rechtbank de hoogte van de kosten.
Tegen in het kader van de verordening uitgesproken vonnissen kan een beroep worden ingesteld bij een bevoegde beroepsinstantie (sąd apelacyjny). Als het vonnis in de zaak is uitgesproken door een arrondissementsrechtbank, wordt het beroep via deze rechtbank aangetekend bij een regionale rechtbank (sąd okręgowy), en als het vonnis is uitgesproken door een regionale rechtbank, dan wordt het beroep via deze rechtbank aangetekend bij een hof van beroep (sąd apelacyjny) (artikelen 367 en 369 van het WvBR, juncto artikel 505 26 en artikel 505 27, van het WvBR).
In de omstandigheden zoals omschreven in artikel 7, lid 3, van de verordening, doet de rechtbank uitspraak bij verstek. De verweerder kan verzet aantekenen tegen het verstekvonnis, bij de rechtbank die het vonnis heeft uitgesproken. Bij een afwijzende beslissing heeft de eiser het recht beroep aan te tekenen volgens de algemene regels (artikel 339, lid 1, van het WvBR, artikel 342 van het WvBR en artikel 344, lid 1, van het WvBR).
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
In het nationale recht zijn er twee specifieke procedures voor geringe vorderingen (vastgesteld in wetsbesluit nr. 269/98 van 1 september 1998):
Beide bovengenoemde bijzondere procedures zijn van toepassing wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
De verzoeker kan kiezen tussen de in het antwoord bij vraag 1 genoemde procedures.
Bij de bijzondere procedure voor nakoming van uit een overeenkomst voortvloeiende financiële verplichtingen hoeven het verzoek en het verweer niet in de vorm van procedurele documenten te worden ingediend. Met andere woorden, de memories hoeven niet artikelsgewijs te worden genummerd. Wanneer ze door een wettelijke vertegenwoordiger worden ingediend, moeten deze documenten elektronisch worden toegestuurd met behulp van specifieke daarvoor bestemde formulieren die door het computerondersteuningssysteem voor de rechtbanken ter beschikking worden gesteld, tenzij de vertegenwoordiger legitieme redenen heeft om dit systeem niet te gebruiken. Wanneer ze door de partijen zelf worden ingediend, hoeft het speciale formulier niet te worden gebruikt en mogen de documenten per aangetekende post of per fax aan de rechtbank worden toegezonden.
Een betalingsbevel moet worden ingediend via een specifiek formulier, dat te vinden is via deze link: Betalingsbevelprocedure - Portaal Citius (mj.pt). Het gebruik van dit formulier is verplicht, ongeacht of het rechtstreeks door de partij of door een vertegenwoordiger wordt ingediend.
Wanneer het door een wettelijke vertegenwoordiger wordt ingediend, moet het betalingsbevelformulier elektronisch worden toegestuurd via het computerondersteuningssysteem voor de rechtbanken (tenzij de vertegenwoordiger legitieme redenen heeft om dit systeem niet te gebruiken). Wanneer het rechtstreeks door de partij wordt ingediend, mag het betalingsbevelformulier op papier worden aangeleverd.
De rechtsbijstandsregeling is van toepassing op beide procedures (bv. aanstelling van een advocaat, betaling van het honorarium van de advocaat, betaling van gerechtskosten en andere verwante kosten) (wet nr. 34/2004 van 29 juli 2004 inzake toegang tot het recht en de rechter).
Zie voor verdere informatie het informatieblad over “Rechtsbijstand”.
Bij de bijzondere procedure voor nakoming van uit een overeenkomst voortvloeiende financiële verplichtingen, verloopt de bewijsvoering als volgt.
Betalingsbevelen:
Als een verweerder in kennis is gesteld van een betalingsbevel en hier geen bezwaar tegen maakt, verloopt de volledige procedure schriftelijk.
Bij de bijzondere procedure voor nakoming van uit een overeenkomst voortvloeiende financiële verplichtingen mogen getuigen die bewijs moeten presenteren, dit schriftelijk doen, mits zij hun kennis van de feiten hebben verkregen in de uitoefening van hun functie.
In dat geval wordt de getuigenverklaring schriftelijk aangeleverd, voorzien van de datum en ondertekend door de getuige, en wordt erin aangegeven bij welke zaak deze hoort, wat de feiten zijn en waarom de betreffende getuige daar kennis van heeft.
Bij een bijzondere procedure voor nakoming van uit een overeenkomst voortvloeiende financiële verplichtingen wordt het vonnis, indien er een zitting is, mondeling gegeven en gedicteerd met het oog op transcriptie, waarbij de motivatie beknopt wordt weergegeven.
Wanneer een betalingsbevel wordt bevestigd, wordt er geen afzonderlijke beslissing gegeven, maar wordt slechts het exequatur verleend door de griffier van de rechtbank.
De gerechtskosten van de in het gelijk gestelde partij worden door de in het ongelijk gestelde partij betaald, volgens een degressieve schaal op basis van de schadelast. Voor de in het gelijk gestelde partij kunnen op die manier de volgende kosten volledig of gedeeltelijk worden vergoed: reeds betaalde gerechtskosten; kosten die de partij heeft gemaakt in verband met de bewijsvoering, mits deze partij niet zelf om dit bewijs heeft verzocht of er geen gebruik is gemaakt van dit bewijs; aan de deurwaarder betaalde vergoedingen en door deze deurwaarder gemaakte kosten (bv. wanneer een gerechtsdeurwaarder een dagvaarding aan de verweerder betekent); de honoraria van de juridische vertegenwoordiger en de door deze gedane uitgaven.
De terug te betalen bedragen moeten in een toelichting worden vermeld. Deze toelichting moet binnen vijf dagen nadat de beslissing definitief is geworden, door de partij die recht heeft op vergoeding, naar de rechtbank, de in het ongelijk gestelde partij en, indien van toepassing, de deurwaarder worden gestuurd.
De toelichting moet de volgende informatie bevatten:
In de regel worden de kosten van de in het gelijk gestelde partij rechtstreeks door de in het ongelijk gestelde partij betaald, tenzij bij wet anders is bepaald.
Beslissingen in een bijzondere procedure voor nakoming van uit een overeenkomst voortvloeiende financiële verplichtingen kunnen worden aangevochten door beroep in te stellen bij een hof van beroep, mits het betreffende bedrag niet hoger is dan 5 000 EUR en de aangevochten beslissing voor de appellant een nadeel met zich brengt van meer dan 2 500 EUR.
Dit geldt bij een gewoon beroep. Er zijn in de nationale wetgeving ook regels vastgesteld voor buitengewone rechtsmiddelen.
In het geval van een betalingsbevel moet er bij de rechter beroep worden aangetekend tegen de afwijzing van een verzoek om een betalingsbevel dan wel tegen de weigering van de griffier om het exequatur te verlenen.
Disclaimer
De gegevens in dit informatieblad zijn niet bindend voor het contactpunt van het EJN-civiel, voor de rechtbanken en voor andere entiteiten en instanties. Ook de relevante geldende wetteksten moeten worden geraadpleegd, aangezien daarin wijzigingen kunnen zijn doorgevoerd die nog niet in dit informatieblad zijn opgenomen.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De artikelen 1026 t.e.m. 1033 van het nieuwe Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat op 15 februari 2013 in werking is getreden, bevatten een nieuwe regeling voor de procedure voor geringe vorderingen.
In artikel 1026 van het nieuwe Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt bepaald dat de waarde van de vordering, exclusief rente, kosten en andere bijkomende inkomsten, op de datum waarop de vordering wordt ingesteld niet meer dan 10 000 RON mag bedragen.
Overeenkomstig artikel 8 van wet nr. 220/2022 van 15 juli 2022 betreffende de aanpassing van bepaalde maatregelen die voor de justitiële instanties nuttig zijn gebleken tijdens de noodtoestand die werd afgekondigd ter voorkoming en bestrijding van de gevolgen van de COVID-19-pandemie is titel X betreffende de procedure voor geringe vorderingen van boek VI van wet nr. 134/2010, zoals opnieuw gepubliceerd, van toepassing wanneer de waarde van de vordering, zonder rente, gerechtskosten en andere bijkomende inkomsten, op de datum van verwijzing naar de rechter niet meer bedraagt dan 50 000 RON. Overeenkomstig artikel 20 van wet nr. 220/2022 is artikel 8 van deze wet van toepassing gedurende een periode van één jaar, te rekenen vanaf 22 juli 2022 (datum van inwerkingtreding van de wet).
In het nieuwe Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de procedure voor geringe vorderingen een alternatieve procedure. De eiser kan kiezen tussen de procedure voor geringe vorderingen en de gemeenrechtelijke procedure. Als hij een vordering bij de rechtbank indient, wordt deze behandeld volgens de gemeenrechtelijke procedure, behalve wanneer de eiser uiterlijk bij de eerste hoorzitting expliciet om toepassing van de speciale procedure verzoekt. Wanneer de vordering niet volgens de bepalingen van de procedure voor geringe vorderingen kan worden behandeld, stelt het gerecht de eiser hiervan in kennis. Als de eiser zijn vordering niet intrekt, wordt deze behandeld volgens het gemeen recht. De behandeling van de vordering in eerste aanleg valt onder de bevoegdheid van de arrondissementsrechtbank (judecătorie). De territoriale bevoegdheid wordt bepaald op grond van het gemeen recht.
Er bestaan verplichte standaardformulieren voor de procedure voor geringe vorderingen, die zijn vastgesteld in beschikking nr. 359/C van het ministerie van Justitie van 29 januari 2013 betreffende de goedkeuring van formulieren die worden gebruikt in het kader van de procedure voor geringe vorderingen, zoals bepaald in de artikelen 1025 t/m 1032 van wet nr. 134/2010 betreffende het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De vastgestelde standaardformulieren zijn: het vorderingsformulier, het formulier waarmee het vorderingsformulier wordt aangevuld en/of gecorrigeerd en het antwoordformulier.
Binnen de grenzen van de actieve rol die de rechter uitoefent en dus niet op bijzondere wijze voor dit soort zaken.
Het gerecht kan het gebruik van andere bewijsstukken toestaan, los van de door de partijen ingediende stukken. Niettemin is het niet toegestaan bewijsstukken te gebruiken waarvan de administratie in verhouding tot de waarde van de vordering of de tegenvordering onevenredige kosten met zich meebrengt.
In de artikelen 1029 en volgende van het nieuwe Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald dat de eiser de procedure voor geringe vorderingen instelt door het vorderingsformulier in te vullen en voor te leggen of door te geven aan het bevoegde gerecht, via de post of ieder ander middel waarmee het formulier kan worden doorgestuurd en de ontvangst ervan kan worden bevestigd. Samen met het vorderingsformulier moeten er ook kopieën van de stukken worden voorgelegd of opgestuurd die de eiser overweegt te gebruiken. Als de door de eiser verstrekte informatie niet duidelijk genoeg is of inadequaat is, of als het vorderingsformulier niet juist is ingevuld, biedt het gerecht de eiser de mogelijkheid om het formulier aan te vullen of te corrigeren of om aanvullende informatie of stukken te verstrekken, met uitzondering van situaties waarin de vordering kennelijk ongegrond of niet ontvankelijk is. De vordering wordt afgewezen als zij kennelijk ongegrond of niet ontvankelijk is. Als de eiser het vorderingsformulier niet binnen de door het gerecht gestelde termijn invult of corrigeert, wordt de vordering nietig verklaard.
De procedure voor geringe vorderingen verloopt schriftelijk en wordt volledig in de raadkamer afgehandeld. Als het gerecht het noodzakelijk acht of op verzoek van een van de partijen kan het de partijen bevelen persoonlijk te verschijnen. Het gerecht kan een dergelijk verzoek afwijzen als het van oordeel is dat er gezien de omstandigheden van de zaak geen mondelinge behandeling hoeft plaats te vinden. De afwijzing wordt schriftelijk gemotiveerd en kan niet afzonderlijk worden aangevochten.
Na ontvangst van een correct ingevuld vorderingsformulier stuurt het gerecht het antwoordformulier onverwijld naar de verweerder, vergezeld van een kopie van het vorderingsformulier en de door de eiser ingediende stukken. Binnen een termijn van 30 dagen na de kennisgeving van de stukken legt de verweerder het ingevulde antwoordformulier voor of stuurt hij het op, tezamen met kopieën van de stukken die hij overweegt te gebruiken. De verweerder kan met elk ander gepast middel reageren, zonder het antwoordformulier te gebruiken. Het gerecht stuurt kopieën van het antwoord van de verweerder en eventueel de tegenvordering en de door de verweerder voorgelegde stukken onmiddellijk door aan de eiser. Als de verweerder een tegenvordering heeft opgesteld, legt de eiser binnen een termijn van 30 dagen na de kennisgeving hiervan het correct ingevulde antwoordformulier voor, of antwoordt hij via elk ander middel. De tegenvordering die niet in deze procedure kan worden behandeld, wordt uit het dossier gehaald en behandeld op grond van het gemeen recht. Het gerecht kan de partijen verzoeken meer informatie te verstrekken, binnen een daartoe vastgestelde termijn van maximaal 30 dagen na ontvangst van het antwoord van de verweerder of de eiser. Wanneer het gerecht een termijn heeft vastgesteld voor de verschijning van de partijen, moeten zij worden gedagvaard. Telkens wanneer het gerecht een termijn vaststelt voor het verrichten van een proceshandeling, stelt het de belanghebbende partijen in kennis van de gevolgen van het niet in acht nemen van deze termijn.
Het gerecht wijst het vonnis binnen een termijn van 30 dagen na ontvangst van alle noodzakelijke informatie, of eventueel na de mondelinge behandeling. Indien de belanghebbende partij niet binnen de gestelde termijn reageert, doet het gerecht op basis van de dossierstukken uitspraak over de hoofdvordering of over de tegenvordering. Het vonnis in eerste aanleg is direct na de uitspraak voor tenuitvoerlegging vatbaar en wordt meegedeeld aan de partijen.
Nee.
In artikel 1032 van het nieuwe Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald dat de in het ongelijk gestelde partij op verzoek van de andere partij wordt veroordeeld tot betaling van de gerechtskosten. Het gerecht wijst de in het gelijk gestelde partij echter geen vergoeding toe voor kosten die onnodig zijn gemaakt of die niet in verhouding staan tot de vordering.
In artikel 1033 van het nieuwe Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald dat tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank (judecătorie) enkel beroep kan worden aangetekend bij de rechtbank, binnen een termijn van 30 dagen na de mededeling ervan. Om naar behoren gerechtvaardigde redenen kan de rechterlijke beroepsinstantie de tenuitvoerlegging schorsen mits een borg wordt gesteld van 10 % van de betwiste waarde. De uitspraak van de beroepsinstantie wordt meegedeeld aan de partijen en is onherroepelijk.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De Sloveense wetgeving bevat een specifieke procedure met betrekking tot geringe vorderingen, die is vastgelegd in hoofdstuk 30 van de wet betreffende het burgerlijk procesrecht (Zakon o pravdnem postopku, ZPP).
Ingevolge de bepalingen van de ZPP is een geringe vordering een geschil waarbij het bedrag dat wordt gevorderd, lager is dan 2 000 EUR. In handelsgeschillen is een geringe vordering een geschil waarbij het bedrag dat wordt gevorderd, lager is dan 4 000 EUR. Geringe vorderingen omvatten ook geschillen waarbij de vordering geen geldvordering is en waarbij de eiser in de vordering verklaart dat hij of zij bereid is een vervangende betaling te aanvaarden van ten hoogste 2 000 EUR (4 000 EUR bij handelsgeschillen), alsmede geschillen waarbij het voorwerp van de vordering de levering van roerende zaken betreft en waarbij het bedrag dat door de eiser in de vordering wordt genoemd ten hoogste 2 000 EUR is (4 000 EUR bij handelsgeschillen). Geringe vorderingen omvatten geen geschillen betreffende eigendom, geschillen betreffende auteursrechten, geschillen betreffende de bescherming of het gebruik van uitvindingen en handelsmerken of het recht een handelsnaam te gebruiken, en geschillen betreffende bescherming van mededinging of schending van eigendomsrechten.
De werkingssfeer van de procedure wordt behandeld onder punt 1.1. Een procedure inzake geringe vorderingen wordt behandeld door een plaatselijke rechtbank (okrajno sodišče), behalve in het geval van een handelsgeschil, waarover uitspraak wordt gedaan door een arrondissementsrechtbank (okrožno sodišče).
Er zijn alleen formulieren opgesteld voor procedures inzake geringe vorderingen die door een partij worden geïnitieerd op basis van een authentieke akte. Een volledig ingevuld formulier kan op elektronische wijze worden ingediend via het volgende internetadres: https://evlozisce.sodisce.si/esodstvo/index.html. Dit betreft een procedure voor tenuitvoerlegging op basis van een authentieke akte die, naar aanleiding van het indienen van een voldoende gestaafde klacht, verder wordt behandeld als een bezwaar tegen een betalingsbevel. Behalve dit formulier zijn er geen andere formulieren voor het inleiden van een procedure inzake geringe vorderingen.
Voor uitgebreidere informatie over de mogelijkheden met betrekking tot het op elektronische wijze indienen van verzoekschriften, raadpleegt u 'Geautomatiseerde verwerking'.
Partijen kunnen een verzoek voor rechtsbijstand indienen. Zij ontvangen deze bijstand alleen als wordt voldaan aan de voorwaarden van de wet betreffende kosteloze rechtsbijstand (Zakon o brezplačni pravni pomoči, ZBPP).
In zijn verzoek tot inleiding van de procedure inzake geringe vorderingen vermeldt de eiser alle feiten en voert hij alle bewijs aan, terwijl de verweerder dat doet in zijn verweerschrift. Elke partij kan vervolgens één voorbereidende memorie indienen. Feiten en bewijzen die op een later moment in schriftelijke memories worden aangevoerd, worden niet in aanmerking genomen. De termijn voor het indienen van een verweerschrift en een voorbereidende memorie is acht dagen.
De procedure inzake geringe vorderingen wordt gevoerd op basis van stukken. De rechtbank kan de duur en de omvang van de bewijsverkrijgingsprocedure beperken en die procedure naar eigen inzicht sturen teneinde te komen tot een balans tussen een adequate bescherming van de rechten van partijen en de doelstelling om de procedure te versnellen en de kosten ervan te beperken.
Een vonnis in een procedure inzake een geringe vordering wordt direct na het einde van de hoofdzitting uitgesproken. Het schriftelijke vonnis bevat een inleiding, een dictum, een motivering en juridische instructies. De rechter kan een schriftelijk vonnis opstellen met een lange of een verkorte motivering.
Bij de bepaling van de kosten wordt er rekening gehouden met het resultaat van de procedure. Dat wil zeggen dat de in het ongelijk gestelde partij de kosten van de andere partij moet vergoeden.
Partijen kunnen binnen acht dagen beroep instellen tegen een uitspraak in eerste aanleg of tegen een beslissing waarmee een geringe vordering wordt afgesloten. Een uitspraak en een beslissing kunnen alleen worden aangevochten op basis van een ernstige schending van de regels van het burgerlijk procesrecht waarnaar wordt verwezen in artikel 339, lid 2, ZPP en op basis van een schending van materieel recht. In procedures inzake geringe handelsvorderingen kan alleen de partij die heeft aangekondigd dat zij van plan is beroep in te stellen, beroep aantekenen tegen een uitspraak. In procedures inzake geringe vorderingen vinden geen herzieningen plaats en zijn de redenen voor heropening van de procedure beperkt.
http://www.dz-rs.si/wps/portal/Home/deloDZ/zakonodaja/preciscenaBesedilaZakonov
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Er bestaat geen specifieke procedure voor geringe vorderingen, die vallen onder de algemene bepalingen inzake burgerrechtelijke procedures. Er wordt geen hoorzitting gehouden voor vorderingen van 2 000 EUR of minder; voor dergelijke vorderingen volstaat een eenvoudige beoordeling.
De procedure wordt geregeld door de algemene bepalingen inzake burgerrechtelijke procedures.
De procedure wordt ingeleid door een verzoek, conform de gebruikelijke procedure voor alle verzoeken tot inleiding van een procedure.
Er zijn geen specifieke formulieren.
De partijen ontvangen bijstand in overeenstemming met de algemene verplichting van gerechten om de partijen te allen tijde te adviseren over hun procedurele rechten en verplichtingen en over de mogelijkheid om te kiezen voor een advocaat of contact op te nemen met het centrum voor rechtsbijstand (Centrum právnej pomoci).
https://www.centrumpravnejpomoci.sk
De procedure valt onder de algemene bepalingen inzake burgerrechtelijke procedures.
Dat is doorgaans dezelfde regeling als voor andere burgerrechtelijke procedures.
Dat is doorgaans dezelfde regeling als voor andere burgerrechtelijke procedures.
Dat is doorgaans dezelfde regeling als voor andere burgerrechtelijke procedures.
Het gerecht gelast dat de proceskosten van een partij worden vergoed, afhankelijk van de mate waarin die partij in het gelijk wordt gesteld. Indien de partij slechts gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, gelast het gerecht dat de proceskosten pro rata worden vergoed of veroordeelt het geen van de partijen in de proceskosten. Indien een partij procedureel verantwoordelijk is voor de stopzetting van de procedure, gelast het gerecht de vergoeding van de proceskosten van de andere partij. Indien een partij verantwoordelijk is voor proceskosten die anders niet zouden zijn gemaakt, gelast het gerecht de vergoeding van deze kosten. In uitzonderlijke omstandigheden en om redenen die bijzondere aandacht verdienen, kan het gerecht beslissen de proceskosten niet te vergoeden.
Een partij heeft de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen een rechterlijke beslissing op de manier die gebruikelijk is in burgerrechtelijke procedures. Beroep kan worden ingesteld bij het gerecht dat de bestreden beslissing heeft gegeven, binnen 15 dagen na de betekening van die beslissing.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De huidige wetgeving van Finland bevat geen procedurele voorschriften die afhankelijk zijn van de geldwaarde van de vordering van de eiser. Afhankelijk van de aard van de zaak kan er echter een passende procedurele vorm worden vastgesteld. Een zaak zal alleen alle verschillende fasen van de wettelijke procedure doorlopen als daarvoor voldoende gronden zijn en de belanghebbende partijen dat willen. Zo kan een zaak bijvoorbeeld worden behandeld door een alleensprekend rechter, zonder voorbereidende mondelinge zitting, of door middel van een volledig schriftelijke procedure. Voor niet-contentieuze civiele zaken is er een eigen specifieke procedure. De behandeling van niet-betwiste vorderingen wordt beschreven in “Procedures voor betalingsbevelen – Finland” en “Geautomatiseerde verwerking – Finland”.
Zoals hierboven is opgemerkt, is de geldwaarde van de vordering irrelevant. De vorm van de procedure is afhankelijk van de kwalitatieve inhoud van de zaak.
Procedures in civiele zaken worden ingeleid door een aan een districtsrechtbank (käräjäoikeus) gericht schriftelijk verzoek om een dagvaarding. Niet-betwiste vorderingen kunnen ook worden ingediend door middel van een elektronisch verzoek (zie “Procedures voor betalingsbevelen – Finland”).
Op nationaal niveau bestaan er geen specifieke formulieren om kennis te geven van een voornemen om beroep in te stellen tegen een beslissing van een districtsrechtbank. Bepaalde districtsrechtbanken hebben formulieren voor specifieke soorten correspondentie ontworpen; dit zijn meestal aanvraag- of antwoordformulieren. Het is niet verplicht om formulieren te gebruiken.
Niet-betwiste vorderingen kunnen worden ingediend met behulp van een elektronisch aanvraagformulier (zie “Procedures voor betalingsbevelen – Finland”).
De griffie van de rechtbank verstrekt indien nodig procedureel advies.
Als de vordering niet wordt betwist, hoeft er geen bewijs te worden aangedragen. In volledig schriftelijke procedures zal alleen schriftelijk bewijs worden onderzocht. Er zijn geen bepalingen die inhouden dat er specifieke voorschriften van toepassing zijn op de bewijsverkrijging in zaken betreffende kleine vorderingen.
Een zaak kan worden beslecht zonder dat er een mondelinge zitting wordt gehouden, zuiver op basis van schriftelijk bewijs. Niet-contentieuze zaken worden altijd op deze manier beslecht. Betwiste vorderingen kunnen worden beslecht op basis van alleen schriftelijk bewijs als de aard van de zaak zodanig is dat er geen hoofdzitting nodig is en geen van de belanghebbende partijen bezwaar heeft tegen het gebruik van een schriftelijke procedure.
Er zijn geen specifieke bepalingen inzake de inhoud van vonnissen in zaken betreffende kleine vorderingen.
In de regel zal de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van alle redelijke juridische kosten die de tegenpartij heeft moeten maken bij het ondernemen van de noodzakelijke stappen. Wel zijn er plafonds vastgesteld voor het bedrag aan te vergoeden kosten in zaken betreffende niet-betwiste vorderingen en in huurzaken. In deze gevallen kan het maximumbedrag aan kosten dat een in het ongelijk gestelde verweerder aan de eiser moet betalen worden vastgesteld op basis van een voor dat doel opgestelde kostentabel.
De aard van de zaak is niet van invloed op het recht om beroep in te stellen. De beroepsprocedure is voor alle zaken identiek. Van het voornemen om beroep tegen de beslissing van de districtsrechtbank in te stellen moet binnen een bepaalde termijn kennis worden gegeven, en beroepen worden behandeld door hoven van beroep (hovioikeus).
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Ja, er bestaat een speciale procedure voor geringe vorderingen binnen het burgerlijk recht.
De speciale procedure voor geringe vorderingen wordt toegepast door de gewone rechtbank van eerste aanleg (tingsrätt) als het verzoek een bedrag betreft dat geen vastgestelde drempel overschrijdt. Dit bedrag is momenteel (in 2019) vastgesteld op 23 250 SEK. De drempel is niet wettelijk vastgelegd, maar is gebaseerd op het “aan de prijsindex gekoppelde basisbedrag” (prisbasbeloppet), wat inhoudt dat de drempel wordt berekend op basis van de prijsontwikkelingen.
De mogelijkheid om van deze procedure gebruik te maken, is niet beperkt tot bepaalde typen vorderingen, bijvoorbeeld consumentenvorderingen. Er moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: er moet sprake zijn van een vordering binnen het burgerlijk recht en de waarde ervan mag de vastgestelde drempel niet overschrijden. De procedure kan niet worden toegepast op zaken binnen het familierecht.
Het formulier waarmee om de inleiding van een Europese procedure voor geringe vorderingen kan worden verzocht, staat op de website van het Nationaal bestuur van de rechtbanken (Domstolsverket).
Rechtzoekenden kunnen hulp krijgen bij het inleiden van de procedure en zich daartoe richten tot de rechtbank van eerste aanleg (tingsrätt). Overheidsinstanties hebben een wettelijke algemene dienstverleningsplicht. Op grond van deze dienstverleningsplicht kunnen rechtzoekenden telefonisch contact opnemen met de rechtbank van eerste aanleg of deze bezoeken om algemene informatie over de procedure en de daarvoor geldende regels in te winnen. Bovendien is de president van de rechtbank verplicht om in aanloop naar de procedure en rekening houdend met de aard van de procedure, ervoor te zorgen dat duidelijkheid bestaat over de kwesties die aan de vordering ten grondslag liggen en dat de partijen alle elementen naar voren brengen die zij voornemens zijn tijdens de procedure in te brengen. In de praktijk vervult de rechter deze plicht door vragen te stellen en aanvullende opmerkingen te maken.
Voor geringe vorderingen bestaan geen specifieke regels. Er kunnen zowel mondeling als schriftelijk bewijzen worden ingebracht. Schriftelijke getuigenverklaringen zijn slechts in bijzondere situaties toegestaan. Meer informatie over de Zweedse regels voor bewijsverkrijging in het kader van vorderingen binnen het burgerlijk recht is hier te vinden.
De rechtbank kan een uitspraak doen op basis van uitsluitend een schriftelijke procedure. Van deze mogelijkheid wordt gebruikgemaakt als een mondelinge behandeling voor het onderzoek niet nodig is en geen van de partijen hierom heeft verzocht.
Voor de bewoordingen waarin de uitspraak wordt gedaan, gelden bij geringe vorderingen geen specifieke regels. De volgende regels zijn van toepassing op alle vorderingen binnen het burgerlijk recht, met inbegrip van geringe vorderingen. Uitspraken moeten schriftelijk worden vastgelegd en moeten de volgende elementen in daarvoor bestemde delen bevatten: de naam van de rechtbank en de datum en plaats waar de uitspraak is gedaan, de namen van de partijen en hun procesgemachtigden of juridisch adviseurs, het dispositief van de uitspraak, de conclusies en de bezwaren van de partijen en de omstandigheden waarop zij zijn gebaseerd en de gronden van de uitspraak, met inbegrip van de informatie over bewezen elementen.
De bijzondere regeling van de kosten vormt de kern van de procedure voor geringe vorderingen. De in het gelijk gestelde partij heeft slechts recht op een vergoeding voor juridisch advies van maximaal een uur per niveau waarop het proces plaatsvindt, voor de betaling die gedaan is voor de indiening van het verzoek, voor reis- en verblijfkosten in verband met zittingen en voor kosten in verband met getuigenverhoor en de vertaling van dossierstukken. Vergoedingen worden toegekend als de in het gelijk gestelde partij deze redelijkerwijs heeft moeten maken om haar rechten te kunnen uitoefenen. Honoraria voor meer dan een uur werk aan juridisch advies worden dan ook niet vergoed.
Tegen een uitspraak van een lagere rechter kan beroep worden ingesteld bij een hogere rechter.
Om beroep in te kunnen stellen tegen een uitspraak van een rechtbank van eerste aanleg (tingsrätt) bij het hof van beroep (hovrätt) is toestemming om een beroep in te stellen (prövningstillstånd) vereist. Deze toestemming wordt alleen gegeven als het beroep voor een hogere rechter van belang is voor een goede toepassing van het recht, als er redenen zijn die een wijziging rechtvaardigen van de conclusie waartoe de rechtbank van eerste aanleg is gekomen of als er andere bijzondere redenen voor het beroep zijn. Partijen die beroep willen instellen tegen een uitspraak van een rechtbank van eerste aanleg, moeten dat schriftelijk doen en het beroep binnen drie weken nadat de uitspraak is gedaan bij de rechtbank indienen.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De procedure voor geringe vorderingen (small claims procedure) is beschikbaar voor bedragen lager dan 10 000 GBP. Het gevorderde bedrag is echter niet de enige factor die in aanmerking wordt genomen. Andere overwegingen hebben onder meer betrekking op de aard van de vordering, en de mate en het soort van voorbereidingen die nodig zijn om de zaak op billijke wijze te behandelen. In sommige omstandigheden kunnen eenvoudige zaken met een hogere waarde dan 10 000 GBP worden behandeld volgens de procedure voor geringe vorderingen, mits eiser en verweerder hiermee allebei instemmen.
Bij zijn beslissing de zaak te verwijzen naar de procedure voor geringe vorderingen (bekend als het small claims track) of naar de gewone rechtbankprocedure houdt de rechter niet alleen rekening met de standpunten van de eiser en de verweerder, maar ook met de volgende aspecten:
De rechter houdt rekening met de mate en soort van voorbereidingen die nodig zijn om de zaak op billijke wijze te behandelen bij zijn beslissing de zaak al dan niet naar de procedure voor geringe vorderingen te verwijzen. De rechter houdt er rekening mee dat het de bedoeling is dat deze procedure zo eenvoudig mogelijk wordt gehouden, zodat de partijen desgewenst hun eigen zaak kunnen behartigen zonder hulp van een advocaat. Zo dient de voorbereiding van de vordering met het oog op de afsluitende zitting minimaal te zijn. Voor zaken in het kader van de procedure voor geringe vorderingen hoeven er doorgaans niet veel getuigen te worden opgeroepen of hoeven er geen complexe rechtsvragen te worden beantwoord.
Als de vordering minder dan 10 000 GBP bedraagt, maar betrekking heeft op een persoonlijk letsel of (schade als gevolg van) bouwvalligheid van woningen, wordt de zaak niet verwezen naar de procedure voor geringe vorderingen tenzij de gevorderde bedragen met betrekking tot persoonlijk letsel of (schade als gevolg van) bouwvalligheid ten hoogste 1 000 GBP bedragen.
Indien zaken waarmee een vordering van meer dan 10 000 GBP is gemoeid, worden behandeld in het kader van de procedure voor geringe vorderingen, gelden er andere regels ten aanzien van de kosten. In dergelijke zaken kan de in het gelijk gestelde partij vorderen dat de kosten, inclusief die van de advocaat, worden vergoed door de in het ongelijk gestelde partij. Deze kosten kunnen echter niet hoger zijn dan wanneer de zaak volgens de spoedprocedure (fast track) zou zijn behandeld. Meer informatie over de kosten vindt u hieronder. Meer informatie over de verschillende soorten procedures kunt u vinden op pagina “Hoe wordt de procedure ingeleid?”
Hoewel de meeste zaken tot 10 000 GBP volgens de procedure voor geringe vorderingen worden behandeld, is dat niet automatisch het geval. De rechter houdt rekening met de standpunten van de procespartijen bij zijn beslissing over de procedure die voor de behandeling van de zaak zal worden gevolgd. Zelfs indien de vordering lager is dan 10 000 GBP, kan de rechter ervoor kiezen om de zaak volgens de gewone rechtbankprocedure te behandelen in plaats van volgens de procedure voor geringe vorderingen.
Als een vordering wordt betwist (of als er verweer wordt gevoerd), ontvangt de eiser een afschrift van het verweer van de verweerder en, in het geval van een partij die zichzelf vertegenwoordigt (litigant in person), een afschrift van de desbetreffende vragenlijst (Form 180 Direction Questionnaire). De informatie die de partijen in de vragenlijsten verstrekken, helpt de rechter te beslissen wat de meest geschikte procedure voor de zaak is. Als de eiser van mening is dat de zaak dient te worden behandeld volgens de procedure voor geringe vorderingen, dient hij dat in de vragenlijst aan te geven. Hoewel er rekening wordt gehouden met de standpunten van eiser en verweerder, is het aan de rechter om te beslissen naar welke procedure de zaak wordt verwezen.
Zoals hierboven vermeld, kan de rechter beslissen om een zaak met een waarde van minder dan 10 000 GBP volgens de gewone procedure te behandelen. Deze beslissing wordt aan het begin van de zaak genomen.
Als de rechter dat aangewezen acht, kan hij de zaak overhevelen van de procedure voor geringe vorderingen naar de gewone procedure. Als een vordering wordt verwezen naar de procedure voor geringe vorderingen en vervolgens wordt overgeheveld naar een andere procedure, zijn de regels met betrekking tot de kosten van de procedure voor geringe vorderingen niet meer van toepassing nadat de vordering naar een andere procedure is overgeheveld. Vanaf de datum van overheveling naar een andere procedure gelden de regels van de spoedprocedure of de meersporenprocedure (multi-track).
Er bestaan specifieke formulieren voor de procedure voor geringe vorderingen en het is verplicht er gebruik van te maken.
Om een vordering te starten, dient de eiser formulier N1 in te vullen, dat de nodige invulinstructies bevat. Zodra de eiser het formulier heeft ingevuld, dient hij afschriften te maken: een voor zichzelf, een voor de rechtbank en een voor iedere verweerder. De rechtbank stuurt iedere verweerder een afschrift. Meer informatie kunt u vinden op pagina
“Hoe wordt de procedure ingeleid?”
Zoals hierboven vermeld: als de vordering wordt betwist of als er verweer wordt gevoerd, stuurt de rechtbank een afschrift van het verweer naar de eiser en, indien partijen zichzelf vertegenwoordigen, een afschrift van formulier N180 (http://formfinder.hmctsformfinder.justice.gov.uk/n180-eng.pdf) naar de eiser en de verweerder(s).
Indien de rechter beslist om de zaak te verwijzen naar de procedure voor geringe vorderingen, stuurt de rechtbank de partijen formulier N157 (notice of allocation to the small claims court - kennisgeving van verwijzing naar de rechtbank voor geringe vorderingen), waarin informatie wordt verstrekt over de zittingsdatum en over de stappen die ter voorbereiding dienen te worden genomen.
Als het gevorderde bedrag groter is dan 10 000 GBP, maar beide partijen ermee hebben ingestemd dat de zaak wordt behandeld volgens de procedure voor geringe vorderingen, zendt de rechtbank formulier N160 toe (notice of allocation to small claims track (with parties’ consent) - kennisgeving van verwijzing naar de procedure voor geringe vorderingen met instemming van de partijen). Dit formulier bevat ook informatie over de zittingsdatum en over de stappen die ter voorbereiding dienen te worden genomen.
Als een rechter beslist dat een vordering uitsluitend op basis van schriftelijk bewijsmateriaal kan worden behandeld zonder dat een zitting noodzakelijk is, stuurt de rechtbank de partijen formulier N159 (notice of allocation to the small claims track (no hearing) - kennisgeving van verwijzing naar de procedure voor geringe vorderingen zonder behandeling ter zitting). Dat formulier bevat een datum waarop hetzij de eiser hetzij de verweerder aan de rechtbank dient mede te delen of hij bezwaar heeft tegen een beslissing die uitsluitend op grond van schriftelijk bewijsmateriaal wordt genomen. Indien een partij bezwaar maakt, wordt de vordering ter zitting behandeld. Het uitblijven van een antwoord kan door de rechter worden aangemerkt als instemming.
Indien een partij op een zitting in het ongelijk wordt gesteld, maar geen van de partijen aanwezig of vertegenwoordigd was op die zitting, kan met behulp van formulier N244 (application notice - kennisgeving van verzoekschrift) worden verzocht om de vernietiging van het vonnis.
De procedure voor geringe vorderingen is bedoeld als eenvoudige procedure, zodat personen die zichzelf vertegenwoordigen de procesgang gemakkelijk kunnen begrijpen. Indien hetzij de eiser hetzij de verweerder zichzelf vertegenwoordigt, houdt de rechter daarmee rekening en leidt hij het proces zo dat de partij die zichzelf vertegenwoordigt begrijpt wat er gebeurt en wat er van de partijen processueel gezien wordt verwacht.
Indien de eiser of de verweerder ervoor kiest geen advocaat in te schakelen, kan hij zich tijdens de zitting laten bijstaan door iemand die namens hem spreekt. Deze persoon wordt een lekenvertegenwoordiger (lay representative) genoemd en kan een echtgenoot, familielid, vriend of adviseur zijn. Indien mogelijk is de lekenvertegenwoordiger geen getuige. De lekenvertegenwoordiger mag geen rechtszitting bijwonen wanneer de persoon die hij vertegenwoordigt niet aanwezig is, tenzij de rechtbank ermee heeft ingestemd dat dit toch mag.
Adviesbureaus hebben soms moeite om een personeelslid ter beschikking te stellen dat als lekenvertegenwoordiger ter zitting kan optreden. Daarom is het raadzaam dat een partij, indien nodig, zo spoedig mogelijk contact opneemt met een dergelijk bureau. De adviesbureaus informeren de partijen over de vraag of ze al dan niet bijstand kunnen verlenen. Sommige lekenvertegenwoordigers vragen een vergoeding en de procespartij dient zich op de hoogte te stellen van het exacte bedrag ervan. De rechter kan een lekenvertegenwoordiger die zich misdraagt, verzoeken de zitting te verlaten.
De procespartij moet de lekenvertegenwoordiger vergoeden, ook al wordt zij in het gelijk gesteld. Daarom dienen partijen na te gaan of de vergoeding, gelet op het bedrag van de vordering, redelijk is. Bovendien zijn lekenvertegenwoordigers die een vergoeding verlangen niet altijd lid van een beroepsorganisatie. Als de procespartij niet tevreden is met de verleende hulp, is er geen regelgevende instantie of organisatie waarbij er een klacht kan worden ingediend.
Een Citizens’ Advice Bureau of consumentenadviescentrum kan de procespartijen ook bijstaan.
Vorderingen kunnen ook online worden ingesteld via Money Claim Online. Als er extra hulp nodig is, is er een helpdesk beschikbaar bij Money Claim Online.
Voor personen met een handicap is er extra hulp beschikbaar. Een procespartij met een handicap die het moeilijk maakt om naar de rechtbank te komen of om te communiceren, dient contact op te nemen met de rechtbank, die deze extra hulp kan verlenen.
De procedure voor geringe vorderingen is veel informeler en de strenge bewijsregels zijn niet van toepassing. Eenvoudige zaken waarmee kleine bedragen zijn gemoeid, worden behandeld volgens de procedure voor geringe vorderingen. De rechtbank kan daarom ter zitting voor elke methode van procesvoering kiezen die zij billijk acht. De rechtbank is niet verplicht getuigen onder ede te horen en de rechter kan ervoor kiezen het kruisverhoor te beperken als hij dat aangewezen acht. De rechter dient echter wel gronden aan te geven voor zijn beslissing om het kruisverhoor te beperken. De rechter kan ervoor kiezen vragen te stellen aan sommige of aan alle getuigen voordat hij een andere persoon toestaat dit te doen.
Indien de rechter van oordeel is dat de vordering zonder zitting op basis van uitsluitend schriftelijk bewijs kan worden behandeld, worden de procespartijen door de rechtbank geadviseerd met behulp van formulier N159 (zie hierboven). Op de kennisgeving wordt een uiterste datum vermeld waarop de eiser of de verweerder de rechtbank dient te hebben medegedeeld of hij bezwaar heeft tegen een beslissing die uitsluitend op grond van schriftelijk bewijsmateriaal wordt genomen. Indien een partij bezwaar maakt, wordt de vordering ter zitting behandeld. Het uitblijven van een antwoord kan door de rechter worden aangemerkt als instemming. Als geen der partijen bezwaar heeft tegen de beslissing van de rechter om af te zien van een zitting, kan de zaak uitsluitend op basis van de stukken worden afgedaan.
In Engeland en Wales bevatten vonnissen doorgaans slechts de beslissing van de rechter en eventuele bevelen aan de partijen. De rechter dient echter een nota op te stellen met de belangrijkste gronden voor zijn vonnis, tenzij deze mondeling worden medegedeeld en door de rechtbank op band worden vastgelegd. Het is de rechter toegestaan de gronden zo kort en eenvoudig weer te geven als de aard van de zaak toelaat. Doorgaans doet hij dat mondeling tijdens de zitting, maar hij kan de gronden later schriftelijk weergeven of op een daartoe bepaalde zitting mededelen. Indien de rechter een vonnis heeft gewezen zonder dat er een zitting is gehouden, dient de rechter zijn gronden in een nota op te nemen, waarna de rechtbank een afschrift van dit document toezendt aan de partijen.
Er gelden beperkingen ten aanzien van de vergoeding van de kosten. In de huidige situatie kan de in het gelijk gestelde partij vergoeding vorderen van de volgende kosten:
Meer informatie is te vinden op de website van het ministerie van Justitie.
Indien de in het ongelijk gestelde partij beroep wil aantekenen tegen de beslissing van de rechtbank, heeft zij daarvoor toestemming nodig. Indien die (proces)partij aanwezig is op de zitting waar de beslissing wordt genomen, kan zij aan het eind van de zitting de rechter om toestemming vragen.
De procespartij die beroep wenst in te stellen, moet daartoe geëigende gronden (of redenen) hebben. Zij kan niet eenvoudigweg bezwaar maken tegen een beslissing van de rechter omdat zij van mening is dat er een verkeerde beslissing is genomen.
Een procespartij die beroep wenst in te stellen, dient snel te handelen. De termijn waarbinnen een procespartij beroep kan instellen, is beperkt.
Indien de in het ongelijk gestelde partij niet aanwezig of vertegenwoordigd was op de zitting, kan zij verzoeken om vernietiging van het ter zitting gewezen vonnis en om een nieuwe behandeling van de vordering.
Deze partij moet daartoe een verzoek indienen uiterlijk veertien dagen na ontvangst van het vonnis. Die partij dient bij de rechtbank het formulier N244 (application notice - kennisgeving van verzoekschrift) aan te vragen met het oog op de indiening van het verzoek.
De rechtbank geeft aan wanneer de partijen op de zitting van de rechtbank moeten verschijnen voor de behandeling van het verzoek door een rechter.
De rechter wijst een verzoek tot vernietiging van een vonnis alleen toe indien:
de (proces)partij een goede grond had om
en de partij een redelijke kans van slagen heeft bij een nieuwe behandeling ter zitting.
Indien het verzoek van de partij wordt toegewezen en het vonnis wordt vernietigd, bepaalt de rechtbank een nieuwe zittingsdatum voor de behandeling van de vordering. Bij een niet‑complexe vordering kan de rechter beslissen om de zaak onmiddellijk af te doen na de zitting over het verzoek.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
In Noord-Ierland bestaat er een procedure voor geringe vorderingen (de “Small Claims Procedure”). Rechtbanken voor geringe vorderingen zijn bedoeld om het mogelijk te maken dat bepaalde typen geringe vorderingen op informele wijze in het county court kunnen worden afgedaan, doorgaans zonder dat daarbij wettelijke vertegenwoordiging nodig is.
In het algemeen is de procedure voor geringe vorderingen beschikbaar voor die gevallen waarin het geldbedrag of de waarde van de betrokken zaken niet hoger is dan 3 000 GBP. Bepaalde typen vorderingen zijn hiervan echter uitgesloten, zoals vorderingen inzake persoonlijk letsel, smaad of laster, erfenissen of lijfrente, grondbezit, huwelijksgoederen en verkeersongevallen.
De procedure is facultatief en de rechter kan in bepaalde omstandigheden bepalen dat een verzoekschrift aan het county court wordt overgedragen.
De County Court Rules (Northern Ireland) 1981 [S.R.1981 nr. 225] bevatten formulieren die moeten worden gebruikt in de procedure voor geringe vorderingen. Er bestaan voorgeschreven formulieren om procedures te starten, vorderingen te betwisten en aansprakelijkheid te accepteren. Er bestaat ook een formulier voor een verstekvonnis en een formulier om het vonnis te doen intrekken.
De procedure voor geringe vorderingen is informeel van opzet. De griffie kan helpen bij het invullen van de benodigde formulieren en bij het uitleggen van de procedure. De griffie kan echter geen juridisch advies geven.
Ook een Citizens' Advice Bureau of consumentenadviescentrum kan de procespartijen eventueel bijstaan.
Indien een procespartij een handicap heeft die het moeilijk maakt om naar de rechtbank te komen of om te communiceren, moet zij contact opnemen met de Customer Service Officer van de betreffende rechtbank, die eventueel nadere hulp kan verlenen.
De rechtbank voor geringe vorderingen werkt informeel en er gelden geen strakke bewijsregels. De rechtbank kan daarom ter zitting voor elke methode van procesvoering kiezen die zij billijk acht. Alle partijen moeten, onder voorbehoud van eventuele juridische bezwaren, ermee instemmen dat ze door de rechter onder ede worden gehoord.
Indien de vordering niet wordt betwist en het bedrag vaststaat, kan zij op grond van uitsluitend schriftelijk bewijs worden behandeld zonder dat een hoorzitting nodig is. Dit wordt een verstekvonnis genoemd.
De rechter geeft doorgaans een mondelinge beslissing waarin hij zijn argumenten samenvat. Hij kan er echter ook voor kiezen schriftelijk uitspraak te doen.
Er gelden beperkingen ten aanzien van de kostenvergoeding. Volgens de huidige regels kan de rechter bepalen dat de volgende kosten worden vergoed:
Indien een van de partijen zich onredelijk heeft gedragen, kan de rechter haar opdragen kosten te vergoeden. Indien het geding naar behoren in het county court aanhangig was gemaakt, kan de rechter een passende kostenvergoeding toewijzen.
Indien de verliezende partij aanwezig of vertegenwoordigd was op de hoorzitting, bestaat de enige mogelijkheid om in hoger beroep te gaan erin de rechter te verzoeken zijn beslissing te motiveren en beroep in te stellen bij het High Court om te bepalen of het recht op de juiste wijze is toegepast.
Indien de verliezende partij niet aanwezig en ook niet vertegenwoordigd was op de hoorzitting en contact opneemt met de griffie van de rechtbank voor geringe vorderingen nadat er een rechterlijke uitspraak is gedaan en zij daarbij vermeldt dat zij het verzoekschrift niet of niet tijdig heeft ontvangen of om enige andere reden niet tijdig heeft kunnen antwoorden, krijgt zij het advies een verzoekschrift tot intrekking van het vonnis in te dienen. De winnende partij ontvangt een afschrift van het verzoekschrift en wordt daarbij uitgenodigd om er binnen 14 dagen schriftelijk op te reageren. Nadat de rechter het verzoekschrift en een eventuele reactie daarop in overweging heeft genomen, zal hij:
Ook als de stukken van de verliezende partij door het postkantoor worden teruggezonden naar de griffie voor geringe vorderingen en het duidelijk is dat deze partij niet op de hoogte was van de vordering, zal de griffie de rechter verzoeken om eventuele uitspraken in te trekken en contact opnemen met de winnende partij voor aanvullende informatie, zoals een nieuw adres van de verweerder.
Nadere inlichtingen met betrekking tot de procedures zijn te vinden op de website van de Northern Ireland Courts and Tribunals Service.
Bijstand voor gehandicapte procespartijen
Sommige griffies hebben een speciale Customer Service Officer die wellicht assistentie kan verlenen. Indien de Customer Service Officer niet kan helpen, kan de gehandicapte procespartij zich wenden tot het Court Service Information Centre, tel. +44 300 200 7812.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Vóór 28 november 2016 was de procedure van de Sheriff Courts in Schotland voor geringe vorderingen een vereenvoudigde procedure voor geldvorderingen tot 3 000 GBP.
Op 28 november 2016 werd er een nieuw soort procedure geïntroduceerd: de zg. Simple Procedure.
De procedure direct daarboven is de zg. Summary Cause (summiere procedure). Daarbij gaat het om zaken tot 5 000 GBP. Deze procedure is iets ingewikkelder dan de Simple Procedure.
Simple Procedure
Sinds 28 november 2016 moet iedereen die een vordering wil instellen met een waarde tot 5 000 GBP teneinde betaling, levering of terugvordering van roerende goederen te bewerkstelligen of iemand een specifieke handeling te laten verrichten, dat doen via de Simple Procedure.
De Simple Procedure is een gerechtelijke procedure die de mogelijkheid biedt om geschillen omtrent vorderingen tot een waarde van 5 000 GBP snel en op een betaalbare en informele wijze te beslechten.
De eiser dient zijn vordering in bij het Sheriff Court. De partij tegen wie de vordering wordt ingesteld, is de verweerder. De definitieve beslissing omtrent een vordering wordt genomen door een Sherrif of Summary Sheriff. U hoeft zich in een Simple Procedure niet door een advocaat te laten vertegenwoordigen, al is dat wel mogelijk als u dat wilt.
Zie voor nadere informatie over de Simple Procedure de website van de Scottish Courts and Tribunals Service.
De Simple Procedure is in de plaats gekomen van de eerdere procedure voor geringe vorderingen. Daarnaast dient de Simple Procedure ter vervanging van de Summary Cause-procedure, maar uitsluitend met betrekking tot vorderingen teneinde betaling, levering of terugvordering van roerende goederen te bewerkstelligen of om iemand een specifieke handeling te laten verrichten.
Summary Cause-vorderingen kunnen worden ingesteld als zg. actions of furthcoming (vorderingen tot vrijgeving van geld of een goed), count reckoning and payment (vorderingen met betrekking tot rekening en verantwoording), recovery of possession of heritable property (terugvordering van erfbezit), levering en interim aliment (vorderingen tot het betalen van voorlopige alimentatie). Indien er een subsidiaire vordering tot betaling is, dient deze lager te zijn dan 5 000 GBP.
Bij vorderingen die zijn ingediend volgens de Simple Procedure of de Summary Cause-procedure moeten de desbetreffende procesregels in acht worden genomen. Zie voor nadere informatie hierover de website van de Scottish Courts and Tribunals Service.
Er zijn specifieke formulieren voor elke fase van de Simple Procedure of Summary Cause-procedure, bijvoorbeeld een vorderingsformulier/dagvaardingsformulier voor het instellen van de vordering en een formulier voor een samenvatting van het vonnis. Het is verplicht gebruik te maken van deze voorgeschreven formulieren, zoals aangegeven in de Simple Procedure Rules 2016 en de Summary Cause Rules 2002. Deze formulieren zijn te vinden op de website van de Scottish Courts and Tribunals Service.
De Sheriff Clerk’s Office (griffie) kan ondersteuning bieden bij het invullen van het vorderingsformulier (“Form 3A”). Ook adviesinstanties als het Citizens Advice Bureau bieden ondersteuning. Voor nadere informatie over de Simple Procedure kunt u contact opnemen met het plaatselijke Sheriff Court.
Informatie over de Sheriff Courts in Schotland is te vinden op de website van de Scottish Courts and Tribunals Service.
De zittingen in het kader van een Simple Procedure zijn zo informeel als de omstandigheden van de vordering toelaten. De Sheriff of Summary Sheriff legt uit wat de gebruikte juridische termen en uitdrukkingen betekenen. Stukken en ander bewijsmateriaal kunnen bij de rechtbank worden ingediend, via een eenvoudige procedure die ook aangeeft wat er specifiek naar de eiser of verweerder moet worden verzonden en welke tijdslimieten er gelden voor het indienen.
De procedure is zuiver schriftelijk indien er geen verweer tegen de vordering wordt ingesteld. Wordt er wel verweer ingesteld, dan kan het nodig zijn dat de zaak in een hoorzitting voor de rechtbank wordt behandeld of kan de Sheriff of Summary Sheriff een beslissing nemen zonder hoorzitting.
De Sheriff of Summary Sheriff kan ook beslissen een casemanagementbespreking te houden. Een dergelijke bespreking wordt gehouden in de rechtszaal of op een andere door de Sheriff of Summary Sheriff te bepalen locatie. De Sheriff of Summary Sheriff bepaalt ook de wijze waarop de bespreking plaatsvindt, bv. via een videoverbinding, als conference call of anderszins.
Aan het eind van de hoorzitting kan de Sheriff of Summary Sheriff ter plaatse een beslissing nemen of beslissen daar meer tijd voor te nemen. In dat laatste geval moet de beslissing binnen vier weken na de datum van de hoorzitting worden genomen.
Wordt ter plaatse een beslissing genomen in aanwezigheid van de partijen, dan moet de Sheriff of Summary Sheriff die beslissing motiveren. Wordt de beslissing uitgesteld, dan moeten de redenen voor de beslissing in een notitie worden uiteengezet.
In een Simple Procedure wordt normaal gesproken geen kostenvergoeding toegewezen als de waarde van de vordering 300 GBP of minder bedraagt.
Bij vorderingen met een waarde boven 300 GBP maar niet hoger dan 1 500 GBP bedraagt de kostenvergoeding die de rechtbank normaal gesproken kan toewijzen aan de partij die in het gelijk is gesteld, maximaal 150 GBP.
Bij vorderingen met een waarde boven 1 500 GBP maar niet hoger dan 3 000 GBP bedraagt de kostenvergoeding die de rechtbank normaal gesproken kan toewijzen aan de partij die in het gelijk is gesteld, maximaal 10 % van het bedrag van de vordering.
Bij vorderingen met een waarde tussen 3 001 GBP en 5 000 GBP geldt als algemene regel dat de partij die in het ongelijk wordt gesteld, wordt veroordeeld in de kosten van de andere partij. Als een van de partijen zich door een advocaat laat vertegenwoordigen, kunnen deze kosten hoger uitvallen. Zie voor nadere informatie over kosten de website van de Scottish Courts and Tribunals Service.
Voor vorderingen in een Summary Cause-procedure gelden andere limieten; in dat geval wordt het overzicht van de kosten doorgaans beoordeeld door de Sheriff Clerk en vervolgens goedgekeurd door de Sheriff of Summary Sheriff.
Tegen een uitspraak in een Simple Procedure is hoger beroep mogelijk. Het beroepschrift moet via Form 16A bij het Sheriff Appeal Court worden ingediend, en wel via het gerecht dat de vordering in de Simple Procedure heeft behandeld en binnen vier weken nadat de Sheriff Clerk de uitspraak naar de in het gelijk gestelde partij heeft verzonden. Voor een beroep in een Summary Cause-procedure gelden afzonderlijke bepalingen; zie voor nadere informatie de website van de Scottish Courts and Tribunals Service.
Is er echter in een zaak in een Simple Procedure geen verweer ingesteld, dan kan bij de rechtbank een verzoek worden ingediend tot herroeping van een beslissing van de Sheriff of Summary Sheriff. Dit kan echter alleen onder specifieke omstandigheden, en het verzoek moet via Form 13B worden ingediend. Zie voor nadere informatie over de procedure voor herroeping van een beslissing de website van de Scottish Courts and Tribunals Service.
Op de website van de Scottish Courts and Tribunals Service zijn de voorschriften te vinden voor de Ordinary Procedure, de Summary Cause Procedure en de Simple Procedure.
Summary Sheriff
De functie van Summary Sheriff werd ingesteld krachtens de Courts Reform (Scotland) Act 2014. Zie voor meer informatie de website van de rechterlijke macht in Schotland, Judiciary of Scotland.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Het hooggerechtshof van Gibraltar kent een gerechtelijke procedure voor geringe vorderingen, de zgn. small claims track. Er geldt voor deze procedure een limiet van 10 000 GBP; voor vorderingen onder dat bedrag is zij niet beschikbaar. Het gevorderde bedrag is echter niet de enige factor die in aanmerking wordt genomen. Andere overwegingen hebben onder meer betrekking op de aard van de vordering, en de mate en het soort van voorbereidingen die nodig zijn om de zaak op billijke wijze te behandelen. In sommige omstandigheden kunnen eenvoudige zaken met een hogere waarde dan 10 000 GBP worden behandeld volgens de procedure voor geringe vorderingen, mits eiser en verweerder hiermee allebei instemmen.
Bij zijn beslissing de zaak te verwijzen naar de procedure voor geringe vorderingen of naar de gewone rechtbankprocedure houdt de rechter niet alleen rekening met de standpunten van de eiser en de verweerder, maar ook met de volgende aspecten:
De rechter houdt rekening met de mate en soort van voorbereidingen die nodig zijn om de zaak op billijke wijze te behandelen bij zijn beslissing de zaak al dan niet naar de procedure voor geringe vorderingen te verwijzen. De rechter houdt er rekening mee dat het de bedoeling is dat deze procedure zo eenvoudig mogelijk wordt gehouden, zodat de partijen desgewenst hun eigen zaak kunnen behartigen zonder hulp van een advocaat. Zo dient de voorbereiding van de vordering met het oog op de afsluitende zitting minimaal te zijn. Voor zaken in het kader van de procedure voor geringe vorderingen hoeven er doorgaans niet veel getuigen te worden opgeroepen of hoeven er geen complexe rechtsvragen te worden beantwoord.
Als de vordering minder dan 10 000 GBP bedraagt, maar betrekking heeft op een persoonlijk letsel of (schade als gevolg van) bouwvalligheid van woningen, wordt de zaak niet verwezen naar de procedure voor geringe vorderingen tenzij de gevorderde bedragen met betrekking tot persoonlijk letsel of (schade als gevolg van) bouwvalligheid ten hoogste 1 000 GBP bedragen.
Indien zaken waarmee een vordering van meer dan 10 000 GBP is gemoeid, worden behandeld in het kader van de procedure voor geringe vorderingen, gelden er andere regels ten aanzien van de kosten. In dergelijke zaken kan de in het gelijk gestelde partij vorderen dat de kosten, inclusief die van de advocaat, worden vergoed door de in het ongelijk gestelde partij. Deze kosten kunnen echter niet hoger zijn dan wanneer de zaak volgens de spoedprocedure (fast track) zou zijn behandeld. Meer informatie over de kosten vindt u hieronder.
Hoewel de meeste zaken tot 10 000 GBP volgens de procedure voor geringe vorderingen worden behandeld, is dat niet automatisch het geval. De rechter houdt rekening met de standpunten van de procespartijen bij zijn beslissing over de procedure die voor de behandeling van de zaak zal worden gevolgd. Zelfs indien de vordering lager is dan 10 000 GBP, kan de rechter ervoor kiezen om de zaak volgens de gewone rechtbankprocedure te behandelen in plaats van volgens de procedure voor geringe vorderingen.
Als een vordering wordt betwist (of als er verweer wordt gevoerd), ontvangt de eiser een afschrift van het verweer van de verweerder. De partijen moeten ook een vragenlijst (de zgn. “allocation questionnaire”) invullen. De informatie die de partijen in de vragenlijsten verstrekken, helpt de rechter te beslissen wat de meest geschikte procedure voor de zaak is. Als de partijen van mening zijn dat de zaak dient te worden behandeld volgens de procedure voor geringe vorderingen, dienen zij dat in de vragenlijst aan te geven. Hoewel er rekening wordt gehouden met de standpunten van eiser en verweerder, is het aan de rechter om te beslissen naar welke procedure de zaak wordt verwezen.
Zoals hierboven vermeld, kan de rechter beslissen om een zaak met een waarde van minder dan 10 000 GBP volgens de gewone procedure te behandelen. Deze beslissing wordt aan het begin van de zaak genomen.
Als de rechter dat aangewezen acht, kan hij de zaak overhevelen van de procedure voor geringe vorderingen naar de gewone procedure. Als een vordering wordt verwezen naar de procedure voor geringe vorderingen en vervolgens wordt overgeheveld naar een andere procedure, zijn de regels met betrekking tot de kosten van de procedure voor geringe vorderingen niet meer van toepassing nadat de vordering naar een andere procedure is overgeheveld. Vanaf de datum van overheveling naar een andere procedure gelden de regels van de spoedprocedure of de meersporenprocedure (multi-track).
Er bestaan specifieke formulieren voor de procedure voor geringe vorderingen en het is verplicht er gebruik van te maken.
Om een vordering te starten, dient de eiser formulier N1 in te vullen, dat de nodige invulinstructies bevat voor zowel de eiser als de verweerder. Zodra de eiser het formulier heeft ingevuld, dient hij afschriften te maken: een voor zichzelf, een voor de rechtbank en een voor iedere verweerder. De rechtbank stuurt iedere verweerder een afschrift. Zie voor nadere informatie de webpagina “Een zaak voor de rechter brengen”.
Als tegen de vordering verweer is ingesteld stuurt de rechtbank, zoals hierboven vermeld, aan de eiser een kopie van het verweer en aan beide partijen de “allocation questionnaire”.
Indien de rechter beslist om de zaak te verwijzen naar de procedure voor geringe vorderingen, stuurt de rechtbank de partijen formulier N157 (notice of allocation to the small claims court - kennisgeving van verwijzing naar de rechtbank voor geringe vorderingen), waarin informatie wordt verstrekt over de zittingsdatum en over de stappen die ter voorbereiding dienen te worden genomen.
Als het gevorderde bedrag groter is dan 10 000 GBP, maar beide partijen ermee hebben ingestemd dat de zaak wordt behandeld volgens de procedure voor geringe vorderingen, zendt de rechtbank formulier N160 toe (notice of allocation to small claims track (with parties’ consent) - kennisgeving van verwijzing naar de procedure voor geringe vorderingen met instemming van de partijen). Dit formulier bevat ook informatie over de zittingsdatum en over de stappen die ter voorbereiding dienen te worden genomen.
Als een rechter beslist dat een vordering uitsluitend op basis van schriftelijk bewijsmateriaal kan worden behandeld zonder dat een zitting noodzakelijk is, stuurt de rechtbank de partijen formulier N159 (notice of allocation to the small claims track (no hearing) - kennisgeving van verwijzing naar de procedure voor geringe vorderingen zonder behandeling ter zitting). Dat formulier bevat een datum waarop hetzij de eiser hetzij de verweerder aan de rechtbank dient mede te delen of hij bezwaar heeft tegen een beslissing die uitsluitend op grond van schriftelijk bewijsmateriaal wordt genomen. Indien een partij bezwaar maakt, wordt de vordering ter zitting behandeld. Het uitblijven van een antwoord kan door de rechter worden aangemerkt als instemming.
Indien een partij op een zitting in het ongelijk wordt gesteld, maar geen van de partijen aanwezig of vertegenwoordigd was op die zitting, kan met behulp van formulier N244 (application notice - kennisgeving van verzoekschrift) worden verzocht om de vernietiging van het vonnis.
De procedure voor geringe vorderingen is bedoeld als eenvoudige procedure, zodat personen die zichzelf vertegenwoordigen de procesgang gemakkelijk kunnen begrijpen. Indien hetzij de eiser hetzij de verweerder zichzelf vertegenwoordigt, houdt de rechter daarmee rekening en leidt hij het proces zo dat de partij die zichzelf vertegenwoordigt begrijpt wat er gebeurt en wat er van de partijen processueel gezien wordt verwacht.
Indien de eiser of de verweerder ervoor kiest geen advocaat in te schakelen, kan hij zich tijdens de zitting laten bijstaan door iemand die namens hem spreekt. Deze persoon wordt een lekenvertegenwoordiger (lay representative) genoemd en kan een echtgenoot, familielid, vriend of adviseur zijn. Indien mogelijk is de lekenvertegenwoordiger geen getuige. De lekenvertegenwoordiger mag geen rechtszitting bijwonen wanneer de persoon die hij vertegenwoordigt niet aanwezig is, tenzij de rechtbank ermee heeft ingestemd dat dit toch mag.
Adviesbureaus hebben soms moeite om een personeelslid ter beschikking te stellen dat als lekenvertegenwoordiger ter zitting kan optreden. Daarom is het raadzaam dat een partij, indien nodig, zo spoedig mogelijk contact opneemt met een dergelijk bureau. De adviesbureaus informeren de partijen over de vraag of ze al dan niet bijstand kunnen verlenen. Sommige lekenvertegenwoordigers vragen een vergoeding en de procespartij dient zich op de hoogte te stellen van het exacte bedrag ervan. De rechter kan een lekenvertegenwoordiger die zich misdraagt, verzoeken de zitting te verlaten.
De procespartij moet de lekenvertegenwoordiger vergoeden, ook al wordt zij in het gelijk gesteld. Daarom dienen partijen na te gaan of de vergoeding, gelet op het bedrag van de vordering, redelijk is. Bovendien zijn lekenvertegenwoordigers die een vergoeding verlangen niet altijd lid van een beroepsorganisatie. Als de procespartij niet tevreden is met de verleende hulp, is er geen regelgevende instantie of organisatie waarbij er een klacht kan worden ingediend.
Voor personen met een handicap is er extra hulp beschikbaar. Een procespartij met een handicap die het moeilijk maakt om naar de rechtbank te komen of om te communiceren, dient contact op te nemen met de rechtbank, die deze extra hulp kan verlenen.
De procedure voor geringe vorderingen is veel informeler en de strenge bewijsregels zijn niet van toepassing. Eenvoudige zaken waarmee kleine bedragen zijn gemoeid, worden behandeld volgens de procedure voor geringe vorderingen. De rechtbank kan daarom ter zitting voor elke methode van procesvoering kiezen die zij billijk acht. De rechtbank is niet verplicht getuigen onder ede te horen en de rechter kan ervoor kiezen het kruisverhoor te beperken als hij dat aangewezen acht. De rechter dient echter wel gronden aan te geven voor zijn beslissing om het kruisverhoor te beperken. De rechter kan ervoor kiezen vragen te stellen aan sommige of aan alle getuigen voordat hij een andere persoon toestaat dit te doen.
Indien de rechter van oordeel is dat de vordering zonder zitting op basis van uitsluitend schriftelijk bewijs kan worden behandeld, worden de procespartijen door de rechtbank geadviseerd met behulp van formulier N159 (zie hierboven). Op de kennisgeving wordt een uiterste datum vermeld waarop de eiser of de verweerder de rechtbank dient te hebben medegedeeld of hij bezwaar heeft tegen een beslissing die uitsluitend op grond van schriftelijk bewijsmateriaal wordt genomen. Indien een partij bezwaar maakt, wordt de vordering ter zitting behandeld. Het uitblijven van een antwoord kan door de rechter worden aangemerkt als instemming. Als geen der partijen bezwaar heeft tegen de beslissing van de rechter om af te zien van een zitting, kan de zaak uitsluitend op basis van de stukken worden afgedaan.
In Gibraltar bevatten vonnissen doorgaans slechts de beslissing van de rechter en eventuele bevelen aan de partijen. De rechter dient echter een nota op te stellen met de belangrijkste gronden voor zijn vonnis, tenzij deze mondeling worden medegedeeld en door de rechtbank op band worden vastgelegd. Het is de rechter toegestaan de gronden zo kort en eenvoudig weer te geven als de aard van de zaak toelaat. Doorgaans doet hij dat mondeling tijdens de zitting, maar hij kan de gronden later schriftelijk weergeven of op een daartoe bepaalde zitting mededelen. Indien de rechter een vonnis heeft gewezen zonder dat er een zitting is gehouden, dient de rechter zijn gronden in een nota op te nemen, waarna de rechtbank een afschrift van dit document toezendt aan de partijen.
Er gelden beperkingen ten aanzien van de vergoeding van de kosten. In de huidige situatie kan de in het gelijk gestelde partij vergoeding vorderen van de volgende kosten:
Indien de in het ongelijk gestelde partij beroep wil aantekenen tegen de beslissing van de rechtbank, heeft zij daarvoor toestemming nodig. Indien die (proces)partij aanwezig is op de zitting waar de beslissing wordt genomen, kan zij aan het eind van de zitting de rechter om toestemming vragen.
De procespartij die beroep wenst in te stellen, moet daartoe geëigende gronden (of redenen) hebben. Zij kan niet eenvoudigweg bezwaar maken tegen een beslissing van de rechter omdat zij van mening is dat er een verkeerde beslissing is genomen.
Een procespartij die beroep wenst in te stellen, dient snel te handelen. De termijn waarbinnen een procespartij beroep kan instellen, is beperkt.
Indien de in het ongelijk gestelde partij niet aanwezig of vertegenwoordigd was op de zitting, kan zij verzoeken om vernietiging van het ter zitting gewezen vonnis en om een nieuwe behandeling van de vordering.
Deze partij moet daartoe een verzoek indienen uiterlijk veertien dagen na ontvangst van het vonnis. Die partij dient bij de rechtbank het formulier N244 (application notice - kennisgeving van verzoekschrift) aan te vragen met het oog op de indiening van het verzoek.
De rechtbank geeft aan wanneer de partijen op de zitting van de rechtbank moeten verschijnen voor de behandeling van het verzoek door een rechter.
De rechter wijst een verzoek tot vernietiging van een vonnis alleen toe indien:
de (proces)partij een goede grond had om
en de partij een redelijke kans van slagen heeft bij een nieuwe behandeling ter zitting.
Indien het verzoek van de partij wordt toegewezen en het vonnis wordt vernietigd, bepaalt de rechtbank een nieuwe zittingsdatum voor de behandeling van de vordering. Bij een niet-complexe vordering kan de rechter beslissen om de zaak onmiddellijk af te doen na de zitting over het verzoek.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.