Het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken (EJN-civiel) heeft een reeks informatiebladen opgesteld met praktische informatie over regels, procedures en technische voorzieningen voor videoconferenties tussen gerechten in de verschillende EU-landen.
Verordening (EU) 2020/1783 (herschikking), die betrekking heeft op de samenwerking tussen de gerechten in de verschillende EU-landen op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken, voorziet in een algemeen rechtskader voor de bewijsverkrijging in een ander land dan het land van het betrokken gerecht. Deze verordening vervangt Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad en wordt op 1 juli 2022 van toepassing. In de nieuwe verordening wordt verduidelijkt hoe bewijsverkrijging via videoconferentie of andere technologie voor communicatie op afstand mogelijk is en in bijlage I is formulier N vastgesteld voor de uitwisseling van relevante technische informatie. Formulier N wordt gebruikt voor een verzoek om bewijsverkrijging via videoconferentie en voor de inwilliging van een dergelijk verzoek. Elk EU-land heeft echter zijn eigen procesrecht op dit gebied, zodat de nadere regels betreffende de procedure verschillen naargelang het recht van het land dat een verzoek om samenwerking ontvangt.
Om het voor de rechterlijke autoriteiten in de verschillende EU-landen gemakkelijker te maken om samen te werken en ten volle gebruik te maken van videoconferenties voor de bewijsverkrijging in andere EU-landen, zijn er in het kader van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken (EJN-civiel) een reeks informatiebladen opgesteld. Deze informatiebladen bevatten praktische informatie over regels, procedures en technische voorzieningen in de verschillende EU-landen.
Klik op de vlag van het betrokken land voor gedetailleerde informatie.
Link
Deze pagina wordt beheerd door de Europese Commissie. De informatie op deze pagina geeft niet noodzakelijk het officiële standpunt van de Europese Commissie weer. De Commissie aanvaardt geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens waarnaar in dit document wordt verwezen. Gelieve de juridische mededeling te raadplegen voor de auteursrechtelijke regeling voor Europese pagina's.
Na een wijziging van Wet nr. 99/1963 (wetboek van burgerlijke rechtsvordering (občanského soudního řád)), zoals laatstelijk gewijzigd, die sinds september 2017 van kracht is, wordt het gebruik van videoconferentie-apparatuur in civiele procedures rechtstreeks door deze wet geregeld. In artikel 102 bis van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering is uitdrukkelijk bepaald dat een rechtbank, op verzoek van een partij of wanneer dit nuttig wordt geacht, verhoren mag uitvoeren via videoconferentie. Videoconferentie kan met name ingezet worden om de aanwezigheid van een partij of een tolk bij een zitting mogelijk te maken of om een getuige, deskundige of partij te ondervragen.
Deze kwestie wordt verder geregeld in artikel 10 bis van de Instructie nr. 505/2001 van het ministerie van Justitie ter vaststelling van het huishoudelijk en administratief reglement van de arrondissementsrechtbanken, de regionale gerechten en de hogere gerechten (Instrukce Ministerstva spravedlnosti č. 505/2001 Org., kterou se vydává vnitřní a kancelářský řád pro okresní, krajské a vrchní soudy).
In de wet wordt uitdrukkelijk voorzien in het ondervragen van getuigen, deskundigen en partijen. De betrokken categorieën personen worden echter niet vooraf beperkt. Het is mogelijk ook andere personen, zoals tolken, via een videoconferentie aan een zitting te laten deelnemen. Beperkingen zijn mogelijk om redenen van doelmatigheid of op verzoek van een partij.
De wet bevat geen algemene beperkingen. Een beperking kan echter het gevolg zijn van de specifieke omstandigheden van een zaak (bv. technische haalbaarheid).
Als de voorzittende (alleensprekende) rechter taken uitvoert met behulp van een videoconferentie, moet in de oproeping ook de plaats en het tijdstip van de videoconferentie worden vermeld. Het is daarom niet uitgesloten andere ruimten te gebruiken die geschikt zijn voor dergelijke taken, zoals de ruimte waar een deskundige of getuige zich bevindt (bv. een ziekenhuis of laboratorium).
Het is echter belangrijk dat de rechtbankfunctionarissen die door de voorzittende (alleensprekende) rechter met de uitvoering van deze taken zijn belast, de identiteit van de bij de taak betrokken persoon controleren. Het is de bedoeling dat een persoon gewoonlijk in de rechtbank, de gevangenis of een gezondheidszorginstelling wordt ondervraagd.
In de wet is bepaald dat er altijd een audiovisuele opname moet worden gemaakt, wanneer een taak via een videoconferentie wordt uitgevoerd. Als er naast de opname ook een verslag wordt opgesteld, hoeft degene op wie de taak betrekking heeft, het verslag niet te ondertekenen.
Indien de getuige de taal van de procedure niet spreekt, heeft hij of zij recht op een tolk overeenkomstig artikel 37, lid 4, van Constitutionele wet nr. 2/1993 (handvest van fundamentele rechten en vrijheden (Listina základních práv a svobod)). Volgens artikel 18, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering moet de rechtbank, wanneer de noodzaak hiertoe zich tijdens de procedure voordoet, een tolk aanstellen voor iedere partij van wie het Tsjechisch niet de moedertaal is.
Volgens artikel 18, leden 1 en 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering moet de rechtbank de partijen gelijke mogelijkheden bieden om hun rechten uit te oefenen en, wanneer de noodzaak hiertoe zich tijdens de procedure voordoet, een tolk aanstellen voor iedere partij van wie het Tsjechisch niet de moedertaal is.
De aanwezigheid van een tolk kan met behulp van videoconferentieapparatuur worden geregeld. De tolk hoeft dus fysiek niet op dezelfde plaats aanwezig te zijn als de ondervraagde persoon.
De rechtbank moet een persoon oproepen overeenkomstig artikel 51 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Voor zover deze wet of de bijzondere wetgeving inzake oproepingen geen aanvullende eisen stelt, moet de oproeping de volgende informatie bevatten: de naam van de zaak waarvoor de persoon wordt opgeroepen, het doel, de plaats en het aanvangstijdstip van de procedure, de reden voor de oproeping, de hoedanigheid waarin de persoon in de procedure wordt opgeroepen, de verplichtingen van de opgeroepen persoon en, in voorkomend geval, de verwachte duur van de procedure. Als er videoconferentie-apparatuur wordt gebruikt bij een zitting, krijgt de opgeroepen persoon te horen waar en wanneer hij of zij zich moet melden.
De oproeping kan op papier of langs elektronische weg worden betekend en in spoedgevallen eveneens telefonisch of per fax worden meegedeeld.
Indien een getuige of deskundige via een videoconferentie moet worden ondervraagd en de te ondervragen persoon zich moet melden in een district dat onder de bevoegdheid van een andere rechtbank valt, is die rechtbank verantwoordelijk voor de oproeping. De verzoekende rechtbank vraagt de andere rechtbank deze taak uit te voeren. Volgens artikel 115, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering moet de oproeping zodanig aan de partijen worden betekend dat zij voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden. Dit is in de regel ten minste tien dagen vóór de datum waarop de zitting plaatsvindt, indien deze niet wordt voorafgegaan door een voorbereidende zitting.
Het gebruik van videoconferenties brengt kosten voor gegevensoverdracht met zich mee. Deze kosten komen voor rekening van de verzoekende rechtbank die het initiatief neemt voor de videoconferentie.
Overeenkomstig artikel 126, lid 1, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering is iedere natuurlijke persoon die geen partij in de procedure is, verplicht om voor de rechter te verschijnen, wanneer hij of zij is opgeroepen en een getuigenverklaring af te leggen. De getuige mag alleen weigeren om te getuigen, als hij/zij zichzelf of zijn/haar verwanten door het afleggen van een verklaring zou blootstellen aan het risico van strafvervolging. De verschenen persoon heeft het recht om te zwijgen. Getuigen worden altijd voorafgaand aan de zitting geïnformeerd over het belang van hun verklaring, hun rechten en plichten en de strafrechtelijke gevolgen van het afleggen van een valse getuigenverklaring.
Op grond van artikel 126, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering is de rechtbank verplicht om aan het begin van het verhoor de identiteit van de getuige vast te stellen. Dit gebeurt meestal door de getuige te vragen zijn of haar identiteitskaart of paspoort te tonen.
Wanneer een verhoor via videoconferentie wordt afgenomen, moet de rechtbankfunctionaris die door de voorzittende (alleensprekende) rechter met de uitvoering van deze taak is belast, de identiteit van de te ondervragen persoon te controleren. Als de voorzittende (alleensprekende) rechter hiervoor toestemming geeft, mag de identiteit van de ondervraagde persoon ook worden gecontroleerd op de plaats waar deze zich bevindt door een functionaris van een rechtbank, een gevangenis of een detentie-inrichting, mits die taak aan deze functionaris is toevertrouwd.
Overeenkomstig artikel 104, lid 2, van Wet nr. 91/2012 inzake het internationaal privaatrecht (Zákon č. 91/2012 Sb., o mezinárodním právu soukromém) is het op verzoek van een buitenlandse autoriteit eveneens mogelijk om getuigen, deskundigen en partijen onder ede te verhoren. De getuigen en partijen in de procedure leggen de volgende eed af: “Ik zweer om op alle vragen die het gerecht mij stelt, een volledig en waarheidsgetrouw antwoord te geven en niets te verzwijgen.” De eed van deskundigen is als volgt: “Ik zweer om naar eer en geweten en met kennis van zaken een deskundigenrapport te verstrekken.” Als de eed achteraf wordt afgelegd, wordt de formulering dienovereenkomstig aangepast.
De concrete maatregelen worden tijdens de voorbereiding van de videoconferentie overeengekomen, zodat deze voldoen aan de behoeften van de verzoekende en de aangezochte rechtbank.
De concrete maatregelen worden tijdens de voorbereiding van de videoconferentie overeengekomen, zodat deze voldoen aan de behoeften van de verzoekende en de aangezochte rechtbank.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Ja, het is mogelijk om over te gaan tot een handeling voor het verkrijgen van bewijs via videoconferentie. Krachtens artikel 20, lid 1 van Verordening (EU) 2020/1783 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (herschikking), verricht het verzoekende gerecht de bewijsverkrijging via videoconferentie of andere technologie voor communicatie op afstand, op voorwaarde dat dergelijke technologie voor het gerecht beschikbaar is en het gerecht van mening is dat het gebruik ervan in de specifieke omstandigheden van de zaak wenselijk is. De Estse rechtbanken beschikken over de apparatuur die nodig is om videoconferenties te houden. Ingevolge artikel 15, lid 6, van het Ests Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (WRv) (Tsiviilkohtumenetluse seadustik, hier online te raadplegen) zijn de bepalingen van het WRv van toepassing als de rechtbank van een lidstaat van de Europese Unie Estland om hulp vraagt bij het verkrijgen van bewijs, voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met Verordening (EU) 2020/1783 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (herschikking). In artikel 15, lid 5, WRv is bepaald dat, voor zover bij wet of een verdrag niet anders is bepaald, een Estse rechtbank op verzoek van een buitenlandse rechtbank juridische bijstand biedt bij de verrichting van een procedurehandeling indien de verzochte handeling krachtens de Estse wetgeving onder het rechtsgebied van de Estse rechtbank valt en niet wettelijk is verboden. Een procedurehandeling kan ook overeenkomstig vreemd recht worden verricht, mits dit noodzakelijk is voor de procedure in de buitenlandse staat en het belang van de partijen bij de procedure niet schaadt. Rechtszaken of zittingen met deelname op afstand vallen onder artikel 350 WRv. Er gelden geen specifieke bepalingen of beperkingen met betrekking tot het organiseren van een videoconferentie krachtens Verordening (EU) 2020/1783, ook niet voor de rechtstreekse organisatie van rechtszaken of zittingen met deelname op afstand via een videoconferentie door het verzoekende gerecht van een andere lidstaat overeenkomstig artikel 20 van de verordening.
Overeenkomstig artikel 350, lid 1, WRv kunnen partijen bij een rechtszaak of zitting met deelname op afstand in real time procedurehandelingen verrichten, dat wil zeggen dat zij een verklaring onder ede kunnen afleggen of, tijdens een procedure van vrijwillige rechtspraak, een verklaring kunnen afleggen zonder onder ede te staan. Krachtens artikel 350, lid 2, is het ook mogelijk om een getuige of een deskundige te horen in het kader van een rechtszaak of zitting met deelname op afstand.
Dat wil zeggen dat een partij bij een procedure in het kader van een rechtszaak of zitting met deelname op afstand een verklaring onder ede kan afleggen, of tijdens een procedure van vrijwillige rechtspraak een verklaring kan afleggen zonder onder ede te staan. Het is ook mogelijk om een getuige of deskundige te horen in het kader van een rechtszaak of zitting met deelname op afstand.
Zie het antwoord op de vorige vraag.
Overeenkomstig artikel 350, lid 1, WRv kan de rechtbank een rechtszaak of zitting met deelname op afstand zodanig organiseren dat een partij bij de procedure of zijn vertegenwoordiger of adviseur zich tijdens de zitting op een andere plek bevindt en in real time procedurehandelingen kan verrichten vanaf deze plek.
De rechtbank kan de rechtszaak of zitting met deelname op afstand derhalve zodanig organiseren dat de te horen persoon niet in de rechtbank aanwezig hoeft te zijn.
Ja, de zittingen kunnen worden geregistreerd. De registratie geschiedt volgens de bepalingen van artikel 52 of artikel 42 WRv. De door de rechtbanken gebruikte technologie voor verhoren op afstand maakt het mogelijk om zittingen te registreren krachtens artikel 52 WRv.
Overeenkomstig artikel 32, lid 1, WRv is het Ests de taal voor de procedure en de werkzaamheden van de rechtbanken in Estland. Overeenkomstig artikel 32, lid 2, WRv worden de processen-verbaal van de zittingen en andere procedurehandelingen in het Ests opgesteld. In het geval van tijdens de zitting afgelegde (getuigen)verklaringen in een andere taal kan de rechtbank deze in de originele taal toevoegen aan de processen-verbaal, samen met de vertaling in het Ests, mits dit nodig is om de inhoud ervan precies weer te geven. Het WRv bevat geen bijzondere voorschriften met betrekking tot de te gebruiken taal bij het afnemen van (getuigen)verklaringen naar aanleiding van een verzoek van een rechtbank van een andere lidstaat uit hoofde van Verordening (EU) 2020/1783 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (herschikking).
In artikel 34, lid 1, WRv is bepaald dat in het geval een partij bij de procedure het Ests niet machtig is en tijdens de procedure geen juridische bijstand heeft, de rechtbank, waar mogelijk, ofwel op verzoek van die partij ofwel op eigen initiatief, een beroep kan doen op een tolk. De aanwezigheid van een tolk is niet verplicht als de verklaringen van de partij bij de procedure begrijpelijk zijn voor de rechtbank en voor de andere partijen. Indien de rechtbank er niet direct voor kan zorgen dat er een tolk aanwezig is, geeft zij een beschikking af waarin de partij bij de procedure die de tolk nodig heeft wordt verzocht om binnen de termijn die de rechtbank voorschrijft een tolk of vertegenwoordiger te vinden die de Estse taal beheerst (artikel 34, lid 2, WRv). Het WRv bevat geen bijzondere voorschriften met betrekking tot de plaats waar de tolk zich dient te bevinden tijdens de bewijsverkrijging krachtens de verordening.
Overeenkomstig artikel 343, lid 1, WRv betekent de rechtbank oproepen aan de partijen bij de procedure en aan de andere personen die dienen te verschijnen op de zitting om ze in kennis te stellen van de datum en de plaats van de zitting. Overeenkomstig artikel 343, lid 2, WRv dient er een periode van minstens tien dagen te zitten tussen de datum waarop de oproep wordt betekend en de zittingsdatum. Indien de partijen bij de procedure hiermee instemmen, kan deze termijn worden ingekort.
In artikel 22 van Verordening (EU) 2020/1783 is uiteengezet hoe de kosten in verband met bewijsverkrijging worden verdeeld. Overeenkomstig artikel 15, lid 4, WRv is het niet aan de verzoekende rechtbank de kosten van de procedurehandeling te betalen. De rechtbank die de procedurehandeling verricht stelt de verzoekende rechtbank in kennis van de kosten, die worden geboekt als kosten in verband met de te beoordelen zaak. Als noodzakelijke procedurekosten worden de kosten in verband met bewijsverkrijging verdeeld op grond van artikel 148, lid 1, WRv, waarin is bepaald dat de partij bij de procedure die het verzoek heeft ingediend dat aanleiding geeft tot de procedurekosten, deze vooraf betaalt conform de instructies van de rechtbank, tenzij de rechtbank anders beslist. Indien het verzoek door beide partijen wordt ingediend of indien er getuigen of deskundigen worden opgeroepen of indien het onderzoek op initiatief van de rechtbank wordt uitgevoerd, nemen de partijen de kosten in gelijke delen op zich. Daar de rechtbanken zijn uitgerust met videoconferentie-apparatuur, zijn er geen extra kosten.
Op grond van artikel 19, lid 2, van de verordening worden de betrokken personen ervan in kennis gesteld dat rechtstreekse bewijsverkrijging door een verzoekend gerecht vrijwillig plaatsvindt.
Overeenkomstig artikel 347, lid 2, punt 1, WRv controleert de rechtbank aan het begin van een zitting de aanwezigheid en identiteit van de opgeroepen personen. Het WRv voorziet niet in nadere bepalingen om de identiteit van personen te controleren tijdens een zitting. De rechtbank dient de identiteit van de opgeroepen personen te controleren. Hiertoe controleert de rechtbank bijvoorbeeld een identiteitsbewijs met een foto van de opgeroepen persoon. De identiteit van een persoon die via een videoconferentie wordt gehoord, kan bijvoorbeeld worden vastgesteld aan de hand van een kopie van een document dat vooraf aan de rechtbank is voorgelegd.
Overeenkomstig artikel 269, lid 2, WRv dienen partijen bij de procedure de volgende eed af te leggen voordat ze een verklaring kunnen doen:
“Ik, ondergetekende, bevestig naar eer en geweten dat ik met betrekking tot deze zaak de gehele waarheid zal spreken, zonder zaken te verzwijgen, toe te voegen of aan te passen.” De partijen bij de procedure leggen mondeling de eed af en ondertekenen een kopie van de tekst van de eed.
Overeenkomstig artikel 36, lid 1, WRv leggen personen die het Ests niet machtig zijn de eed af in een taal die zij beheersen. Overeenkomstig artikel 36, lid 2, dient de handtekening te worden aangebracht op de Estse tekst van de eed, die vóór ondertekening rechtstreeks ten behoeve van de desbetreffende persoon wordt vertaald.
Ingevolge artikel 262, lid 1, tweede zin, WRv moet de rechtbank vóór het afleggen van een getuigenverklaring melden dat de getuige verplicht is de waarheid te spreken en moet zij de getuige de inhoud van de artikelen 256 tot en met 259 WRv toelichten. Overeenkomstig artikel 303, lid 5, WRv zijn de bepalingen die van toepassing zijn op het verhoren van getuigen eveneens van toepassing op deskundigen. Deskundigen die geen gerechtelijk deskundigen of geregistreerde particuliere deskundigen zijn, worden er vóór het indienen van hun deskundigenadvies voor gewaarschuwd niet opzettelijk een onjuist advies af te geven. Ter bevestiging hiervan dienen de deskundigen het proces-verbaal van de zitting of een kopie van de tekst van de waarschuwing te ondertekenen. De ondertekende waarschuwing wordt samen met het deskundigenadvies overgelegd aan de rechtbank.
Krachtens artikel 350, lid 3, WRv dienen bij rechtszaken of zittingen met deelname op afstand de rechten van alle partijen bij de procedure om verklaringen af te leggen en verzoeken in te dienen, en om hun standpunten te geven over verklaringen en verzoeken van andere partijen, te worden gewaarborgd, en moeten ook de andere omstandigheden in verband met de zitting op een technisch gezien veilige wijze worden gewaarborgd met het oog op de goede overbrenging van beeld en geluid van de plaats waar de partij zich bevindt naar de rechtbank en omgekeerd.
In iedere rechtbank is een werknemer van het centrum van registers en informatiesystemen als lokale IT-specialist aanwezig, die ervoor zorgt dat de videoconferentie-apparatuur goed werkt en dat technische problemen worden opgelost.
Op de verzoekformulieren staat welke informatie er dient te worden verstrekt. De aard van aanvullende informatie waar om wordt gevraagd, hangt af van de omstandigheden van de zaak.
Overeenkomstig artikel 32, lid 1, WRv is het Ests de taal voor de procedure en de werkzaamheden van de rechtbanken in Estland. Overeenkomstig artikel 32, lid 2, WRv worden de processen-verbaal van de zittingen en andere procedurehandelingen in het Ests opgesteld. In het geval van tijdens de zitting afgelegde (getuigen)verklaringen in een andere taal kan de rechtbank deze in de originele taal toevoegen aan de processen-verbaal, samen met de vertaling in het Ests, mits dit nodig is om de inhoud ervan precies weer te geven. Waar het de te gebruiken taal in verband met het afnemen van (getuigen)verklaringen betreft, bevat het WRv geen bijzondere voorschriften krachtens Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (herschikking).
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Ja, dit is in beide gevallen mogelijk. Uit hoofde van artikel 12, lid 2, van Verordening (EU) 2020/1783 vindt bewijsverkrijging via videoconferentie plaats volgens het nationale recht van het aangezochte gerecht (in Griekenland: Presidentieel Decreet (Προεδρικό Διάταγμα) 142/2013 en artikel 393, lid 3, van het Griekse wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Κώδικας Πολιτικής Δικονομίας)), terwijl overeenkomstig lid 3 van hetzelfde artikel het verzoekende gerecht kan vragen dat het verzoek wordt uitgevoerd volgens een bijzondere procedure waarin wordt voorzien door zijn nationale recht; het aangezochte gerecht voert het verzoek dan uit volgens de bijzondere procedure, tenzij dat niet verenigbaar zou zijn met het nationale recht of het dat niet kan doen wegens grote praktische moeilijkheden.
Er zijn geen beperkingen op dit gebied. Alle deelnemers aan het proces kunnen via videoconferentie worden verhoord.
Op dit punt gelden er geen beperkingen, behalve voor het registreren van de videoconferentie met beeld (artikel 2, lid 3, van Presidentieel Decreet 142/2013).
Het verhoor kan plaatsvinden in een ruimte (rechtszaal of ruimte binnen het gerecht) met de nodige voorzieningen, die is gecertificeerd bij een beslissing van het hoofd van de rechtbank waarvan de minister van Justitie op de hoogte is gesteld, of in een ruimte van de Griekse consulaire autoriteit in het buitenland.
Het registreren van verhoren via videoconferentie is toegestaan en beschikbaar, met geluid en zonder beeld, en de processen-verbaal van de videoconferenties worden bewaard bij de griffie van de rechtbank of de Griekse consulaire autoriteit in het buitenland.
a) de procedure vindt plaats in het Grieks en, indien nodig, in aanwezigheid van een tolk; b) de procedure vindt plaats in de taal van het verzoekende gerecht, met gelijktijdige vertaling in het Grieks door een tolk.
Elke partij is verantwoordelijk voor het vinden en vergoeden van een tolk wanneer de getuige, partij of deskundige die wordt voorgesteld voor verhoor per videoconferentie, het Grieks niet machtig is. De tolken moeten zich in dezelfde zaal bevinden als de rechter die belast is met de videoconferentieprocedure of als het hoofd van de Griekse consulaire autoriteit in het buitenland.
In beide gevallen wordt de wijze waarop het verhoor plaatsvindt, bepaald in overleg tussen de bevoegde rechters van het verzoekende gerecht en het aangezochte gerecht, met behulp van elk passend communicatiemiddel, zoals telefoon, e-mail en fax.
Contacten over praktische zaken in verband met de planning en het verloop van de videoconferentie vinden plaats op initiatief van de bevoegde medewerkers van de rechtbanken en, met alle passende middelen, onder toezicht van de voornoemde bevoegde rechters.
In het kader van voornoemd overleg tussen de bevoegde rechters stelt de rechter van het aangezochte gerecht de te verhoren persoon tijdig op de hoogte van tijd en plaats van het verhoor, overeenkomstig de bepalingen van het recht van de plaats van uitvoering, zodat het verhoor kan plaatsvinden.
Elke partij is verantwoordelijk voor het vinden en vergoeden van een tolk wanneer de getuige, partij of deskundige die wordt voorgesteld voor verhoor per videoconferentie, het Grieks niet machtig is. De partij betaalt de vergoedingen direct aan de tolk.
Hij of zij wordt hiervan op de hoogte gesteld door de bevoegde rechter van het aangezochte gerecht.
De rechter die de zitting leidt, controleert de identiteit van de te verhoren persoon. Voor de identificatie van een persoon die niet ter plaatse is, wordt de rechter bijgestaan door de griffier of de door de consul gemachtigde persoon.
De rechter die de zitting leidt, vraagt de gehoorde getuige, deskundige enz. of hij of zij de eed of de belofte af wenst te leggen. Hetzelfde geldt voor de tolk, voordat die zijn of haar taak uitvoert.
Er moeten vóór en na de videoconferentie medewerkers van de rechtbank aanwezig zijn.
Er is geen aanvullende informatie nodig.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
In het algemeen geldt: als het nationale recht van de lidstaat waar de procedure plaatsvindt, voorziet in de mogelijkheid om zittingen in burgerlijke of handelszaken te registreren, zijn op zittingen die worden gehouden door middel van videoconferentie of andere communicatietechnologieën op afstand, dezelfde regels van toepassing. In dergelijke gevallen moeten de partijen in kennis worden gesteld van de desbetreffende bepalingen en, in voorkomend geval, van de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de registratie. De registraties moeten op een veilige manier worden uitgevoerd en opgeslagen en er moet voor worden gezorgd dat zij niet openbaar worden gemaakt.
Het gebruik van videoconferenties of technologieën voor communicatie op afstand is facultatief. Videoconferenties zijn bedoeld om hoorzittingen in burgerlijke en handelszaken en in strafzaken met grensoverschrijdende betrokkenheid te vergemakkelijken (deze zittingen vallen onder artikel 6 van de Verordening (EU) 2023/2844 betreffende digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking).
Dit kan op twee manieren.
Wet- en regelgeving:
Gevallen waarin Spanje verzoekt om medewerking van een buitenlandse autoriteit
In deze gevallen heeft wet 29/2015 een aanvullende functie overeenkomstig het beginsel van voorrang van het Unierecht, op grond waarvan prioriteit wordt gegeven aan de regels van de Europese Unie op dit gebied en aan de internationale verdragen en overeenkomsten waarbij Spanje partij is. Op het gebied van internationale juridische samenwerking in burgerlijke zaken kunnen de Spaanse autoriteiten samenwerken met buitenlandse autoriteiten. Wederkerigheid is niet vereist, maar de regering kan bij koninklijk besluit beslissen dat de Spaanse autoriteiten niet samenwerken met de autoriteiten van een buitenlandse staat als deze samenwerking herhaaldelijk is geweigerd of indien deze verboden is door de autoriteiten van die staat.
De bevoegdheid van de Spaanse rechtbanken om op directe wijze te communiceren
De wetgeving van elke betrokken staat wordt altijd geëerbiedigd. Onder directe gerechtelijke communicatie wordt verstaan communicatie zonder tussenpersonen tussen nationale en buitenlandse rechtbanken. Dergelijke communicatie mag de onafhankelijkheid van de betrokken rechtbanken en de rechten van de partijen om zich te verdedigen niet beïnvloeden of in gevaar brengen.
De Spaanse autoriteiten weigeren verzoeken om internationale juridische samenwerking in burgerlijke zaken als:
In procedures in burgerlijke of handelszaken waarbij een partij of haar vertegenwoordiger in een andere lidstaat aanwezig is, beslist de bevoegde autoriteit over de deelname van de partijen en hun vertegenwoordigers aan een zitting per videoconferentie of met behulp van andere technologieën voor communicatie op afstand, rekening houdend met:
Er zijn geen beperkingen met betrekking tot de deelname van partijen aan de procedure of van andere personen die bewijs aandragen, ongeacht of het gaat om getuigen of deskundigen. De kwestie of de bewijselementen passend zijn en welke informatie aan deskundigen wordt verstrekt, behoort tot de beoordelingsvrijheid van de rechter.
De bevoegde autoriteit die de zitting organiseert, waarborgt de toegankelijkheid voor alle partijen en hun vertegenwoordigers, met inbegrip van personen met een handicap.
Wanneer een kind op grond van het nationale recht deelneemt aan procedures in burgerlijke of handelszaken, met name als partij, moet het aan de zitting kunnen deelnemen per videoconferentie of door middel van een andere technologie voor communicatie op afstand, rekening houdend met de procedurele rechten van het kind. Indien het kind betrokken is bij procedures met het oog op bewijsverkrijging in burgerlijke of handelszaken, bijvoorbeeld wanneer het kind als getuige moet worden gehoord, kan het ook worden gehoord met behulp van videoconferentie of een andere technologie voor communicatie op afstand, overeenkomstig Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging).
De beperkingen, die altijd een uitzonderlijk karakter hebben en moeten worden vastgesteld bij een gemotiveerde rechterlijke beslissing waarin de evenredigheid ervan wordt beoordeeld, hebben betrekking op de gevallen waarin “de verzochte rechtstreekse bewijsverkrijging in strijd is met fundamentele rechtsbeginselen in zijn lidstaat”, artikel 19, lid 7, van Verordening (EU) 2020/1783.
De procedure voor het openen en houden van een zitting per videoconferentie of met behulp van andere technologieën voor communicatie op afstand wordt in burgerlijke en handelszaken geregeld door het nationale recht van de lidstaat waar de procedure plaatsvindt. Om te beslissen of de deelname van de partijen en hun vertegenwoordigers aan een zitting per videoconferentie wordt toegestaan, moet de bevoegde autoriteit een passende methode kiezen om de standpunten van de partijen te onderzoeken overeenkomstig het nationale procesrecht.
Het verhoor moet plaatsvinden in de rechtbank van het rechtsgebied waar de procedure loopt en het bewijs wordt ingediend in een openbare of, in uitzonderingsgevallen, een besloten zitting. Er zijn geen beperkingen met betrekking tot de plaats waar de persoon zich moet bevinden die deelneemt aan de procedure via videoconferentie “of andere technologie voor communicatie op afstand, op voorwaarde dat dergelijke technologie voor het gerecht beschikbaar is en het gerecht van mening is dat het gebruik ervan in de specifieke omstandigheden van de zaak wenselijk is” (artikel 20, lid 1, laatste deel, van Verordening (EU) 2020/1783). De referendaris van de rechterlijke macht van de rechtbank waar de procedure wordt gevoerd, moet in de rechtbank de identiteit van de personen die via videoconferentie deelnemen, bevestigen door de identiteitsdocumenten van tevoren voor te leggen of direct te tonen of door persoonlijke kennis.
Ja, dat klopt. Bovendien moeten zij worden opgenomen, onder voorbehoud van de bij de vorige vraag vermelde precisering (artikel 20, lid 1, laatste deel, van Verordening (EU) 2020/1783).
Conform artikel 147 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering wordt de mondelinge fase van de zittingen en comparities opgenomen op een drager die het mogelijk maakt om beeld en geluid te reproduceren. Alle rechtbanken in Spanje hebben audiovisuele apparatuur voor het registreren van processen en hoorzittingen. De gebruikte fysieke drager is een dvd, die vervolgens wordt bewaard door de betrokken referendaris. De partijen kunnen verzoeken om op eigen kosten een kopie toegestuurd te krijgen.
Onverminderd de specifieke bepalingen inzake het gebruik van videoconferenties zoals bepaald in de Verordening (EG) nr. 861/2007, Verordening (EU) nr. 655/2014 en Verordening (EU) 2020/1783, wordt de procedure voor het houden van een zitting per videoconferentie geregeld door het nationale recht van de lidstaat waar de zitting plaatsvindt.
Indien een Spaanse rechtbank tussenbeide komt, lijkt het noodzakelijk om voor de procedure en de behandeling van dossiers de Spaanse taal te gebruiken, tenzij een van de andere officiële talen van bepaalde rechtsgebieden kan worden aanvaard (Galicië, Catalonië, Valencia en Baskenland), mits de personen die via videoconferentie worden gehoord deze talen kennen en zich hierin uit wensen te drukken.
In burgerlijke zaken kunnen tolken/vertalers worden gebruikt, zowel tijdens de procedure als daarna om akten te vertalen. Indien de tolken/vertalers niet worden geleverd door de partij die daarom verzoekt, zal de rechterlijke macht daar zelf voor zorgen; deze taak is ook gedelegeerd aan bepaalde autonome gemeenschappen. In bepaalde gevallen worden deze diensten verleend door het ministerie van Justitie. De kosten voor het verlenen van deze diensten kunnen voor rekening komen van de partij die wordt veroordeeld in de proceskosten en worden aangepast indien deze partij recht heeft op rechtsbijstand van overheidswege.
Om er effectief voor te zorgen dat de bewijselementen tijdens de procedure kunnen worden onderzocht en weerlegd, kan de tolk zich tijdens de zitting in de rechtbank bevinden dan wel op de plaats waar de persoon via videoconferentie wordt gehoord.
De tolk wordt in ieder geval gevraagd de eed af te leggen of te beloven om de waarheid te spreken en om tijdens de uitvoering van zijn taken zo objectief mogelijk te handelen.
Artikel 22 van Verordening (EU) 2020/1783 biedt het aangezochte gerecht de mogelijkheid te verzoeken om terugbetaling van heffingen of kosten, met inbegrip van tolkkosten.
De interne procedure die moet worden gevolgd om over te gaan tot een verhoor in het geval dat is bedoeld in artikel 10 van de verordening, is vastgesteld in de artikelen 301 en volgende van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering wat betreft het verhoor van de partijen, in de artikelen 360 en volgende wat betreft het verhoor van getuigen en in de artikelen 335 en volgende wat betreft het uitbrengen van deskundigenverslagen en het indienen ervan met het oog op de toepassing van het beginsel van hoor en wederhoor in een openbare zitting.
Onverminderd de specifieke bepalingen inzake het gebruik van videoconferenties zoals bepaald in de Verordening (EG) nr. 861/2007, Verordening (EU) nr. 655/2014 en Verordening (EU) 2020/1783, wordt de procedure voor het houden van een zitting per videoconferentie geregeld door het nationale recht van de lidstaat waar de zitting plaatsvindt.
Wanneer een autoriteit verzoekt om deelname van een persoon met het oog op bewijsverkrijging in burgerlijke of handelszaken, moet de deelname van die persoon aan de zitting per videoconferentie of met behulp van andere technologieën voor communicatie op afstand worden geregeld overeenkomstig de verordening betreffende bewijsverkrijging.
Videoconferenties of andere technologieën voor communicatie op afstand die in burgerlijke, handels- of strafrechtelijke procedures worden gebruikt, moeten geschikt zijn voor het gebruik van tolkdiensten.
In principe is de videoconferentie kosteloos, maar indien belanghebbende partijen een kopie van de registratie wensen te ontvangen, moeten zij een informatiedrager verstrekken of de desbetreffende kosten dragen.
Artikel 22 van Verordening (EU) 2020/1783 biedt het aangezochte gerecht de mogelijkheid te verzoeken om terugbetaling van heffingen of kosten, met inbegrip van tolkkosten.
Dit gebeurt onder toezicht van de Spaanse rechtbank.
Videoconferenties of technologieën voor communicatie op afstand moeten de bevoegde autoriteit in staat stellen de identiteit van de te horen personen te authenticeren en visuele, audio- en mondelinge communicatie tijdens de zitting mogelijk te maken. De gebruikte technologie moet voldoen aan de toepasselijke normen inzake bescherming van persoonsgegevens, vertrouwelijkheid van communicatie en gegevensbeveiliging, ongeacht het soort zitting waarvoor zij wordt gebruikt.
Een gewoon telefoongesprek mag niet worden beschouwd als een geschikte telecommunicatietechnologie voor zittingen.
De referendaris van de rechterlijke macht van de rechtbank waar de procedure wordt gevoerd, moet in de rechtbank de identiteit van de personen die via videoconferentie deelnemen, bevestigen door de identiteitsdocumenten van tevoren voor te leggen of direct te tonen of door persoonlijke kennis.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de onderstaande gevallen.
Het beheer van de audiovisuele communicatiemiddelen is van tevoren afgesproken en de diensten van de Secretaría del Decanato of van de rechterlijke instantie stellen de dag, het tijdstip en de plaats van de videoconferentie vast, waarbij zij erop toezien dat er voldoende bezetting is om het goede verloop te waarborgen. Gewoonlijk worden van tevoren tests uitgevoerd om te garanderen dat verbindingen en uitrusting correct functioneren.
Alle informatie die relevant wordt geacht om ervoor te zorgen dat de bewijsverkrijging zo correct en vlot mogelijk verloopt, met gebruikmaking van de in de bijlage opgenomen formulieren.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De wet op de burgerlijke rechtsvordering (Zakon o parničnom postupku) (Narodne Novine (NN; Staatsblad van de Republiek Kroatië, nrs. 53/91, 91/92, 58/93, 112/99, 88/01, 117/03, 88/05, 02/07, 84/08, 123/08, 57/11, 148/11, 25/13, 89/14, 70/19, 80/22 en 155/23; hierna: de ZPP) bepaalt de methode voor het verzamelen van bewijs op afstand in burgerlijke zaken. Overeenkomstig artikel 115, lid 3, ZZP kan het gerecht gelasten dat bepaalde bewijzen op afstand worden verzameld met behulp van geschikte audiovisuele apparatuur en een technologieplatform voor communicatie op afstand. Volgens artikel 115, lid 5, ZZP beslist het gerecht om bewijsmateriaal op afstand te verzamelen nadat de partijen en andere deelnemers die een terechtzitting op afstand moeten bijwonen, zich erover hebben uitgesproken.
De regels voor hoorzittingen op afstand (Pravilnik o održavanju ročišta na daljinu) (NN nr. 154/22; hierna: de regels) bepalen de regelingen voor hoorzittingen op afstand en het verzamelen van bepaalde bewijsstukken met behulp van geschikte audiovisuele apparatuur en technologieplatforms voor communicatie op afstand. Bewijs kan echter pas per videoconferentie met deelname van het gerecht worden afgenomen zodra de voor justitiële zaken bevoegde minister overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de wet tot wijziging van de wet op de burgerlijke rechtsvordering (Zakon o izmjenama i dopunama Zakona o parničnom postupku) (NN nr. 80/22) een beslissing heeft genomen waarin wordt vastgesteld dat de betrokken individuele gerechten aan de technische vereisten voor spraakopname van een hoorzitting hebben voldaan.
Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van de regels wordt onder “hoorzitting op afstand” (ročište na daljinu) verstaan een hoorzitting die met de deelnemers aan de procedure wordt gehouden met behulp van audiovisuele apparatuur en een technologieplatform voor communicatie op afstand. Overeenkomstig artikel 5, lid 6, wordt onder “deelnemers aan de procedure” (sudionici postupka) verstaan het gerecht, de partijen, interveniënten, advocaten, wettelijke vertegenwoordigers, getuigen, deskundigen en andere bij de procedure betrokken personen.
Overeenkomstig artikel 12 van de regels kan het gerecht, naast het horen van getuigen en deskundigen, tijdens een hoorzitting op afstand ander bewijs verkrijgen indien de aard van het bewijsmateriaal dit toelaat, in welk geval de partijen in de gelegenheid worden gesteld hun opmerkingen vóór of tijdens de hoorzitting in te dienen.
Artikel 7, lid 1, van de regels bepaalt dat de deelnemers aan de procedure met de rechter communiceren vanuit een zaal die is uitgerust met een technologieplatform voor communicatie op afstand, waar zij vlot met de andere deelnemers aan de procedure kunnen communiceren. Artikel 7, lid 2, bepaalt dat een deelnemer aan de procedure die, nadat hij is opgeroepen om ter zitting te verschijnen, de zitting niet op afstand kan bijwonen, de zitting in het gerechtsgebouw kan bijwonen, in welk geval hij het gerecht daarvan in kennis moet stellen voordat de zitting plaatsvindt.
Overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de wet tot wijziging van de wet op de burgerlijke rechtsvordering (NN nr. 80/22) stelt de voor justitiële zaken bevoegde minister een besluit vast waarin wordt bepaald of de betrokken individuele gerechten hebben voldaan aan de technische vereisten voor spraakopname van een hoorzitting.
De partijen en andere deelnemers aan de procedure hebben het recht om hun eigen taal te gebruiken wanneer zij deelnemen aan terechtzittingen en wanneer zij mondeling andere proceshandelingen verrichten voor het gerecht. Als de procedure niet wordt gevoerd in de taal van de partij of van andere deelnemers aan de procedure, wordt er gezorgd voor vertolking (mondelinge vertaling) in hun taal van wat er ter terechtzitting wordt aangevoerd en van de stukken die ter terechtzitting worden overgelegd.
De partijen en andere deelnemers aan de procedure worden in kennis gesteld van het recht om de mondelinge behandeling voor het gerecht in hun eigen taal te volgen met de hulp van een tolk. Zij kunnen afzien van het recht op vertolking als zij verklaren dat zij de taal waarin de procedure plaatsvindt, beheersen. In het proces-verbaal wordt vermeld dat de partijen of deelnemers op de hoogte zijn gesteld van dit recht. Ook eventuele door hen afgelegde verklaringen worden in het proces-verbaal opgenomen. De vertolking wordt verzorgd door tolken. De kosten van de vertolking komen ten laste van de betreffende partij of deelnemer.
Overeenkomstig artikel 114, lid 2, ZPP roept het gerecht zowel de partijen als alle andere personen van wie de aanwezigheid noodzakelijk wordt geacht, tijdig voor de zitting op. De dagvaarding wordt aan de partij betekend samen met het stuk dat aan de zitting ten grondslag ligt, en in de dagvaarding worden de plaats, de zaal en het tijdstip van de zitting vermeld. Indien de dagvaarding wordt betekend zonder onderliggende stukken, worden in de dagvaarding de partijen, het voorwerp van het geschil en de ter zitting te volgen handelswijze vermeld (artikel 114, lid 2, ZPP).
In geval van een hoorzitting op afstand specificeert het gerecht overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de regels in de dagvaarding voor een hoorzitting op afstand:
Wanneer het gerecht uitspraak doet over de proceskosten, zal het de partij alleen de kosten laten betalen die voor het verloop van de procedure noodzakelijk zijn geweest. Om uitspraak te doen over de noodzakelijke kosten en de hoogte ervan maakt het gerecht een zorgvuldige afweging van alle omstandigheden. Het houdt daarbij met name rekening met de regels voor de voorbereiding van de hoofdzitting, welke voorbereiding onder meer de neerlegging van de processtukken en een voorbereidende zitting omvat, gevolgd door de hoofdzitting zelf.
Wanneer een partij om onderzoeksmaatregelen verzoekt, moet zij op bevel van het gerecht, een voorschot betalen voor het dekken van de kosten die aan de bewijsverkrijging zijn verbonden. Wanneer beide partijen om bewijsverkrijging verzoeken, of wanneer het gerecht hier ambtshalve toe beveelt, beveelt het gerecht dat het benodigde bedrag voor het dekken van de kosten gelijkelijk over de twee partijen wordt verdeeld. Als het gerecht er ambtshalve toe heeft bevolen, kan het dit bedrag door slechts één partij laten betalen.
De geheel in het ongelijk gestelde partij (die de zaak verliest) moet de kosten van de andere partij en de interveniënt in de procedure betalen. De interveniënt die de in het ongelijk gestelde partij ondersteunt, draagt de kosten voor zijn of haar rechtsvorderingen.
Als de partijen elk gedeeltelijk in het gelijk zijn gesteld, bepaalt het gerecht eerst het percentage waarin elk van hen in het gelijk is gesteld en brengt het vervolgens het percentage van de “minst in het gelijk gestelde” partij in mindering op het percentage van de “meest in het gelijk gestelde” partij. Daarna wordt het bedrag vastgesteld van de verschillende kosten en de totale kosten van de “meest in het gelijk gestelde” partij in de zaak, die noodzakelijk waren voor het goede verloop van de procedure, en krijgt deze partij het deel van die totale kosten dat overeenkomt met het resterende percentage, rekening houdend met de percentages waarin de partijen in het gelijk zijn gesteld, terugbetaald. Het percentage waarin een partij in het gelijk is gesteld, wordt bepaald op basis van de ingewilligde verzoeken, rekening houdend met het overtuigende bewijsmateriaal dat is overgelegd om deze verzoeken te onderbouwen.
Getuigen worden opgeroepen bij schriftelijke dagvaarding met vermelding van hun voor- en achternaam, tijdstip en plaats, de zaak waarin zij worden opgeroepen en hun hoedanigheid van getuige. In de dagvaarding wordt getuigen gewezen op de gevolgen van ongerechtvaardigde afwezigheid en hun recht op vergoeding van gemaakte kosten. De rechter wijst getuigen erop dat zij kunnen weigeren te getuigen over wat hun door een partij in hun hoedanigheid van lasthebber is toevertrouwd, over wat een partij of een andere persoon hun heeft bekend in hun hoedanigheid van biechtafnemer, en over feiten waarvan de getuige kennis heeft gekregen als advocaat, arts of in de uitoefening van een ander ambt of beroep, wanneer hij of zij gebonden is aan een geheimhoudingsplicht ten aanzien van de informatie die hij of zij bij de uitoefening van die functie of dat beroep te weten is gekomen. Bovendien kan een getuige weigeren bepaalde vragen te beantwoorden als hij of zij daarvoor een dwingende reden heeft, in het bijzonder als zijn of haar antwoord op een dergelijke vraag hem of haar – of een bloedverwant in de rechte lijn van welke graad dan ook, een bloedverwant in de zijlijn tot de derde graad, zijn of haar echtgeno(o)t(e), een aanverwant tot de tweede graad, zelfs als het huwelijk is beëindigd, zijn of haar voogd of pleegkind, of een van zijn of haar adoptieouders of geadopteerde kinderen – zou blootstellen aan eerverlies, ernstige materiële schade of strafvervolging. De alleensprekende rechter of de voorzitter van de kamer wijst de getuige erop dat hij of zij kan weigeren antwoord te geven op de gestelde vragen.
Het gerecht zal de getuige wiens verhoor in de bewijsprocedure is voorgesteld, verzoeken het gerecht vóór het verhoor op afstand een kopie of scan te verstrekken van zijn of haar identiteitskaart of een ander document waaruit de identiteit van de te verhoren persoon blijkt, of zal de identiteit van de getuige zo mogelijk op een andere wijze vaststellen (artikel 8, lid 1, van de regels). Tijdens de hoorzitting op afstand zal het gerecht de andere deelnemers aan de procedure vragen de informatie te verstrekken die nodig is voor hun identificatie en zal, indien nodig, hun identiteit vaststellen overeenkomstig het desbetreffende lid van dit artikel (artikel 8, lid 2, van de regels). Het gerecht bepaalt via welke communicatiemiddelen de in dit artikel bedoelde informatie aan het gerecht moet worden verstrekt (artikel 8, lid 3, van de regels).
Het gerecht kan besluiten de getuige de eed te laten afleggen over de verklaringen die hij of zij heeft afgelegd, of de getuige de eed te laten afleggen voordat hij of zij wordt gehoord. De eed wordt mondeling afgelegd in de volgende bewoordingen: “Ik zweer op mijn eer dat ik de waarheid heb gesproken in elk van mijn antwoorden op de vragen van de rechtbank/het Hof en dat ik geen informatie waarvan ik wist heb weggelaten.” Getuigen die niet kunnen spreken maar wel kunnen lezen en schrijven, leggen een eed af door de tekst van de eed te ondertekenen, dove getuigen lezen de tekst van de eed voor. Dove of stomme getuigen die niet kunnen lezen of schrijven, leggen de eed af met hulp van een tolk. Als getuigen opnieuw worden ondervraagd, leggen zij de eed niet nog eens af, maar worden zij alleen herinnerd aan de eed die zij reeds hebben afgelegd. Getuigen die ten tijde van de terechtzitting minderjarig zijn of die betekenis van de eed niet kunnen begrijpen, hoeven geen eed af te leggen.
Alvorens een hoorzitting op afstand in te plannen, gaat het gerecht na of aan de technische en andere vereisten voor de hoorzitting is voldaan (artikel 11, lid 1, van de regels). Indien na het inplannen van de hoorzitting op afstand, maar voordat deze plaatsvindt, wordt vastgesteld dat de hoorzitting niet op het geplande tijdstip kan plaatsvinden, zal het gerecht de hoorzitting uitstellen en een nieuwe hoorzitting op afstand of in het gerechtsgebouw inplannen, afhankelijk van de redenen waarom de eerdere hoorzitting niet heeft plaatsgevonden (artikel 11, lid 2, van de regels). In dat geval kan de hoorzitting plaatsvinden op het geplande tijdstip in het gerechtsgebouw in plaats van op afstand, indien de omstandigheden van de zaak dit toelaten (artikel 11, lid 3, van de regels). Indien zich tijdens de hoorzitting op afstand technische problemen voordoen, tracht het gerecht deze op te lossen en de hoorzitting voort te zetten. Indien het niet mogelijk is de hoorzitting met alle deelnemers aan de procedure, maar slechts enkele van hen, voort te zetten en indien dit de bespreking voor een van de partijen niet belemmert, zal de rechter de hoorzitting voortzetten. Anders handelt het gerecht overeenkomstig lid 2 van dit artikel (artikel 11, lid 4, van de regels).
Het verzoekende gerecht wordt niet om aanvullende informatie verzocht.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Uit hoofde van wetsbesluit nr. 149 van 10 oktober 2022 voorziet de Italiaanse wetgeving in de mogelijkheid om hoorzittingen onder bepaalde omstandigheden op afstand te laten plaatsvinden via een audiovisuele verbinding (artikel 127-bis van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). In Italië kan de rechter in civiele procedures een zitting per videoconferentie gelasten die uitsluitend hoeft te worden bijgewoond door de partijen, hun advocaten, de openbaar aanklager en de hulpfunctionarissen bij het gerecht. Als er echter getuigen moeten worden gehoord, zijn deze verplicht persoonlijk in de rechtbank aanwezig te zijn. In de Italiaanse rechtbank is het gebruik van videoconferenties voor het horen van getuigen dus niet toegestaan.
Dit houdt in dat wanneer een Italiaanse rechtbank een verzoek tot bewijsverkrijging ontvangt in de zin van artikel 12 e.v. van de verordening inzake bewijsverkrijging, de getuige altijd persoonlijk in de rechtbank aanwezig moet zijn.
Als een Italiaanse rechtbank echter besluit een getuige te horen met het oog op de uitvoering van een krachtens artikel 12 e.v. van de verordening ingediend verzoek, kan het zijn dat de verzoekende rechter de hoorzitting per videoconferentie bijwoont, ook al wordt hierin niet voorzien in de nationale wetgeving waar het civiele procedures betreft; het betreft namelijk regelingen die geen inbreuk vormen op de grondbeginselen van de rechtsorde van Italië, noch op het beginsel dat het burgers vrij staat ervoor te kiezen via dergelijke middelen te worden gehoord (dwang is in Italië verboden).
In het geval van bewijsverkrijging door de gerechtelijke instantie van een andere lidstaat, kan overeenkomstig de artikelen 19 en 20 van de verordening gebruik worden gemaakt van videoconferenties, aangezien het verbod op het horen van getuigen per videoconferentie geen voorschrift uit hoofde van de procedurele openbare orde betreft.
In deze gevallen worden getuigen doorgaans per videoconferentie door de buitenlandse rechtbank gehoord zodra het verzoek is goedgekeurd door de bij het directoraat-generaal Internationale Zaken en Justitiële Samenwerking van het ministerie van Justitie ingestelde centrale autoriteit.
Zodra het verzoek is goedgekeurd, kan de buitenlandse rechtbank overgaan tot het horen van de getuige via een audiovisuele verbinding van zijn keuze, zonder enige betrokkenheid van de Italiaanse gerechtelijke instantie. Het verzoekende gerecht moet de persoon die wordt gevraagd te getuigen in ieder geval op de hoogte stellen van het feit dat de bewijsverkrijging op vrijwillige basis plaatsvindt, en mag hierbij overeenkomstig artikel 19, leden 2 en 3 van de verordening geen dwang uitoefenen.
Indien de verzoekende autoriteit of de persoon die wordt gevraagd te getuigen hierom uitdrukkelijk verzoekt, kan de videoconferentie plaatsvinden in de rechtbank, met gebruikmaking van door het Italiaanse departement voor het gevangeniswezen (DAP) ter beschikking gestelde apparatuur.
Zie het antwoord op vraag 1. In de Italiaanse rechtbank kunnen getuigen niet per videoconferentie worden gehoord. Zij kunnen echter wel worden gehoord door een buitenlandse rechtbank die om rechtstreekse bewijsverkrijging heeft verzocht.
Ook de partijen en technisch adviseurs kunnen per videoconferentie worden gehoord overeenkomstig de procedures uit hoofde van artikel 127 bis van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering en artikel 196 duodecies van de uitvoeringsbepalingen van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, onder meer door Italiaanse rechters.
Er gelden geen beperkingen voor het soort bewijs dat per videoconferentie kan worden verkregen.
Zie het antwoord op vraag 1. Met name omdat, zoals hierboven aangegeven, het gebruik van videoconferenties alleen in het geval van rechtstreekse bewijsverkrijging is toegestaan, is het aan het verzoekende gerecht de specifieke regelingen te kiezen. Er gelden geen beperkingen en de betreffende persoon kan ook vanuit zijn of haar huis worden gehoord; de Italiaanse overheid kan op specifiek verzoek echter een ruimte in de rechtbank en apparatuur van het departement voor het gevangeniswezen (DAP) ter beschikking stellen.
Het opnemen van zittingen per videoconferentie is over het algemeen niet toegestaan (artikel 196 duodecies van de uitvoeringsbepalingen van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). Als een opname volgens de wetgeving in de lidstaat waar de procedure plaatsvindt echter noodzakelijk is, kan het verzoekende gerecht gemachtigd zijn de zitting op te nemen met behulp van de aan hem ter beschikking staande middelen. Audio-opnamen van zittingen met betrekking tot werk en sociale zekerheid zijn altijd toegestaan (artikel 422 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). In gevallen waarin de buitenlandse rechtbank overgaat tot rechtstreekse bewijsverkrijging, is een opname geoorloofd wanneer het rechtssysteem van de verzoekende instantie dit toestaat.
a) De Italiaanse rechtbanken houden hun zittingen in het Italiaans en verzamelen het bewijs in die taal; er kan eventueel een tolk worden ingeschakeld, maar de daaraan verbonden kosten komen voor rekening van de bij de procedure betrokken partijen in de verzoekende lidstaat.
b) De rechtbank van de verzoekende lidstaat maakt gebruik van de taal waarin zijn rechtsstelsel is opgesteld, en schakelt zo nodig een tolk in.
Zie punt 6.
a) In zaken die onder artikel 12 e.v. van de verordening vallen, is het aan de rechtbank de zitting te organiseren, maar is het aan de partijen die bewijs willen verkrijgen het oproepen van getuigen te regelen.
b) In zaken die onder artikel 19 e.v. van de verordening vallen, moeten de partijen de namen vermelden van de personen die per videoconferentie zullen worden gehoord, alsook de plaats, de datum en het tijdstip zoals door de rechtbank vastgesteld, de verbindingsmethode en het te gebruiken platform. Wanneer de getuige in de rechtbank moet worden gehoord met behulp van door het departement voor het gevangeniswezen ter beschikking gestelde apparatuur, zijn er ongeveer dertig dagen nodig om de verbinding te regelen. De datum moet met de Italiaanse centrale autoriteit worden overeengekomen omdat deze afhankelijk is van de beschikbaarheid van de betreffende ruimte.
Italië brengt geen kosten in rekening voor voorzieningen voor videoconferenties. Deze kosten worden gedragen door het ministerie van Justitie.
De verplichting tot het verstrekken van die informatie berust bij de verzoekende lidstaat.
Indien de videoconferentie plaatsvindt in een rechtbank wordt de identiteit van de betreffende persoon gecontroleerd door een griffier.
De eedaflegging wordt geregeld door de rechtbank van de verzoekende lidstaat overeenkomstig de daar geldende wetgeving; de Italiaanse procedure wordt niet opgelegd. Volgens het grondwettelijk hof van Italië mag een getuige weigeren een religieuze eed af te leggen, maar mag hij niet weigeren plechtig te beloven de waarheid te vertellen.
Indien de persoon die wordt gehoord gebruikmaakt van door het departement voor het gevangeniswezen ter beschikking gestelde apparatuur, test dit departement de compatibiliteit van de software en apparatuur en onderhoudt het departement het contact met het kantoor van het verzoekende gerecht om te controleren of de verbindingen goed werken.
Als de formulieren op de juiste wijze zijn ingevuld, is over het algemeen geen nadere informatie vereist (met inbegrip van het N-formulier en eventuele technische gegevens). Indien dit niet het geval is, overleggen de kantoren over het oplossen van eventuele problemen of het verkrijgen van nadere informatie.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Het bewijs kan via videoconferentie worden verzameld, hetzij met de deelname van de rechtbank van de verzoekende staat, hetzij rechtstreeks door de rechtbank van die lidstaat. Wanneer het bewijs wordt verzameld met de deelname van de rechtbank door de verzoekende staat, zijn de regels van de burgerlijke rechtsvordering van toepassing. Zodra een dergelijk verzoek bij de griffie van de rechtbank is ontvangen, wordt de zaak toegewezen aan een rechter die als onderzoeker optreedt en ervoor zorgt dat de procedure voor het verzamelen van bewijs wordt uitgevoerd overeenkomstig de nationale voorschriften. De rechter gelast de persoonlijke betekening van de dagvaarding aan een getuige en stelt een specifieke datum vast waarop de persoon/getuige voor de rechtbank moet verschijnen.
Er zijn geen beperkingen, aangezien elke getuige via videoconferentie kan worden verhoord. De bepalingen van burgerlijke rechtsvordering zijn van toepassing.
Er zijn geen beperkingen met betrekking tot het soort bewijsmateriaal dat via videoconferentie kan worden verkregen. De bepalingen van burgerlijke rechtsvordering zijn van toepassing.
Wanneer het verzoek betrekking heeft op het verzamelen van bewijsmateriaal door de aangezochte rechtbank (artikelen 12 tot en met 14 van de verordening), zal de getuige/persoon voor de rechtbank moeten verschijnen om te worden verhoord via videoconferentie. Het onderzoek vindt plaats in een rechtszaal die voldoende is uitgerust voor videoconferentie-doeleinden en waarbij IT-professionals aanwezig zijn om de goede werking van de videoconferentie te garanderen.
Het bestaande procedurele kader staat niet toe dat de videoconferentie wordt opgenomen, maar er worden gedetailleerde notulen van de procedure bijgehouden.
a) Indien de verklaring namens de verzoekende rechter wordt afgenomen, vindt de hoorzitting plaats in het Grieks, in het bijzijn van een tolk die in de taal van de getuige vertaalt.
Het bestaande procedurele kader staat niet toe dat de videoconferentie wordt opgenomen, maar er worden gedetailleerde notulen van de procedure bijgehouden.
a) Indien de getuigenverklaring namens de verzoekende rechter wordt afgenomen, vindt de hoorzitting plaats in het Grieks, in het bijzijn van een tolk die in de taal van de getuige vertaalt.
b) Indien de getuigenverklaring rechtstreeks door de verzoekende rechter wordt afgenomen, vindt de terechtzitting plaats in de taal van de verzoekende rechter.
a) In civiele zaken regelt de partij die een tolk aanvraagt doorgaans dat er één aanwezig is en wordt vergoed. Er is niet bepaald waar de tolk zich tijdens de hoorzitting moet bevinden. In de praktijk is er echter een tolk aanwezig in de rechtszaal met de rest van de deelnemers.
b) Indien het bewijs rechtstreeks wordt afgenomen, is de verzoekende rechter verantwoordelijk voor het vinden van een tolk.
Wanneer de procedure plaatsvindt op grond van de artikelen 12 tot en met 14 van Verordening (EU) 2020/1783, worden de bijzonderheden voor het uitvoeren van de videoconferentie, alsmede andere regelingen, vóór de videoconferentie tussen de rechters van de verzoekende en de aangezochte rechter vastgesteld. Bij de betekening aan de persoon/getuige zijn de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering van toepassing. De dagvaarding wordt daarom door een gerechtsdeurwaarder aan de persoon betekend en de persoon wordt minimaal zeven dagen van tevoren verzocht aanwezig te zijn op de rechtbank. Op de vastgestelde datum zal de onderzoeker de persoon/getuige nadere inlichtingen geven over de redenen voor de dagvaarding en een nieuwe datum voor de hoorzitting via videoconferentie vaststellen, waarbij hij de persoon lang genoeg op voorhand op de hoogte stelt.
Aan het gebruik van videoconferentiediensten zijn geen kosten verbonden.
De verzekering van de verzoekende rechter.
Wanneer een persoon voor een rechtbank wordt opgeroepen, moet hij/zij in het bezit zijn van de betekende stukken, d.w.z. de getuigenoproeping die door een gerechtelijke ambtenaar is betekend overeenkomstig de regels van de gerechtelijke procedure. Bovendien kan de onderzoeker, indien twijfel ontstaat over de identiteit van de aanwezige persoon/getuige, verzoeken om een identiteitskaart, paspoort, rijbewijs of een gelijkwaardig officieel document dat de identiteit van de persoon bewijst, te zien.
Voordat de getuigenverklaring wordt afgenomen, vraagt de rechter de getuige of hij/zij een beëdigde verklaring wil afleggen.
De griffie van de rechtbank neemt alle maatregelen voor adequate technische ondersteuning voor en tijdens de videoconferentie. IT-professionals zijn gedurende de gehele videoconferentie aanwezig om ervoor te zorgen dat de videoconferentie vlot verloopt.
De verzoekende rechter verstrekt alle informatie die nodig is voor de voortgang van de procedure. Eventuele vereiste aanvullende informatie kan in elk stadium vóór de videoconferentie worden verstrekt.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Een rechter beslist over het gebruik van videoconferenties door vertegenwoordigers van de andere lidstaat. Hij doet dat tijdig en neemt daartoe vóór het begin van de videoconferentie persoonlijk contact op met de verzoeker.
De rechter geeft al zijn beslissingen in overeenstemming met de wet op de burgerlijke rechtsvordering (Civilprocesa likums).
Zowel getuigen als deskundigen kunnen worden ondervraagd.
Artikel 108, lid 1, van de wet op de burgerlijke rechtsvordering bepaalt dat een getuige ook per videoconferentie kan worden ondervraagd via een verbinding die toegankelijk is vanaf de plaats waar de getuige zich bevindt, of vanaf een daartoe speciaal ingerichte plaats.
Evenzo bepaalt artikel 122 van de wet op de burgerlijke rechtsvordering dat een deskundige ook per videoconferentie kan worden ondervraagd via een verbinding die toegankelijk is vanaf de plaats waar de deskundige zich bevindt, of vanaf een daartoe speciaal ingerichte plaats.
Dat is aan de rechter om te bepalen.
De wet op de burgerlijke rechtsvordering voorziet in het gebruik van videoconferenties vanaf de plaats waar de betrokkene zich bevindt of vanaf een daartoe speciaal ingerichte plaats.
Overeenkomstig artikel 61 van de wet op de burgerlijke rechtsvordering wordt de zitting in haar geheel opgenomen met behulp van technische middelen. Materiaal dat door middel van geluidsopnamen of andere technische middelen is verkregen, wordt opgenomen in het gerechtelijke dossier en ermee gearchiveerd of in het gerechtelijke informatiesysteem geplaatst en opgeslagen.
Met betrekking tot het recht van de partijen bij de procedure om zittingen te registreren, bepaalt artikel 152, lid 3, van de wet op de burgerlijke rechtsvordering dat de gerechtelijke procedure schriftelijk of anderszins kan worden vastgelegd, mits het verloop van de zitting niet wordt verstoord. Er mogen er alleen met toestemming van de rechter foto’s, filmpjes en video-opnamen worden gemaakt. Alvorens op dit punt uitspraak te doen, hoort de rechter de partijen bij de procedure.
a) Overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de verordening betreffende bewijsverkrijging voert het aangezochte gerecht het verzoek uit overeenkomstig zijn nationale recht. Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de wet op de burgerlijke rechtsvordering worden Letse procedures gevoerd in de officiële taal.
b) In geval van rechtstreekse bewijsverkrijging overeenkomstig de artikelen 19, 20 en 21 van de verordening betreffende bewijsverkrijging vindt de zitting ook plaats in de officiële taal, omdat volgens artikel 689, lid 4, van de wet op de burgerlijke rechtsvordering het gerecht dat deelneemt aan de bewijsverkrijging op verzoek van een ander land, het gerecht is in het rechtsgebied waarvan de bron van het bewijs zich bevindt.
Artikel 691 van de wet op de burgerlijke rechtsvordering. Bewijsverkrijging op verzoek van een ander land in aanwezigheid en met deelneming van de partijen of vertegenwoordigers van het bevoegde buitenlandse gerecht.
1) Het gerecht dat overgaat tot bewijsverkrijging op verzoek van een ander land overeenkomstig artikel 13 of artikel 14 van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad, stelt de vertegenwoordigers van het bevoegde buitenlandse gerecht of de partijen en hun vertegenwoordigers in kennis van het tijdstip waarop en de plaats waar de bewijsverkrijging zal plaatsvinden en van de voorwaarden voor hun deelneming.
2) Het gerecht gaat na of de vertegenwoordigers van het bevoegde buitenlandse gerecht of de partijen of hun vertegenwoordigers een tolk nodig hebben.
3) Indien de in lid 1 van dit artikel bedoelde personen de officiële taal niet begrijpen en is vastgesteld dat zulks niet op grote praktische bezwaren stuit, neemt op verzoek van de vertegenwoordigers van het bevoegde buitenlandse gerecht of van de partijen of hun vertegenwoordigers een tolk deel aan de bewijsverkrijging.
In beide gevallen moet een verzoek om rechtsbijstand tijdig worden ingediend, dat wil zeggen bij voorkeur ten minste zestig dagen vóór de geplande videoconferentie.
Vóór de geplande videoconferentie moet tijd worden gereserveerd voor het testen van de verbinding.
Bij een verzoek om videoconferentie moeten de vereiste technische parameters worden vermeld.
Artikel 694 van de wet op de burgerlijke rechtsvordering. Kosten in verband met bewijsverkrijging op verzoek van een ander land
1. In de in artikel 22, lid 3, van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde gevallen kan een gerecht het bevoegde gerecht van een ander land verzoeken een voorschot te betalen voor de kosten van de deskundige totdat de bewijsverkrijging op verzoek van het betrokken andere land zijn beslag heeft gekregen.
2. In de in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde gevallen kan een gerecht het bevoegde gerecht van een ander land verzoeken om terugbetaling van de volgende kosten na de bewijsverkrijging op verzoek van het betrokken andere land:
1) de vergoedingen die betaald zijn aan deskundigen en tolken;
2) de kosten in verband met de bewijsverkrijging als deze op verzoek van de bevoegde autoriteit van het andere land in overeenstemming met de procedures van het andere land heeft plaatsgevonden;
3) de kosten in verband met de bewijsverkrijging als deze op verzoek van de bevoegde autoriteit van het andere land met technische middelen heeft plaatsgevonden.
Het andere land zal de betreffende persoon hierover naar behoren informeren.
Volgens de bepalingen van de wet op de burgerlijke rechtsvordering is het aan de rechtbank om de identiteit van de betreffende persoon te controleren.
In de wet op de burgerlijke rechtsvordering wordt niet in een dergelijke procedure voorzien. De bevoegde autoriteit van het andere land mag de rechtbank wel vragen een beslissing over de eed te nemen.
Vóór de datum van de videoconferentie en voordat de verbinding wordt getest, wisselen de betrokken partijen bijzonderheden over hun technische parameters en gegevens van hun contactpersonen uit (de persoon die zich in de rechtbank bevindt en de persoon in de instelling die technische ondersteuning biedt).
Er moeten technische informatie en technische specificaties worden verstrekt.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Ja, beide procedures zijn mogelijk. De meeste aan Luxemburg gerichte verzoeken strekken ertoe een getuige via videoconferentie te laten horen door een rechter van de verzoekende lidstaat.
Er zijn geen specifieke bepalingen betreffende videoconferenties, zodat de artikelen van het nieuwe wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Nouveau code de procédure civile) over het horen van getuigen, de door de rechter uit te voeren controles en het verschijnen van de partijen van toepassing zijn. Momenteel is er nog geen jurisprudentie over videoconferenties.
Videoconferenties kunnen worden gebruikt om getuigen te horen, en in sommige gevallen ook partijen en gerechtsdeskundigen. Tot op heden hadden verzoeken echter alleen betrekking op het horen van getuigen.
De enige restrictie is dat getuigen op vrijwillige basis worden gehoord. Indien een getuige weigert te worden gehoord, beschikken de Luxemburgse autoriteiten niet over middelen om de getuige daartoe te verplichten.
Het moet gaan om bewijs dat kan worden gepresenteerd in de gebouwen van onze rechtbanken die over de nodige technische apparatuur beschikken.
Indien de verzoekende staat de videoconferentie wenst te registreren, moet de getuige die in Luxemburg wordt gehoord daarmee uitdrukkelijk instemmen. Luxemburg als aangezochte staat registreert de videoconferentie niet.
a) Frans, Duits;
b) alle talen.
De aangezochte Luxemburgse rechter zorgt voor een tolk telkens wanneer dat nodig is om te communiceren met de autoriteiten van de verzoekende staat of met de te horen persoon. De tolk moet aanwezig zijn bij de rechter die de bewijsverkrijging verricht.
De Luxemburgse autoriteiten, en met name de rechter die de instructiemaatregel moet uitvoeren, nemen contact op met de autoriteiten van de verzoekende staat om de datum en het tijdstip voor de videoconferentie af te spreken. De oproeping moet minstens 15 dagen op voorhand plaatsvinden. De Luxemburgse autoriteiten zorgen voor het oproepen van de personen.
De kosten voor de videoconferentie en de heffing voor getuigen komen ten laste van de Luxemburgse staat. De kosten voor de tolken zijn in principe ten laste van de verzoekende staat.
De betrokkene wordt hiervan in kennis gesteld in de oproepingsbrief en door de rechter of de griffier, voordat de videoconferentie plaatsvindt.
De aangezochte Luxemburgse rechter controleert de identiteit door bij aanvang van het verhoor de identiteitsdocumenten te verifiëren.
De getuigen en deskundigen moeten onder ede verklaren dat zij de waarheid zullen spreken. Zij worden ervan in kennis gesteld dat het afleggen van een valse getuigenis kan worden bestraft met een geldboete en een gevangenisstraf.
De eed wordt afgenomen door het verzoekende gerecht.
In het in artikel 19 bedoelde geval past de verzoekende staat zijn voorwaarden toe. De aangezochte Luxemburgse rechter die bij de videoconferentie aanwezig is, zal slechts ingrijpen wanneer er zich problemen voordoen.
Op de dag van de videoconferentie zijn er een rechter, een griffier, een technicus en, indien nodig, een tolk aanwezig.
Om de videoconferentie uit te voeren, moet een aantal technische kwesties worden opgehelderd. Het succes van een verhoor via videoconferentie hangt af van een goede voorbereiding en een doeltreffende samenwerking tussen de contactpunten.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Krachtens Wet CXXX van 2016 inzake het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (a polgári perrendtartásról szóló 2016. évi CXXX.
Törvény, in het Hongaars) kan het gerecht op verzoek van een van de partijen of ambtshalve een partij of andere deelnemers aan de procedure, een getuige of een deskundige horen en – na instemming door de eigenaar van het te inspecteren voorwerp – een inspectie uitvoeren via een elektronisch communicatienetwerk. Zo kan het gerecht een verhoor via een elektronisch communicatienetwerk gelasten als dat praktisch is, bv. om de procedure te bespoedigen of als het verhoor op de plaats die hiervoor is vastgesteld, lastig te organiseren of buitensporig duur zou zijn, of als de bescherming van een getuige daartoe noopt.
De regels voor verhoren via een elektronisch communicatienetwerk zijn opgenomen in hoofdstuk XLVII van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering en Besluit 19/2017 van 21 december 2017 van de minister van Justitie inzake het gebruik van elektronische communicatienetwerken voor verhoren en onderzoeken in burgerzaken (a polgári eljárásban a tárgyalás, a meghallgatás elektronikus hírközlő hálózat útján történő megtartásáról szóló 19/2017. (XII. 21.) IM rendelet, in het Hongaars) (hierna: Besluit 19/2017)
Er is geen enkele beperking met betrekking tot de personen die kunnen worden verhoord per videoconferentie. Zowel de partijen als andere deelnemers aan de procedure, getuigen, deskundigen en eigenaren van te inspecteren voorwerpen kunnen aldus worden gehoord.
De partijen, getuigen en deskundigen kunnen worden verhoord of inspecties kunnen worden verricht in de vorm van een verhoor, onderzoek of inspectie via een elektronisch communicatienetwerk.
Onderzoeken via een elektronisch communicatienetwerk kunnen plaatsvinden in het gebouw van het gerecht of een ander orgaan, in een aparte ruimte die is ingericht voor videoconferenties, mits er wordt gezorgd voor de voorwaarden die nodig zijn voor de goede werking van het elektronische communicatienetwerk.
Krachtens het bepaalde in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan het gerecht – op verzoek van een van de partijen of ambtshalve – tijdens het proces gelasten dat het proces-verbaal van via een elektronisch communicatienetwerk uitgevoerde verhoren, onderzoeken of inspecties wordt opgesteld met behulp van doorlopende, gelijktijdige beeld- en geluidsopnamen, mits aan de noodzakelijke technische voorwaarden is voldaan.
In het geval van verzoeken op grond van de artikelen 12 tot en met 14 van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad moet in de regel het bepaalde in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering worden toegepast overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de verordening. Overeenkomstig het wetboek van burgerlijke rechtsvordering is het Hongaars de taal van de gerechtelijke procedure, maar de betrokken personen mogen geen schade ondervinden van een gebrek aan kennis van de Hongaarse taal. Eenieder heeft het recht om tijdens gerechtelijke procedures zijn of haar moeder-, regionale of nationale minderheidstaal te gebruiken, in overeenstemming met het bepaalde in internationale verdragen. Hiertoe moet het gerecht indien nodig een beroep doen op een tolk. Bovendien kan het verzoekende gerecht op grond van artikel 12, lid 3, van Verordening (EU) 2020/1783 vragen dat het verzoek wordt uitgevoerd volgens een bijzondere procedure waarin wordt voorzien door zijn nationale recht. Het aangezochte gerecht voert het verzoek uit volgens de bedoelde bijzondere procedure, tenzij dat niet verenigbaar zou zijn met het nationale recht of het dat niet kan doen wegens grote praktische moeilijkheden. Indien het aangezochte gerecht op een van deze gronden geen gehoor geeft aan de vraag om het verzoek volgens een bijzondere procedure uit te voeren, stelt het het verzoekende gerecht daarvan in kennis.
In het geval van verzoeken op grond van de artikelen 19 tot en met 21 vindt rechtstreekse bewijsverkrijging plaats volgens het recht van de lidstaat van het verzoekende gerecht, overeenkomstig artikel 19, lid 8, van Verordening (EU) 2020/1783.
In het geval van verzoeken op grond van de artikelen 12 tot en met 14 moet het aangezochte gerecht indien nodig een beroep doen op een tolk om het gebruik van de moeder-, regionale of minderheidstaal van een partij te garanderen.
In het wetboek van burgerlijke rechtsvordering staan geen specifieke bepalingen over de plaats waar de aanwezigheid van de tolk is vereist in geval van verhoren die worden gehouden via een elektronisch communicatienetwerk. Het wetboek bepaalt echter wel dat tolken aanwezig moeten zijn in de ruimten die zijn ingericht voor zulke verhoren. Op grond van Besluit 19/2017 moet de tolk in beeld komen tijdens de opname.
In het geval van verzoeken op grond van de artikelen 19 tot en met 21 krijgt het verzoekende gerecht op verzoek bijstand bij het vinden van een tolk overeenkomstig artikel 20, lid 2.
De opdracht tot verhoor via een elektronisch communicatienetwerk wordt op hetzelfde moment als de dagvaarding voor het verhoor, het onderzoek of de inspectie aan de gedagvaarde personen betekend. De opdracht tot verhoor via een elektronisch communicatienetwerk wordt onverwijld opgestuurd naar het gerecht, of een andere instantie, dat/die beschikt over de speciale voorzieningen voor het verhoor via een elektronisch communicatienetwerk.
Het wetboek van burgerlijke rechtsvordering bevat geen speciale bepaling over dagvaardingen voor verhoren via een elektronisch communicatienetwerk. De dagvaarding voor het verhoor moet tijdig worden betekend om ervoor te zorgen dat de ontvangstbevestiging ter bevestiging van de regelmatigheid van de betekening vóór de zitting bij het gerecht aankomt.
De datum van de eerste zitting moet zodanig worden vastgesteld dat de dagvaarding over het algemeen ten minste vijftien dagen vóór de zittingsdag aan de partijen wordt betekend. In geval van nood kan het gerecht die termijn inkorten.
In het geval van verzoeken op grond van de artikelen 19 tot en met 21 zijn de bepalingen van artikel 19, leden 4 en 8, van toepassing.
De kosten zijn variabel en moeten (door middel van een deposito of voorschot) door het verzoekende gerecht worden gedekt indien het aangezochte gerecht daarom verzoekt. De verplichting van de partijen om deze vergoedingen of kosten te dragen, wordt beheerst door het recht van de lidstaat van het verzoekende gerecht.
Overeenkomstig artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) 2020/1783 stelt het verzoekende gerecht de betrokken persoon in kennis van het vrijwillige karakter van het verhoor. Overeenkomstig artikel 80, lid 6, punt a), aa), van Wet XXVIII van 2017 inzake het internationaal privaatrecht (a nemzetközi magánjogról szóló 2017. évi XXVIII. Yörvény, in het Hongaars) moet het bij de organisatie van de videoconferentie betrokken Hongaarse gerecht ook de te ondervragen getuige in kennis stellen van het vrijwillige karakter van zijn of haar deelneming.
De identiteit van de via een elektronisch communicatienetwerk te horen persoon wordt geverifieerd aan de hand van:
Als het gerecht opdracht heeft gegeven tot vertrouwelijke behandeling van de gegevens van een getuige, moet het erop toezien dat de gegevens van diens officiële identiteits- of verblijfsdocument, wanneer het wordt getoond met behulp van in de wet omschreven technische middelen, alleen kunnen worden geraadpleegd door de voorzittende rechter of door de griffier, indien de zitting of inspectie wordt geleid door een griffier.
Het gerecht controleert langs elektronische weg of door directe raadpleging van een gegevensbank:
Volgens het wetboek van burgerlijke rechtsvordering is er geen aanleiding om tijdens de procedure de eed af te leggen.
Volgens het wetboek van burgerlijke rechtsvordering moet er op de plaats van het verhoor iemand aanwezig zijn die verantwoordelijk is voor de werking en bediening van de technische middelen voor verhoren via een elektronisch communicatienetwerk.
Hij of zij moet erop toezien dat die technische middelen voor het verhoor volledig klaar voor gebruik zijn voordat de zitting begint. Daartoe worden eventuele storingen die de normale werking van de technische middelen in de weg staan, onverwijld gemeld bij de rechter die op de plaats van het verhoor aanwezig is, en wordt het probleem tijdig verholpen. Vervolgens brengt hij of zij schriftelijk verslag uit over het mankement en de getroffen maatregelen aan zijn of haar lijnmanager. De zitting via een elektronisch communicatienetwerk kan pas beginnen of verdergaan wanneer het probleem is verholpen. Indien nodig moet de procedurele fase waarin het probleem met de technische middelen voor het verhoor via een elektronisch communicatienetwerk optrad, worden herhaald.
Er is over het algemeen geen aanvullende informatie vereist.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Het bewijs van personen die per videoconferentie worden gehoord kan rechtstreeks door de rechter van de verzoekende lidstaat worden verkregen, overeenkomstig verzoeken die zijn gedaan op grond van de artikelen 19, 20 en 21 van de verordening bewijsverkrijging. De bevoegde autoriteit kan op grond van artikel 19, lid 4, van de verordening bewijsverkrijging een Maltees gerecht opdragen om deel te nemen aan de bewijsverkrijging. In dergelijke gevallen kan het Maltese gerecht hiervoor een justitieel medewerker aanwijzen, zoals bedoeld in artikel 97A, lid 3, van het Wetboek van organisatie en burgerlijke rechtsvordering (hoofdstuk 12 van de “Laws of Malta” (wetten van Malta)).
In het geval van verzoeken op grond van de artikelen 12, 13 en 14 van de verordening bewijsverkrijging kan het aangezochte gerecht naar eigen oordeel toestaan dat de bewijsverkrijging per videoconferentie plaatsvindt, behoudens eventuele voorwaarden en aanwijzingen die het noodzakelijk acht. Dit is geregeld in artikel 622B, lid 2, van het Wetboek van organisatie en burgerlijke rechtsvordering (hoofdstuk 12 van de wetten van Malta). Volgens deze bepaling kan het aangezochte gerecht er ook opdracht toe geven dat de bewijsverkrijging per videoconferentie, waar passend, wordt verricht met deelname van het verzoekende gerecht.
Er zijn geen dergelijke beperkingen. Getuigen, deskundigen en partijen kunnen allemaal per videoconferentie worden verhoord, tenzij dit in strijd zou zijn met de fundamentele beginselen van het interne recht. Dezelfde regels inzake de bekwaamheid van getuigen zijn van toepassing, ongeacht de vraag of de getuige in persoon of per videoconferentie wordt verhoord.
Er zijn geen dergelijke beperkingen, maar het verzoek om bewijsverkrijging mag niet indruisen tegen de fundamentele beginselen van het interne recht.
Overeenkomstig artikel 622B, lid 2, van het Wetboek van organisatie en burgerlijke rechtsvordering (hoofdstuk 12 van de wetten van Malta) staat het het aangezochte gerecht vrij om de plaats te bepalen waar het verhoor per videoconferentie moet plaatsvinden. In de praktijk wordt de videoconferentie vaak in het gebouw van het gerecht georganiseerd.
Ja, de audio- of video-opname van bewijs is toegestaan met gebruik van het bestaande opnamesysteem van de gerechten zoals bedoeld in artikel 622B, lid 1, van het Wetboek van organisatie en burgerlijke rechtsvordering (hoofdstuk 12 van de wetten van Malta).
In het geval van verzoeken op basis van de artikelen 12, 13 en 14 van de verordening bewijsverkrijging moet de zitting, al naar gelang het geval, in het Maltees of in het Engels plaatsvinden, overeenkomstig artikel 2 van de Wet inzake gerechtelijke procedures (gebruik van de Engelse taal) (hoofdstuk 189 van de wetten van Malta). Indien de persoon die de verklaring aflegt noch Maltees, noch Engels verstaat, kan het aangezochte gerecht een tolk aanwijzen.
In het geval van verzoeken op basis van de artikelen 19 tot en met 21 van de verordening bewijsverkrijging is de taal van de zitting afhankelijk van de vraag of het bewijs moet worden vergaard met deelname van een Maltees gerecht of van een aangewezen justitieel medewerker (zie vraag 1).
In het geval van verzoeken op basis van de artikelen 12 tot en met 14 van de verordening bewijsverkrijging worden tolken aangewezen door het aangezochte gerecht, in overeenstemming met artikel 596 van het Wetboek van organisatie en burgerlijke rechtsvordering (hoofdstuk 12 van de wetten van Malta). Tolken worden aangewezen op voorlopige kosten van de partij die de getuige oproept. De tolken moeten zich bevinden op de plaats waar het aangezochte gerecht heeft bepaald dat het verhoor moet plaatsvinden (zie vraag 4).
In het geval van verzoeken op basis van de artikelen 19 tot en met 21 van de verordening bewijsverkrijging is het aan het verzoekende gerecht om tolken aan te wijzen en te bepalen waar zij zich moeten bevinden.
In het geval van verzoeken op grond van de artikelen 12 tot en met 14 van de verordening bewijsverkrijging wordt de persoon die moet worden verhoord opgeroepen door middel van een dwangbevel om te verschijnen op de daarin genoemde tijd en locatie. Het dwangbevel moet ten minste één maand vóór de zitting worden uitgevaardigd, teneinde voldoende tijd te bieden om het dwangbevel toe te zenden aan de persoon die moet worden verhoord.
In het geval van verzoeken op grond van de artikelen 19 tot en met 21 van de verordening bewijsverkrijging kan de persoon die moet worden verhoord rechtstreeks door het verzoekende gerecht op de hoogte worden gebracht van de tijd en locatie. De persoon die moet worden verhoord kan ook door de bevoegde autoriteit op de hoogte worden gebracht van de tijd en locatie, door middel van elektronische post of telefonisch. Daartoe moet het aangezochte gerecht de noodzakelijke contactgegevens van de persoon die moet worden verhoord verstrekken.
Het gebruik van videoconferenties is kosteloos.
In dergelijke gevallen is het aan het verzoekende gerecht als bedoeld in artikel 19, lid 2, van de verordening bewijsverkrijging om er, voorafgaande aan de indiening van zijn verzoek om de rechtstreekse bewijsverkrijging, voor te zorgen dat de bewijsverkrijging op vrijwillige basis plaatsvindt.
Indien het verzoekende gerecht niet in staat is de contactgegevens te verstrekken van de persoon die moet worden verhoord (zoals bedoeld in antwoord op vraag 8), wordt dit over het algemeen gezien als indicatie dat niet is voldaan aan de vereiste van artikel 19, lid 2, van de verordening bewijsverkrijging, tenzij de naleving van deze bepaling op een andere wijze kan worden gecontroleerd aan de hand van wederzijdse samenwerking van het verzoekende en het aangezochte gerecht of van de bevoegde autoriteiten.
Bovendien kan, in het geval een Maltees gerecht of een justitieel medewerker op grond van artikel 19, lid 4, van de verordening bewijsverkrijging is aangewezen om aan de zitting deel te nemen, het gerecht of de justitieel medewerker, al naar gelang het geval, de persoon die moet worden verhoord rechtstreeks informeren over de vrijwillige basis van de bewijsverkrijging.
Indien een verzoek wordt gedaan op basis van de artikelen 12 tot en met 14 van de verordening bewijsverkrijging, stelt het aangezochte gerecht de identiteit van de persoon die moet worden verhoord vast en controleert het deze, aan de hand van de identiteitskaart of het paspoort van deze persoon. In de praktijk is het vaak het geval dat de eerste vraag die een getuige wordt gesteld is of hij onder ede zijn naam kan noemen.
Indien een verzoek wordt gedaan op basis van de artikelen 19 tot en met 21 van de verordening bewijsverkrijging, is het aan het verzoekende gerecht om de identiteit van de persoon die moet worden verhoord te controleren.
Als algemene regel op grond van het interne recht is de eedaflegging voorafgaande aan de getuigenverklaring geregeld in het Wetboek van organisatie en burgerlijke rechtsvordering (hoofdstuk 12 van de wetten van Malta). Een rooms-katholieke getuige legt de eed af volgens de gebruiken van personen die dit geloof aanhangen; een getuige die dit geloof niet aanhangt legt de eed af op de wijze die hij het meest bindend acht voor zijn geweten. Getuigen zweren de waarheid te zeggen, de volle waarheid en niets dan de waarheid.
Er zijn echter geen nationale eisen voor de eedsaflegging in gevallen van rechtstreekse bewijsverkrijging op basis van de artikelen 19 tot en met 21 van de verordening bewijsverkrijging. Het is aan het verzoekende gerecht om de eed af te nemen in overeenstemming met het recht van de lidstaat van het verzoekende gerecht.
Dit is de desbetreffende contactpersoon:
Nathalie Cutajar, administratief hoofdmedewerker
Contact +356 25902346
nathalie.cutajar@courtservices.mt
Voorafgaand aan het verhoor wordt het verzoekende gerecht verzocht de volgende informatie te verschaffen:
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Het Nederlands civiele procesrecht bevat geen algemene regeling over dit onderwerp. Videoconferentie wordt echter niet uitgesloten en is in deze gevallen op grond van de wet dan ook mogelijk.
Wanneer een persoon kan worden gehoord op grond van het civiele procesrecht kan dit in beginsel ook via videoconferentie. Voor het civiele procesrecht zijn er geen specifieke bepalingen.
Er zijn geen regels over specifieke beperkingen. De nationale regels van het civiele procesrecht zijn van toepassing.
Er gelden geen specifieke regels voor het verhoor via videoconferentie. De nationale civiele procesregels zijn van toepassing. De regel is dat personen in de rechtbank worden gehoord. Dit kan anders zijn als een getuige verhinderd is door ziekte of anderszins niet naar het gerechtsgebouw kan komen (artikel 175 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Wanneer door de Nederlandse rechter een getuigenverhoor wordt afgenomen met behulp van een videoconferentie geldt dit als een live uitzending van een gewoon getuigenverhoor. Ingevolge de wet wordt een verhoor van getuigen door een rechter-commissaris vastgelegd in een proces-verbaal. Voor een verhoor per videoconferentie gelden geen afwijkende regels en geldt derhalve eveneens de verslaglegging door middel van een proces-verbaal. De wet verzet zich er niet tegen dat eventueel naast het proces-verbaal een vastlegging in beeld of geluid plaatsvindt, maar deze vastlegging is als zodanig niet te vereenzelvigen met het proces-verbaal.
Als het aangezochte gerecht in Nederland is, vindt een verhoor in de Nederlandse taal plaats. Er gelden daarbij geen speciale regels. Wel bevat de Nederlandse invoeringswet de regel dat een bevoegde autoriteit aan de rechtstreekse verrichting van een handeling tot het verkrijgen van bewijs voorwaarden kan stellen, die zij uit een oogpunt van een goede procesorde nuttig of noodzakelijk vindt.
Het Nederlandse civiele procesrecht voorziet niet in een bijzondere regeling voor de bijstand van tolken. In civiele rechtszaken in Nederland moeten partijen in beginsel zelf voor een tolk zorgen.
In de Nederlandse uitvoeringswet is opgenomen dat het aangezochte gerecht kan bepalen welke van de partijen zorg draagt voor oproeping uit hoofde van een verzoek om een bewijshandeling te verrichten.
Oproepingen die niet door een van de partijen worden verricht, geschieden door de griffier van het aangezochte gerecht. Volgens het Nederlandse civiele procesrecht dienen getuigen tenminste een week (volgens het komende recht tenminste 10 dagen) voor het verhoor te worden opgeroepen.
De kosten voor de bijzondere vorm en de kosten voor communicatietechnologie komen niet ten laste van de partijen. Dit zijn kosten die naar Nederlands recht niet worden doorberekend. De kosten worden gedragen door de Staat waarvan op grond van artikel 18, tweede lid en artikel 10, vierde lid van de Verordening (EG) Nr. 1206/2001 terugbetaling kan worden verzocht.
Verordening (EG) Nr. 1206/2001 bepaalt in artikel 17, tweede lid, dat indien de rechtstreekse verrichting van een handeling tot het verkrijgen van bewijs inhoudt dat een persoon wordt gehoord, het verzoekende gerecht de personen daarvan in kennis stelt dat de handeling vrijwillig wordt verricht. Er gelden op dit punt geen nadere eisen.
Op grond van het Nederlandse civiele procesrecht gebeurt dit door de rechter (artikel 177 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
De rechter vraagt getuigen naar de naam, voornaam, leeftijd, beroep en woon- of verblijfplaats. Ook wordt gevraagd naar de relatie tot de partijen (bloed- of aanverwantschap, dienstverband)
Volgens het Nederlandse civiele procesrecht vraagt de rechter voorafgaand aan het verhoor de eed of de belofte af te leggen. Hiermee wordt aangegeven de waarheid en niet dan de waarheid te zeggen. Getuigen die opzettelijk niet de waarheid spreken, maken zich schuldig aan meineed. Een rechtstreekse bewijsverrichting geschiedt overeenkomstig het recht van de verzoekende Staat
Een internationaal verzoek om rechtshulp, waarin videoconferentie wordt toegepast, wordt afgestemd met de ICT ondersteuner van de Rechtspraak (SPIRIT). Technische en logistieke afspraken worden door hen uitgevoerd.
Deze informatie zal door de bevoegde autoriteit kunnen worden opgevraagd.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
In iedere plaats waar zich een videoconferentiesysteem bevindt, moet dit worden toevertrouwd aan een medewerker die een supervisor is. Laatstbedoelde is in staat om het videoconferentiesysteem te gebruiken en eenvoudige registraties te maken. Ieder videoconferentiesysteem is verbonden met een centrale eenheid die ressorteert onder de IT-administratie van het ministerie van Justitie. De IT-administratie kan nauwgezette registraties uitvoeren voor ieder videoconferentiesysteem in het hele land.
Beide soorten bewijsverkrijging via videoconferentie zijn in Oostenrijk mogelijk en toegestaan. De civiele procedure wordt in Oostenrijk geregeld in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zivilprozessordnung, ZPO) voor contentieuze procedures en in de wet inzake de niet-contentieuze procedure (Außerstreitgesetz, AußStrG) voor niet-contentieuze procedures. De bepalingen met betrekking tot bewijsverkrijging staan in de artikelen 266 tot en met 389 van het ZPO en in de artikelen 16, 20 en 31 tot en met 35 van de AußStrG (met gedeeltelijke verwijzing naar het ZPO), en in de afzonderlijke bepalingen voor specifieke soorten procedures, zoals artikel 85 over bepaalde medewerkingsverplichtingen in het kader van afstammingsprocedures. Voor meer informatie raadpleegt u voor interne procedures en relevante juridische normen de onderstaande antwoorden en het informatieblad “Bewijsverkrijging – Oostenrijk”.
Ingevolge artikel 277 ZPO (contentieuze procedures) of artikel 35 AußStrG juncto artikel 277 ZPO (niet-contentieuze procedures) kunnen de videoconferentietechnieken worden gebruikt voor bewijsverkrijging en dientengevolge voor het verhoren van de partijen en getuigen of de deskundigenanalyse met een gerechtelijk deskundige.
In artikel 3 van de eerste federale wet betreffende begeleidende maatregelen voor de rechtspleging in verband met COVID‑19 (COVID-19-Justiz-Begleitgesetz, Oostenrijks federaal staatsblad (Bundesgesetzblatt für die Republik Österreich, BGBl.) I 16/2020 in de versie van BGBl. I 224/2022) is voor het eerst in civielrechtelijke procedures de mogelijkheid ingevoerd om met instemming van de partijen mondelinge behandelingen en hoorzittingen te houden zonder dat de partijen of hun vertegenwoordigers in persoon aanwezig zijn, door gebruik te maken van passende technische communicatiemiddelen voor de overdracht van spraak en beeld, alsook op deze manier tijdens of buiten de mondelinge behandeling bewijzen te registreren, zonder dat aan de voorwaarden van artikel 277 ZPO wordt voldaan, en personen aan de behandeling te laten deelnemen die deze moeten bijwonen.
Deze bepaling is ingevoerd vanwege de pandemie, met als doel de persoonlijke contacten tussen personen tot een minimum te beperken en te voorkomen dat tijdens de mondelinge behandeling personen bij elkaar komen die in de meeste gevallen elkaar anders niet zouden treffen.
De eerste federale wet betreffende begeleidende maatregelen voor de rechtspleging in verband met COVID-19 (BGBl. I 16/2020 in de versie van BGBl. I 224/2022) verstrijkt op 30 juni 2023.
Ingevolge artikel 277 ZPO (contentieuze procedures) of artikel 35 AußStrG juncto artikel 277 ZPO (niet-contentieuze procedures) kunnen de videoconferentietechnieken worden gebruikt voor bewijsverkrijging. Uiteraard kunnen er zich tijdens een handeling tot het verkrijgen van bewijs problemen voordoen, zoals wanneer er documenten worden gebruikt of er een visuele inspectie moet worden verricht.
Iedereen kan worden gedagvaard om te verschijnen voor de bevoegde lokale rechtbank in zijn woonplaats en om daar via videoconferentie te worden verhoord. Iedere rechtbank, ieder openbaar ministerie en iedere penitentiaire inrichting in Oostenrijk is uitgerust met ten minste één videoconferentiesysteem.
Wat civiele zaken betreft, zijn er in het Oostenrijkse recht geen algemene juridische voorschriften inzake de gegevensbescherming op het gebied van de registratie van verhoren via videoconferentie. Dientengevolge is het noodzakelijk om de instemming van alle personen die betrokken zijn bij de videoconferentie te registreren. Dit heeft betrekking op de indirecte uitvoering van een handeling tot het verkrijgen van bewijs die conform artikel 12, lid 2, van Verordening (EU) 2020/1783 betreffende bewijsverkrijging (hierna te noemen de “verordening”) moet worden uitgevoerd overeenkomstig de wetgeving van de aangezochte staat.
De directe uitvoering van een verzoek om een handeling tot het verkrijgen van bewijs gebeurt in principe overeenkomstig de wetgeving van de verzoekende staat (artikel 19, lid 8, van de verordening). Indien deze wetgeving zelfs registratie van een videoconferentie toestaat zonder instemming van de betrokken personen, is dit ook vanuit Oostenrijks oogpunt toegestaan.
In principe is de registratie van een verhoor per videoconferentie technisch mogelijk met ieder videoconferentiesysteem. In ruimten waar doorgaans mondelinge behandelingen worden geregistreerd (in veel strafrechtbanken), is registratie van het verhoor per videoconferentie mogelijk met de beschikbare technische voorzieningen. Maar ook in alle andere ruimten kan zo nodig een registratie mogelijk worden gemaakt door eenvoudigweg een geschikt registratiemedium te installeren.
a) Krachtens artikel 12, lid 2, van de verordening moet de bewijsverkrijging plaatsvinden overeenkomstig de wetgeving van de aangezochte staat, hetgeen betekent dat het verhoor in het Duits moet worden gehouden (in bepaalde Oostenrijkse rechtbanken zijn het Kroatisch, het Sloveens of het Hongaars eveneens toegestaan). De verzoekende rechtbank kan echter vragen om haar officiële taal (of iedere andere taal) te gebruiken als bijzondere vorm voor de uitvoering van haar verzoek om een handeling tot het verkrijgen van bewijs. De aangezochte rechtbank kan dit verzoek echter verwerpen, bijvoorbeeld indien grote praktische problemen de uitvoering onmogelijk maken (artikel 12, lid 3, van de verordening).
b) Krachtens artikel 19, lid 8, van de verordening gaat de verzoekende rechtbank in principe over tot de directe uitvoering van een handeling tot het verkrijgen van bewijs op basis van haar eigen wetgeving en dientengevolge in een van de officiële talen die krachtens deze wetgeving zijn toegestaan. Als aangezochte lidstaat kan Oostenrijk in overeenstemming met artikel 19, lid 4, het gebruik van zijn taal als voorwaarde vaststellen voor de uitvoering van het verhoor.
Voor de indirecte uitvoering van een handeling tot het verkrijgen van bewijs berust de verantwoordelijkheid voor het ter beschikking stellen van tolken in eerste instantie bij de aangezochte rechtbank, zonder afbreuk te doen aan een eventuele terugbetaling van de kosten of vergoedingen uit hoofde van artikel 22, lid 2, van de verordening. De betrokken rechtbanken wordt echter aanbevolen om constructief samen te werken (net als op andere gebieden).
In geval van directe uitvoering van een handeling tot het verkrijgen van bewijs krachtens artikel 20 van de verordening komt het ter beschikking stellen van tolken eveneens in eerste instantie toe aan de verzoekende rechtbank. In artikel 20, lid 2, is evenwel bepaald dat aan de aangezochte lidstaat is opgedragen bijstand te verlenen.
Het besluit van de staat van herkomst om te kiezen voor tolken en de plaats waar zij aanwezig moeten zijn, moet per geval worden genomen afhankelijk van de behoeften.
Iedere kennisgeving voor een verhoor via videoconferentie op nationaal niveau moet tijdig worden gedaan, zoals wanneer een te verhoren persoon wordt gedagvaard om te verschijnen voor de rechtbank waar de procedure loopt.
Het gebruik van videoconferentie brengt in het kader van het internetprotocol (IP) geen kosten met zich mee. Het ISDN-netwerk brengt voor de gebruiker dezelfde kosten met zich mee als bij een telefoongesprek. Deze variëren echter afhankelijk van de plaats van de installatie van de gebelde ontvanger.
In verband met artikel 19, lid 2, van de verordening moet de verzoekende rechtbank de betrokken persoon in principe in eerste instantie de uitnodiging tot deelname aan de videoconferentie ter kennis brengen. Indien de Oostenrijkse centrale autoriteit of een Oostenrijkse rechtbank tijdens de voorbereiding of de directe uitvoering van een handeling tot het verkrijgen van bewijs vaststelt dat artikel 19, lid 2, van de verordening is geschonden, moet deze autoriteit of rechtbank samen met de verzoekende rechtbank op gepaste wijze toezien op de naleving van deze bepaling. De Oostenrijkse griffiers zijn opgeleid voor de toepassing van de Europese verordening betreffende bewijsverkrijging. Zij beschikken eveneens over de “Gids over videoconferenties in grensoverschrijdende procedures” (Leitfaden für Videokonferenzen in grenzüberschreitenden Gerichtsverfahren) op de Intranet-applicatie van het gerechtelijk apparaat.
De identiteit wordt gecontroleerd door middel van een officieel identiteitsbewijs met een foto en deze identiteitscontrole is vereist voor gerechtelijke verhoren (artikel 340, lid 1, ZPO).
De regelgeving op het gebied van eedaflegging is wat betreft partijen neergelegd in de artikelen 377 en 379 ZPO en wat betreft getuigen in de artikelen 336 tot en met 338 ZPO.
De eed is in principe verplicht voor zowel partijen als getuigen. Terwijl de eedaflegging door partijen niet kan worden afgedwongen, kan de eedaflegging door getuigen in geval van onrechtmatige weigering worden afgedwongen met dezelfde dwangmiddelen als die voor een getuigenis (de artikelen 325 en 326 ZPO; de dwangmiddelen kunnen de vorm aannemen van boetes en zelfs gevangenisstraffen tot zes weken).
Overeenkomstig artikel 288, lid 2, van het Oostenrijkse wetboek van strafrecht wordt er een gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar opgelegd aan eenieder die onder ede een valse getuigenis aflegt of die een door een eed bekrachtigde valse getuigenis aflegt of die een valse eed aflegt.
De valse verklaring van een partij (die niet onder ede is afgelegd) is daarentegen niet strafbaar. Een getuige (die niet onder ede staat) die een valse verklaring aflegt, moet daarentegen worden gestraft met een gevangenisstraf tot maximaal drie jaar (artikel 288, lid 1, van het wetboek van strafrecht).
Krachtens artikel XL van de wet tot invoering van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Einführungsgesetz zur Zivilprozessordnung) moeten de bepalingen van de wet van 3 mei 1868 RGBl nr. 33 (formulering van de eed en andere formaliteiten) worden nageleefd tijdens de eedaflegging (zie https://alex.onb.ac.at/cgi-content/alex?aid=rgb&datum=18680004&seite=00000067).
Artikel 336, lid 1, en artikel 377, lid 1, ZPO: het is niet toegestaan dat personen die zijn veroordeeld wegens valse getuigenis of die op het moment van hun verhoor niet ouder waren dan veertien jaar de eed afleggen; dat geldt ook voor personen die de betekenis van de eed onvoldoende begrijpen vanwege een gebrek aan volwassenheid of een verstandelijke handicap.
In niet-contentieuze procedures is de toepassing van de bepalingen inzake verklaringen onder ede van een getuige of een partij uitgesloten (artikel 35 AußStrG).
In iedere plaats waar zich een videoconferentiesysteem bevindt, moet dit worden toevertrouwd aan een medewerker die een supervisor is. Laatstbedoelde is in staat om het videoconferentiesysteem te gebruiken en eenvoudige registraties te maken. Ieder videoconferentiesysteem is verbonden met een centrale eenheid die ressorteert onder de IT-administratie van het ministerie van Justitie. De IT-administratie kan nauwgezette registraties uitvoeren voor ieder videoconferentiesysteem in het hele land.
De volgende informatie moet worden verstrekt aan de verzoekende rechtbank:
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
In Polen mag bewijs per videoconferentie worden verkregen, zowel op grond van de artikelen 12 tot en met 14 als krachtens de artikelen 19 tot en met 21 van Verordening (EG) nr. 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (herschikking). Het gebruik van videoconferentie is geregeld in het Poolse wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Kodeks postępowania cywilnego; hierna het “wetboek van burgerlijke rechtsvordering” genoemd), met name in artikel 151, lid 2, en artikel 235, lid 2, en in de regeling van de minister van Justitie van 11 maart 2024 betreffende de soorten uitrusting en technische middelen die in de gerechtsgebouwen worden gebruikt voor bewijsverkrijging in het kader van een hoorzitting op afstand in civiele procedures, de wijze waarop deze uitrusting en middelen worden gebruikt en de wijze van opslag, reproductie en kopie van de opnames die bij de bewijsverkrijging zijn gemaakt (Pools Staatsblad (Dziennik Ustaw) van 2024, wet 357) en de aankondiging van de minister van Justitie van 5 maart 2024 over de technische normen voor software en uitrusting die nodig zijn om deel te nemen aan een hoorzitting op afstand (Publicatieblad van het ministerie van Justitie, 2024, punt 82).
Het Poolse recht kent dat soort beperkingen niet. Deskundigen, partijen en getuigen kunnen allemaal per videoconferentie worden verhoord.
Indien de aard van het bewijs geen beletsel vormt, kan de aangezochte rechter gelasten dat de bewijsverkrijging op afstand wordt verricht tijdens een hoorzitting op afstand (artikel 235, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Een partij kan bezwaar maken tegen het horen van een getuige buiten de rechtszaal in een hoorzitting op afstand, maar niet later dan 7 dagen nadat zij in kennis is gesteld van het voornemen om op deze manier bewijs te verkrijgen. Indien het bezwaar wordt toegewezen, roept de rechtbank de getuige op om persoonlijk in de rechtszaal te verschijnen (artikel 263 (1), van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Het Poolse recht kent geen beperkingen ten aanzien van het soort bewijs dat per videoconferentie kan worden geleverd: de enige vereiste is dat de aard van het bewijs zich er niet tegen verzet (artikel 235, lid 2, wetboek van burgerlijke rechtsvordering) In de praktijk kan het voor bepaald bewijsmateriaal (bv. door middel van visuele inspectie verkregen bewijs) niet of nauwelijks mogelijk blijken dat via videoconferentie te leveren. De rechter zal daar uiteindelijk over moeten oordelen.
De voorzitter kan gelasten dat een openbare hoorzitting wordt gehouden met behulp van technische middelen die het mogelijk maken deze op afstand te houden (hoorzitting op afstand), mits de aard van de tijdens de hoorzitting te verrichten handelingen geen beletsel vormt en bij het houden van de hoorzitting op afstand een volledige bescherming van de procedurele rechten van de partijen en het goede verloop van de procedure gewaarborgd zijn. In dit geval zijn de rechter en de griffier aanwezig in de rechtszaal, terwijl de andere personen die aan de hoorzitting deelnemen, niet aanwezig hoeven te zijn in het gebouw van de rechtbank die de procedure behandelt. De video- en geluidsopname van de procedurele handelingen die in de rechtszaal plaatsvinden, wordt doorgestuurd naar de locatie waar de deelnemers die te kennen hebben gegeven op afstand aan de hoorzitting te willen deelnemen, zich bevinden, en van de locatie waar deze deelnemers zich bevinden naar het gebouw van de rechtbank die de procedure behandelt (artikel 151, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Als de hoorzitting per videoconferentie plaatsvindt, kunnen de verhoorde persoon en de andere deelnemers aan de procedure die niet in de rechtszaal aanwezig zijn, zich in het gebouw van een andere rechtbank of op een andere locatie bevinden.
Een persoon die deelneemt aan een hoorzitting op afstand en zich buiten het gerechtsgebouw bevindt, moet de rechtbank informeren over zijn locatie en ervoor zorgen dat de omstandigheden van die locatie in overeenstemming zijn met de waardigheid van het gerecht en geen belemmering vormen voor de uitvoering van proceshandelingen met zijn deelname. Indien de persoon weigert de vermelde informatie te verstrekken of indien zijn gedrag gegronde twijfel doet rijzen over het goede verloop van de handelingen die met zijn deelname op afstand worden verricht, kan de rechtbank hem oproepen om persoonlijk in de rechtszaal te verschijnen.
Een persoon die deelneemt aan een hoorzitting op afstand, moet op verzoek van de voorzitter van de rechtsprekende formatie informatie verstrekken over zijn verblijfplaats en de personen die hem vergezellen.
In het geval van een persoon die een vrijheidsstraf uitzit, wordt aan de procedurele activiteiten ook deelgenomen door een vertegenwoordiger van het bestuur van de strafinrichting of het huis van arrest, de vertegenwoordiger van de betrokkene, indien aangewezen, en de tolk, indien toegewezen.
Gewoonlijk wordt voor het proces-verbaal van de zitting gebruikgemaakt van een toestel voor het opnemen van geluid of van beeld en geluid. In dat geval wordt de zitting per videoconferentie ook ambtshalve door het gerecht geregistreerd. Wanneer het proces-verbaal van de zitting echter alleen schriftelijk wordt opgemaakt (bv. omdat er geen geschikte apparatuur in de rechtszaal aanwezig is), worden de handelingen, waaronder die per videoconferentie, niet geregistreerd en geeft het proces-verbaal de inhoud van die handelingen weer. In dat geval kan een partij het verloop van de zitting echter wel registreren met een toestel voor het opnemen van geluid (bv. een mobiele telefoon met opnamemogelijkheid). Daarvoor is geen toestemming van het gerecht nodig; het gerecht moet alleen in kennis worden gesteld van het voornemen een geluidsregistratie te maken.
De video- en geluidsopname van de procedurele handelingen die in de rechtszaal plaatsvinden, wordt doorgestuurd naar de locatie waar de deelnemers die te kennen hebben gegeven op afstand aan de hoorzitting te willen deelnemen, zich bevinden, alsook van de locatie waar deze deelnemers zich bevinden naar het gebouw van de rechtbank die de procedure behandelt.
a) Een verhoor dat wordt uitgevoerd op grond van de artikelen 12 tot en met 14, verloopt in de regel in het Pools. Het Poolse recht kent niet de mogelijkheid een zitting voor een Pools gerecht te houden in een andere dan de Poolse taal.
b) In het geval van een verzoek om bewijsverkrijging overeenkomstig de artikelen 19 tot en met 21, bepaalt het verzoekende gerecht in welke taal het verhoor wordt gehouden. Het Poolse centrale orgaan kan echter uit hoofde van artikel 19, lid 4, van Verordening (EG) 2020/1783 verlangen dat de zitting in het Pools wordt gehouden of dat er wordt gezorgd voor een Poolse vertolking. Dat geldt met name voor de situatie bedoeld in artikel 19, lid 4, tweede alinea, van de verordening, namelijk wanneer een Pools gerecht deelneemt aan de rechtstreekse bewijsverkrijging.
Ingeval het verhoor wordt uitgevoerd op grond van de artikelen 12 tot en met 14, wordt in principe tolkondersteuning ter beschikking gesteld door het Poolse gerecht, in zijn hoedanigheid van aangezocht gerecht. In de regels is niet bepaald waar de tolk zich moet bevinden, behalve wanneer de persoon die een tolk nodig heeft, een vrijheidsstraf uitzit (zie punt 4 hierboven).
In geval van rechtstreekse bewijsverkrijging uit hoofde van de artikelen 19 tot en met 21 wordt de tolkondersteuning verzorgd door het verzoekende gerecht. Het is tevens aan het verzoekende gerecht te beslissen waar de tolk zich tijdens de zitting moet bevinden. Op grond van artikel 19, lid 4, van Verordening (EG) 2020/1783 kan het Poolse centrale orgaan eisen dat de tolk zich op een specifieke plaats bevindt.
a) In het geval van een zitting in de zin van de artikelen 12 tot en met 14 stelt het Poolse gerecht als aangezocht gerecht de te verhoren persoon in kennis van de datum en plaats van de zitting door middel van een dagvaarding overeenkomstig het bepaalde in het Poolse recht (met name de artikelen 131 tot en met 147 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering), in de praktijk veelal per aangetekende post. De dagvaarding moet uiterlijk zeven dagen voor de geplande datum van de zitting worden uitgebracht. Bij uitzondering kan die termijn worden verkort tot drie dagen (artikel 149 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). In de praktijk houdt dat in dat de datum van de zitting ongeveer een maand vooraf moet worden vastgesteld. Als het gerecht dat nodig vindt om de behandeling van de zaak te bespoedigen, kan hij de te horen persoon ook op andere wijze in kennis stellen (bv. per telefoon of e-mail). Overeenkomstig artikel 1491 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan de rechter de partijen, getuigen, deskundigen of andere personen dagvaarden op de wijze die hij het meest geschikt acht, indien hij dit nodig acht om de behandeling van de zaak te bespoedigen. Een aldus uitgebrachte dagvaarding heeft de in het wetboek bepaalde rechtsgevolgen, mits er geen twijfel over bestaat dat zij binnen de in artikel 149, lid 2, gestelde termijn ter kennis van de geadresseerde is gebracht. Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid om dagvaardingen buiten de in de artikelen 131 tot en met 147 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering bedoelde betekeningswijzen om uit te brengen. Deze andere wijzen van dagvaarding zijn echter niet nader gespecificeerd. Dit betekent dat de rechter — bij dagvaarding buiten de wettelijk voorgeschreven betekeningswijzen om — alle mogelijke middelen van dagvaarding kan gebruiken, zoals telefonische dagvaarding (inclusief sms) of dagvaarding per fax, e-mail of op een andere wijze.
b) In geval van rechtstreekse bewijsverkrijging in de zin van de artikelen 19 tot en met 21 berust de verplichting tot kennisgeving van de datum en de plaats van de zitting bij het verzoekende gerecht, dat daarbij zijn eigen recht toepast. Als een Pools gerecht moet meewerken aan de organisatie van de zitting (bv. om ervoor te zorgen dat het gerecht aan de zitting deelneemt of in elk geval om de zaal en de faciliteiten voor videoconferenties ter beschikking te stellen), moet het verzoekende gerecht bij het vaststellen van de datum voor de zitting rekening houden met de beschikbaarheid van materiële en personele middelen aan Poolse zijde. Die beschikbaarheid varieert aanmerkelijk en moet van geval tot geval worden nagegaan.
Overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EG) nr. 2020/1783 vordert het Poolse gerecht terugbetaling van de daarin genoemde kosten, evenals een voorschot voor de kosten van het deskundigenonderzoek. De overige kosten in verband met het gebruik van de videoconferentie worden gedragen door de Poolse partij.
Het verzoekende gerecht moet de te horen persoon ervan in kennis stellen dat het verhoor slechts mag plaatsvinden op vrijwillige basis en zonder gebruikmaking van dwangmaatregelen. Een Pools gerecht dat deelneemt aan de rechtstreekse bewijsverkrijging kan erop toezien dat het verhoor op vrijwillige basis plaatsvindt (artikel 19, leden 2 en 4, van Verordening (EG) nr. 2020/1783).
Het gerecht controleert de identiteit door aan de betrokkene te vragen een document over te leggen waaruit zijn of haar identiteit of identiteit en nationaliteit blijkt. Dit zijn: voor een Poolse onderdaan, een identiteitskaart of paspoort; en voor een onderdaan van een derde land, een paspoort, reisdocument of ander geldig document waaruit zijn of haar identiteit of identiteit en nationaliteit blijkt. Het verhoor van een getuige begint met vragen over zijn of haar persoon en zijn of haar verhouding tot de partijen. Dezelfde eisen zijn van overeenkomstige toepassing voor personen die deelnemen aan een hoorzitting die wordt gehouden met behulp van technische voorzieningen waarmee deze buiten het gebouw van de rechtbank kan worden georganiseerd door middel van communicatie op afstand.
Voor verhoren op grond van de artikelen 19 tot en met 21 geldt dat, als het verzoekende gerecht de Poolse centrale autoriteit ervan in kennis stelt een getuige onder ede te willen verhoren, de centrale autoriteit de tekst van de eed kan opvragen. Indien de tekst in strijd is met fundamentele beginselen van het Poolse recht, heeft de centrale autoriteit het recht om het verhoor af te wijzen of te eisen dat de eed uit het Poolse recht wordt gebruikt.
Als de videoconferentie plaatsvindt in het gebouw van het Poolse gerecht, in een Poolse strafinrichting of in een Pools huis van arrest, zorgt de desbetreffende instelling ervoor dat iemand technische ondersteuning biedt voor de videoconferentie. De contactgegevens van de betrokken persoon worden aan het verzoekende gerecht verstrekt tijdens de technische voorbereidingen van de videoconferentie.
De voorzitter kan gelasten dat een persoon die van zijn vrijheid is beroofd, uitsluitend in het kader van een hoorzitting op afstand aan de procedure deelneemt. In dat geval nemen ook een vertegenwoordiger van het bestuur van de gevangenis of de detentie-inrichting, een vertegenwoordiger, voor zover deze is aangewezen, en een tolk, voor zover die wordt ingeschakeld, deel aan de hoorzitting op afstand. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op personen die op grond van afzonderlijke bepalingen een therapeutische behandeling ondergaan (artikel 151, lid 4, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Volgens het Poolse recht is er geen aanvullende informatie vereist. Als het echter noodzakelijk blijkt te zijn aanvullende informatie te verstrekken (bv. in het kader van de technische voorbereidingen die samen met het Poolse gerecht worden getroffen), moet deze in het Pools worden verstrekt of vergezeld gaan van een vertaling in het Pools. Videoconferentie (hoorzitting op afstand) is toegestaan mits de aard van de tijdens de hoorzitting te verrichten handelingen geen beletsel vormt en bij het houden van de hoorzitting op afstand een volledige bescherming van de procedurele rechten van de partijen en het goede verloop van de procedure gewaarborgd zijn. In dit geval zijn de rechter en de griffier aanwezig in de rechtszaal, terwijl de andere personen die aan de hoorzitting deelnemen, niet aanwezig hoeven te zijn in het gebouw van de rechtbank die de procedure behandelt.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
De rechter van het verzoekende gerecht moet conform het Portugese recht bewijs rechtstreeks verkrijgen van personen die per videoconferentie worden gehoord, zonder interventie van de rechter van het aangezochte gerecht. Deze regel is van toepassing in nationale procedures waarbij een handeling tot het verkrijgen van bewijs per videoconferentie wordt verricht. De procedure is ook van toepassing op grensoverschrijdende zaken in het kader waarvan het gerecht van een verzoekende lidstaat een verzoek indient tot uitvoering van een handeling tot bewijsverkrijging per videoconferentie op grond van artikel 19 van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020.
Het gerecht van de verzoekende lidstaat kan in het kader van een grensoverschrijdende zaak ook een verzoek indienen tot het uitvoeren van een handeling tot bewijsverkrijging per videoconferentie op grond van de artikelen 12, 13 en 14 van de bovengenoemde verordening.
Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste nationale procedureregels die van toepassing zijn op het verkrijgen van bewijs per videoconferentie van deskundigen, getuigen en partijen.
Deskundigen
Deskundigen van instituten, laboratoria of officiële diensten worden vanaf hun werkplek per videoconferentie gehoord (artikel 486, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering – Código de Processo Civil).
Getuigen
Getuigen die buiten het arrondissement wonen waar het gerecht is gevestigd, kunnen worden gehoord met behulp van technologische apparatuur waarmee visuele en geluidscommunicatie in real time mogelijk is, vanuit de lokalen van het gerecht of van een geregistreerde gemeente of parochie dan wel vanuit een ander openbaar gebouw in het gebied waar zij wonen (artikel 502 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
De getuige toont op de dag van het verhoor zijn identiteit aan bij de ambtenaar van het gerecht of van het gebouw waar de verklaring zal worden afgelegd. Vanaf dat moment wordt de handeling tot bewijsverkrijging, echter verricht door de rechter die de zaak behandelt en door de vertegenwoordigers van de partijen, met behulp van technologische apparatuur waarmee visuele en geluidscommunicatie in real time mogelijk is en zonder dat de rechter van de plaats waar de verklaring wordt afgelegd tussenbeide hoeft te komen.
Onverminderd de bepalingen van internationale of Europese rechtsinstrumenten worden getuigen die in het buitenland wonen, aldaar met behulp van technologische apparatuur waarmee visuele en geluidscommunicatie in real time mogelijk is, gehoord wanneer de noodzakelijke technologische middelen beschikbaar zijn op de plaats waar zij wonen.
In het geval van lopende zaken bij gerechten die zijn gevestigd in de grootstedelijke regio's Lissabon en Porto, vindt er geen bewijsverkrijging met behulp van technologische apparatuur waarmee visuele en geluidscommunicatie in real time mogelijk is, plaats indien de getuige in een van de twee respectieve grootstedelijke regio’s woont.
Indien het voor de getuige niet mogelijk of zeer moeilijk is ter zitting te verschijnen, kan de rechter, met instemming van de partijen, echter bepalen dat het verhoor zal plaatsvinden per telefoon of met behulp van een ander middel dat geschikt is voor directe communicatie tussen het gerecht en de betrokken persoon, teneinde de nodige opheldering te krijgen om de zaak goed te kunnen onderzoeken, voor zover de aard van de te bestuderen of te verduidelijken feiten verenigbaar is met die procedure (artikel 520 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Partijen
De in artikel 502 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering vastgestelde regels betreffende verklaringen die per videoconferentie worden afgelegd zijn van toepassing op partijen die buiten het arrondissement wonen, of in het geval van de autonome regio's, buiten het betreffende eiland (artikel 456 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Er zijn geen specifieke beperkingen vastgesteld. Volgens het Portugese recht kunnen getuigen, partijen en deskundigen per videoconferentie worden gehoord conform de bovenstaande wettelijke voorschriften.
Zie het antwoord op de vorige vraag.
De algemene regel luidt dat het verhoor van een getuige per videoconferentie moet plaatsvinden bij het gerecht. Deskundigen van officiële diensten kunnen echter ook vanaf hun werkplek per videoconferentie worden gehoord. In uitzonderlijke gevallen, vastgesteld in artikel 520 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (genoemd in het antwoord op vraag 1), kan het gerecht een persoon per videoconferentie verhoren die zich op een andere locatie dan die van het gerecht bevindt.
Ja, videoconferentiezittingen worden altijd opgenomen met gebruikmaking van het bestaande geluidsopnamesysteem van de gerechten, zoals bepaald in artikel 155 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
Indien Portugal de aangezochte lidstaat is, varieert de taal van het verhoor afhankelijk van het volgende:
a) verzoeken ingediend op grond van de artikelen 12, 13 en 14 van Verordening (EU) 2020/1783 worden opgesteld in het Portugees. Indien een buitenlandse onderdaan gehoord moet worden die de Portugese taal niet begrijpt, heeft hij het recht zich uit te drukken in een andere taal. In dat geval moet het verzoekende gerecht het aangezochte gerecht daarvan op de hoogte stellen, zodat het laatstbedoelde een tolk kan oproepen voor het verhoor in het aangezochte gerecht;
b) verzoeken ingediend op grond van de artikelen 19, 20 en 21 van Verordening (EU) 2020/1783 worden opgesteld in een taal die is vastgesteld in het nationale recht van de lidstaat van het verzoekende gerecht. Wanneer personen moeten worden gehoord die geen Portugees spreken, kan het verzoekende gerecht overeenkomstig zijn nationale wetgeving een tolk oproepen die aanwezig zal zijn in het gebouw van het verzoekende gerecht. Het verzoekende gerecht kan naar eigen keuze het Portugese (aangezochte) gerecht verzoeken een tolk op te roepen om aanwezig te zijn in het gebouw van het aangezochte gerecht.
In de gevallen genoemd onder a) en b), waarbij de aanwezigheid van een tolk op het gerecht van de aangezochte lidstaat vereist is, verzoekt het aangezochte gerecht aan het gerecht van de verzoekende lidstaat om de vergoeding voor de tolk te betalen conform artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) 2020/1783.
Deze informatie is al gegeven in het antwoord op vraag 6.
In het Portugese recht is de procedure met betrekking tot de organisatie van het verhoor en de oproeping van personen om voor het gerecht te verschijnen hoofdzakelijk geregeld in artikel 7, lid 3, artikel 172, leden 5 en 6, artikel 220, artikel 247, lid 2, artikel 251, lid 1, en de artikelen 417, 507, 508 en 603 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
Over het algemeen is de griffie van het gerecht verantwoordelijk om op eigen initiatief getuigen, deskundigen, partijen en hun vertegenwoordigers te informeren dat zij in het kader van een gerechtelijke procedure op grond van een rechterlijk bevel worden opgeroepen te verschijnen. Met name wanneer een partij het verhoor van een getuige per videoconferentie vordert, is het de taak van de griffie om deze getuige op te roepen om te verschijnen.
De kennisgeving om getuigen, deskundigen en andere incidentele deelnemers (tolken, technisch adviseurs enzovoort) op te roepen om voor het gerecht te verschijnen, wordt per aangetekende brief verzonden, met vermelding van de datum, plaats en het doel van de verschijning. De kennisgeving wordt geacht te zijn verricht, zelfs als de geadresseerde weigert het poststuk in ontvangst te nemen. De bezorger van de postdienst moet de weigering schriftelijk vastleggen.
De oproeping van een partij om in het kader van een gerechtelijke procedure te verschijnen of een verklaring af te leggen, wordt ter kennisgeving per aangetekende brief verzonden, met vermelding van de datum, plaats en het doel van de verschijning. Indien de partij een advocaat heeft aangesteld of indien zij wordt vertegenwoordigd door zowel een advocaat als een procureur, wordt de kennisgeving ook aan laatstbedoelden gedaan.
De vertegenwoordigers van de partijen ontvangen de betekening op elektronische wijze overeenkomstig artikel 25 van ministerieel besluit (Portaria) nr. 280/2013 van 26 augustus 2013. Het computersysteem bevestigt de datum waarop de betekening is verricht.
In de wet is geen specifieke termijn vastgelegd die in acht moet worden genomen tussen de kennisgeving en de datum van het verhoor. In alle bovenbedoelde gevallen wordt de kennisgeving geacht te zijn verricht op de derde dag volgend op de registratie of de elektronische verzending van de kennisgeving. Is de derde dag geen werkdag, dan wordt de kennisgeving geacht te zijn verricht op de eerstvolgende werkdag. Deze termijn tot de zittingsdatum moet om praktische redenen in acht worden genomen, opdat kan worden aangenomen dat de kennisgeving op behoorlijke wijze is uitgevoerd.
In spoedgevallen kan de oproeping (of annulering van de oproeping) van getuigen, deskundigen, andere incidentele deelnemers, partijen of hun vertegenwoordigers, per telegram, telefoon of een ander analoog communicatiemiddel worden gedaan. Mededelingen die per telefoon zijn gedaan, worden vastgelegd in het zaakdossier en later op om het even welke wijze schriftelijk bevestigd.
Indien een persoon die is opgeroepen te verschijnen niet aanwezig is, moet hij de reden voor zijn afwezigheid op de zitting binnen een termijn van vijf dagen aantonen (te weten kalenderdagen; als de laatste dag geen werkdag is, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag).
De Portugese wet voorziet in het geval van niet-verschijning in de hieronder vermelde dwangmaatregelen. Een getuige die niet verschijnt en die wel tijdig en op de voorgeschreven wijze is opgeroepen maar zijn afwezigheid niet binnen de wettelijke termijn heeft gerechtvaardigd, wordt veroordeeld tot het betalen van een boete. Bovendien kan de rechter in dat geval zijn hechtenis en voorgeleiding gelasten. Deze sancties zijn niet van toepassing indien de behandeling van de zaak wordt uitgesteld om een andere reden dan de afwezigheid van de getuige. Een deskundige of een andere incidentele deelnemer die niet verschijnt en die wel tijdig en op de voorgeschreven wijze is opgeroepen maar zijn afwezigheid niet binnen de wettelijke termijn heeft gerechtvaardigd, wordt veroordeeld tot het betalen van een boete. Een partij die niet verschijnt en die wel tijdig en op de voorgeschreven wijze is opgeroepen maar haar afwezigheid niet binnen de wettelijke termijn heeft gerechtvaardigd, wordt veroordeeld tot het betalen van een boete en haar niet-verschijning kan door het gerecht vrijelijk worden geïnterpreteerd voor bewijsdoeleinden. Indien het gerecht bovendien van oordeel is dat het onmogelijk is te voldoen aan de bewijslast als gevolg van de afwezigheid van de partij, kan het besluiten tot omkering van de bewijslast.
Er worden geen kosten in rekening gebracht voor het gebruik van het videoconferentiesysteem.
Indien het Portugese gerecht de partij is die een verzoek heeft ingediend op grond van artikel 19 van Verordening (EU) 2020/1783 wordt de betrokken persoon per post opgeroepen om voor het gerecht van de andere (aangezochte) lidstaat te verschijnen, in voorkomend geval op een van de wijzen genoemd in het antwoord op vraag 8. De mogelijkheid om stukken ter kennisgeving per post te verzenden, is vastgesteld in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1393/2007 van 13 november 2007. De opgeroepen persoon wordt in de kennisgeving geïnformeerd dat hij op vrijwillige basis verschijnt.
Indien het Portugese gerecht de aangezochte partij is, roept het verzoekende gerecht de personen op en stelt het hen ervan in kennis dat zij op vrijwillige basis verschijnen.
Het verzoekende en het aangezochte gerecht kunnen onderling overeenkomen dat het gerecht van de aangezochte lidstaat zorg draagt voor de oproeping en het verstrekken van de informatie over het vrijwillige karakter van de verschijning. Dat gebeurt in de praktijk los van het feit of het Portugese gerecht de aangezochte of de verzoekende partij is.
De ambtenaar van het gerecht controleert op het geplande tijdstip voor de zitting of de te verhoren persoon aanwezig is en geeft dit door aan de rechter die het verhoor leidt of aan het verzoekende gerecht dat het verhoor rechtstreeks uitvoert.
Indien de handeling tot bewijsverkrijging door een Portugese rechter wordt verricht, worden, nadat de procedure is gestart en voorafgaand aan de getuigenis, de volgende stappen doorlopen: i) de persoon die de verklaring aflegt, een getuige of deskundige, legt de eed af bij de rechter; ii) de rechter stelt de voorvragen aan de persoon die de verklaring aflegt teneinde zijn identiteit te controleren.
Het is aan de rechter om de voorvragen te stellen teneinde de identiteit van de te verhoren persoon te kunnen vaststellen. De rechter vraagt naar zijn naam, beroep, woonplaats, burgerlijke staat en andere gegevens die hij nodig acht om de identiteit te kunnen vaststellen.
De rechter vraagt bovendien aan de te verhoren persoon of hij een verwant, vriend of vijand is van een van de partijen en of hij direct of indirect enig belang heeft in deze zaak, teneinde de geloofwaardigheid van zijn verklaring te kunnen beoordelen.
Wanneer de rechter tijdens het voorafgaande verhoor constateert dat een getuige onbekwaam is of dat de aanwezige persoon een andere is dan de opgeroepen persoon, geeft hij deze persoon geen toestemming om een verklaring af te leggen. Een getuige is onbekwaam wanneer hij, ondanks dat hij niet door een psychische aandoening wordt belemmerd, niet over de natuurlijke (lichamelijke of geestelijke) bekwaamheid beschikt om een verklaring af te leggen.
De rechter kan via het voorafgaande verhoor bovendien controleren of een van de onderstaande gevallen zich voordoet, waarbij de getuigen of partijen, conform het Portugese wetboek van burgerlijke rechtsvordering, kunnen weigeren een verklaring af te leggen.
De volgende personen kunnen conform artikel 497 van het Portugese wetboek van burgerlijke rechtsvordering weigeren te verschijnen (behalve in procedures die tot doel hebben de geboorte of het overlijden van een kind vast te stellen):
De rechter dient bovenbedoelde personen te informeren dat zij kunnen weigeren een verklaring af te leggen.
De getuigen die tot geheimhouding zijn verplicht uit hoofde van hun beroep, hun betrekking als openbaar ambtenaar of op grond van een staatsgeheim, kunnen zich verschonen van het afleggen van een verklaring als getuigen in zaken die binnen hun geheimhoudingsplicht valt. In dat geval controleert de rechter de rechtmatigheid van de reden van verschoning en indien hij dat nodig acht, ontslaat hij hen van hun geheimhoudingsplicht.
Partijen mogen alleen een verklaring afleggen met betrekking tot persoonlijke feiten. In een civiele procedure mag het bewijs van een partij niet steunen op strafbare of onrechtmatige feiten op grond waarvan de wederpartij verdachte is in een strafprocedure.
Op grond van het Portugese recht geldt het volgende:
Wanneer een gerecht van een andere lidstaat directe bewijzen in Portugal wil verkrijgen per videoconferentie op grond van de artikelen 19, 20 en 21 van Verordening (EU) 2020/1783, moet het gerecht van de verzoekende lidstaat het Portugese (aangezochte) gerecht de volgende identiteitsgegevens verstrekken van de persoon die een verklaring zal afleggen: naam, beroep, woonplaats, burgerlijke staat en andere gegevens die nodig zijn voor het vaststellen van zijn identiteit; zijn hoedanigheid als verhoord persoon (partij, getuige, deskundige, technisch adviseur); de taal die hij spreekt en de noodzaak om al dan niet een tolk op te roepen voor het aangezochte gerecht.
Het Portugese (aangezochte) gerecht heeft deze gegevens nodig om enerzijds een tolk te kunnen oproepen, en anderzijds, om te kunnen controleren of de te verhoren persoon aanwezig zal zijn op het geplande tijdstip voor de videoconferentie.
Aangezien de Portugese rechter niet optreedt in de procedure, moet de eed per videoconferentie worden afgelegd bij de rechter van het gerecht van de verzoekende lidstaat. Dit geldt in voorkomend geval ook voor het voorbereidend verhoor, en voor de vragen omtrent de bekwaamheid, de weigering om een getuigenis af te leggen of de verschoning van getuigen, waarvoor de rechter van het verzoekende gerecht bevoegd is op grond van de procedureregels van de verzoekende lidstaat, conform artikel 19, lid 8, van Verordening (EU) 2020/1783.
Het verzoekende en het aangezochte gerecht (zodra het laatstbedoelde door de centrale autoriteit is aangewezen) moeten contact opnemen met elkaar voor het inplannen van de videoconferentie en de voorafgaande testsessie.
Het verdient om praktische redenen de voorkeur om deze testsessie uit te voeren voordat de getuige wordt opgeroepen. De datum van de testsessie moet dan ook zover van tevoren worden ingepland dat er voldoende tijd is om de getuige op te roepen.
Op de dag van de testsessie en op de dag van het verhoor per videoconferentie moet er op beide gerechten een IT-specialist, een telecommunicatiespecialist of een ambtenaar van het gerecht met de vereiste competenties aanwezig zijn.
In Portugal beschikt het instituut voor financieel management en voorzieningen van Justitie (Instituto de Gestão Financeira e Estruturas da Justiça - IGFEJ) over een team dat is gespecialiseerd in videoconferenties bij de gerechten.
De datum van de testsessie en de datum van het verhoor moeten om organisatorische redenen, indien mogelijk, ten minste drie dagen van tevoren aan het IGFEJ worden doorgegeven. Op die manier heeft het IGFEJ voldoende tijd om te controleren of is voldaan aan alle technische voorwaarden voor het tot stand brengen van de videoconferentie, om onmiddellijk op te treden in het geval van communicatieproblemen tussen de gerechten en om toezicht te houden op de testsessie.
Planning van een videoconferentie in een andere lidstaat op verzoek van een Portugees gerecht
Het Portugese (verzoekende) gerecht moet vooraf aan het IGFEJ vragen om te controleren of is voldaan aan alle technische voorwaarden voor het tot stand brengen van de videoconferentie, om onmiddellijk op te treden in het geval van communicatieproblemen tussen de gerechten en om toezicht te houden op de testsessie.
Het Portugese gerecht verzoekt het gerecht van de aangezochte lidstaat om ook een diensthoofd aan te wijzen dat verantwoordelijk is voor de videoconferentie en dat toezicht houdt bij de testsessie en eventueel technische hulp verleent in samenwerking met de Portugese technici.
Portugese gerechten doen als verzoekende partij over het algemeen een beroep op het Portugese contactpunt van het EJN-civiel (Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken), dat vervolgens rechtstreeks contact opneemt met het aangezochte gerecht voor het inplannen van de testsessie en de videoconferentie. Als er technische problemen worden gesignaleerd, neemt het contactpunt rechtstreeks contact op met de teams van de betrokken lidstaten die verantwoordelijk zijn voor de videoconferentie en verzoekt het hen informatie over verbindingen en technische gegevens of instellingen te verstrekken en informeert het de betrokken gerechten hierover. Het doel van deze werkwijze is om een eventuele taalbarrière uit de weg te ruimen zodat de videoconferentie succesvol kan verlopen.
Planning van een videoconferentie in een Portugees gerecht op verzoek van een andere lidstaat
In Portugal is het directoraat-generaal rechtsbedeling (Direcção-Geral da Administração da Justiça - DGAJ) de bevoegde centrale autoriteit voor het ontvangen en aanvaarden van door een andere lidstaat ingediende verzoeken op grond van artikel 19 van Verordening (EU) 2020/1783. Als het verzoek is aanvaard, geeft het DGAJ aan het gerecht van de verzoekende lidstaat door bij welk (aangezocht) Portugees gerecht de videoconferentie zal plaatsvinden. Nadat deze informatie is verstrekt, moeten het verzoekende en het aangezochte gerecht met elkaar afspreken op welke datum de testsessie en het verhoor per videoconferentie zal plaatsvinden.
Het DGAJ coördineert als centrale autoriteit het rechtstreekse contact tussen de verzoekende en aangezochte gerechten alsook het contact met het team van het IGFEJ dat bij de videoconferentie assisteert voor het oplossen van eventuele technische problemen. Het Portugese contactpunt van het EJN-civiel kan de contactgegevens eventueel ook op verzoek verstrekken.
De gerechten nemen rechtstreeks contact met elkaar op om de videoconferentiezaal te reserveren en om de werknemers aan te wijzen die verantwoordelijk zijn voor de technische verbindingen en de assistentie tijdens de videoconferentie in respectievelijk het verzoekende en het aangezochte gerecht. In Portugal is het gebruikelijk om een ambtenaar van het gerecht met de vereiste competenties aan te wijzen. Hij wordt bij voorkeur geassisteerd door een IT‑specialist van het Portugese gerecht.
Indien de videoconferentie via een internetverbinding verloopt, moet de verbinding verplicht vanuit Portugal tot stand worden gebracht. Het Portugese gerecht moet vooraf een verzoek indienen bij het IGFEJ voor het opzetten van een externe verbinding.
Indien voor de videoconferentie een ISDN-lijn wordt gebruikt, kan de verbinding met het Portugese gerecht ook vanuit het gerecht van een andere lidstaat tot stand worden gebracht.
De IT-specialist van het Portugese gerecht of van het IGFEJ kunnen de nodige ondersteuning bieden in het geval van technische problemen.
Bij een verzoek om een videoconferentie moet het verzoekende gerecht in vak 12 van formulier L aangeven dat het wenst dat de bewijsverkrijging geschiedt met gebruikmaking van de in formulier N bedoelde communicatietechnologie; beide formulieren zijn opgenomen in een bijlage bij Verordening (EU) 2020/1783. In formulier N moet het volgende worden vermeld:
1. Technische gegevens van de videoconferentieapparatuur die door het verzoekende gerecht wordt gebruikt.
2. Gegevens van de ISDN-verbinding en/of het openbaar netwerk van het gerecht.
Technische gegevens voor de videoconferentie:
Gebruikte standaard voor communicatie: H.323
Beveiliging: H.235 AES
Maximaal toegestane bandbreedte: 256kbps
3. Aanvraag voor het inplannen van de testsessie voorafgaand aan de handeling tot bewijsverkrijging per videoconferentie.
4. Naam en directe contactgegevens (telefoon, fax en e-mail) van de persoon die assistentie verleent bij de videoconferentie (ambtenaar van het gerecht bij voorkeur samen met een IT‑specialist of telecommunicatiespecialist die het gerecht ondersteuning biedt).
5. Als alternatief voor ISDN- of IP-verbindingen en om communicatiebeperkingen als gevolg van netwerk- en firewallinstellingen te ondervangen, kunnen met de in de gerechten geïnstalleerde apparatuur videoconferentieverbindingen tot stand worden gebracht via platforms als Webex, Zoom, Teams of Skype.
In dat geval moeten de aan de videoconferentie deelnemende gerechten het van tevoren eens worden over het te gebruiken platform, aangezien de ambtenaar van het gerecht in Portugal de plaatselijke IT-technicus zal moeten vragen de nodige software op de videoconferentieapparatuur te installeren.
In ieder geval moet er vooraf altijd een verbindingstest worden aangevraagd om na te gaan of er een technische interventie vereist is.
Links
Wetboek van burgerlijke rechtsvordering
Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020
Opmerking
Het contactpunt van EJN-civiel, de rechtbanken of andere entiteiten en instanties zijn niet gebonden door de in dit informatieblad opgenomen gegevens. Ook de geldende wetteksten moeten worden geraadpleegd. Deze wetteksten worden regelmatig bijgewerkt en de interpretatie ervan in de jurisprudentie is voortdurend in ontwikkeling.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Hoewel het Slowaakse recht geen specifieke regels kent voor het verkrijgen van bewijs met deelname van een gerecht van de verzoekende lidstaat, bevat het ook geen bepalingen die dat verbieden. Volgens de procedureregels verkrijgt een gerecht bewijs ter zitting en, indien passend, buiten de zitting (zie artikel 188 van het Slowaakse wetboek van burgerlijke rechtsvordering (civilný sporový poriadok). De rechtbank kan met instemming van de partijen een zitting per videoconferentie of een ander technologisch communicatiemiddel laten plaatsvinden (zie artikel 175 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). De partijen hebben in principe het recht om aanwezig te zijn bij de bewijsverkrijging.
Er bestaan geen specifieke procedures voor het verkrijgen van bewijs per videoconferentie (met uitzondering van de bovengenoemde). In dit geval zijn dus alleen de verordening betreffende bewijsverkrijging (Verordening (EU) 2020/1783), het wetboek van burgerlijke rechtsvordering en de wet betreffende de procedurele en administratieve regels voor de rechtbanken (in 2015 besluit nr. 543 van het ministerie van Justitie van de Republiek Slowakije van 11 november 2005 inzake de procedurele en administratieve regels voor de districtsrechtbanken, de regionale rechtbanken, de speciale rechtbank en de militaire rechtbanken (Ministerstva spravodlivosti Slovenskej republiky o Spravovacom a kancelárskom poriadku pre okresné súdy, krajské súdy, Špeciálny súd a vojenské súdy) van toepassing.
Alle andere kwesties moeten in samenspraak met de betrokken gerechten en met behulp van het EJN worden opgelost.
Het Slowaakse recht kent geen beperkingen ten aanzien van personen die per videoconferentie mogen worden gehoord. Volgens artikel 187 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering zijn alle bewijsmiddelen toegestaan die de nodige opheldering kunnen verschaffen over de zaak en die op legale wijze kunnen worden verkregen in het kader van de maatregelen van instructie. Het zijn met name partijen, getuigen en deskundigen die mogen worden gehoord.
Overeenkomstig artikel 203 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering moet de bewijsverkrijging op zodanige wijze plaatsvinden dat de vertrouwelijkheid van gerubriceerde gegevens gewaarborgd is.
Overeenkomstig artikel 38 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering geldt dat als een procespartij minderjarig is, het gerecht rekening houdt met zijn of haar standpunt. Dit standpunt moet worden gegeven via de wettelijke vertegenwoordiger van het kind of via de bevoegde instantie op het gebied van sociale bescherming en rechtsbescherming van kinderen en voogdij; het gerecht kan de minderjarige ook horen zonder dat de ouders aanwezig zijn. In dat geval zijn de beperkingen uiteraard afhankelijk van de leeftijd van de minderjarige, zijn of haar mate van volwassenheid, en van de manier waarop het gerecht besluit het kind te horen.
Nee, behalve de beperkingen die voortvloeien uit de aard het bewijs (het is bijvoorbeeld niet mogelijk een onderzoek ter plaatse per videoconferentie uit te voeren enzovoort).
Bewijs wordt in de regel op een zitting verkregen (zie artikel 188 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering) die over het algemeen plaatsvindt in het gerechtsgebouw (zie artikel 25 in verbinding met artikel 35 van de procedurele en administratieve regels voor de rechtbanken). Het is vanwege technische redenen lastig een verhoor op een andere locatie af te nemen.
Met behulp van de videoconferentie-apparatuur kunnen videoconferenties tegelijkertijd worden geregistreerd. Overeenkomstig artikel 175 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering mag een zitting alleen per videoconferentie plaatsvinden met toestemming van de partijen. De geluidsopname wordt opgeslagen op een gegevensdrager die aan het zaakdossier wordt toegevoegd.
Deze vraag heeft niet specifiek betrekking op bewijsverkrijging in het buitenland of per videoconferentie. Als het verhoor plaatsvindt volgens de artikelen 12 tot en met 14, worden zittingen in Slowakije volgens de algemene regels altijd in de officiële taal gehouden en worden er, indien nodig, tolken opgeroepen.
Wanneer het bewijs rechtstreeks door het verzoekende gerecht wordt verkregen zoals bedoeld in de artikelen 19 en 20, gebeurt dat in de taal van dat gerecht.
Als de zitting plaatsvindt per videoconferentie overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 14 en er vertolking nodig is (bijvoorbeeld als het gerecht een Nederlander hoort die in Slowakije woont), dan zorgt het Slowaakse gerecht voor een tolk, maar vraagt het het verzoekende gerecht om terugbetaling van de kosten, overeenkomstig artikel 22, lid 2, van de verordening. Als de zitting plaatsvindt per videoconferentie overeenkomstig artikel 19, komt de centrale autoriteit met het verzoekende gerecht de voorwaarden overeen en stelt zij dit gerecht zo nodig voor om voor een tolk te zorgen. In Slowakije gevestigde tolken kunt u vinden op de website van het Slowaakse ministerie van Justitie.
Er zijn in het Slowaakse recht geen specifieke bepalingen opgenomen die deze kwesties regelen. De algemene regels betreffende het verloop van de zitting en de oproeping van getuigen en partijen zijn van toepassing. Het gerecht verricht de bewijsverkrijging over het algemeen op de zitting (zie artikel 188 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). De oproeping moet tijdig worden gedaan, zodat de wettelijke termijn voor de voorbereiding op de zitting kan worden nageleefd. De wijzen van oproeping worden geregeld door artikel 46, lid 3, van de procedurele en administratieve regels voor de rechtbanken. De oproeping moet “over het algemeen ten minste vijf dagen voor de zittingsdatum” worden gedaan (artikel 178, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
De Slowaakse gerechten brengen geen kosten in rekening voor de videoconferentie zelf.
Er zijn in het Slowaakse recht geen specifieke bepalingen opgenomen die deze kwesties regelen. Als algemene regel geldt dat het gerecht aan het begin van de zitting de betreffende persoon moet informeren over zijn procedurele rechten en plichten. De regel geldt niet wanneer de persoon door een advocaat wordt vertegenwoordigd of als de partij in het geschil de overheid is, een overheidsinstantie of een rechtspersoon die door een jurist wordt vertegenwoordigd (zie artikel 160 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
Er zijn in het Slowaakse recht geen specifieke bepalingen opgenomen die deze kwesties regelen voor wat betreft videoconferenties. De concrete procedure zal worden vastgesteld na een ad-hocovereenkomst tussen de betrokken gerechten. Uiteraard zijn de algemene regels betreffende de controle van de identiteit van de te verhoren persoon van toepassing (zie artikel 200 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). De gegevens worden gecontroleerd aan de hand van de identiteitskaart of het paspoort . De identiteit van de getuige moet aan het begin van de zitting worden vastgesteld, evenals de omstandigheden die mogelijk van invloed zijn op zijn of haar geloofwaardigheid (familiebanden enz.).
Er zijn in het Slowaakse recht wel specifieke bepalingen opgenomen die deze kwesties regelen voor strafrechtelijke procedures, maar niet voor civiele procedures.
Volgens het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (zie artikel 196, lid 2) moet het gerecht de getuige aan het begin van het verhoor wijzen op het belang van zijn of haar getuigenis, op zijn of haar rechten en plichten (de waarheid zeggen en niets achterhouden), en op de strafrechtelijke gevolgen van een valse verklaring.
Als het verzoekende gerecht verzoekt dat een getuige, deskundige of partij onder ede wordt gehoord volgens zijn rechtsorde, is deze procedure niet strijdig met de Slowaakse openbare orde. De tekst van de eed is te vinden in artikel 58 b van Wet nr. 97/1963 Coll. inzake internationaal privaat- en procesrecht.
Ieder Slowaaks gerecht beschikt over een administratief ambtenaar met wie een afspraak kan worden gemaakt voor het uitvoeren van een verbindingstest op de dag van het verhoor enzovoort. Deze ambtenaar is opgeleid om de videoconferentie-apparatuur te bedienen. Deze ambtenaar neemt in het geval van problemen contact op met een IT-specialist van het gerecht en kan ervoor zorgen dat de IT-specialist op de dag van de zitting aanwezig is.
De technische informatie die nodig is om de verbinding met de apparatuur van het verzoekende gerecht tot stand te brengen en, indien van toepassing, informatie over de tolk.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Beide procedures zijn mogelijk. In elk verzoek moet duidelijk worden aangegeven naar welke procedure het verzoekende gerecht verwijst.
Wanneer een verzoek op grond van de artikelen 12 tot en met 14 van de verordening wordt gedaan, zijn de bepalingen van het wetboek van rechtsvordering inzake bewijsverkrijging van toepassing op de terechtzitting.
Dergelijke beperkingen bestaan niet in burgerlijke en handelszaken. Getuigen, deskundigen en partijen kunnen allemaal via videoconferentie worden gehoord.
Er zijn geen beperkingen.
Neen.
Hoewel het opnemen van een terechtzitting via videoconferentie niet verboden is, is de nodige apparatuur niet in alle rechtbanken beschikbaar. Dit moet specifiek worden gevraagd op het moment dat het verzoek wordt gedaan.
Wanneer een verzoek overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 14 wordt ingediend, vindt de terechtzitting plaats in het Fins of het Zweeds. In geval van rechtstreekse bewijsverkrijging overeenkomstig de artikelen 19 tot en met 21 kiest het verzoekende gerecht de te gebruiken taal.
Wanneer een verzoek overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 14 wordt gedaan, kunnen de organisatie en de inzet van tolken worden overeengekomen tussen het verzoekende en het aangezochte gerecht. Wanneer een verzoek op grond van de artikelen 19 tot en met 21 wordt gedaan, is het verzoekende gerecht zelf verantwoordelijk voor het aanwerven en inzetten van tolken.
Wanneer verzoeken worden gedaan op grond van de artikelen 12 tot en met 14, stuurt het aangezochte gerecht een schriftelijke dagvaarding naar de terechtzitting. Het verdient de voorkeur een minimumperiode van twee tot drie weken toe te kennen vanaf de kennisgeving tot de datum van de terechtzitting. Indien een verzoek op grond van de artikelen 19 tot en met 21 wordt gedaan, is het verzoekende gerecht verantwoordelijk voor de betekening en kennisgeving en de wijze van betekening of kennisgeving.
Wanneer een persoon voor een gerecht wordt gehoord met videoapparatuur overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 14 van de verordening, brengt het gebruik van videoconferenties normaliter geen afzonderlijke kosten met zich mee. Wanneer een persoon overeenkomstig de artikelen 19 tot en met 21 buiten het gerecht wordt gehoord, komen de kosten van de videoconferentie ten laste van het verzoekende gerecht.
Volgens artikel 19, lid 2, moet het verzoekende gerecht de betrokkene ervan in kennis stellen dat de terechtzitting vrijwillig is.
Wanneer een verzoek overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 14 wordt gedaan, moet het aangezochte gerecht de identiteit van de te horen persoon vaststellen en, in voorkomend geval, op basis van zijn identiteitsdocument of paspoort verifiëren. Wanneer een verzoek overeenkomstig de artikelen 19 tot en met 21 wordt gedaan, moet het verzoekende gerecht de identiteit van de te horen persoon zelf verifiëren.
Voor de rechtstreekse bewijsverkrijging in de zin van de artikelen 19 tot en met 21 gelden geen specifieke vereisten met betrekking tot de eed. Er wordt een eed afgelegd overeenkomstig het recht van het gerecht dat de getuige hoort.
Het aangezochte gerecht moet daartoe een contactpersoon aanwijzen.
— Het verzoekende gerecht moet de contactpersoon vermelden voor zowel technische regelingen als specifieke (juridische) vragen.
— In het verzoek moeten de contactgegevens (e-mail en/of telefoonnummer) worden vermeld van de contactpersoon via wie zij ook tijdens de terechtzitting zullen worden benaderd, bijvoorbeeld in geval van problemen met een videoverbinding.
— Indien er tussen de landen een tijdverschil bestaat, moet in het verzoek worden aangegeven of het tijdstip voor het verhoor het tijdstip in de verzoekende staat of in de aangezochte staat is.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.
Ja, bewijsverkrijging kan via videoconferentie plaatsvinden met de deelname van een gerecht in de verzoekende lidstaat of rechtstreeks door een gerecht van die lidstaat.
In lid 5 van de wet (2003:493) betreffende de EU-verordening inzake bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (verordening inzake bewijsverkrijging) is bepaald dat bewijsverkrijging moet worden verricht door de rechtbank van eerste aanleg en dat, indien het bewijs niet op de zitting wordt verkregen, de bepalingen van het wetboek van procesrecht betreffende bewijsverkrijging van toepassing zijn (hoofdstuk 35, leden 8-11 van dit wetboek), tenzij in de verordening anders is bepaald.
Wanneer de verordening inzake bewijsverkrijging niet van toepassing is, zijn bepalingen betreffende bewijsverkrijging van andere wetten van toepassing, bijvoorbeeld de wet (1946:816) inzake bewijsverkrijging bij een buitenlands gerecht.
Alle partijen in een zaak kunnen per videoconferentie worden gehoord.
Er zijn geen bijzondere beperkingen vastgesteld.
De bewijsverkrijging wordt verricht door de rechtbank van eerste aanleg. Verder zijn er geen bijzondere beperkingen van toepassing.
Ja, dat is toegestaan en er zijn voorzieningen beschikbaar.
a) Het verhoor moet worden gedaan in het Zweeds, maar het gerecht kan een beroep doen op een tolk.
b) Dat is afhankelijk van de regelgeving in de verzoekende lidstaat.
a) In het geval van verhoren in Zweden is het aan het Zweedse gerecht om te beslissen over het gebruik van een tolk en, in voorkomend geval, de voorwaarden en omstandigheden rond die inzet te bepalen.
b) het aangezochte gerecht kan, indien nodig, de overheidsdiensten die het centrale orgaan vormen in het kader van de toepassing van de verordening inzake bewijsverkrijging, om bijstand verzoeken bij het vinden van een tolk. Deze overheidsdiensten en het aangezochte gerecht kunnen afspraken maken over de wijze waarop de tolk aan het verhoor deelneemt (artikel 20, lid 2, van de verordening inzake bewijsverkrijging).
a) Het bevoegde gerecht moet de te verhoren persoon oproepen. De oproeping vermeldt de plaats en datum van het verhoor. Hoewel er geen wettelijk voorschrift bestaat met betrekking tot de termijn die moet worden toegekend bij de vaststelling van de datum van het verhoor, moet de opgeroepen persoon voldoende tijd krijgen (een “redelijke termijn”) om gevolg te geven aan de dagvaarding.
b) Dat is afhankelijk van de regelgeving in de verzoekende lidstaat.
Op verzoek van het Zweedse gerecht moet het bevoegde gerecht de kosten voor deskundigen en tolken, de kosten in verband met de uitvoering van het verzoek volgens een bijzondere procedure evenals de kosten voor de gebruikte communicatietechnologie zoals video- en teleconferenties, voor zijn rekening nemen (zie artikel 22, lid 2, en artikel 12, leden 3 en 4, van de verordening inzake bewijsverkrijging).
Het verzoekende gerecht moet de betrokkene ervan in kennis stellen dat, overeenkomstig artikel 19 van de verordening inzake bewijsverkrijging, het verhoor vrijwillig moet verlopen.
Er is geen bijzondere procedure vastgesteld voor het controleren van de identiteit.
Over het algemeen zijn op de eedaflegging de nationale regels van toepassing; er bestaan geen bijzondere vereisten en er is niets vastgelegd over specifieke informatie met betrekking tot artikel 19.
Ieder gerecht beschikt over bekwaam personeel dat in staat is de videoconferentie-apparatuur te bedienen.
Over het algemeen is er geen aanvullende informatie vereist.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.